Ontdek nieuwe creatieve talenten die actief zijn op het gebied van design, architectuur en digitale cultuur, ondersteund door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Het Platform Talent laat zien wat artistieke en professionele groei betekent en is een bron van informatie voor andere makers en opdrachtgevers.

PROGRAMMA TALENTONTWIKKELING

Talentontwikkeling is een van de speerpunten van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Jaarlijks krijgen opkomende ontwerptalenten dankzij een beurs van het fonds de kans zich optimaal te ontwikkelen op het artistieke en professionele vlak. De ontwerpers zijn maximaal vier jaar geleden afgestudeerd en werkzaam binnen diverse disciplines van de creatieve industrie, van modevormgeving tot grafisch ontwerp, van architectuur tot digitale cultuur. Met het Platform Talent portretteert het Stimuleringsfonds alle individuele praktijken van ontwerpers die sinds 2013 zijn ondersteund.

NAAR TALENTEN
over

PLATFORM TALENT

Ontdek nieuwe creatieve talenten die actief zijn op het gebied van design, architectuur en digitale cultuur, ondersteund door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Het Platform Talent laat zien wat artistieke en professionele groei betekent en is een bron van informatie voor andere makers en opdrachtgevers.

PROGRAMMA TALENTONTWIKKELING

Talentontwikkeling is een van de speerpunten van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Jaarlijks krijgen opkomende ontwerptalenten dankzij een beurs van het fonds de kans zich optimaal te ontwikkelen op het artistieke en professionele vlak. De ontwerpers zijn maximaal vier jaar geleden afgestudeerd en werkzaam binnen diverse disciplines van de creatieve industrie, van modevormgeving tot grafisch ontwerp, van architectuur tot digitale cultuur. Met het Platform Talent portretteert het Stimuleringsfonds alle individuele praktijken van ontwerpers die sinds 2013 zijn ondersteund.

2024

Maak kennis met een nieuwe generatie ontwerptalent in 51 videoportretten. De korte films en de interviews bieden een exclusief kijkje in de creatieve processen van makers die in 2023/2024 via de Regeling Talentontwikkeling zijn ondersteund. Laat je inspireren door een breed scala aan projecten, van een herinterpretatie van negatieve stereotypes over Noord-Afrikaanse vrouwen via traditionele henna, tot onderzoek naar ruimtelijke rechtvaardigheid op de Amsterdamse Wallen, en van queer verhalen verteld via keramische sculpturen en film, tot interactieve kunstprojecten die thema's als inclusie en verbondenheid aankaarten.

Video: Jonathan Sipkema & Chris Groos | Graphics: Studio Stark | Sound design & mix: Denis Wouters & Jasper Boogaard

Publicatie Platform Talent 2024

(8/1)
laad meer videos

2023

In 50 filmportretten van 1 minuut maak je op een persoonlijke en intieme wijze kennis met talentvolle ontwerpers, makers, kunstenaars en architecten die in 2022/2023 een talentontwikkelingsbeurs ontvingen. Concept: Koehorst in 't Veld en Roel van Tour (design Toon Koehorst en Jannetje in 't Veld, video Roel van Tour, interview Wilbert Eerland). Tijdens de Dutch Design Week 2023 werden de filmportretten in een door Koehorst in 't Veld ontworpen installatie getoond in de Portiersloge in Eindhoven.

Publicatie Platform Talent 2023

PLATFORM TALENT 2023
PLATFORM TALENT 2023
(4/2)
laad meer

2022

In 51 filmportretten van 1 minuut maak je op een persoonlijke en intieme wijze kennis met talentvolle ontwerpers, makers, kunstenaars en architecten die in 2021/2022 een talentontwikkelingsbeurs ontvingen. Concept: Koehorst in 't Veld en Roel van Tour (design Toon Koehorst en Jannetje in 't Veld, video Roel van Tour, interview Wilbert Eerland). Tijdens de Dutch Design Week 2022 werden de filmportretten in een door Koehorst in 't Veld ontworpen installatie getoond in MU Hybrid Art House, Eindhoven.

Publicatie Platform Talent 2022

PLATFORM TALENT 2022
PLATFORM TALENT 2022
(4/2)
laad meer

2021

In 35 filmportretten van 1 minuut maak je op een persoonlijke en intieme wijze kennis met talentvolle ontwerpers, makers, kunstenaars en architecten die in 2020/2021 een talentontwikkelingsbeurs ontvingen. Concept: Koehorst in 't Veld en Roel van Tour (design Koehorst in 't Veld met Sjors Rigters, video Roel van Tour, interview Maarten Westerveen, soundtrack Volodymyr Antoniv). Tijdens de Dutch Design Week 2021 werden de filmportretten in een door Koehorst in 't Veld ontworpen installatie getoond in het Klokgebouw, Eindhoven.

Publicatie Platform Talent 2021

PLATFORM TALENT 2021
PLATFORM TALENT 2021
(4/2)
laad meer

ESSAYS

De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads door Jeroen Junte wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie.

2020

Talent Tours geeft via korte videoportretten, gemaakt door Studio Moniker, een inkijk in de denkwijze en praktijk van 39 opkomende ontwerptalenten, talenten die zich stuk voor stuk verhouden tot actuele maatschappelijke thema's. Wat zijn hun drijfveren, hun twijfels en ambities en welke waardes stellen zij voorop in hun werk? Van 18 tot en met 25 oktober 2020 presenteerde het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie de videoportretten in MU tijdens de Dutch Design Week en organiseerde dagelijks livestreams met nieuw talent.

Publicatie Platform Talent 2020

PLATFORM TALENT 2020
PLATFORM TALENT 2020
(4/2)
laad meer

2019

In 25 filmportretten van 1 minuut maak je op een persoonlijke en intieme wijze kennis met talentvolle ontwerpers, makers, kunstenaars en architecten die in 2018/2019 een werkbeurs ontvingen. Studio Moniker is verantwoordelijk voor het concept en de productie. Tijdens de Dutch Design Week 2019 werden de filmportretten getoond en performances gepresenteerd in MU, Eindhoven.

PLATFORM TALENT 2019
PLATFORM TALENT 2019
(4/2)
laad meer

2018

In 24 filmportretten van 1 minuut maak je op een persoonlijke en intieme wijze kennis met talentvolle ontwerpers, makers, kunstenaars en architecten die in 2017/2018 een werkbeurs ontvingen. Studio Moniker is verantwoordelijk voor het concept en de productie. Tijdens de Dutch Design Week 2018 zijn de filmportretten onderdeel van een installatie in het Veemgebouw.

PLATFORM TALENT 2018
PLATFORM TALENT 2018
(4/2)
laad meer

ESSAY: Longread Talent #3

Ik en de ander
De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie, die is gevormd door de grote uitdagingen van onze tijd. Daarbij wordt onderzocht hoe ze omgaan met thema's als technologie, klimaat, privacy, inclusiviteit en gezondheid. In deze derde en laatste longread: niet langer ligt de focus op persoonlijk succes en individuele expressie maar op ‘de ander’....

2017

De vierde editie van In No Particular Order tijdens de Dutch Design Week 2017 presenteerde een collectief statement over de pluriforme hedendaagse ontwerppraktijk. In negen installaties stonden de thema's Positie, Inspiratie, Werkomgeving, Representatie, Geld, Geluk, Taal, Discours en Markt centraal. De presentatie in het Van Abbemuseum stond onder leiding van curator Jules van den Langenberg, zelf deelnemer aan het Programma Talentontwikkeling in 2017.

PLATFORM TALENT 2017
PLATFORM TALENT 2017
(4/2)
laad meer

2016

In de derde editie van In No Particular Order in 2016 gaf curator Agata Jaworska inzicht in wat het betekent om een ontwerppraktijk te hebben. Hoe creëren ontwerpers de omstandigheden waarin ze werken? Wat kunnen we leren van hun methodiek en werkwijze? In geluidsopnamen en met schetsen reflecteren de ontwerpers op deze vragen. Tezamen geven ze een persoonlijk beeld van de ontwikkeling van hun artistieke praktijken.

In No Particular Order 2016

PLATFORM TALENT 2016
PLATFORM TALENT 2016
(4/2)
laad meer

2015

De tweede editie van de tentoonstelling In No Particular Order vond plaats in het Veemgebouw tijdens de Dutch Design Week 2015. Curator Agata Jaworska stelde de processen, uitgangspunten en visies achter de totstandkoming van werk centraal aan de hand van een databank met beelden uit de persoonlijke archieven van de ontwerpers. Wat drijft de hedendaagse ontwerper? Wat zijn hun inspiratiebronnen, motivaties en ambities?.

In No Particular Order 2015

PLATFORM TALENT 2015
PLATFORM TALENT 2015
(4/2)
laad meer

2014

Wat maakt iemand tot een talent? Hoe wordt talent gevormd? Dat was de centrale vraag van eerste tentoonstelling In No Particular Order in de Schellensfabriek tijdens de Dutch Design Week 2014. Curator Agata Jaworska presenteerde niet alleen werk van de individuele talenten maar legde ook trends en onderlinge overeenkomsten bloot.

In No Particular Order 2014

PLATFORM TALENT 2014
PLATFORM TALENT 2014
(4/2)
laad meer
essays
essays

Dancing with trouble

DE LICHTING 2022 IS TIJDENS DUTCH DESIGN WEEK GEPRESENTEERD VIA HET PROGRAMMA DANCING WITH TROUBLE, EEN THEMA DAT OP HET LIJF IS GESCHREVEN VAN DEZE GROEP OPKOMENDE ONTWERPERS EN MAKERS.

In haar boek Staying with the Trouble: Making Kin in the Chthulucene (2016) stelt filosofe en theoreticus Donna Haraway dat de mensheid bij het bouwen aan de toekomst niet verstrikt moet raken in het repareren van systemen waarvan bekend is dat ze zijn verouderd. In plaats daarvan stelt zij voor de verbeelding onbeperkt de ruimte te geven, voorbij het bekende, door aanwezig te zijn en de verbinding met anderen aan te gaan, in onvoorspelbare of verrassende combinaties en samenwerkingen. Bij de problemen blijven betekent voor haar dat we als mensen niet alleen oplossingen nodig hebben, maar vooral elkaar.

Wat in de groep opkomende ontwerpers en makers van dit jaar voelbaar is, is de zoektocht naar het collectief en de behoefte om over de grenzen van ontwerpdisciplines heen te gaan. Maar ook de wanorde die staat voor problemen en de vrijheid die het geeft om te experimenteren. Ze kijken naar de wereld zonder te denken in oplossingen. Voorbij toekomstscenario’s, omarmen ze moedig de mogelijkheid om geen eindpunt, geen oplossing of helemaal geen toekomst te hebben. Toch leidt dit niet tot verlamming of verslagenheid. De talenten durven te dansen met het leven en met problemen. Stevig gegrond in het hier en nu, ervaren ze, experimenteren ze, stellen ze vragen en navigeren ze door het onbekende. De benaderingen verschillen, maar zijn verbonden door beweging. De beweging vooruit, naar binnen of achterwaarts, voortdurend nieuwe verbindingen makend, veranderend van hoek, perspectief en positie, zonder vooraf bepaalde uitkomst. De groep onderscheidt zich door deze beweging die kan worden geïnterpreteerd als een continue dans met de fundamentele problemen waar we vandaag de dag voor staan – beweeglijk, zacht, vloeiend en gedurfd.

De opkomende talenten delen een holistisch perspectief en ontwerpen liever een verbeelding of een deel van het proces dan een object omwille van het object. We zien ontwerpers zich wenden tot oude of voorouderlijke kennis, om zich voor te stellen hoe het opnieuw verbinden met land, bodem en natuur alternatieve manieren van bestaan en erbij horen kan bieden. Sommige makers zoeken naar verbindingen met een meer gevarieerde groep wezens, waaronder niet-menselijke en digitale entiteiten, om de wereld en de positie van de mens daarin te begrijpen. Verschillende onderzoeken de menselijke vaardigheden, en hoe gevoelens in tegenstelling tot gedachten een waardevolle en geldige bron van kennis kunnen zijn bij het navigeren naar de toekomst. Anderen stellen zich voor hoe onze toekomstige omgeving – fysiek, digitaal en hybride – eruit zou kunnen zien, en welk gedrag we misschien moeten beheersen om in deze ruimten te kunnen bestaan.

Hoewel ze allemaal op hun eigen ritme dansen, zijn de talenten verbonden door het idee dat we niet alleen staan in het omgaan met de uitdagingen van onze tijd. Integendeel: ze tonen een diepgewortelde overtuiging dat alles met elkaar verbonden is en dat we hoopvol mogen zijn, zolang we elkaar hebben. Maar bovenal inspireren ze ons om de zilveren omlijsting te zien. In plaats van een leven te leiden vol zorgen over het verleden of de toekomst, kunnen we ervoor kiezen hier en nu te zijn. Problemen zijn een gegeven, maar het leven is een dansvloer.


INTERVIEW DANCING WITH TROUBLE

DANCING WITH TROUBLE IS SAMENGESTELD DOOR AGOOG EN PROGRAMMA­MAKER STEDELIJKE OMGEVING EVA VAN BREUGEL, PROGRAMMA­MAKER EN STRATEGISCHE CONSULTANT OP HET SNIJVLAK VAN MODE, DESIGN, KUNST EN MAATSCHAPPIJ ESTHER MUÑOZ GROOTVELD EN CURATOR, SCHRIJVER EN ONDERZOEKER OP HET VLAK VAN HEDENDAAGSE (MEDIA)KUNST, VISUELE EN DIGITALE CULTUUR MANIQUE HENDRICKS. MARIEKE LADRU EN SHARVIN RAMJAN, BEIDEN VERBONDEN AAN DE REGELING TALENTONTWIKKELING VAN HET STIMULERINGSFONDS, SPRAKEN MET DE DRIE PROGRAMMAMAKERS.

WAT IS VOLGENS JULLIE HET BELANG VAN TALENTONTWIKKELING?

EB ‘Talentontwikkeling is wat mij betreft essentieel. We staan voor grote transitieopgaven op het gebied van wonen, energie, water, vergroening en verduurzaming of kort samengevat: voor een veranderende samenleving en cultuur. Om daar een goed antwoord op te geven, is een nieuwe garde nodig. Die zorgt voor een frisse blik en andere benaderingen.’

MH ‘Het zijn opgaven die vakmatig interessant zijn, maar ook problematieken om je als mens toe te verhouden. Dat vergt wat, ook van deze jonge makers. En de eerste jaren na afstuderen zijn sowieso best ingewikkeld. Ook daarom is het bestaan van de talentontwikkelingsbeurs van belang. Het biedt naast geld en tijd, ruimte voor focus, mogelijkheden om je zichtbaar te maken en kansen om samenwerkingen en connecties aan te gaan.’

EMG ‘Een van de belangrijke waarden van de beurs is dat talent elkaar ontmoet. Zo kunnen ze samen vooruit bewegen; dat geeft vertrouwen. Talent is vaak de voorhoede omdat ze nog een bepaalde onbevangenheid hebben. Ze kijken met hoop naar de toekomst en treden deze met lef en vrijheid tegemoet. Ik vind dat heel mooi om te zien.’

WAT KENMERKT DEZE MAKERS?

MH ‘Die hoop die Esther benoemt, is zeker opvallend. Deze makers schetsen geen dystopische toekomst. Ze beseffen dat ze leven en werken in een ingewikkelde tijd, maar willen niet stilstaan en bewegen juist mee op de golven. Het collectief is daarbij belangrijk. Daarom heeft het inhoudelijk programma ook de titel Dancing with Trouble gekregen. Ieder kiest zijn eigen ritme, maar het gebeurt wel samen.’

EB ‘Veel makers zijn bezig met persoonlijke thema’s als identiteit, queer community en diaspora, maar ook met de huidige crises in de wereld en de effecten daarvan op klimaat, veranderend landschap, beschikbare landbouwgronden en migratie. Wie heeft het recht bepaalde ruimte te claimen? Dat is een reële vraag in fysieke maar ook in filosofische en culturele zin. Ontwerp en onderzoek bevragen deze status quo door op nieuwe manieren te kijken naar het bestaande.’

MH ‘De geleefde ervaring staat vaak centraal. Hoe kun je die doorgeven? Dat gebeurt bijvoorbeeld door de inzet van technologie, zodat de gebruiker – het publiek – zich kan inleven in de ander, ervaringen kunnen worden gedeeld en gemeenschappen kunnen worden gebouwd. Het creëren en waarderen van andere vormen van kennisoverdracht heeft daarin de aandacht.’

EMG ‘Kenmerkend aan deze groep opkomende makers is wat mij betreft ook de holistische benadering en de verbinding die zij zoeken met de omgeving en de toekomst. Je ziet dat de ontwerpers werken aan het vormgeven van relaties en verbanden. Het fysieke object lijkt vaak een bijzaak; het gaat vooral om het in gang zetten van dialoog of verandering.’

EB ‘De nadruk ligt vaak op het proces en het experiment, er is minder focus op een einddoel of -product. Daarbij valt op dat deze talenten allemaal zeer adaptief bewegen in de huidige tijden van transitie.’

BRENGT DAT OOK UITDAGINGEN MET ZICH MEE?

EMG ‘Het ontbreken van een tastbaar eindresultaat kan het lastiger maken om een verhaal over te brengen. Een beeld spreekt natuurlijk duizend woorden. Projecten rond complexe vraagstukken zijn vaak nog moeilijk in taal te vatten, voor sommige onderwerpen bestaat simpelweg nog geen vocabulaire.’

EB ‘Misschien is het ook makkelijker om aan een idee te werken en is het in deze fase van je praktijk nog moeilijk om stelling te nemen en dat te concretiseren in een product dan wel een eindpunt. Anderzijds is dit wellicht ook een kwaliteit van de nieuwe garde!’

DENKEN JULLIE DAT DIE OPKOMST VAN HYBRIDE PRAKTIJKEN GEVOLGEN HEEFT VOOR DE TOEKOMST VAN HET ONTWERPVELD TEN OPZICHTE VAN BEELDENDE KUNST?

EMG ‘De link met beeldende kunst is eigen aan de Nederlandse ontwerpsector. Ontwerpers worden vaak nog opgeleid aan kunstvakopleidingen waar artistieke expressie centraal staat. Het is dan ook niet gek dat de grens tussen ontwerp en beeldende kunst soms dun is. Wat ik een spannendere ontwikkeling vind, is dat steeds meer makers zich in heel andere vakgebieden verdiepen, zoals biologie of geologie. Dit leidt tot samenwerkingsprojecten waarin de ontwerper vaak de spil is.’

EB ‘Ontwerpers en kunstenaars werken veel meer interdisciplinair en vakoverstijgend, ze ontwikkelen zich sneller dan de ondersteunende systemen. Dat is ingewikkeld in het werkveld. Fondsen bijvoorbeeld hebben vaak toch de behoefte makers op disciplines in te delen. Maar ook als je in opdracht werkt, kan het lastig zijn als je een complexer profiel hebt.’

EMG ‘Inderdaad, een hybride praktijk is moeilijker in een hokje te plaatsen. Zeker binnen de geïnstitutionaliseerde wereld is het soms nog moeilijk voor deze praktijken om een plek te vinden. De makers staan voor vragen als: Hoe claim ik mijn positie in het veld? Hoe toon ik de relevantie van mijn werk? En hoe krijg ik mijn werk gefinancierd? Voor ontwerpend onderzoek, iets wat geen voorbedacht eindresultaat kent, is dat vaak best lastig. Welke opdrachtgevers durven ruimte te geven aan experiment? De makers moeten goed nadenken wie ze uit de industrie en uit andere disciplines bij hun werk betrekken.’

HET PROGRAMMA DANCING WITH TROUBLE HEEFT VIJF THEMA’S. KUNNEN JULLIE DIE TOELICHTEN?

EMG ‘Wij zagen vijf verbindende thema’s die leidend zijn voor de verschillende presentaties, performances en talks gedurende de Dutch Design Week 2022. Het thema Sensing Forward heeft betrekking op de toenemende erkenning voor gevoelens en ervaringen als een waardevolle en geldige bron van kennis. Een mooi voorbeeld is het werk van productontwerper Boey Wang die zich afvraagt hoe je kunt ontwerpen vanuit tast en voelen. Beyond Bodies gaat over het niet langer centraal stellen van de mens en het leren luisteren naar de natuur en andere entiteiten. Zo laat Dasha Tsapenko een glimp van het geklede lichaam in de toekomst zien, door te onderzoeken hoe we ons kleden als onze kledingstukken levende wezens zijn. Relating to Land(scapes) stelt ons toekomstige landschap centraal, en de nieuwe vaardigheden en het gedrag dat we moeten ontwikkelen om te leven en navigeren met elkaar. Lieke Jildou de Jong keek bijvoorbeeld naar het beste dieet voor onze bodem. Longing to Belong agendeert het gevoel van onthechting waarmee veel mensen in deze hyperindividualistische tijd kampen. Wat is de betekenis van ‘je thuis voelen’ en hoe kunnen ontwerpers bijdragen aan een gevoel van saamhorigheid?’ In Power to the Personal tot slot, staan de praktijken centraal waarin persoonlijke verhalen een belangrijke rol spelen.

MH ‘De vijf thema’s zijn een weergave van het gevoel en de beweging die deze groep ontwerpers en makers laat zien. Het is bijzonder om zoveel nieuwe ideeën bij elkaar te zien en stemt optimistisch dat de groep ook uit veel makers bestaat die eerder niet werden vertegenwoordigd in de sector.’­­­­­

Longread Talent #1
Ik en mijn praktijk
Hoe ontwerptalenten zichzelf opnieuw (moeten) uitvinden

De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie, die is gevormd door de grote uitdagingen van onze tijd. Daarbij wordt onderzocht hoe ze omgaan met thema’s als technologie, klimaat, privacy, inclusiviteit en gezondheid. In deze eerste longread: de diepgaande reflectie op het vakgebied en plek van de eigen praktijk daarin. ‘De vastgeroeste uitgangspunten van mode, design en architectuur worden bevraagd en verrijkt met nieuwe instrumenten, technieken, materialen en podia.’

HetDirty Design Manifest van Marjanne van Helvert is een vlammend betoog tegen de vervuilende productie van veel designobjecten. En passant wordt afgerekend met het aanwakkeren van de consumptie door verleidelijke designproducten zonder eigenheid of intrinsieke waarde. Het manifest richt de pijlen niet alleen op fabrikanten en consumenten, maar ook op ontwerpers die te weinig aandacht hebben voor duurzaamheid, ongelijkheid of andere prangende maatschappelijke kwesties. Het is kortom een j’accuse tegen de schaduwkanten van design. 

Marjanne van Helvert, The Responsible Object: A History of Design Ideology for the Future
Marjanne van Helvert, The Responsible Object: A History of Design Ideology for the Future

Van Helvert is naast criticus ook textielontwerper en ontwikkelde Dirty Clothes, een unisekscollectie van gebruikte kleding. Om haar kritische visie verder te ontwikkelen, ontving ze in 2016 een talentontwikkelingsbeurs van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Deze subsidie van vijfentwintigduizend euro wordt door het Stimuleringsfonds jaarlijks aan zo’n dertig jonge ontwerpers toegekend. Van Helvert gebruikte de ondersteuning voor het schrijven van The Responsible Object: A History of Design Ideology for the Future. In deze bundel houdt zij diverse designfilosofieën grondig tegen het licht en test deze op houdbaarheid en toepasbaarheid, nu en in de nabije toekomst. Het zal niet verbazen dat het boek alleen al qua ontwerp overtuigend was, uitgevoerd in een strak grid en een krachtig zwart-wit-oranje kleurpalet. Met de inhoud profileert Van Helvert zich bovendien als een scherpzinnig denker en gewetensvol onderzoeker.

Sabine Marcelis, materialenbibliotheek
Sabine Marcelis, materialenbibliotheek

OORLOGSWONDEN HELEN

De wijze waarop Van Helvert zich tot haar werk verhoudt, is kenmerkend voor een generatie ontwerpers die hun kritische blik niet langer alleen op de eigen beroepspraktijk richten, maar op het hele vakgebied. Deze trend komt duidelijk naar voren als we de verschillende lichtingen bekijken die door jaren heen een beurs ontvingen via de Regeling Talentontwikkeling. Met elkaar geven deze ontwerplichtingen daardoor een actueel beeld van de creatieve industrie.

Sinds de lancering van de Regeling Talentontwikkeling in 2014 hebben zo’n 250 jonge ontwerpers gebruikgemaakt van deze mogelijkheid om zich te professionaliseren. De eerste jaren richtten de deelnemers zich vooral op een diepgaande reflectie op de eigen praktijk. Met veel succes overigens. Productontwerper Sabine Marcelis (lichting 2016) bijvoorbeeld gebruikte het jaar om nieuwe samenwerkingen met manufacturing professionals op te bouwen. Wat resulteerde in een bibliotheek met nieuwe, pure materialen inzetbaar voor diverse projecten. Het zou haar wereldfaam brengen. Modeontwerper Barbara Langedijk en sieradenontwerper Noon Passama (lichting 2015) experimenteerden in het gezamenlijk project Silver Fur met een hightechtextiel met eigenschappen van bont. Het resulteerde in een innovatieve collectie waarin kleding en sieraden op een organische manier versmelten. Of architect Arna Mačkić (lichting 2014) die zich boog over de rol die architectuur kan spelen in het helen van oorlogswonden in haar geboorteland Bosnië. Mačkić was in 2019 de winnaar van de Jonge Maaskantprijs, de belangrijkste onderscheiding voor jonge architecten. Al deze talenten verbreedden hun persoonlijke fascinaties en versterkten hun ontwerpkwaliteiten om zo een uniek profiel te ontwikkelen. Dit is – de naam zegt het al – nog steeds de basis van de Regeling Talentonwikkeling.

Maar gaandeweg werden door de geselecteerde talenten niet alleen persoonlijke grenzen verlegd, meer en meer werden ook vanzelfsprekende grenzen van het vakgebied onderzocht. De jongste lichtingen laten ook zien dat onderzoek niet langer een manier is om tot een ontwerp te komen. Onderzoek ís het ontwerp geworden. Niet alleen in mode maar ook in productdesign, grafisch ontwerp, architectuur en gaming, interactive en ander digital design. Waarom zou een architect altijd een gebouw moeten ontwerpen? Of een stadswijk of landschap? Dat is het uitgangspunt van de utopische landschappen van Carlijn Kingma (lichting 2018). Haar architectuur bestaat alleen op papier en is gemaakt van niets anders dan gitzwarte inkt. De zeer gedetailleerde pentekeningen zijn vaak meer dan een meter hoog en breed en bestaan uit gebouwen die deels fantasie en deels historisch zijn. Met deze kaarten verbeeldt zij abstracte en complexe maatschappelijke begrippen waarmee de architectuur al eeuwenlang stoeit – de utopie, het kapitalisme of zelfs angst en hoop. Kingma voedt haar vakgebied met filosofische bespiegelingen en historisch besef. Door zich niet architect maar ‘cartograaf van denkwerelden’ te noemen, plaatst zij zichzelf buiten de architectuur. Ze is tegelijkertijd deelnemer én beschouwer van haar vak. Net als Marjanne van Helvert.

Carlijn Kingma, A Histoty of the Utopian Tradition
Carlijn Kingma, A Histoty of the Utopian Tradition

TECH-FOOD ALS CONVERSATION PIECE

De textielontwerper die een boek maakt en de architect die niet wil bouwen – het is exemplarisch voor een generatie die het eigen vakgebied onderzoekt en opnieuw definieert. Wat zijn de opties voor een modeontwerper die zich wil onttrekken aan de dominante industrie? Wat betekent het om een productontwerper te zijn in een wereld die ten onder gaat aan overconsumptie? Hoe ga je om met kwesties als privacy of verslavende clickbait bij het ontwerpen van een app, website of game? Dit fundamentele zelfonderzoek is weliswaar gebaseerd op persoonlijke dilemma’s, soms zelfs frustraties, maar voedt de hele beroepsgroep.

Dat onderzoek kan hyperrealistisch én hypothetisch zijn. Als food designer creëert Chloé Rutzerveld (lichting 2016) projecten over het voedsel van de toekomst waarbij ze design, wetenschap, technologie, gastronomie en cultuur verbindt. Edible Growth is een ontwerp voor kant-en-klare gerechtjes uit de 3D-printer. Deze zijn opgebouwd uit lagen met zaden, sporen en een eetbare voedingsbodem. Eenmaal geprint ontwikkelen ze zich door natuurlijke gist- en rijpprocessen in enkele dagen tot een volledig eetbaar minituintje. Het is geen nadrukkelijk concreet product dat Rutzerveld ontwikkelde, maar een paper concept om maatschappelijke en technologische vraagstukken rond voedsel bespreekbaar te maken voor een breed publiek. Op basis van mediageniek beeld van nepgerechtjes en een intrigerende projecttekst wordt Rutzerveld inmiddels internationaal uitgenodigd voor lezingen en tentoonstellingen. Haar prototype is het product geworden.

Deze onderzoekende houding is de verbindende factor geworden tussen de jonge ontwerpers die een talentontwikkelingsbeurs ontvingen. Het doel kan een concreet resultaat zijn – bijvoorbeeld het aanleggen van een materialenbibliotheek of een modecollectie los van seizoenen en gender. Maar ook wordt het hele vakgebied onderzocht, onder meer met een manifest over dirty design. Of door de rol van de ontwerper als producent te verkennen, zoals Jesse Howard (lichting 2015) doet met zijn alledaagse apparaten waarbij de gebruiker een actieve rol speelt in zowel het ontwerp- als maakproces. Howard buigt zich over innovatieve manieren om digitale fabricagetools als 3D-printen en computergestuurde lasercutters of freesmachines in te zetten in een opensourcekennisplatform. Zo ontwerpt hij eenvoudige huishoudelijke apparaten als een waterkoker en stofzuiger die de consument zelf kan maken van bouten, koperleidingen en andere standaardmaterialen uit de bouwmarkt. Specifieke onderdelen als de beschermkap kunnen worden vervaardigd met een 3D-printer. De benodigde technieken worden gedeeld op het kennisplatform. Is het apparaat defect, dan kan de producerende consument oftewel prosumer deze zelf repareren. Deze doe-het-zelfproducten worden vervaardigd van lokale materialen en bieden een duurzaam en transparant alternatief voor massaproductie.

Juliette Lizotte
Juliette Lizotte

PERFORMER, DJ, CHOREOGRAAF – EN ONTWERPER

Tijdens de afgelopen zeven jaar Talentontwikkeling zijn de grenzen van de ontwerpdisciplines niet alleen afgetast maar vooral ook opgerekt met een nieuw idioom. Er is social design, food design, conceptual design en speculative design. Architecten fungeren als kwartiermaker en cartograaf. Mode ontregelt met antropologische installaties. Meer nog dan met een set vaardigheden onderscheidt ontwerptalent zich met een onderzoekende mentaliteit. Soms is de individuele beroepspraktijk zo ingericht dat de disciplines grafisch ontwerp, architectuur of mode niet eens meer het vanzelfsprekende middelpunt zijn.

Juliette Lizotte (lichting 2020) wil met video’s en LARP (live action role-playing, een rollenspel waarbij spelers een fantasierol aannemen) de discussie over klimaatverandering aanwakkeren. Onder de naam Jujulove is zij actief als dj, werkt ze samen met dansers en theatermakers en maakt ze met een modeontwerper uit gerecycled plastic kostuums voor de dansers in haar video’s. In een zelfgekozen rol als heks draagt zij het ecofeminisme uit, waarin de vrouw een scheppende en helende kracht op de natuur vertegenwoordigt. Via een multisensorische ervaring van beeld, geluid en performance mikt ze met haar werk vooral op jongeren en andere doelgroepen buiten het culturele veld. Maar haar fantasiewereld staat feitelijk ook parallel aan de traditionele ontwerpwereld. Jujulove is geen ontwerper maar creëert met uiteenlopende disciplines als film en storytelling een grensverleggend totaalontwerp.

Niet langer staat de ontwerper centraal in zijn eigen ontwerppraktijk. Er wordt nadrukkelijk gezocht naar interdisciplinaire samenwerking en interactie. De Frans-Caraïbische programmeur/ontwerper Alvin Arthur (lichting 2020) is weliswaar getraind als ontwerper maar heeft zich ontplooid tot een veelzijdig performer, onderwijzer, onderzoeker en verbinder. Zijn instrumentarium is het eigen lichaam, dat hij gebruikt om te verbeelden hoe het schrijven van computerprogramma’s in zijn werk gaat. Body.coding noemt hij zijn mengvorm van choreografie, performance en design. Met een speciaal ontwikkeld lesprogramma vol groepsdans en beweging leert hij basisschoolkinderen dat hun leefomgeving digitaal is geprogrammeerd; van het ontwerpen en produceren van hun smartphone tot schoolgebouw en hun eigen woonplaats. Maar vooral ook dat programmeren en ontwerpen niet per se iets statisch is wat je doet achter een bureau. Ontwerpen is nadenken, bewegen, combineren en samenwerken.

En dan vooral dat laatste, samenwerken. Soms wordt vanuit twee verschillende disciplines samengewerkt; sieradenontwerper Noon Passama en modeontwerper Baraba Langendijk bijvoorbeeld. Maar steeds vaker ook bundelen ontwerpers hun kennis en vaardigheden in een hecht collectief. Knetterijs (lichting 2019) is een achttal grafisch ontwerpers die zich als één studio manifesteren. Ieder heeft zijn eigen expertise en functie; van analoge druktechnieken, zoals risoprint en zeefdrukken, tot digitale illustratietechnieken of de exploitatie van de Knetterijs-webshop. Het ontwikkelingsjaar werd benut met het gezamenlijk maken van drie ‘magazines’ waarin nieuwe technieken als grafische audiotracks en een interactief e-zine werden verkend. Het individuele ego heeft plaatsgemaakt voor een ‘we go’.

Saïd Kinos, HIDEOUT, Uruma hotel in Okinawa, Japan. Foto Masafumi Kashi
Saïd Kinos, HIDEOUT, Uruma hotel in Okinawa, Japan. Foto Masafumi Kashi

STORYTELLING EN STREET ART

Deze transformatie van de ontwerpdisciplines zit inmiddels in de haarvaten van de Regeling Talentontwikkeling. Sinds 2019 wordt met de scout nights creatief talent dat niet is opgeleid aan de gangbare opleidingen – zoals de Design Academy Eindhoven of de TU Delft – een kans geboden om eigen werk te pitchen voor een selectiecommissie. Het zijn professionals in artdirection, storytelling of stadmaken die hiermee de kans krijgen om hun praktijk te verdiepen. Streetartist Saïd Kinos (lichting 2020) had al succes met zijn kleurrijke, grafische muurschilderingen waarin hij gebruikmaakt van ontwerptechnieken als collage en typografie. Dankzij een talentontwikkelingsbeurs kan hij het hokje streetart nu overstijgen en zijn praktijk uitbouwen tot die van een autonoom kunstenaar die niet meer alleen de stad als canvas heeft. Hij heeft zich bekwaamd in digitale technieken als augmented reality, animatie en projection mapping (de projectie van bewegend beeld op gebouwen).

EEN PRAKTIJK VAN EVOLUTIE

Zo valt het stimuleren van de individuele of collectieve praktijk samen met de ontwikkeling van het gehele vakgebied. Vaste uitgangspunten van traditionele ontwerpdisciplines als mode, design en architectuur worden verkend en verrijkt met nieuwe instrumenten, technieken, materialen en podia. Zodat inmiddels alles door elkaar loopt; straat, museum en website, cartografie en spuitbus, hekserij en 3D-printers. Deze ontwerptalenten reageren niet alleen op maatschappelijke ontwikkelingen – zij drukken er ook hun stempel op, en vormen daarmee de maatschappij van morgen. Wat meteen ook het ultieme bewijs is van de noodzaak van talentontwikkeling.


Tekst: Jeroen Junte

Longread Talent #2
Ik en de wereld
Post-crisis ontwerpgeneratie zoekt (en vindt) zijn plek in kwetsbare toekomst

De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie, die is gevormd door de grote uitdagingen van onze tijd. Daarbij wordt onderzocht hoe ze omgaan met thema's als technologie, klimaat, privacy, inclusiviteit en gezondheid. In deze tweede longread: ontwerptalent wordt gevoed door een gevoel van urgentie. ‘Als wij het tij niet keren, wie dan wel?’

15 september 2008. 12 december 2015. 17 maart 2018. Het lijken willekeurige data. Maar deze momenten hebben een stempel gedrukt op het ontwerpveld van nu. Op 15 september 2008 namelijk ging de New Yorkse zakenbank Lehman Brothers failliet; de daaropvolgende diepe financiële crisis legde de wanorde van het mondiale economisch systeem haarscherp bloot. Op 12 december 2015 sloten 55 landen (inmiddels 197) een vergaand Klimaatakkoord, waarmee klimaatverandering als vaststaand feit werd erkend. De industriële uitputting van bestaande grondstoffen en energievoorraden is ‘officieel’ onhoudbaar. En op 17 maart 2018 berichtte The New York Times over een grootschalige politieke manipulatie door het databedrijf Cambridge Analytica. Het democratisch ideaal van de twintigste eeuw spatte uiteen op fake news en privacyinbreuk.

Deze gebeurtenissen – en nog wel meer overigens – markeren een permanente staat van crisis in de wereld. De ruim 250 ontwerpers die sinds 2014 zijn ondersteund via de Regeling Talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie zijn opgeleid tijdens en daarmee gevormd door deze crises. Zij behoren tot de laatste ontwerpgeneratie die 11 september 2001 nog bewust heeft meegemaakt. Een generatie die wordt gemotiveerd door een gevoel van urgentie. Zij weten: als wij het tij niet keren, wie dan wel? Tegelijkertijd zijn ze gespeend van arrogantie. Zij zijn zich terdege bewust van de beperkingen van zowel hun expertise als de discipline waarin ze werken – of dat nou productdesign, mode, digitaal ontwerp of architectuur is. De illusie dat zij die ene alomvattende oplossing hebben, koesteren ze niet.

Irene Stracuzzi, The legal status of ice
Irene Stracuzzi, The legal status of ice

DE GELDSTROMEN IN KAART

Maar communicatie is ook een krachtig wapen, weet Femke Herregraven (lichting 2015). De grafisch ontwerper verdiepte zich in de financiële constructies achter de neoliberale wereldeconomie en maakte deze zichtbaar. Herregraven richtte zich hierbij op de offshoreconstructies en het loskoppelen van kapitaal en fysieke locaties. Met een serious game liet ze je spelenderwijs kennismaken met de internationale belastingconstructies in verre oorden. Dit Taxodus put uit een grote database, waarin verschillende internationale belastingverdragen en gegevens van bedrijven en landen zijn verwerkt. Rijk worden was inderdaad nog nooit zo leuk en makkelijk. Daarnaast onderzocht zij de koloniale geschiedenis van Mauritius en de nieuwe rol van dit eiland in de Indische Oceaan als belastingparadijs. Met minutieus speurwerk en verrassende ontwerpen toonde Herregraven verborgen waardesystemen en maakte de materiële en geografische gevolgen ervan inzichtelijk. Om het ongebreidelde kapitalisme te kunnen hervormen, moet je toch eerst de valkuilen ervan kennen.

Kennis is ook macht. Daarmee zoeken deze ontwerpers hun plek in een wereld die steeds kwetsbaarder is. Heel letterlijk kwetsbaar ook, want klimaatverandering wordt als grootste bedreiging ervaren. Ook hier bepalen geopolitieke krachten het speelveld, toonde grafisch ontwerper Irene Stracuzzi (lichting 2019). Met haar installatie The legal status of ice verbeeldt zij de claim die de vijf Arctische landen – Rusland, Canada, Denemarken, Noorwegen en de VS – leggen op de Noordpool. Onder het smeltende zee-ijs kunnen zich tenslotte immense olie- en gasvelden bevinden. Maar zou niet juist dat ijs zelf, dat sinds het einde van de jaren zeventig met de helft is geslonken, aan de orde moeten zijn? Dit contemporaine imperialisme is door Stracuzzi letterlijk in kaart gebracht met een reusachtig 3D-model van de Noordpool waarop de overlappende claims en andere data worden geprojecteerd. The legal status of ice gaat over de Noordpool, maar ook over de uraniummijnen in Angola, of de nieuwe ruimtewedloop op zoek naar delfstoffen op de maan. Het gaat over een systeem van uitbuiting en kolonialisme. Stracuzzi’s werk werd door de invloedrijke curator Paola Antonelli geselecteerd voor de manifestatie Broken Nature in de Triennale di Milano in 2019. Niemand kan nu nog beweren dat wij het niet wisten.

Marco Federico Cagnoni
Marco Federico Cagnoni

LEVENDE LAMPEN

Het besef dat de complexiteit van de klimaatcrisis te groot is om het alleen het hoofd te bieden, zit diep. Gretig werken ontwerpers samen met andere disciplines. Zo doet Marco Federico Cagnoni (lichting 2020) met de Universiteit Utrecht onderzoek naar latexproducerende eetbare planten. Onder meer maïs en aardappelen worden nu nog verbouwd als grondstof voor bioplastic, waarbij in dat productieproces de voedingsstoffen verloren gaan. Cagnoni concentreert zich op voedselgewassen waarvan het restmateriaal ook wordt verwerkt tot volwaardige bioplastics.

Vanuit een besef dat de aarde niet langer straffeloos kan worden uitgebuit, zoeken ontwerpers naar een symbiose met de natuur. De routekaart is divers: de natuur wordt beschermd, nagebootst, gerepareerd of verbeterd. We zijn tenslotte in het Antropoceen, het tijdperk waarin menselijk handelen al het leven op aarde beïnvloedt. Maar als de natuur door de mens kan worden vernietigd, dan kan deze ook worden herschapen. Biodesigner Teresa van Dongen (lichting 2016) werkte voor de ontwikkeling van de lamp Ambio op basis van lichtgevende bacteriën samen met microbiologen van de TU Delft en Universiteit Gent. De lamp is feitelijk een lange buis met een vloeistof waarin zeebacteriën leven; als de buis schommelt worden de bacteriën geactiveerd om licht af te geven. Hoe beter er voor de bacteriën wordt gezorgd, hoe meer en langer ze licht geven. Naast een duurzaam alternatief fungeert haar biolamp ook als krachtig communicatiemiddel. Het kan dus wel, samenwerken met de natuur. Wij zijn het alleen verleerd.

Teresa van Dongen, Ambio
Teresa van Dongen, Ambio

Daarom zoeken ontwerpers ook naar manieren om ons contact met de natuur te herstellen. Architect Anna Fink (lichting 2020) suggereerde een plattelandshuis dat bestaat uit kamers die verspreid liggen in bossen, weilanden en een dorp. Bewoners moeten hun Landscape as House zelf onderhouden door te kappen, planten, maaien, bouwen en repareren. De essentie van dit gefragmenteerde ‘huis’ is een dagelijks ritme van beweging van kamer tot kamer en een bewustwording van omgeving, tijd en ruimte. Routines en rituelen zijn geworteld in de verandering van het weer. Seizoenen worden een huiselijke ervaring. Fink putte hiervoor uit de eeuwenoude, halfnomadische levensstijl van haar voorouders in de vallei van het Bregenzerwald in de noordelijke Alpen. Hyperlokaliteit als oplossing voor mondiale vraagstukken.

Sissel Marie Tonn i.s.m. Jonathan Reus, Sensory Cartographies
Sissel Marie Tonn i.s.m. Jonathan Reus, Sensory Cartographies

RUWE SATELLIETDATA

Al zijn er ook ontwerpers die juist vertrouwen op technologie om de natuur te ervaren. Want waarom terugverlangen naar iets wat niet meer bestaat? Het Antropoceen is immers al begonnen. Sissel Marie Tonn (lichting 2020) gebruikt wetenschappelijke data als seismografische metingen. Deze complexe en abstracte data combineert ze met empathische gesprekken met Groningers over hun ervaringen met de aardbevingen. Deze gelaagde informatie over zowel de menselijke als de geografische aspecten van aardbevingen werden in samenwerking met twee modeontwerpers – letterlijk – verweven in een draagbaar vest. Daarnaast realiseerde ze met sound artist Jonathan Reus (lichting 2018) een interactieve compositie van sonische vibraties, om de ingrijpende ervaring van een aardbeving voor een breed publiek invoelbaar te maken. Door natuurlijke processen met technologie te verbinden in ruimtelijke installaties, maakt Tonn de impact van de mens op de aarde zichtbaar en tastbaar. De aardbevingen in Groningen zijn immers door de mens in gang gezet.

De opvatting over wat natuur is, verschuift door nieuwe technologieën als life science en biohacking. Het zal geen toeval zijn dat deze ontwerpers ongeveer net zo oud zijn als Dolly, het eerste gekloonde schaap ter wereld (1996). De Taiwanees-Nederlandse ontwerper Kuang-Yi Ku (lichting 2020) trok deze genetische replicatie met zijn Tiger Penis Project door naar de gezondheidszorg. De tijgerpenis wordt in veel traditionele Aziatische geneeskunde gezien als medicijn met heilzame krachten voor de mannelijke potentie. De toch al met uitsterven bedreigde tijger staat hierdoor nog verder onder druk. Daarom stelde Ku – hij studeerde eerder ook al tandheelkunde – voor om een tijgerpenis op basis van stamcellen in het laboratorium te kweken. Wat meteen ook weer allerlei nieuwe dilemma’s opriep: is de tijgerpenis die niet afkomstig is van een wilde tijger maar uit een kweekbakje komt nog wel geschikt als traditioneel Chinees geneesmiddel? Oftewel wat zijn eigenlijk de grenzen van nature by design?

Deze versmelting van biologie en technologie zal uiteindelijk leiden tot een nieuw soort wezen: de posthuman. Sieradenontwerper Frank Verkade (lichting 2017) ontwikkelde met zijn project Paradise een scenario voor dat maakbare lichaam. Maar in plaats van technologie geeft Verkade juist een grote rol voor plant en dier om het menselijk lichaam aan te passen aan de moderne tijd. De oorsprong van sieraden ligt namelijk bij prehistorische natuurvolkeren die dierlijke vormen en natuurlijke materialen gebruikten om de mythische natuurkrachten over te nemen. Verkade verbindt de moderne mens met zijn omgeving door terug te grijpen op de oertijd.

Kuang-Yi Ku, Tiger Penis Project
Kuang-Yi Ku, Tiger Penis Project

TECHNOLOGIE HACKEN

Maar als technologie zo bepalend wordt voor de toekomst van de mens, dan mogen wij de toekomst van onze technologie toch niet overlaten aan een kleine groep welvarende witte mannen van middelbare leeftijd uit Silicon Valley of het Europees Parlement? Aldus speculatief ontwerper Frank Kolkman (lichting 2018). De discussie over de rol van technologie in ons dagelijks leven moet daarom onderdeel uitmaken van dat dagelijks leven. OpenSurgery is een onderzoek naar een doe-het-zelfoperatierobot. Deze worden nu al met behulp van 3D-printers en lasercutters gebouwd voor en door mensen in de VS die geen arts meer kunnen betalen. De zelfbenoemde design hacker houdt ons hiermee een spiegel voor waarin de sociale, ethische en politieke implicaties van technologie zichtbaar worden. Wat vinden we hiervan? Willen wij dit? Terugdraaien van technologie is tenslotte bijna onmogelijk.

Deze ambivalente houding ten opzichte van technologie is een rode draad in de nieuwe ontwerpmentaliteit. Met de tablet op schoot en laptop op school, is deze ontwerpgeneratie opgegroeid als digital natives. Technologie speelt een vanzelfsprekende rol in hun leven. Maar ze zien ook de risico’s ervan. Robotisering, big data en kunstmatige intelligentie roepen nieuwe ethische dilemma’s op over privacy en werkgelegenheid. I agree with the terms of Click here to continue – vaak meerdere keren per dag drukken wij deze waarschuwingen, want dat zijn het volgens dataontwerper Julia Janssen (lichting 2018), achteloos weg. Maar waar geven wij nou eigenlijk toestemming voor? Welke gegevens worden er verzameld en door wie? Maar vooral: waarom? En wat is de waarde van informatiestromen? Met haar project 0.0146 seconds (de tijd die het kost om op de ‘accept all’-button te klikken) maakt Janssen ons bewust van de onzichtbare economie achter internet. Daarvoor zette ze alle 835 privacyregels van de website van de Britse tabloid Daily Mail in een vuistdik boek. Op evenementen als de Dutch Design Week wordt dit boekwerk als een openbare aanklacht voorgelezen door het publiek.

Frank Kolkman, Opensurgery
Frank Kolkman, Opensurgery

AANKLAGER EN VERDEDIGING

De nieuwe digitale realiteit waarin niets is wat het lijkt en nepnieuws overal op de loer ligt, duwt ontwerpers in de rol van waarheidsvinders. Om te voorkomen dat complexe mondiale vraagstukken als globalisering of klimaatverandering in een abstracte discussie verzanden, maakte het ontwerpduo Cream on Chrome (Martina Huynh en Jonas Althaus, lichting 2020) zonder een spoor van ironie gebruik van een fictieve rechtszaak waarin dagelijkse voorwerpen worden aangeklaagd. Een sneaker wordt gearresteerd en vervolgd voor klimaatverandering en een mondkapje staat terecht voor het niet op tijd aanwezig zijn om besmetting te voorkomen. Met dit debat tussen aanklager en verdediging plaatst Cream on Chrome vraagtekens bij de onderlinge verwijten en het zoeken naar een zondebok. Want zijn wij het feitelijk niet zelf die in het beklaagdenbankje staan?

Cream on Chrome, Proxies on Trial
Cream on Chrome, Proxies on Trial

ONTWERPEN VANUIT URGENTIE

Ontwerpers nemen zo de rol aan van de kanarie in de koolmijn. Zij zijn het die ons waarschuwen voor de gevolgen van 15 september 2008, 12 december 2015 en 17 maart 2018. De Regeling Talentontwikkeling stelt ze in staat om dit te doen zonder belemmeringen door gebrek aan tijd of geld. En misschien nog wel belangrijker: zonder de druk van meetbaar rendement. Alleen bij vrij experiment is er ruimte voor onverwachte inzichten. Wie had kunnen bedenken dat het Tiger Penis Project van Kuang-Yi Ku maar dan met vleermuizen en schubdieren een wereldwijde pandemie had kunnen voorkomen? Of dat de Daily Mail inmiddels niet langer door Wikipedia wordt erkend als een betrouwbare nieuwsbron, iets waarop Julia Jansen al zinspeelde?

Ontwerpers wordt de mogelijkheid geboden om de wereld te transformeren in plaats van zich te conformeren aan the powers that be; in plaats van dreigende onomkeerbaarheid wordt potentiële verbetering gekoesterd. Met speculatieve of juist praktische, maar altijd inventieve ontwerpen wordt de wereld verklaard, en verbeterd. Waarmee Talentontwikkeling niet alleen een waardevol instrument is voor de individuele ontwerpers, maar voor de hele samenleving.


Tekst: Jeroen Junte

Longread Talent #3
Ik en de ander
Empathisch ontwerptalent focust op mensen, niet op zichzelf (of dingen)

De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie, die is gevormd door de grote uitdagingen van onze tijd. Daarbij wordt onderzocht hoe ze omgaan met thema's als technologie, klimaat, privacy, inclusiviteit en gezondheid. In deze derde en laatste longread: niet langer ligt de focus op persoonlijk succes en individuele expressie maar op ‘de ander’.

Het jaar 2015 stond in het teken van een vluchtelingencrisis. Hoewel er al jarenlang mensen uit Afrika en Centraal-Aziatische landen op drift zijn geraakt door oorlog, armoede en onderdrukking, verdronken er die zomer honderden vluchtelingen in wrakke bootjes op de Middellandse Zee. De onmacht, woede, frustratie, wanhoop en verdriet werden treffend verbeeld met de foto van het aan de Turkse kust aangespoelde lichaam van de verdronken driejarige Syrische peuter Alan Kurdi. Waar de financiële crisis van 2008 bijna onzichtbaar was – zelfs de bankiers wisten zich tenslotte geen raad – was wegkijken nu niet langer mogelijk. Niet alleen in de media, maar ook in het straatbeeld. De ellende van de ander is indringend en alomtegenwoordig geworden.

Ook de Nederlandse opvangcentra puilden uit. Ontwerper Manon van Hoeckel (lichting 2018) zag de vluchtelingen in haar buurt tijdens haar studie aan de Design Academy Eindhoven. Tegelijkertijd besefte ze nog nooit met een asielzoeker te hebben gesproken. Dus bezocht ze een gekraakt pand waar uitgeprocedeerde asielzoekers woonden. En zag: dit zijn geen profiteurs of zielenpoten maar krachtige personen die willen meedraaien in en bijdragen aan de samenleving. En juist dat werd deze groep verboden. Uit betrokkenheid en daadkracht bedacht Van Hoeckel een reizende ambassade voor statusloze asielzoekers en ongedocumenteerden die zich ‘in limbo’ bevinden; ongewenst in Nederland én in het land van herkomst. De vluchtelingen oftewel ‘ambassadeurs’ konden hier buurtbewoners, passanten en ambtenaren uitnodigen voor een gesprek. Met deze In Limbo Embassy faciliteerde ze ontmoetingen tussen buurtbewoners en een kwetsbare groep nieuwkomers.

EMPATHISCHE BEVLOGENHEID

Deze houding van Van Hoeckel is in veel opzichten tekenend voor de mentaliteit van een generatie die de afgelopen zeven jaar deelnam aan de Regeling Talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Ontwerp gaat al lang niet meer over spullen maar over mensen. Die empathisch bevlogenheid loopt inmiddels door alle ontwerpdisciplines. Niet langer staan daarbij persoonlijk succes en individuele expressie centraal. De blik van de ontwerper, onderzoeker en maker is nadrukkelijk gericht op de ander. De vluchtelingencrisis van 2015 heeft daarbij gewerkt als zowel een deeltjesversneller als een vakinhoudelijke verdieping. Deze humane crisis vraagt tenslotte om onorthodoxe en radicale voorstellen en ideeën.

Lena Knappers
Lena Knappers

Stedenbouwkundige Lena Knappers (lichting 2019) onderzocht de ruimtelijke leefomstandigheden van asielzoekers, arbeidsmigranten en internationale studenten. Met haar onderzoek Rethinking the Absorption Capacity of Urban Space aan de TU Delft ontwikkelde zij strategieën om migranten op duurzame wijze in de ontvangende maatschappij op te nemen. Te vaak is de huisvesting tijdelijk en informeel; denk aan ad hoc containerhuisvesting buiten het stadscentrum of in vacante legerkazernes. Knappers onderzocht alternatieve, inclusievere vormen van opvang, gericht op de invulling van de publieke ruimte. Met uiteindelijk een nog veel groter doel: een inclusieve stad waarin alle vormen van ongelijkheid in de publieke ruimte worden onderzocht en verholpen.

Hoezeer immigratie inmiddels deel uitmaakt van de alledaagse realiteit van de creatieve disciplines blijkt uit de praktijk van Andrius Arutiunian (lichting 2021). Na zijn master Compositie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag legde hij zich toe op de spanning tussen migratie en nieuwe technologieën. In zijn ontwikkeljaar deed hij onderzoek naar wat de impact van ontheemding en afwijkende meningen is op de samenleving en hoe deze impact zich kan manifesteren in soundscapes. Oftewel: hoe klinkt de integratie van nieuwkomers in Nederland? De verbindende factor is daarbij het begrip gharib, dat in het Arabisch, Perzisch en Armeens ‘vreemd’ of ‘geheimzinnig’ betekent. Arutiunian wil geen concrete ontmoetingen tussen mensen creëren; hij streeft ook geen nieuwe woonvormen na. Slechts de eigen beroepspraktijk wordt verrijkt met de culturele invloed van migratie.

ALLEENSTAANDE VADERS

Inclusiviteit en culturele diversiteit zijn nu dominante thema’s op de maatschappelijke agenda. Zo wordt – gevoed door de Black Lives Matter-beweging in de Verenigde Staten – een vurig debat gevoerd over institutioneel racisme. De ander blijkt niet langer een vreemdeling aan onze grenzen te zijn, maar is ook onze buurman of collega. De samenleving dreigt te polariseren en daarbij kunnen bevolkingsgroepen worden gemarginaliseerd. Ontwerpers mengen zich actief in deze discussie en zetten design in als een emanciperende kracht voor een samenleving die all inclusive is; open en toegankelijk voor iedereen, ongeacht de achtergrond.

Giorgio Toppin, KABRA (XHOSA), Foto: Onitcha Toppin
Giorgio Toppin, KABRA (XHOSA), Foto: Onitcha Toppin

De emancipatie van achtergestelde groepen begint met het verkennen en verdiepen van een gedeelde identiteit. Alleen met begrip van de eigen afkomst, cultuur en tradities kan uiteindelijk grip worden gekregen op een volwaardige plek in de samenleving. Giorgio Toppin (lichting 2020) is een trotse Bijlmer-Amsterdammer en een zwarte man met een Surinaamse achtergrond. Deze twee werelden mixte hij met zijn modelabel Xhosa tot nieuwe verhalen, vertaald in mannenkleding die binnen de hedendaagse westerse context past. Voor de verhalen van Surinaamse diaspora waarop zijn collecties zijn gebaseerd, reisde hij naar zijn geboorteland om daar lokaal vakmanschap en traditionele maaktechnieken te onderzoeken en vast te leggen. Vervolgens vervaardigde hij truien met inheemse knooptechnieken; een winterjas kreeg een met de hand geborduurde traditionele print uit het district Saramacca. Omgekeerd voorzag hij de Creoolse ‘kotomisi’, die lastig is te dragen, van een comfortabele en eigentijdse snit. Met zijn biculturele mode versterkte Toppin de culture identiteit van Surinamers en vergrootte daarmee het begrip en de waardering voor zijn afkomst bij andere bevolkingsgroepen. Zijn kleding moet tenslotte in de eerste plaats ‘cool zijn om te dragen’, aldus Toppin zelf.

Natuurlijk waren creatieve disciplines altijd al goed in staat om een identiteit te versterken. Mode, gebruiksvoorwerpen, een interieur en fotobeelden zijn nu eenmaal een uitstekend instrument om te laten zien wie je bent en vooral ook wie je wilt zijn. Maar de afgelopen jaren staat identiteit niet meer voor een vrijblijvende lifestyle maar kan het ook een stigma zijn dat bepalend is voor je maatschappelijke positie. Lang niet altijd is identiteit een keuze, terwijl het van grote invloed is op het dagelijks leven – iets waarover Surinaamse, Turkse, Marokkaanse of Antilliaanse Nederlanders kunnen meepraten, tot de vierde generatie aan toe. Wie zich als ontwerper buigt over deze vastgelegde identiteit moet zich terdege bewust zijn van culturele en emotionele gevoeligheden. De ontwerper die wel even zal uitleggen wat verantwoord is en wat slecht, loopt achter de inclusieve feiten aan.

Marwan Magroun, The Life of Fathers, Adison & Ayani
Marwan Magroun, The Life of Fathers, Adison & Ayani

Daarom werken ontwerpers steeds meer vanuit een persoonlijke betrokkenheid of agency (eigenaarschap). Fotograaf en storyteller Marwan Magroun (lichting 2020) legde met zijn documentaireproject The Life Of Fathers de wereld van alleenstaande vaders met een migratieachtergrond vast. Magroun, die zelf het grootste gedeelte van zijn jeugd opgroeide zonder een vaderfiguur, zocht naar antwoorden en verhalen van een veelal onopgemerkt maar diepgevoeld vaderschap. Zo wilde hij afrekenen met het vooroordeel dat vaders met een migratieachtergrond afwezig zijn in de opvoeding. Met zijn fotoreportage en begeleidende film (inmiddels uitgezonden op NPO3) heeft hij een groep toegewijde maar onderschatte vaders een stem en een gezicht gegeven.

QUEERS EN ‘EXTENDED FAMILIES’

Diversiteit wordt maatschappijbreed omarmd en uitgedragen. Bestaande opvattingen over gender, seksualiteit en etniciteit verschuiven. Dat betekent ook dat er volop wordt gespeeld en geëxperimenteerd met identiteit en de manieren waarop deze kan worden vormgegeven. Ontwerpers zijn daardoor niet langer een doorgeefluik voor industrie of overheid, maar nemen een activistische houding aan. Leidraad daarbij is niet langer het eigen ego maar juist de sociale cohesie. Renee Mes (lichting 2021) wilde de stereotypering van de LGBTQ+-gemeenschap doorbreken en daarmee acceptatie vergroten. Ze richtte zich hierbij heel specifiek op hoe binnen de diverse queergroepen de extended families worden vormgegeven. Dit zelfverkozen gezin wordt vaak samengesteld als alternatief voor afwijzing of schaamte binnen de families waarin queers zijn opgegroeid. Maar deze nieuwe leefvorm kampt met juridische, medische, educatieve en andere institutionele achterstelling. Gezien worden als eerste stap naar erkenning, dat was de aanpak van Mes.

Voor haar research en ook het realiseren van filmportretten werkte de witte cisgender Mes samen met de organisatie Queer Trans People of Colour. Samenwerking kan ook agency geven. Daarbij, over wiens identiteit gaat het hier nou eigenlijk? Of in de terminologie van Black Lives Matter: ‘nothing about us without us’. Dat inclusief design wordt gerealiseerd volgens deze politiek correcte spelregels van agency en representation is logisch. En misschien zelfs noodzakelijk. De talloze culturele gevoeligheden vragen tenslotte om grote zorgvuldigheid.

SELECTIE EN SCOUTING

Als het gaat over gelijkheid in kansen, dan kan de creatieve industrie zelf niet buiten schot blijven. De ontwerpdisciplines zijn namelijk niet vrij van stereotypen. Met het onderzoeksproject Mediated Bodies heeft Gabriel A. Maher (lichting 2016) de genderverhouding in het internationale designmagazine Frame minutieus vastgelegd. Niet alleen was tachtig procent van de mensen in het tijdschrift mannelijk – van geïnterviewde ontwerpers tot de modellen in de advertenties. Bovendien werden vrouwen hoofdzakelijk afgebeeld in rolbevestigende en soms zelfs onderdanige houdingen als voorovergebogen of gehurkt. Met hun (als non-binair persoon gebruikt Maher de voornaamwoorden zij/hen/hun) feministische praktijk streefde Maher naar ‘deconstructie’ van de ontwerpdiscipline om de bestaande machtsstructuur en vooroordelen vast te leggen. Alleen na een actief proces van zelfreflectie en kritiek kan ontwerp zijn potentieel volledig vervullen als een discipline die bijdraagt aan maatschappelijke verbetering.

Maar aandacht voor meerstemmigheid alleen is niet genoeg. Het gaat om evenredige vertegenwoordiging, juist ook in de creatieve disciplines. De Regeling Talentontwikkeling wil daar een actieve bijdrage aan leveren met nieuwe vormen van selectie. Voor ontwerpers, onderzoekers en makers die zich zonder een relevante ontwerpopleiding maar in de praktijk professioneel hebben ontwikkeld, zijn er de scout nights. Talenten die buiten de gebaande creatieve paden werken, kunnen tijdens deze avonden hun werk aan een jury pitchen. Veel ontwerpers die van deze scout nights gebruikmaken behoren tot minderheidsgroepen, waarin een keuze voor een kunstacademie of technische universiteit nu eenmaal minder voor de hand liggend is.

Khalid Amakran, Hady
Khalid Amakran, Hady

De Rotterdamse fotograaf Khalid Amakran (lichting 2021) heeft zich als autodidact ontwikkeld van hobbyist tot professioneel portretfotograaf. Via selectie tijdens de scout nights kon hij zich vervolgens een jaar lang storten op een project over de identiteitsvorming van Marokkaans-Nederlandse jongeren van de tweede en derde generatie. Onder de noemer 3ish legde hij in een korte documentaire en een boek vast hoe deze groep worstelt met loyaliteitskwesties, code-switching, institutioneel racisme, jihadisme en politisering van vooral mannelijke Marokkaanse-Nederlanders. Deze representatie van talenten met een biculturele of non-binaire achtergrond in de creatieve industrie is essentieel. Want alleen met zichtbare voorbeelden en herkenbare rolmodellen ontstaat een gevoel van erkenning en waardering, en wordt de noodzakelijke diversiteit in de creatieve industrie gewaarborgd.

ARABISCHE KALIGRAFIE

Inmiddels zijn er negen talenten via de scout nights geselecteerd in de lichting 2020 en 2021. Een aantal dat de komende jaren zeker zal stijgen. Want een bijkomende meerwaarde is dat deze ontwerpers ook de inhoudelijke diversiteit van hun vakgebied vergroten met hun eigenzinnige beroepspraktijk. Eveneens autodidact is ILLM, de naam waaronder illustrator Qasim Arif (lichting 2021) werkt. Hij vermengt het eeuwenoude ambacht van kalligrafie met eigentijdse elementen van hiphop en straatcultuur. De klassieke Arabische kalligrafie is per definitie tweedimensionaal; het beeldhouwen van levende wezens is volgens islamitische voorschriften namelijk voorbehouden aan Allah. ILLM wil deze beeldtaal omzetten in ruimtelijke sculpturen. Daarbij put hij ook inspiratie uit zijn eigen leven. Hij groeide als derde generatie Marokkaanse-Nederlander op in een metropool. Kalligrafie vermengt hij daarom met de popculturele iconen als de Nike Air Max 1, een herkenbaar statussymbool dat de dromen, wensen en herinneringen van heel veel kinderen met een migratieachtergrond verbeeldt. Straatcultuur en eeuwenoud grafisch vakmanschap vloeien bij ILLM samen in een volstrekt nieuw idioom.

AANJAGERS VAN INCLUSIE

In de Regeling Talentontwikkeling valt zo een noodzakelijke maatschappelijke emancipatie op een vanzelfsprekende manier samen met een activistische mentaliteit. Ontwerpers, onderzoekers en makers worden geleid door een oprechte en een diepgevoelde betrokkenheid bij identiteit en inclusiviteit. Met empathie en inlevingsvermogen – intrinsiek of door samenwerking met de doelgroep – kunnen zij fungeren als aanjager voor transformatieve initiatieven en verbindend debat. Zo wordt een krachtig potentieel van de creatieve disciplines ontsloten: het verwezenlijken van een diverse samenleving waarin alle bevolkingsgroepen gelijkwaardig zijn. De blik op de ander is tenslotte ook een blik op ons allemaal.


Tekst: Jeroen Junte

Groeibriljanten en Nieuwe Olie
door Rosa te Velde

Rond 1960 komt de eerste talentenjacht op de Nederlandse televisie, overgewaaid uit Amerika. ‘Nieuwe Oogst’ wordt in eerste instantie gemaakt in de zomermaanden, met weinig budget. Een talentenjacht blijkt een goedkope manier om vermakelijke televisie te maken: de deelnemers grijpen hun kans om beroemd te worden met hun kunstjes, grappen, vermaak en spektakel – in ruil voor koffie en reiskosten.1

Talentenshows, talentenjachten bestaan sinds mensenheugenis. Maar het idee van talentontwikkeling – het belang van het financieel ondersteunen van en investeren in talent – bestaat nog niet zo heel lang. Vanaf de jaren zeventig, met de opkomst van de informatiemaatschappij en de kenniseconomie wordt het belang van ‘een leven lang te leren’ steeds belangrijker. Kennis wordt een asset. Bijscholing, het ontwikkelen van je skills en flexibiliteit worden vereisten en passie wordt noodzaak. Jij bent verantwoordelijk voor eigen geluk en succes. Je moet ‘eigenaar’ worden van je persoonlijke groeiproces. In 1998 publiceert McKinsey & Company ‘The War for Talent’. In deze studie wordt onderzocht wat het belang van ‘high performers’ is voor bedrijven, hoe talenten te werven, ontwikkelen, motiveren en hen vast te houden als werknemers. In de afgelopen decennia is talentenmanagement (TM) een belangrijk onderdeel geworden van bedrijven om concurrentievermogen te optimaliseren, nieuw leiderschap te kweken of persoonlijke groei te bewerkstelligen. Talentmanagement richt zich soms op het hele bedrijf maar vaker exclusief op jonge ‘high potentials’, die ofwel reeds een goede performance hebben geleverd, ofwel veelbelovend zijn en potentie hebben.2

Het is sociaal geograaf Richard Florida die talent in verband brengt met creativiteit in zijn boek The Rise of the Creative Class (2002). In dit boek maakt hij de – onomkeerbare – koppeling tussen economische groei, stedelijke ontwikkeling en creativiteit. Een vleugje excentriciteit, een bohemienne levensstijl en coolheid worden de bepalende factoren die onder de noemer ‘creativiteit’ de speelruimte vormen waar waardecreatie plaatsvindt. Zijn theorie resulteert in een stortvloed aan innovatieplatforms, zinderende creatieve kennisregio’s en levendige broedplaatsen. Het talentdiscours raakt onlosmakelijk verbonden met de creatieve industrie. Zo is de door Florida opgerichte Global Creativity Index – Nederland staat in 2015 op nummer 10 – gebaseerd op de drie T’s van technology, talent en tolerance. Het fenomeen ‘talent’ neemt een vlucht binnen de wereld van de tech startups en in Silicon Valey vechten de innovatiemanagers om de beste talenten. ‘Talent is the new oil’.

Het idee dat talent zich kan ontplooien en ontwikkelen onder de juiste condities staat haaks op het oudere, romantische concept van het door god gegeven, mysterieuze ‘genie’. Talent in de moderne opvatting is niet (geheel) aangeboren, en juist daarom heeft het zin om er geld en ruimte voor te geven. Zoals een groeibriljant, die ‘stapsgewijs waardevoller’ kan worden.

Wat is de geschiedenis van cultuurbeleid en talentontwikkeling in Nederland? Waar de overheid tot de Tweede Wereldoorlog cultuur overlaat aan particulieren, wordt na de oorlog een actief, “stimulerend, voorwaardenscheppend beleid” gevoerd.3 De overheid houdt vast aan het Thorbecke-principe en is geen ‘oordelaar’ van kunst. Maar volgens literatuurhistoricus Bram Ieven vindt vanaf de jaren zeventig een kanteling plaats. Kunst moet democratischer worden en om dat te bereiken moet er meer aansluiting op de markt komen: “[…] van een maatschappelijke invulling van het sociale van de kunst (kunst als participatie) naar een marktgerichte invulling van de sociale taak van de kunst (kunst als creatief ondernemerschap).”4 Met de BKR en later de WWIK worden kunstenaars en vormgevers langdurig financieel ondersteund als ze over onvoldoende middelen beschikken op voorwaarde van een diploma aan een erkende academie of als bewezen was dat men een beroepspraktijk had.5

Pas in de cultuurnota ‘Kunst van Leven’ (2006) van Ronald Plasterk wordt het belang van investeren in talent veelvuldig genoemd, want veel talent blijft ‘onbenut’.6 Plasterk roept met name op om ‘excellent toptalent’ meer ruimte te geven, vooral om internationaal mee te kunnen blijven doen. Sindsdien staat ‘talentontwikkeling’ als begrip in steen gebeiteld in cultuurbeleid. In ‘Meer dan kwaliteit’ (2012) onderschrijft ook Halbe Zijlstra het belang van talent, maar hij geeft een andere uitleg: “Net als in de wetenschap is het in de cultuur belangrijk ruimte te geven aan vernieuwing en innovatie die niet door de markt tot stand komt, omdat de ondernomen activiteiten nog niet direct winstgevend zijn.”7 Het ondersteunen van talent kan hiermee zelfs na de economische crisis gemakkelijk gelegitimeerd worden binnen Zijlstra’s beruchte nuttigheid- en rendementsdenken. Ook Jet Bussemaker handhaaft de nadruk op talentontwikkeling en voor de komende jaren blijft talent op de agenda staan.8

Door het Stimuleringsfonds wordt in 2013 voor het eerst een groep van talenten gesubsidieerd. Net als bij het talentontwikkelingsprogramma van het Mondriaanfonds wordt in het beleidsplan van 2013-2016 gekozen voor één gezamenlijke selectieronde per jaar. Hoewel de nadruk ligt op individuele trajecten, wordt genoemd dat een gezamenlijke beoordeling objectiever en deskundiger is en publicitaire ondersteuning daarmee ook gemakkelijker.9

Wie wordt als creatief talent in beschouwing genomen? Om in aanmerking te komen voor de beurs moet je aan een aantal specifieke eisen voldoen: je moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel, niet langer dan vier jaar geleden een ontwerpopleiding hebben afgerond en een goede aanvraag kunnen schrijven waarmee de negen commissieleden uit het veld kunnen worden overtuigd van jouw talent. Zij bepalen op basis van een aanvraag de potentie, ofwel de belofte van je ontwikkeling, waarbij de timing van deze subsidie goed moet passen. Hoe genuanceerd de aanvraagprocedure ook verloopt, deze factoren zorgen voor een afgebakend begrip van ‘talent’.

Als je door de strenge selectie heen komt – gemiddeld wordt tien tot vijftien procent van de aanvragen gehonoreerd – is het een enorme luxe om een jaarlang zelf je agenda te mogen bepalen: te kunnen acteren in plaats van te reageren. Een vrijhaven, een korte pauze van bestaansonzekerheid. Of is het juist een bekrachtiging van het systeem; het moment waarop de kansen gepakt moeten worden? Als gevolg waarvan zelfexploitatie, stress en verlamming toeslaan? Het creatieve proces is in werkelijkheid erg grillig. Zullen de talenten hun belofte kunnen inwisselen?

De een heeft een reis naar China gemaakt, een ander heeft een residentie in Oostenrijk kunnen doen, weer iemand anders zei z’n bijbaantje op. Velen doen onderzoek op allerlei niveaus; van veldonderzoek, materiaalexperimenten tot het schrijven van essays. Sommigen bouwen prototypes of kunnen eindelijk Ernst Haeckel’s Kunstformen der Natur kopen. Anderen organiseren bijeenkomsten, fabrieksbezoeken, ontmoetingen, interviews, een ball.

Is er een gemeenschappelijke deler te onderscheiden binnen deze selectie van talenten? De groep is ook dit keer juist geselecteerd op balans en verscheidenheid; van geluidskunstenaar, filmmaker, designthinker, onderzoeker, cartograaf, verhalenverteller, voormalig architect tot genderactivist-cum-modeontwerper – en dus kan gezamenlijkheid in presentatie geforceerd aanvoelen. Maar door samen naar buiten te treden wordt zichtbaarheid van de talenten gecreëerd. Belangrijk, want hoe anders kan deze investering worden gelegitimeerd?
Dit zijn de vragen die al sinds de eerste lichting spelen bij het Stimuleringsfonds; hoe treden we naar buiten met deze groep, zonder een plat, ongenuanceerd spektakel of romantisch idee van talent neer te zetten? Maar hoe maken we tegelijkertijd wel aan de buitenwereld zichtbaar wat er met publiek geld gebeurt? En wat is goed voor de talenten zelf? In de afgelopen jaren zijn er verschillende vormen uitgetest om te reflecteren op het jaartraject. Van verschillende gecureerde exposities met publicaties vergezeld door presentaties, podcasts, teksten, websites, workshops en debatten.
Het Stimuleringsfonds werkt als buffer tussen het neoliberale beleid en de creatieve werkelijkheid. Het fonds schept luwte voor het maken en biedt ruimte aan het nog-niet-weten, het onderzoek, het experiment en het falen, zonder daar al te veel eisen aan te stellen. Een evenwichtsoefening: Hoe demp je de harde beleidstaal, houd je de rendementsdenkers op afstand, terwijl de (absolute) noodzaak voor deze financiering gemeten, gezien en daarmee gewaarborgd blijft?

Dit jaar is op inspraak van de talenten zelf gekozen voor een andere aanpak: geen expositie. De Dutch Design Week lijkt voor de meesten niet de juiste plek te zijn; slechts een enkeling wil überhaupt een ‘afgerond’ ontwerp of project presenteren en niet noodzakelijk tijdens DDW. Bovendien: veel van de talenten hebben de subsidie ingezet om onderzoek te doen en mogelijkheden te scheppen. In plaats van een gezamenlijke expositie is daarom gekozen voor een bijeenkomst en profielteksten en videoportretten die gepubliceerd worden op ‘Platform Talent’, een online database. Hiermee komt de nadruk minder op het afgelopen jaar te liggen en meer op de zichtbaarheid van de maker en zijn/haar proces; een verschuiving van minder concrete of toegepaste resultaten naar meer aandacht voor persoonlijke werkwijzen. Voldoet deze publiekmaking aan de honger en nieuwsgierigheid van het brede publiek en de resultaatgerichtheid van de politiek? Is het misschien belangrijker geworden om aan te kondigen dat er talent is en niet wat het talent is? Of is dit een manier om meetbaarheid te omzeilen en de druk van de ketel af te halen?

Wat de talenten misschien nog het meest verbindt is het feit dat ze, hoewel ze erkend worden als ‘high performers’, allen op zoek zijn naar duurzame vormen van creatief werk binnen een precair en competitief ecosysteem van kansen pakken, optimisme en continu beschikbaar zijn. Falen of kwetsbaarheid, of het bespreken van de grilligheid van creativiteit heeft daar tot op heden nog weinig plek. De zoektocht naar talent blijft een show, een jacht, competitie of oorlog.

1 https://anderetijden.nl/aflevering/171/Talentenjacht
2 Elizabeth G. Chambers et al. ‘The War for Talent’ in: The McKinsey Quarterly 3, 1998 pp. 44–57. In 2001 verscheen dit onderzoek in boekvorm.
3 Roel Pots, ‘De tijdloze Thorbecke: over niet-oordelen en voorwaarden scheppen in het Nederlandse cutluurbeleid’ in: Boekmancahier 13:50, 2001, pp.462-473, p. 466.
4 Bram Ieven, ‘Opbouw als afbraak: over democratisering als vanishing mediator in het huidige kunstenbeleid’ in: Kunstlicht, 2016 37:1, p. 12.
5 De Beeldende Kunst Regeling gold van 1956-1986 en de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars van 2005-2012.
6 Ronald Plasterk, Hoofdlijnen Cultuurbeleid Kunst van Leven, 2006 p. 5. Plasterk was minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2007 tot 2010.
7 Halbe Zijlstra, ‘Meer dan Kwaliteit: Een Nieuwe visie op cultuurbeleid’, 2012, p. 9. Zijlstra was staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2010 tot 2012 en verantwoordelijk voor de bezuinigingen op subsidies in de cultuursector.
8 Jet Bussemaker was minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2012 tot 2017.
9 Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie, beleidsplan 2013/2016.


Tekst: Rosa te Velde

Alessandra Scalora

Alessandra Scalora

'Wist je dat bijen zoemen op een frequentie die kalmerend werkt voor mensen? Bijen brengen meer dan alleen honing.' Imker, maker, museumdocent en moeder Alessandra Scalora leert veel van 'haar' bijen. Sinds 2016 staat ze als zelfstandig imker wekelijks op het dak van Het Ketelhuis en het Van Abbemuseum in Eindhoven. Ze zocht meer rust en vond dat bij haar bijen, die een letterlijk tegengeluid bieden aan de maalstroom van gedachten in haar hoofd. 'Als ik bij de bijen ben, dan is mijn hoofd stil. Hier ontstond ook het idee voor mijn project Humbled by Bees. Ik wilde onderzoeken of ik verfpigmenten kan maken van in de bijenkast achtergebleven stuifmeel.'

Fast forward naar Sicilië, waar Scalora een groot deel van haar jeugd doorbracht in de welig tierende tuin van haar opa en oma. Eén doel van haar project was om vrouwelijke imkers in de spotlights te zetten. Ze maakte afspraken met lokale imkers, en haar Italiaanse nicht - fotograaf - zou de boel documenteren. Maar het liep anders. Haar nicht was verhinderd en een imker bleek gestopt. Bij Scalora sloeg de stress toe. 'Het dwong me om scherp en snel te schakelen, maar mijn project werd er beter van. De feministische inslag paste niet helemaal. Het verhaal dat ik wil vertellen is groter en gaat ook over mijn wortels hier in Sicilië.' Het was haar grootste uitdaging: omschakelen, focus aanbrengen en faalangst bestrijden. Ze verschoof haar aandacht naar het maken van natuurlijke pigmenten. 'Naast mijn eigen stuifmeel verzamelde ik lokale bloemen en stenen en assen van vulkaan de Etna.' In Rome en Den Haag leerde ze hiervan natuurlijke verf en inkt te maken.

Tien kunstwerken maken, elk gevat in een lijst van hout uit haar bijenkast: dat was eerst Scalora's doel. Nu kijkt ze anders naar haar eindproduct. 'Het onderzoek, dat meer tijd in beslag nam, is óók onderdeel van het eindresultaat. Het liefst leg ik dat proces vast in een boek.' Maar eerst haar kunstwerken: Scalora schildert met haar eigen verf en drukt met haar inkt de houtsnedes die ze zelf maakte, van patronen die ze in de bijenkasten aantreft. 'In Italië waagde ik me aan houtbewerking. Na dit jaar wil ik leren houtdraaien, om mijn eigen honingpotten te maken.' Alle facetten uit haar verhaal - over het belang van de bij in breedste zin - komen samen. Want in alle eerlijkheid: zonder de bij had Scalora haar jeugd heel anders beleefd. 'Dat de tuin van mijn opa en oma vol stond met fruitbomen, is mede te danken aan de bij.'

Tekst door Priscilla de Putter
Alyson Sillon

Alyson Sillon

Multidisciplinair ontwerper Alyson Sillon haalde in 2022 haar bachelordiploma grafisch ontwerp aan de Gerrit Rietveld Academie. In haar praktijk bundelt ze een interesse in sociale thema's – vaak gerelateerd aan subculturen en mode – met grafisch ontwerp en performancekunst. De waarden die Sillon met haar werk en haar huidige project wil overbrengen zijn empowerment, verlichting en verbinding. Sillon: 'Met Before/after wil ik laten zien hoe technofeesten momenten van transformatie of zelfontdekking kunnen zijn. Ik neem het publiek mee op een persoonlijke reis en deel mijn inzichten. Zelf gebruik ik op een party bijvoorbeeld geen geestverruimende middelen, ik zie de rave als een manier om de beperkingen en capaciteiten van mijn lichaam te verkennen, vergelijkbaar met een sport-/trainingssessie.'

Sillon deed uitgebreid onderzoek naar dance en de verandering daarvan. 'Oorspronkelijk was raven voor jongeren een manier om zich los te maken van de gevestigde orde. De raves waren illegaal, ontregelend, hedonistisch, donker, transcendentaal. Het lijkt of de bezoekers hun lichaam zonder schaamte lieten bewegen. Nu heeft het zich ontwikkeld tot een industrie, waar beroemde dj's en lichtshows een belangrijke plek innemen. Ik heb het gevoel dat deze setting de intimiteit van het moment kan beïnvloeden waardoor bezoekers zich niet helemaal durven te laten gaan. Ik vraag me af hoe we deze gemeenschappelijke behoefte en de extase, die er vroeger moet zijn geweest, opnieuw kunnen introduceren.'

Het eindproduct van Sillons project – een reis door de nacht – is een experiment waarin ze zal proberen om publiek tijdens een event diepe emoties te laten ervaren. 'Voordat de dj gaat draaien, is er een warming-up met meditatie en een inspirerend kunstmoment, zodat de deelnemers zich met zichzelf en met elkaar kunnen verbinden.'

De afgelopen tijd werkte Sillon verder aan research, aan verhalen die het onderzochte onderwerp theoretisch omkaderen en aan een spirituele klok met twaalf objecten van plexiglas, die de verschillende momenten van een rave kenmerken. 'Met deze multisensorische installatie, gebaseerd op de esthetiek van afrofuturisme en Egyptische symboliek, wil ik de zwarte en queer roots van technomuziek benadrukken.'

De laatste projectfase is die van het ontwikkelen van de choreografie en het aangaan van samenwerkingen met een dj en artiesten. 'Ik moet uit mijn artistieke bubbel stappen en andere creatieven vragen om mijn visie te delen. Het is een spannende en uitdagende fase van overgave en vertrouwen op het eindresultaat. Hopelijk leidt dit experiment tot een concept dat ik op verschillende locaties kan presenteren.'

Tekst door Iris Stam
Amos Peled

Amos Peled

Het is in eerste instantie zijn nieuwsgierigheid die hem drijft. 'Neem alleen al de esthetiek van medische machines, zoals een echografieapparaat', vertelt Amos Peled gretig. 'Daarmee kun je de schoonheid ervaren van hoe het is om de binnenkant van je lichaam te bekijken.' De multidisciplinaire kunstenaar houdt zich bezig met experimentele muziek, audiovisuele installaties en performancekunst. Geboren in 1997 in Israël, groeide Peled op in een ziekenhuisomgeving, waar hij als patiënt omringd werd en gefascineerd raakte door medische systemen. Deze ervaringen vormen nu de basis van zijn werk. 'Ik heb veel nagedacht over hoe je creativiteit kan introduceren in de medische wereld', legt hij uit. 'Toen ik een echografiemachine kon kopen voor vijfhonderd euro, besloot ik dit apparaat vanuit een artistiek perspectief te gaan verkennen. Ik ben begonnen de machine als een camera te gebruiken om mijn eigen lichaam te filmen. Vervolgens ben ik patiënten en medisch personeel erbij gaan betrekken om tot creatieve processen te komen waarbij de technologie kan worden ingezet.'

Zijn aanpak voor dit creatieve gebruik van medische apparaten wekte de aandacht van meerdere instellingen, waaronder de Universiteit Utrecht, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, Wilhelmina KinderZiekenhuis, UMC Utrecht, Leids Universitair Medisch Centrum, en de nieuwe Utrechtse School, die de potentie hiervan zien. Inmiddels toont Peled op (film)festivals in binnen- en buitenland verhalende en poëtische 'echofilms' waarbij hij het menselijk lichaam gebruikt als abstract medium voor het vertellen van verhalen, waarin de organen personages en landschappen worden. Eind september 2024 neemt hij ook deel aan Betweter festival, waar bezoekers de mogelijkheid krijgen hun eigen lichaam van binnen te zien.

In zijn ontwikkeljaar ging hij ook een samenwerking aan met kunstenaar Job Santé met wie hij het Creative Laboratory for the Exploration of Medical Technology (CLEMT) opzette. 'De kern van CLEMT is het creëren van situaties waarin patiënten op een creatieve manier gebruik kunnen maken van medische technologie. Ik zou de gezondheidszorg willen verrijken door multidisciplinaire benaderingen en samenwerkingen.' CLEMT wil ook workshops organiseren in de medische wereld om het creatieve gebruik van medische machines te delen. Door dit te doen, hoopt Peled de hiërarchische relatie tussen artsen, patiënten, het lichaam en medische technologie te deconstrueren. Dit proces is een bewuste poging om de medisch beperkte interpretaties van het lichaam uit te dagen, waarbij subjectieve vooroordelen worden geïnjecteerd in kaders van vermeende objectiviteit—waarbij waarheid met feit, kunst met wetenschap wordt vermengd.

Tekst door Maaike Staffhorst
Ange Neveu

Ange Neveu

May your eyes never look away, may your genitals always be lubricated (porn, pixels, power and the panda desire economy) is de titel van het ontwikkelplan dat Ange Neveu indiende. Hoewel de artistiek onderzoeker uit Rotterdam, die afstudeerde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, dit jaar aan maar liefst drie projecten wilde werken, is er één onderdeel waarnaar deze titel specifiek verwijst. Neveu: 'Ik wilde graag een documentaire maken op basis van mijn eerdere onderzoek naar pandaporno. Ik ben een kind van het internet en een hoarder, dus toen ik een video met pandaporno tegenkwam, kon ik het niet laten hem op te slaan in mijn archief. Al snel daarna begon ik deze video's obsessief te archiveren om te proberen te begrijpen waar ik naar keek, namelijk hoe dierentuinen de voortplanting van in gevangenschap levende reuzepanda's stimuleren door hen pornografische beelden te tonen en ze hun spieren te laten trainen zodat ze beter kunnen paren.'

De film van Neveu is een korte, fictieve documentaire geworden over het leven van de vrouwelijke reuzenpanda Mei Xiang die in de National Zoo in Washington D.C. woonde. De panda beviel in totaal van zeven welpen, waarvan er vier volwassen zijn. Neveu: 'Ik vertel het verhaal vanuit drie perspectieven: de bewakingscamera's, het publiek en tv-journalistiek. De film gaat in op de asymmetrische relaties tussen mens en dier, gedwongen voortplanting en commodificatie.' Om ervoor te zorgen dat de docu, die Drowned in likeness als werktitel heeft, zowel in kunstruimtes als in filmruimtes vertoond kan worden, volgde Neveu verschillende cursussen waaronder 'script schrijven' en 'experimenteel filmmaken'. Ook wilde Neveu een onderzoekstraject starten over invasieve planten en queer migranten – 'twee groepen die zichzelf in stand houden in vijandige omgevingen' – én was er de wens om een nieuwe samenwerking aan te gaan om diens eigen onderzoeksmethoden te analyseren. Hierdoor werd een strakke planning noodzakelijk en kreeg niet elk afzonderlijk project de tijd die het volgens Neveu nodig had.

Toch heeft het jaar hen veel gebracht: 'Het meest lonende vond ik de samenwerkingen. Dat is iets waar ik in het verleden echt mee worstelde, maar ik ben ontzettend blij met de mensen die ik heb ontmoet en wat ze hebben kunnen bijdragen. Ik hoop dat we in de toekomst blijven samenwerken.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Anna Torres

Anna Torres

Anna Torres beweegt zich op het vlak van architectuur, onderzoek en kunst. Sinds kort onderzoekt ze in haar ontwerppraktijk de rol van wat ze een 'ruimtelijke detective' zou willen noemen. Vanuit haar atelier heeft Torres uitzicht op de Warmoesstraat, op de Amsterdamse Wallen. De buurt met zijn mythen en symbolen, rijke geschiedenis, vele gemeenschappen en machtsstructuren fascineert haar en speelt een belangrijke rol in haar werk, dat draait om de thema's ruimtelijke rechtvaardigheid, feminisme, queerness en seksualiteit in stedelijke ruimten. Torres omarmt de gelaagdheid en rauwheid van de onderwerpen waar ze zich op richt. Ze gelooft sterk dat plaatsen, mensen en concepten niet moeten worden gladgestreken of smakelijker gemaakt om serieus te worden genomen of om zorg waard te zijn.

Om de complexe machtsstructuren in het gebied te begrijpen werkt Torres samen met sekswerkers. 'Mijn doel als architect is om niet vóór de sekswerkers te werken maar mét. Sekswerkers zijn professionals op hun gebied en moeten in de samenwerking als zodanig behandeld worden. Ik probeer te inventariseren hoe deze groep zich in ruimtelijke zin manifesteert, hoe we collectief ruimte kunnen maken voor genotsaanbieders door scenario's van hoopvolle verbeelding en hoe we deze bevindingen op een begrijpelijke manier kunnen communiceren. Ik verbind deze aspecten op verschillende manieren, van soft mapping, tekenen, schilderen en collages maken tot deelname aan politieke gesprekken en het organiseren van creatieve gemeenschappelijke workshops. Zo moedigde ik in een worldbuilding-sessie sekswerkers aan om de werkplek van hun dromen te verbeelden. Dit gebeurde al knippend en plakkend, in een gezellige en veilige setting. Het was prachtig!'

Torres wil alle input uit onderzoek, sessies, projecten en een reflectie daarop samenbrengen in een publicatie, die tegelijkertijd een liefdesbrief aan de buurt zal zijn. Ook werkt ze aan een videogame over De Wallen. Momenteel is ze architect in residence voor HXSSY, een kunst- en cultuurcollectief dat de relatie tussen queer sekswerkers, kunstenaars, buren en de gemeenschap op De Wallen wil versterken door kunst. Onlangs had Torres ook haar eerste samenwerkingsproject met Studio Ventura, met wie ze een alternatieve, queer dark room creëerde voor het Pornceptual-evenement. 'Ik merkte hoeveel voldoening het geeft om iets één-op-één te bouwen. Graag wil ik vaker bezig zijn met dit soort praktische, snelle en tastbare projecten, en verschillende samenwerkingen en rollen uitproberen. Dit geeft een waardevol inzicht in wat je inbrengt en laat je nadenken over je eigen praktijk.'

Tekst door Iris Stam
Anna Zan

Anna Zan

De uit Polen afkomstige Anna Zań studeerde in 2021 af als architect aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, waarna ze aan dezelfde academie ging doceren. Ook zette ze haar eigen ontwerp- en onderzoekspraktijk op. Zań: 'Mijn boodschap is: we moeten zoeken naar manieren om te bouwen zonder de natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Verhef het gewone, maak gebruik van grondstoffen die over het hoofd worden gezien, waardeer deze op en hergebruik ze. Bijvoorbeeld door mineralen en biobased materialen zoals stro, hout en cellulose te combineren met “afvalgrond”, afgegraven in onze steden.'

Naar dit laatste doet Zán sinds 2023 samen met Elise Laurent onderzoek. Dit jaar werkte ze verder aan het project, met de naam Building cities from waste soil. Zań: 'In steden wordt veel grond afgegraven voor het uitbreiden van metrolijnen, het bouwen van nieuwe wijken en het verdichten van bestaande buurten. Deze ontginning is nodig om een veilige fundering te garanderen. Wat als deze grond de primaire grondstof voor nieuwbouw zou worden?'

Zań bestudeerde de grond die in Nederlandse steden werd opgegraven. Hoewel dit vooronderzoek begon met slechts zes steden, was het ontdekte scala aan klei- en leemsoorten dat in de gronddepots werd gevonden zeer breed. Van verschillende zeeen rivierkleisoorten tot donkere okerkleurige leem uit het zuiden, elk zeer specifiek voor het landschap van de stad waar het vandaan komt. Verder werkte ze samen met Rokus Oskam (Oskam VF) om de grond te testen en toe te passen voor de productie van ruwe samengeperste bouwstenen van aarde. Zań: 'Door compressie ontstaan stevige en duurzame bouwstenen. Deze fabricage verbruikt slechts één procent van de energie die nodig is voor de productie van traditionele bakstenen.'

In het project Nieuw Oud Oost Leeuwarden, genoemd naar de wijk, werkte ze met M3H Architecten, DS Landschapsarchitecten, Oskam VF, Homes Factory en Strotec aan een prototype voor sociale, betaalbare, geprefabriceerde, biobased woningbouw met een gezond binnenklimaat. 'We ontwikkelden geperste leemsteen en klei-stropleister om de huizen van binnen en buiten mee af te werken. Hiervoor combineerden we biobased materialen zoals stro, hout en cellulose met hoogwaardige zeeklei, die op de locatie zal worden afgegraven om ruimte te maken voor water. Deze hoopvolle uitkomsten werden getoond op de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam 2024.' Zań merkt op: 'Materiaalonderzoek, lesgeven, publiceren, tentoonstellingen… Wat ik de afgelopen tijd heb geleerd, is dat niet alleen ontwerpopdrachten, maar meerdere activiteiten deel kunnen uitmaken van mijn praktijk.'

Tekst door Iris Stam
Chen-Yu Wang

Chen-Yu Wang

Door hard te werken aan haar toekomst als ontwerper en kunstenaar verzoende Chen-Yu Wang zich met haar verleden als factory girl. De drie rollen vullen elkaar aan, ziet ze nu. Als voormalig fabrieksmeisje uit Taiwan kreeg ze het harde werken met de paplepel ingegoten. Maar ze ontwikkelde ook een scherpe blik op conflicterende situaties, kapitalisme en de oosterse en westerse kijk op deze zaken. Als voormalig fabrieksmeisje uit Taiwan ontwikkelde Wang namelijk een scherpe blik op conflicterende situaties, kapitalisme en de oosterse en westerse kijk op deze zaken. Dit alles brengt ze in haar werk onder de aandacht. 'Ik gebruik textiel, sculpturen en installaties om westers publiek bewust te maken van de arbeidsomstandigheden en de menselijke verhalen achter de producten die ze dagelijks gebruiken. Na mijn afstuderen besefte ik dat ik ook de stemmen van andere fabrieksmeisjes wilde laten horen.' Dat besloot ze te doen met The rest factory.

The rest factory is, naast oplossing en ideologie, een aanklacht tegen de kapitalistische wereld. Het daagt bestaande bedrijfsmodellen uit door 'rust' als kernmethode te introduceren en te streven naar een reflectief en creatief productiesysteem. 'Ik geloof dat we met kunst een verschil kunnen maken in de wereld. Mijn doel is om een zelfvoorzienend, sociaal collectief te starten waarvan fabrieksmeisjes direct een volwaardig onderdeel zijn, met een eerlijk loon en waardig werk.' Handen en voeten geven aan dit plan was Wangs grootste uitdaging dit jaar. 'Ik blijf herdefiniëren, zoekend naar de juiste vorm en samenwerkingen.' Zo passeerden cursussen geluidstherapie, geluidskunst, sociaal ondernemen, antropologie, lithografie, zeefdrukken en weven de revue dit jaar.

Wangs verblijf in India zorgde voor waardevolle inzichten. 'In Calicut ontmoette ik wevers Beena en Ramu, die met een vliegend schietspoelweefgetouw werkten. Het meditatieve geluid van het weven – dhat dhat dhat – inspireerde me om het te visualiseren. Ik tekende op het geluid van het weefgetouw, waarvan ik ook opnames maakte, en weefde als het ware met mijn pen.' Wang liet de wevers haar tekening zien en vroeg hen om het werk ook te signeren. 'Het verhaal dat ik wil vertellen gaat over de arbeiders achter dit soort artistieke processen.' De ritmische weefgeluiden brachten Wang terug naar haar jeugd in de fabriek. Daar waar ze werd 'geprogrammeerd' om hard te werken, zegt ze. 'Hard werken zit in mijn genen. Ik vraag me af of ik in staat ben om te rusten.' Het is een kwestie van tijd voordat Wang met The rest factory de plek realiseert waar ze zo naar verlangt. Een plek waar haar ziel kan rusten.

Tekst door Priscilla de Putter
Chenda Fekkes

Chenda Fekkes

Chenda Fekkes studeerde drie jaar geleden af aan het Hout- en Meubileringscollege als 'creatief vakman' met een specialisatie in schoenmaken. Ze vond een baan als orthopedisch schoenmaker, waarin zij vooral bezig was met reparaties en aanpassingen. Maar in haar vrije tijd werkte ze aan eigen creaties: leren maskers en lingerie, als seksueel bevrijdende modeaccessoires die de drager empoweren. Ze maakte ze op bestelling en verkocht ze via Etsy. Dat was niet het ideale platform, maar over haar ontwerpambities twijfelde ze niet. Al voordat de aanvraag bij het Stimuleringsfonds werd toegekend zei ze haar baan op. 'Ik kon gewoon niet wachten,' zegt Fekkes, 'Ik móest gewoon onderzoeken of ik dit kon professionaliseren.'

Het afgelopen jaar richtte Fekkes zich op het ontwikkelen en positioneren van haar brand, dat haar tweede naam heeft gekregen: Chisenga. Ze vond een atelier achter de Tolhuistuin in Amsterdam-Noord en ging daar aan de slag met meer dan maskers en lingerie. Ze ging ook op zoek naar het juiste leer voor een grotere collectie, ze vond dat bij een leerlooierij in Napels. Er kwamen leren rokjes, topjes, broekjes en zelfs een leren bruidsjurk bij, en een website met de juiste look and feel. 'Tot nu toe werden mijn maskers en lingerie vooral gebruikt als styling props voor fotoshoots van anderen,' vertelt Fekkes. 'Ik ben samen met een creative director moodboards gaan maken en aan het rebranden geslagen. En nu heb ik beeldmateriaal in mijn eigen stijl.'

Die stijl beschrijft ze als stoer, feministisch, met een knipoog naar fetisj. 'Ik zie Chisenga niet als een fetish brand maar als een modemerk geïnspireerd op de fetish clubkid en punkcultuur. Ik was altijd al gefascineerd door maskers, en wil die graag wat toegankelijker maken. Tijdens de fotoshoots heb ik de houding van de modellen die de pieces aantrekken zien veranderen. Ze voelen zich sterk en aantrekkelijk. Ik zie superkrachten in hen ontwaken. Dat is fantastisch om te zien.' Met haar nieuwe website hoopt zij een breed publiek te bereiken. 'Ik wil sexy mode maken die tegelijkertijd afrekent met de male gaze en het standaard schoonheidsideaal.' In aanloop naar de lancering in augustus is Fekkes alweer bezig met de volgende stap. Ze heeft een cursus gevolgd bij de wereldberoemde schoenmaker René van den Berg: 'Ik ben samen met hem een schoen aan het ontwikkelen met een hak geïnspireerd op een sextoy. De rest is nog een verrassing, die schoen is er bijna.'

Tekst door Willemijn de Jonge
Cotecreate Studio

Cotecreate Studio

María José Jara Veragua (Cotecreate Studio) vertrok acht jaar geleden uit haar moederland Chili om de wereld te verkennen en kwam in 2019 na omzwervingen in Nederland terecht. Binnen een maand startte ze haar eigen bedrijf, omdat ze niet alleen de taal wilde leren, maar ook iets wilde ondernemen. 'Ik begon mijn eigen bedrijf in een sector waarin ik nog nooit had gewerkt: kunst. Omdat ik geloof dat kunst een gemeenschappelijke taal is die iedereen begrijpt. Ik wilde verbinding maken met de gemeenschap en dit leek me ideaal.'

Het was een steile leercurve waarbij Cote niet alleen haar weg vond in een nieuwe omgeving, maar ook een nieuw vak leerde en een netwerk opbouwde. Ze ontwikkelde razendsnel een praktijk als illustrator en sociaal kunstenaar en werd in 2020 voor drie jaar stadskunstenaar van haar woonplaats Leeuwarden. Tegen het einde van deze periode vroeg ze de talentontwikkelingsbeurs aan om haar praktijk verder te ontwikkelen. Gedurende dit jaar voelde ze dat het tijd was voor een volgende stap: 'Mijn sociale instelling drijft mijn bedrijf, maar ik zocht naar een diepere betekenis achter mijn werk.'

Tijdens een recente kunstenaarsresidentie in Chili besefte ze dat ze zich ondanks haar harde werk en waardering voor haar kunst niet helemaal thuis voelt in Nederland. Ze ontdekte dat haar werk altijd gericht is geweest op het geven van ruimte en een stem aan anderen, zonder haar eigen verhaal te erkennen. 'Wat ik ontdekte, is dat het belangrijkste niet alleen integreren is, maar het creëren van een gevoel van erbij horen. De betekenis van mijn werk ligt bij de mensen en hun ervaringen. Kunst is een middel om dit te bereiken, niet mijn doel.'

Ze startte een onderzoek naar verbondenheid door te schrijven, illustraties te maken en interviews te houden met mensen uit Nederland en Chili. Ze vraagt respondenten om enquêtes in te vullen of tekeningen te maken van wat verbondenheid of uitsluiting voor hen betekent. Inmiddels heeft ze ruim honderd bijdragen verzameld die ze wil gebruiken om een methode te ontwikkelen voor het vergroten van begrip over uitsluiting in de samenleving.

In de volgende fase plant Cote een expositie met persoonlijke verkenningen van het thema verbondenheid in tekst en beeld. Tijdens Dutch Design Week wil ze een interactieve presentatie maken waaraan bezoekers hun eigen bijdrage kunnen leveren. Daarnaast overweegt ze in gesprek te gaan met nieuwkomers in Nederland en haar methode door te ontwikkelen om ook hen te helpen zich thuis te voelen.

Tekst door Roosmarijn Hompe
Dae Uk Kim

Dae Uk Kim

De van huid, haar en seksueel getinte vormen gemaakte objecten van Dae Uk Kim laten weinig aan de verbeelding over. Maar het is veel meer dan dat. Het doel van Kims ontwikkeljaar was om de storytelling rondom zijn werk te verbeteren. 'Ik maak fysieke objecten, maar mis daarbij communicatie met mijn publiek.' Door interactie wil hij zijn verhaal beter overbrengen en vooral: zelf beter begrepen worden. Dat begrip miste Kim, afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven, tijdens zijn jeugd in het conservatieve Korea. 'Vooral niet voelen en verlangens onderdrukken' was het devies. Alles wat hij toen moest wegstoppen – identiteit, genderexpressie en keuzevrijheid – komt nu tot uiting in zijn gemuteerde 'karakters'. Dat diversiteit en acceptatie belangrijke thema's zijn in zijn werk, is daarom niet verrassend.

Kims Mutant project verbeeldt zijn verborgen verlangens. 'Als kind wilde ik het liefst spelen met lang haar, nagellak en hoge hakken, maar ik realiseerde me al jong dat dat niet gewenst was. Ik voelde het ongemak van familieleden en op school bleek al snel dat ik anders was dan andere jongens.' In Nederland was er veel meer vrijheid, maar toch lukte het Kim niet direct om zichzelf te uiten. 'Mijn omgeving veranderde, maar ik veranderde moeilijk mee. Gevoelens van schaamte overheersten. Daarom gebruikte ik objecten om mezelf te uiten, als alter ego.' Over die diepere laag in zijn werk wilde Kim dit jaar leren vertellen, door middel van onder andere video en performance. 'Daarom vroeg ik MAISON the FAUX om hulp. Visuele kunsten, van performance tot mode en objecten, verenigen zij in een sterk verhaal.' Niet als mentor, maar als samenwerkingspartner wilde MAISON the FAUX Kim iets leren. Het laatste jaar werkten ze aan twee projecten en er staat nog een groot project op de planning. 'Het was een geweldige kans. Ik leerde over hoe zij een visueel verhaal maken. Het project Timelesstime bijvoorbeeld werd geopend met performance, installaties en video.'

Dit jaar leerde Kim anders naar zijn eigen aanpak kijken. 'Eerst dacht en werkte ik in objecten, nu denk ik eerst na over het concept en het visuele pakket waarvan mijn objecten onderdeel zijn.' Hij geeft zichzelf nu toestemming om te doen waar hij goed in is én van geniet. 'In mijn plan schreef ik dat ik zelf wilde leren filmen en monteren. Nu zie ik dat dat niet nodig is voor een sterk verhaal. Ik hóef niet alles zelf te kunnen. Als bedenker en bewaker van een concept zoek ik specialisten die mijn boodschap en objecten ondersteunen. Zodat ik een sterker verhaal kan vertellen.'

Tekst door Priscilla de Putter
Denzel Veerkamp

Denzel Veerkamp

Modeontwerper Denzel Veerkamp groeide op in Amsterdam, met een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader. Hij had vaak het gevoel tussen twee culturen in te leven. 'Doordat ik nog nooit in Suriname was geweest, kreeg ik steeds meer vragen en de behoefte om de geschiedenis en de verhoudingen tussen de twee landen uit te zoeken.'

Met een open blik begon Veerkamp aan zijn reis. Voor het eerst ontmoette hij zijn opa en andere familieleden, en dompelde hij zich onder in de cultuur en het leefgebied van zijn voorouders. Als modeontwerper wilde hij zijn bevindingen vervolgens in mode vatten. 'Het viel me op dat Surinaamse vrouwen vaak pronken met traditionele klederdracht bij speciale gelegenheden, en mannen helemaal niet. Zo raakte ik geïnteresseerd in de zelfexpressie van de Afro-Surinaamse man en kwam ik erachter dat er bijvoorbeeld geen mannelijk koto kostuum bestaat.'

Het koto kostuum, een Afro-Surinaams kledingstuk dat veel mensen herinnert aan de koloniale tijd, zou destijds herontworpen zijn door de mannelijke kolonisator, omdat vrouwen niet meer met ontbloot bovenlichaam rondom het huis mochten werken. Vrouwen communiceerden non-verbaal met elkaar door middel van de draagwijzen van de koto en angisa (traditioneel hoofdstuk). Veerkamp wilde uitzoeken wat expressie vandaag de dag inhoudt. In onder andere het Nationaal Archief in Paramaribo dook hij de archieven in. Brieven, krantenartikelen, magazines, foto's, kleding, alles wat hij vond nam hij tot zich. Met gevoelens van adoratie, verbijstering, verwondering en trots maakte hij een vertaalslag naar nieuwe ontwerpen. Tijdens Keti Koti liet hij in het Amsterdamse zorgcentrum waar zijn oma woont bewoners model lopen, met onder andere een angisa, waarmee Veerkamp eind 2023 officieel zijn diploma haalde.

Het is nog wel een uitdaging om de ontwerpen uit te voeren. Gebruik van bestaande materialen is namelijk een cruciale pijler in Veerkamps werk. 'In Suriname besefte ik dat er culturele en spirituele gebruiken zijn rondom het dragen van tweedehands kleding. Surinamers dragen geen tweedehands kleding als het niet van een direct familielid is. Omdat je niet weet wat de mens die het droeg heeft uitgespookt. In de Surinaams Creoolse cultuur gelooft men in het spiritueel reinigen van jezelf door middel van wassies, dit zijn geparfumeerde badjes die negatieve energieën wegspoelen. Ik neem dat graag over en gebruik nu Florida water om de negatieve energieën van de vorige drager eruit te wassen.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Dries Verbeke

Dries Verbeke

Dries Verbeke (Driever) beweegt zich op het grensvlak van ambacht en innovatie. Hij omschrijft zijn werk als 'toegepaste kunst'. Hoewel dit misschien een ouderwetse term lijkt, is zijn werk verre van gedateerd. Verbeke creëert objecten die meer zijn dan alleen gebruiksvoorwerpen; ze hebben altijd iets extra's, zoals een lamp samengesteld uit spullen van de weggeefwinkel of een infinity tafel met gelaserde motieven, ledstrips en (doorkijk)spiegels. 'Wat ik probeer uit te drukken met dit soort dingen is: alles is veranderlijk, alles is verwonderlijk,' zegt hij over zijn werk. Zijn fascinatie voor mechanica komt duidelijk naar voren in zijn ontwerpen. Inspiratiebronnen zijn onder meer de uitvindingen van Leonardo da Vinci, de (vliegende) voertuigen van Panamarenko en de bewegende strandbeesten van Theo Jansen.

Oorspronkelijk geschoold als grafisch vormgever, heeft Verbeke zich verder ontwikkeld tot een veelzijdige ambachtskunstenaar. Hij leerde zichzelf houtbewerking, metaalbewerking, lassen en lasersnijden; vaardigheden die hij nodig had om zijn ideeën tot leven te brengen. Dankzij zijn ervaring met grafische programma's zoals Illustrator kon hij relatief gemakkelijk overstappen naar 3D-tekenprogramma's. Met het toenemen van zijn vaardigheden groeiden ook de projecten, in afmeting, maar vooral in complexiteit en gelaagdheid.

Ondersteund door de talentontwikkelingsbeurs, heeft Verbeke zich dit jaar ten doel gesteld om zijn werk interactiever te maken door technologie zoals elektronica, sensoren en Python-programmering te integreren. 'Het idee is om daar de mens letterlijk van invloed te maken op het werk, zodat de aanwezigheid ervoor zorgt dat het werk gaat reageren met sensoren,' legt hij uit. Deze toevoeging geeft zijn werk een nieuwe dimensie, waarbij de interactie tussen kunst en beschouwer centraal staat. Hoewel hij onlangs voor het eerst vader is geworden, heeft dit zijn ambitie niet verminderd. Zijn plannen om cursussen in Python en robotica te volgen zijn door de komst van zijn zoon tijdelijk op de achtergrond geraakt, maar hij blijft zichzelf verder ontwikkelen met behulp van online tools zoals ChatGPT en door hands-on projecten, zoals het opknappen van een oude elektrische bakfiets, om zijn kennis van elektronica te verdiepen.

Verbeke heeft daarnaast een nieuwe passie ontdekt in educatie. Door het geven van workshops aan kinderen van verschillende leeftijden, heeft hij ervaren hoe inspirerend het is om kennis te delen. Deze educatieve praktijk wil hij de komende jaren verder ontwikkelen, naast zijn creatieve projecten. 'Ik wil dingen maken die onze tijd overleven. Die over honderden jaren niet alleen technisch functioneren, maar ook nog steeds betekenis hebben.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Dunya Zita

Dunya Zita

Persoonlijke ervaringen en gedachtes zijn vaak het vertrekpunt van Dunya Zita. Ze gebruikt haar praktijk vervolgens als een instrument om zich te verdiepen in en te filosoferen over onderwerpen waarin ze geïnteresseerd is.

Begin 2024 vertrok Zita voor twee maanden naar Marokko, het land van haar vader. 'Hij verhuisde begin jaren negentig naar Nederland en ik heb altijd willen weten hoe het is om daar te wonen. Ik wilde ook tijd doorbrengen met mijn familie, die op mijn vader na allemaal in Marokko zijn gebleven.' In haar project Mejmou3en (samen) verweefde ze verhalen en gevoelens rond de thema's spiritualiteit, verbinding, familie, taal en de connectie tussen lichaam en geest.

Ook geloof komt daarin aan bod. In tegenstelling tot haar familie in Marokko is Zita niet Islamitisch opgevoed. 'Terwijl ik observeerde hoe geloof dagelijks een belangrijke rol speelt in hun levens, onderzocht ik mijn eigen spirituele overtuigingen, ervaringen, gedachtes en de overeenkomsten en verschillen met mijn familie. Een belangrijke uitdaging in dit project is het gebrek aan een gedeelde taal. Hoewel dit enerzijds de kracht van verbinding belichaamt, die gesproken en geschreven taal overstijgt, bemoeilijkt het tegelijkertijd de kans om de relatie met mijn relatie te verdiepen.'

Dankzij haar instrumenten lukte het Zita om onvoorwaardelijke liefde, de Marokkaanse cultuur, (tweede generatie) migratie, gemeenschap en het gebrek aan een gedeelde taal voor het voetlicht te brengen. In haar werk combineert ze fotografie, film, audio en poëzie. 'Schrijven is voor mij een manier om mijn onderbewuste te onderzoeken en intuïtief de diepere lagen van mijn gedachten, gevoelens en vraagstukken te onthullen. Ik richt me ook graag op de verschillende mogelijkheden en manieren van communiceren die op een ander level een bepaalde verbinding teweeg kunnen brengen die taal overstijgt. Via iemands energie bijvoorbeeld.'

Een belangrijk onderdeel dit jaar was ook haar onderzoek naar de verbinding tussen lichaam en geest en het idee dat het lichaam fysiek emoties en ervaringen kan opslaan. 'Hierin vind ik juist het lichamelijk aspect interessant, deels door mijn eigen ervaringen en omdat we hier in het Westen meer zijn gefocust op het verstand terwijl de kennis van het lichaam naar mijn idee minder aandacht krijgt.'

De verbinding tussen het rationele denken en de gevoelswereld loopt als een rode draad door Zita's leven en werk. 'Met een rationeel denkvermogen kan je heel veel bedenken, maar je gevoelswereld is meer instinctief en veelal onbewust veranderlijk. Het is een wisselwerking tussen ervaringen, emoties en lichamelijke reacties.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Emmie Massias

Emmie Massias

Het plan was om onderzoek te doen in Ho Chi Minhstad, Vietnam, naar de verbinding tussen de Nederlandse imperiale oester, de Vietnamese parelmoerinleg en de Franse exploitatie daarvan. De in Frankrijk en Vietnam opgegroeide ontwerper en onderzoeker Emmie Massias is geïnteresseerd in dit eeuwenoude Vietnamese ambacht, evenals in culturele invloeden, neo-imperialisme en de koloniale wortels van het Europese perspectief. Haar ontwikkeljaar liep anders, want de kans deed zich voor om te werken met wilde klei en vulkanisch gesteente.

Massias, die vooral met keramiek werkt, had al een tijd de wens om met wilde klei aan de slag te gaan, toen het als vanzelf op haar pad kwam. 'Ik werkte als werkplaatscoördinator bij de Franse artistieke instelling Domaine de Boisbuchet, waar ik makers uit Mexico ontmoette. Er ontstond een vriendschap, die leidde tot een uitnodiging voor een keramiekresidentie bij Casa Ceniza in Guadalajara. Daar werkte ik vier maanden lang onder begeleiding van Maxine Álvarez, bekend om haar onderzoek naar wilde klei en natuurlijke asglazuren.' Massias leerde hoe ze wilde klei identificeert, 'oogst' en verwerkt. Ze creëerde haar eigen materialen, waarbij ze een bibliotheek van glazuren aanlegde van fijngemalen vulkanisch gesteente, as en houtskool. 'Het was een enorme omschakeling, van werken met industriële, kant-en-klare materialen naar deze werkwijze.'

Met de wilde klei die ze zelf vond, werkte Massias aan een serie die de vage grenzen tussen conservering en behoud onderzoekt. Het resulteerde in haar eerste solotentoonstelling in Guadalajara. Met een reeks workshops, over het gieten van wilde klei met modulaire mallen, gaf ze iets terug aan de gemeenschap. Daarbij leerde Massias een cruciale les: de impact van de gemeenschap op succesvolle samenwerking. 'In Mexico werd ik echt ondersteund. Lokale kunstenaars waren geïnteresseerd, wilden me helpen en samenwerken. Dat had ik nog nooit op dezelfde manier in Nederland ervaren. Ik leerde mezelf daardoor open te stellen en anderen sneller op te zoeken.' Massias bracht haar lessen in de praktijk: ze richtte Studio Amalgame op met ontwerper Marine Col. Tijdens haar tijd in Mexico nam ze deel aan een workshop bij marmerfabriek Mármoles Covarrubias, waar ze werkte met vulkanisch gesteente. Dit leidde tot een vruchtbare samenwerking met de fabrikant én een expositie tijdens de eerste Collectible Fair in New York in september. In een ander samenwerkingsproject zocht Massias opnieuw naar wilde klei en vulkanisch materiaal, tijdens een excursie naar Sicilië met mede-keramiste Elena Genesio. Zo geeft Massias de lessen uit Mexico door.

Tekst door Priscilla de Putter
Enzo Aït Kaci

Enzo Aït Kaci

Enzo Aït Kaci heeft een achtergrond in zowel grafische vormgeving als in mode. Hen interesseert zich steeds minder in het maken van iets draagbaars; diens onderzoek richt zich op de visuele en communicatieve aspecten van kleding, zowel on- als offline. Hoe gebruiken grote merken beeldmateriaal? Hoe bewegen beelden over het internet? En welke invloed heeft dat dan weer in de materiële wereld? 'Ik ben geïnteresseerd in fysieke dingen die gedigitaliseerd kunnen worden en onderzoek hoe deze digitale mode weer iets fysieks kan worden. Mijn doel is om te zien hoe fysieke en online dingen kunnen samengaan in een nieuw productiesysteem.' Ook wil hen kijken hoe beelden hun waarde kunnen terugkrijgen in de eindeloze beeldenstroom waaraan consumenten online worden blootgesteld.

Een van Aït Kaci's experimenten is schaalverkleining als idee voor verduurzaming. Hen maakte miniatuurkleding tijdens een residency in Lottozero, een textiellaboratorium gevestigd in Prato, het hart van de Italiaanse mode-industrie. Deze kleine prototypes, waarvan je op een foto niet ziet hoe klein ze zijn, zouden in theorie bij bestelling op ware grootte uitgevoerd kunnen worden. Ook werkt Aït Kaci samen met een webdesigner om te onderzoeken hoe websites ontworpen kunnen worden om hun ecologische voetafdruk te verkleinen. Het digitaal presenteren van mode kost immers ook energie.

Voor Aït Kaci zijn textiel en pixels aan elkaar verbonden. Hen ziet een duidelijke parallel tussen het internet en de mode-industrie. We ervaren het internet als ongrijpbaar, maar eigenlijk is het iets heel fysieks, met kabels, servers, elektriciteit. Ook in de mode wordt het grootste deel van het productieproces aan het oog van de consument onttrokken. En waar je vroeger naar een winkel ging om de stof te voelen en het kledingstuk te passen, heeft de koper het nu vaak nog helemaal niet in het echt gezien wanneer tot aanschaf wordt overgegaan. Deze manier van consumeren heeft ook weer invloed op de manier waarop kleding visueel gepresenteerd en zelfs ontworpen wordt. 'Als je het product draagt, draag je eigenlijk ook het beeld dat in de kleding verborgen zit.'

Al diens onderzoek naar dit soort kwesties krijgt plaats in een boek dat zowel media- als modegeschiedenis behandelt. 'Ik dacht: hoe kan ik schrijven zonder beelden te maken? Hoe kan ik mijn interesse in beeldcultuur vertalen naar een kritisch perspectief?' Meer nog dan ontwerper, begint Aït Kaci zich steeds meer beeldcriticus te voelen; een van de belangrijkste inzichten van dit jaar.

Tekst door Victoria Anastasyadis

Fatima Oulad Thami

Onder de naam Hand of Fatima werkt Fatima Oulad Thami als neqacha: henna-kunstenaar. Dat deed ze vooral in opdracht, voor bruiloften of workshops, maar haar werk werd steeds expressiever. 'Ik had meer verhalen te vertellen en voelde een maatschappelijke relevantie.' Oulad Thami ontwikkelde een eigen handtekening in alle opzichten en versterkte deze tijdens het ontwikkeljaar. Door te professionaliseren en door te werken aan haar eigen project Restore the narrative (through hennafication). Daarbij bevraagt ze het heersende Westerse beeld van de Noord-Afrikaanse vrouw aan de hand van orientalistische foto's van 'de Arabische wereld' uit de eerste helft van de vorige eeuw.

Oulad Thami startte als henna-ontwerper en ondernemer om in het levensonderhoud van zichzelf en haar zoontje te voorzien. Haar artistieke ambities overschaduwden al snel haar praktische intenties. 'De decoratieve kant is slechts één kant van henna. De symbolische en verhalende kant ervan is veel groter.' Van oorsprong werd het onder andere toegepast om bruiden te beschermen tegen het boze oog en waren vruchtbaarheidssymbolen belangrijk, legt Fatima uit. 'Vruchtbaarheid vertaal ik nu naar groei, met symbolen uit de natuurlijke omgeving. De palmboom geeft zoete vruchten in droge omstandigheden, prachtig toch?' Oulad Thami's ontwerpen werden verhalender, technisch uitdagender en expressiever. Ze startte later dan gepland aan haar ontwikkeljaar, maar mét een studio aan huis: een van haar voornemens. 'Verder maak ik mijn ontwerpen nu ook digitaal, na een cursus Procreate. Ik nam een coach in de arm en professionaliseerde mijn online aanwezigheid, door de 'kunstkant' van mijn werk te benadrukken. Ik leerde met andere woorden over mijn werk te praten en anders naar mijn processen te kijken. Ik transformeerde als maker, daar ben ik dankbaar voor.'

Het zaadje voor haar project werd gepland tijdens tentoonstelling Groeten uit de Oriënt (Huis van het Boek). Hier zag Oulad Thami oude, oriëntalistische foto's van ontklede vrouwen, gepresenteerd als sekssymbolen. 'Dit gemanipuleerde beeld van de Noord-Afrikaanse en Arabische wereld stoort mij. Juist omdat vandaag de dag gesluierde vrouwen ook in een negatief daglicht worden gesteld: het lijkt nooit goed. Terwijl het aan onszelf is of we bloot of bedekt willen zijn.' Oulad Thami verhult de naaktheid van deze vrouwen met henna. Met symbolen die staan voor kracht en vrouwelijkheid, 'herstelt' ze de beelden. 'Een volgende stap is om een foto aan te brengen op een bndir, een handtrommel. Eroverheen breng ik henna aan. De bndir wordt vooral door vrouwen bespeeld, terwijl ze zingen. Het instrument symboliseert hun stem. Bij mijn eerste schreden in de kunstwereld is dit het statement dat ik wil maken.'

Tekst door Priscilla de Putter
Ike Melchizedek

Ike Melchizedek

Ike Melchizedek is een multidisciplinair designer. Zijn werk — vaak een combinatie van verhalen met cultuurethische elementen en mode — omschrijft hij als verfrissend, met veel contrasten. 'Delen van het verhaal kunnen donker zijn, minder mooie kanten wil ik uitleggen, maar de boodschap die ik wil overbrengen is vooral positief, net als wat ik met het design laat zien. Ik creëer niet vanuit pijn, maar vanuit joy. De kleding heeft een fijne pasvorm, aansprekende kleuren en een feel good-stijl. Ik hou van die twist. Alles wat ik maak, wordt trouwens niet alleen door modellen getoond, maar draag ik ook zelf. Ik durf mezelf ermee uit te drukken, ik ben niet verlegen.'

Ook de naam van project, collectief en merk The Gang Is Beautiful is positief en heeft een twist. Melchizedek: 'Het verwijst naar samenkomen met een groepje, naar een goede sfeer. Het woord gang associeer je misschien allereerst met bendes, maar ook een team van bijvoorbeeld een sportvereniging kun je als een gang zien. In combinatie met het elegante woord beautiful geeft het een mooi contrast.'

Melchizedek vertelt meer over de ontstaansgeschiedenis en het succes van The Gang is Beautiful. 'Twee vrienden en ik begonnen een paar jaar terug op Instagram, met het organiseren van diners, livemuziek, workshops, spelletjes. Evenementen waar mensen elkaar konden ontmoeten. Inmiddels zijn we behoorlijk gegroeid. Onze community - voornamelijk in Amsterdam en Berlijn, maar ook in andere steden en landen – voelt zich verbonden met de identiteit van ons merk.'

Het enthousiasme van autodidact Melchizedek zie je terug in de wijze waarop hij zijn talenten ontwikkelt en zich telkens openstelt voor nieuwe contacten. 'Met de lichting Talentontwikkeling van dit jaar maakten we een groepsapp. Door samen te reizen naar bijeenkomsten van het Stimuleringsfonds leerden we elkaar beter kennen. Inmiddels heb ik wat mensen in hun studio bezocht. Zo zag ik dat er nog zoveel disciplines binnen mijn werkveld zijn waar ik meer over zou willen leren. De basistechnieken van het maken van schoenen bijvoorbeeld.'

Hij besluit: 'Ik heb afgelopen jaar in cursussen van professionals ontzettend veel geleerd. Maar ik blijf mezelf prikkelen, ik blijf onderzoeken: wat draagt nog meer bij aan mijn vaardigheden en mijn visie als founder, designer en creative director van The Gang is Beautiful? De talentontwikkelingsbeurs maakt me trots en blij en motiveert me om nóg harder door te gaan.'

Tekst door Iris Stam
James Noya

James Noya

James Noya (Hatutamelen) leerde zichzelf houtbewerken door het maken van tifa's, Molukse drums. Sinds hij in 2018 met gelijkgezinden het collectief Awareness Moluccan Identity opzette, heeft hij zich steeds verder verdiept in Molukse symboliek en ambachtskunst. Het plan waarmee hij zich aanmeldde voor Talentontwikkeling bestond uit drie onderdelen: het revitaliseren van het ambacht, het herintroduceren en herinterpreteren van Molukse symboliek en het zoeken naar een juiste presentatievorm voor zijn werk.

In 2023 werd zijn werk Salawaku, active protection through compassion aangekocht door het Stedelijk Museum Amsterdam. Met zijn interpretatie van de salawaku, een Moluks schild dat behalve fysieke ook spirituele bescherming kan bieden, belicht Noya de verborgen kracht en betekenis van dit voorwerp. De symboliek van het houtsnijwerk aan de binnenkant van het schild is verborgen voor de buitenstaander; de volledige betekenis is alleen bekend bij de gebruiker.

Als erfgenaam van de Molukse cultuur en ambachtstraditie ziet Noya zijn praktijk als een voortzetting van de cultuur van zijn voorouders. In oude antropologische publicaties en digitaal toegankelijke museumcollecties bestudeerde hij dit jaar de symbolen en patronen op Molukse voorwerpen. Met zijn werk wil hij een brug slaan tussen het verleden en het heden en tussen verschillende culturen en gemeenschappen. 'Door me te bekwamen in het ambacht en de symboliek kom ik in verbinding met mijn voorouders. Door de symboliek te doorgronden kan ik een eigen betekenis aan deze voorwerpen geven.'

Het afgelopen jaar volgde hij een intensieve houtbewerkingsworkshop die hem niet alleen technische vaardigheden, maar ook een nieuwe kijk op zijn werkwijze opleverde. Door het werkstuk als geheel te benaderen en het hout laagje voor laagje te bewerken krijgt het materiaal een actieve rol in de totstandkoming van het werk. 'Het hout vertelt me wat het wil worden, het is een samenwerking.' Noya treedt in dialoog met zijn materiaal, met de Molukse gemeenschap en ook met een breder publiek. Samen met een videograaf werkt hij aan een korte documentaire die zowel het belang van het kennen van je eigen cultuur als het ambacht belicht. In een wereld waarin alles, ook de productie van spullen, steeds sneller gaat, raken mensen vervreemd van hun (materiële) cultuur. Volgens Noya is het mensen eigen om dingen te willen maken en die voorwerpen betekenissen te geven. In de documentaire wil hij daarom de waarde van cultuur, symboliek en ambacht belichten. 'De symbolen die ik maak, het verhaal dat erachter zit, dat is eigenlijk een heel universeel verhaal, dat overal op de wereld geldt.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Jazmon Voss

Jazmon Voss

'Een geheel van vijftien looks kan mijn volledige visie vertegenwoordigen én verdient de investering voor een grootse presentatie,' vertelt ontwerper Jazmon Voss. Zijn voornaamste uitdaging was dit jaar om zijn ambities te temperen. 'Mijn eigenlijke plan was om zes collectiestukken te maken en presenteren. Ik heb er nu vijf, maar in mijn hoofd heb ik er al vijftien volledig uitgewerkt. Dat vind ik lastig om los te laten.' Oorspronkelijk opgeleid als balletdanser, laat Voss zich inspireren door dans, muziek, beweging en zijn Afro-native achtergrond. Zijn stukken wil hij presenteren tijdens een show, die meer weg heeft van performance dan een traditionele catwalkshow. Eerder dit jaar toonde Voss al drie van zijn collectiestukken in het Fashion for Good Museum in Amsterdam. 'Het was een waardevolle aanloop naar mijn uiteindelijke show, die de kracht van performance voor mij bevestigde.'

Je kunt een goede ontwerper of maker zijn, maar er is meer nodig voor een goede collectie en presentatie, realiseerde Voss zich dit jaar. 'Je moet alles bij elkaar krijgen - de juiste ontwerpen, materialen en samenwerkingen - om tot een kloppend geheel te komen.' Veel maakt Voss zelf, met de hand. 'Maar mijn materialen en vormen zijn uitdagend. Sommige stukken - een korset bijvoorbeeld - kan ik beter uitbesteden aan specialisten.' Voss werkt graag met leer en gerecyclede materialen. 'Twee looks zijn volledig van bestaande materialen gemaakt: kralen, touw, leer en andere reststoffen.' Zijn rauwe materiaalgebruik is te herleiden naar zijn Afro-Amerikaanse achtergrond en inheemse culturen. Om tot de juiste materialenmix te komen deed Voss onderzoek, de voedingsbodem voor zijn visie. 'Nu zoek ik naar een manier waarop ik mijn visie kan vertalen naar een breder publiek. Het liefst zou ik een collectie als kunstwerk presenteren en daarnaast betaalbare, toegankelijke stukken maken voor een groter publiek.'

Voss' visie heeft betrekking op de kleding die hij maakt, maar minstens zo veel op de presentatie ervan. 'Ik maak mode, maar denk en werk als een kunstenaar en performer. Mijn dansachtergrond onderscheidt me van andere ontwerpers. Mijn verhaal wil ik vanuit die achtergrond vertellen in een meeslepende performance.' De sfeer van de show wordt geheimzinnig, verklapt hij. Als toeschouwer kom je in een andere wereld terecht. 'Het heeft rituele elementen in zich en mijn modellen komen overal ter wereld vandaan. Ik gebruik allerlei invloeden, zonder het letterlijk te vertalen. Ik vind het leuk om met herkenning en verwarring te spelen: een Congolese dame in een Japanse kimono, bijvoorbeeld.' Het is nieuw en groots, zegt Voss. 'Stel je voor dat ik vijftien looks kan presenteren, dat wordt episch!'

Tekst door Priscilla de Putter
Jenny Konrad

Jenny Konrad

Niet alleen kunstenaar Jenny Konrad zelf, maar de hele maatschappij is zintuiglijk overprikkeld door informatie. Tegelijkertijd worden we lichamelijk vaak ondergestimuleerd. Tot dit inzicht kwam Konrad na een stevige burn-out. Bij Konrads multi-zintuiglijke ontwerppraktijk is diens eigen neurodivergentie een belangrijke motivatie. 'Ik begrijp nu hoe ik vervreemd raakte van mijn eigen lichaam en behoeften en weet dat veel mensen met hetzelfde worstelen.' De maatschappij kan profiteren van meer zintuiglijk ontwerp, denkt Konrad.

In plaats van zich aanpassen aan de norm, ageert Jenny daar liefdevol tegen met diens werk. 'Ik leerde, mede door mijn burn-out en diagnose (autisme en ADHD), wie ik ben en dat is de basis voor wat ik nu als maker doe.' Het resulteerde in fysieker en ruimtelijker werk. 'Fysiek werken maakt een enorm verschil bij het reguleren van mijn overprikkeling.' Het leverde Konrad – na de master Non Linear Narrative aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten – de beurs voor het project Sensory potentials within alternative ways of storytelling op. 'Zintuiglijkheid speelt een grote rol in mijn werk. Daarbij onderzoek ik bijvoorbeeld de zintuiglijke ervaring van mensen met een beperking.' Volgens Konrad is een beperking vooral een sociaal construct dat zich verhoudt tot de norm. 'Als je niet aan de norm voldoet, dan wordt jouw manier van zijn snel gezien als disruptief en word je daarin niet ondersteund. Ik wil tonen wat er op dit vlak misgaat in de maatschappij en wil informatie toegankelijker maken door het multi-zintuiglijk aan te bieden.' Concreet betekent dit bijvoorbeeld een onderzoek in opdracht van een dagverblijf voor autistische mensen met een intellectuele beperking. Konrad wil wakker schudden én praktisch werk maken. 'Ik wil dat neurodivergente mensen zich gehoord en gezien voelen: nothing about us without us.'

Konrad wil mensen van elkaars ervaringen laten leren. 'Momenteel quilt ik verzwaarde dekens waarmee niet-autistische mensen zintuiglijk gezien een “autistische ervaring” kunnen hebben.' Eerder maakte Konrad een 'lichtgevoeligheidsinstallatie' waarin latex hoedjes episodes representeren van diens eigen lichtgevoeligheid. Toeschouwers lezen Konrads persoonlijke verhalen door het knipperende licht heen. Zo ervaren ze zelf iets van die lichtgevoeligheid. De volgende stap? In opdracht multi-zintuiglijk ontwerpen. 'Dit jaar gaf ik presentaties bij culturele instellingen als Mediamatic, Corpo en Instrument Inventors. En in opdracht van tentoonstellingsruimte Beautiful Distress gaf ik een lezing aan architectuurstudenten over zintuiglijk ontwerpen.' Door diens eigen ervaring en kennis in te zetten, wil Konrad bijdragen aan het gesprek over lichamelijke en zintuiglijke ervaringen. En – ultiem – aan een verandering van de norm in het ontwerpperspectief.

Tekst door Priscilla de Putter
Jeroen Alexander Meijer

Jeroen Alexander Meijer

Aandacht is volgens Jeroen Alexander Meijer een soort superkracht, een essentiële bron waarmee we alles in het leven doen. Maar in deze tijd, met zoveel prikkels en kanalen, vraagt de interdisciplinair mindscape kunstenaar zich af hoe we onze aandacht kunnen vasthouden, waar we die op moeten richten, en hoe lang we dat volhouden.

'Mijn afstudeerwerk aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag bestond uit installaties die licht en geluid combineerden, waarbij ik onderzocht hoe deze prikkels onze aandacht beïnvloeden. Ik wilde ook weten hoe licht en geluid, wanneer ze synchroon zijn, als één waarneming worden ervaren, en wat er gebeurt als ze uit elkaar worden gehaald. Het blijkt dat iedereen anders reageert op deze prikkels en ik ontdekte dat onze aandacht sterk wordt beïnvloed door onze omgeving en persoonlijke gevoeligheden.'

Die gevoeligheden ontdekte Meijer ook bij zichzelf. 'Bij mij ging het bijvoorbeeld over het belang van contact maken met je lichaam. Hoe doe je dat? Je lichaam geeft vaak signalen af die we negeren, vooral in een wereld waarin we constant omringd zijn door digitale media die voornamelijk onze ogen en oren aanspreken. Dit bracht mij op het idee om te onderzoeken welke media ons weer in contact kunnen brengen met ons lichaam.'

Zodoende ontwikkelde hij een kunstinstallatie die gebruik maakt van een parabolische spiegel en een infraroodlamp om de ervaring van warmte te creëren. 'Ik wil proberen deze installatie interactief te maken, zodat je de zon als het ware kan besturen met je lichaam.' Dit project ziet hij als een manier om mensen meer in contact te brengen met hun lichaam.

Persoonlijk heeft Meijer geleerd dat hij meer in balans is wanneer hij zijn aandacht richt op wat zijn lichaam en emoties hem vertellen. 'Dit heeft zoveel gedaan met mijn creativiteit, mijn welzijn en hoe ik me voel – vooral in mijn relaties met anderen. Mensen leven te veel in hun hoofd, wat kan leiden tot spanningen in relaties en in de maatschappij als geheel. Ik hoop met mijn werk anderen te helpen om meer in contact te komen met hun lichaam en hun aandacht te richten op wat echt belangrijk is in hun leven.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Jesse van den Berg

Jesse van den Berg

'Hoe ziet de wereld eruit waarin ik zou willen leven?' Met die vraag als uitgangspunt ging Jesse van den Berg voor diens nieuwe project op zoek naar utopische omgevingen: plekken waar je je zo goed voelt dat je er zou willen blijven. In diens praktijk richt Van den Berg zich op fotografie, audio, installatie en de representatie van queer personen. 'In mijn maakproces wil ik liefde en kwetsbaarheid een belangrijke rol geven. Mijn werk gaat over intimiteit en je thuis voelen bij elkaar', licht hen toe. 'Ik blijf liever weg van harde en rauwe beelden die ik vaak in reportages van queer personen tegenkwam toen ik mijn eigen queer-zijn aan het ontdekken was. Om dit te onderzoeken heb ik de laatste jaren veel in de studio gewerkt.'

Van den Berg studeerde Fine Arts & Design (MA) aan St. Joost School of Art & Design en studeerde af met het project Reconstructing queer intimacy, een project waaraan hen blijft werken. In dit ontwikkeljaar heeft Van den Berg een grote nieuwe stap kunnen zetten: 'Omdat het werken in een fotostudio ook beperkingen kent, wilde ik naar buiten, op zoek naar utopische plekken. Mijn partner is boswachter en voor hem is de natuur echt een veilige omgeving. Hij trad op als locatiescout en zo belandden we in het Spaanse Extremadura, een gebied dat hij als een utopische omgeving ziet. Dit bleek voor mij óók echt het perfecte landschap voor een nieuwe fotoserie.'

Het tweetal werkte een week in die omgeving, die de fotograaf ook terugbracht naar diens kindertijd: 'Toen ik met de camera van mijn ouders begon te experimenteren met fotografie en vooral bloemen fotografeerde. Iets wat ik als middelbare scholier nog graag deed. Ook in Spanje waren het bloemenvelden die mijn aandacht trokken. Buiten fotograferen heeft het voordeel dat je toevalligheden tegenkomt, waar je als fotograaf dankbaar gebruik van kan maken. Schaduwen, de structuur van planten die je met lichamen kan associëren, bijvoorbeeld. Het geeft mijn werk meer speelsheid. Ik heb ook een soundscape bij dit werk gemaakt met geluiden die wij samen in Spanje hebben opgenomen, om het geheel meer context te geven. In de zomer van 2024 wordt de serie voor het eerst getoond bij de PenningsFoundation in Eindhoven.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Katharina Nejdl

Katharina Nejdl

Weleens een ontwerp gemaakt door je hoofd heen en weer te schudden of met je armen te gebaren naar je computerscherm? Katharina Nejdl schrijft innovatieve programma's waarmee dat soort dingen kunnen. Ze gebruikt creative coding als ontwerptool, onderzoekt al doende het potentieel daarvan, maar ook de impact op het ontwerpveld. Daarbij experimenteert zij met nieuwe vormen van interactie tussen gebruiker en techniek. Na een bachelor aan de Universität der Kunste in Berlijn volgde ze een master aan het Sandberg Instituut. Daar studeerde ze in 2022 af op het project together- online.net: een interactief online platform waarop je tegelijkertijd met anderen een co-creatief ontwerp kunt maken.

'Door mijn eigen ontwerptools te ontwikkelen wil ik de beperkingen van de commerciële software omzeilen,' aldus Nejdl. 'Een zelfgebouwd systeem met een x-aantal variabelen kan eindeloos veel verrassende uitkomsten genereren, die je van tevoren niet had kunnen bedenken. Coding maakt veel meer mogelijk, zowel qua output als wat betreft de rol van de ontwerper.' De beurs van het fonds bood de kans om naast haar werk als webdesigner en -developer tijd te besteden aan onderzoek: hoe kun je coding in het designproces integreren en hoe kom je tot het ontwerp van een bruikbare tool?

Ze begon met de aanschaf van een stapel boeken. In één daarvan vond ze een referentie naar Joseph A. Davids Plaque Découpée Universelle uit 1876, een enkel sjabloon waarmee je een heel alfabet kunt tekenen. Het antieke sjabloon inspireerde haar tot een digitale herinterpretatie: GridType. Hiermee kun je je eigen font ontwikkelen dat breekt met de strikte wetten van weleer. Het programma maakt het mogelijk zelf verschillende grids en een eindeloze variatie aan letters te maken. Nejdl: 'Dat komt door de variabelen die je kunt inzetten, die maken het interessant. En de glitches die je daarbij tegenkomt, maken het nog interessanter. Wat gebeurt er als je die bugs voedt in plaats van fixt?'

Het project is nog in ontwikkeling, maar als GridType af is, wordt het een web-based tool waar andere ontwerpers hun eigen font mee kunnen ontwikkelen en exporteren. Ondertussen heeft Nejdl de connectie met de historische Plaque niet uit het oog verloren. In het FabLab van Tetem in Enschede heeft zij een aantal van haar grids analoog gemaakt met behulp van een lasercutter. Met deze kunststof sjablonen kun je weer ouderwets aan de slag met pen of potlood. Het onderstreept nog eens dat tools – of ze nou tastbaar zijn of niet – óók productontwerpen zijn.

Tekst door Willemijn de Jonge
Lamiae El Hajjaji

Lamiae El Hajjaji

Als kind was Lamiae El Hajjaji elke dag aan het tekenen of iets anders kunstzinnigs aan het doen. Toch koos ze eerst voor een veilige vervolgopleiding en baan: ze werd onderwijsassistent. Na drie jaar werken besloot El Hajjaji alsnog verder te gaan op artistiek vlak. 'Ik ging communicatie en multimedia design aan de Hogeschool Utrecht doen en daarnaast netwerken, naar expo's en freelancen. Ik sloot me aan bij kunstcollectief LFMC in Amsterdam, waar ik mijn afstudeerproject deed.'

Als visual artist vertaalt El Hajjaji nu concepten en verhalen naar visueel werk. Naast grafisch en illustratie is ze ook inzetbaar op het vlak van animatie en branding. Met haar werk in opdracht heeft El Hajjaji zichzelf inmiddels op de kaart gezet. Maar door de gevulde freelanceagenda was er de laatste jaren minder tijd voor het maken van autonoom werk. 'Door de talentontwikkelingsbeurs kan ik nu onderzoeken: op welke lijn wil ik consistent gaan bouwen? Welk eigen verhaal creëer ik?'

El Hajjaji omschrijft haar persoonlijk werk als nostalgisch, gelaagd en positief. 'Ik vind het belangrijk om verhalen in hun kracht te zetten in plaats van het illustreren van de struggle. Vaak gestelde vragen als “Hoe moeilijk is het om iemand van kleur te zijn?” of: “Hoe zwaar is het om zichtbaar moslim te zijn?” plaatsen mensen in een hokje. Graag toon ik juist hoe tof het is om te zijn wie je bent.'

Dit ontwikkeljaar maakt El Hajjaji een gedeconstrueerde strip en een aantal objecten, waaronder keramiek en een gezeefdrukte en geborduurde hoofddoek. In haar multidisciplinaire project staat de jonge vrouw Hia – het Arabische woord voor zij/haar – centraal. Hia draagt een hijab, is Marokkaans, haar wortels liggen bij de Amazigh, een nomadenvolk in Marokko. 'Je volgt haar verhaal, waarin ze zich als het ware herontdekt en zich beter verbindt met alle aspecten van haar leven.' El Hajjaji liet zich inspireren door ubuntu. Volgens deze Afrikaanse filosofie is de mens als geïsoleerd individu niets, maar wordt pas zichzelf in het netwerk van relaties. El Hajjaji: 'Ubuntu komt dicht in de buurt van mijn islamitische manier van leven. Als moslimgemeenschap zijn wij één, we voelen elkaars pijn en zijn blij als iedereen blij is.' Ze besluit: 'Het gaat dus om “I am because we are”. Ik hoop dat mijn werk refereert aan het belang van een community in plaats van individualisme. Omdat je uit de mensen om je heen kracht kunt halen. Hun verhalen vormen je.'

Tekst door Iris Stam
Lashaaawn

Lashaaawn

In diens artistieke praktijk combineert Lashaaawn het creëren van epic fantasy-werelden met on- en offline drag performance art. 'Ik schrijf verhalen over bovennatuurlijke plekken en de mensen die daar leven. In mijn proces van worldbuilding laat ik een visie van een meer geëvolueerde maatschappij tot uiting komen, die welzijn en vrede vooropstelt. Als drag performance artist draag ik de esthetiek van die werelden fysiek uit, waardoor ik als het ware een personage uit een van mijn verhalen word. Ik kan er als lid van de kwetsbare minderheid ruimte mee opeisen, mezelf en anderen meenemen in een rooskleuriger perspectief en laten zien wat er mogelijk is in onze wildste fantasieën.'

In het talentontwikkelingsjaar richt Lashaaawn zich op het produceren van de digitale variety show Ehmeneehm met Lashaaawn. Naast drag performance art en epic fantasy-esthetiek zijn de programmaonderdelen comedysketches en een talkshow met prominente figuren uit het Nederlandse creatieve en social designlandschap. Lashaaawn: 'Ehmeneehm is spreektaal, het is in de Surinaamse cultuur een verlenging van het nadenkgeluid “ehm”. Het is een komische verwijzing naar een gesprek, het zet de toon voor de talkshow, waar ik de Nederlands-Surinaamse cultuur combineer met parodie en diepte-interviews.' Het is een georganiseerd- chaotische plek waar de charismatische doch vlijmscherpe host Lashaaawn openhartige gesprekken met de gasten voert over soms luchtige maar vaker zwaarbeladen persoonlijke, politieke en spirituele onderwerpen. 'Ook is de titel een subtiele erkenning van het feit dat Surinaamse en andere culturen van voormalige of huidige koloniën op verrijkende wijze deel uitmaken van de Nederlandse.'

'Dit jaar geeft ruimte om zorgeloos verder gaan met het werken aan de korte- en langetermijnvisie van dit project. Ook heb ik een overstijgende visie waarin ik mijn praktijk zie uitgroeien tot een digitaal powerhouse. Het multidisciplinaire aspect zorgt voor een uniek raamwerk dat we niet vaak zien, vooral niet in Nederland.' Gepassioneerd: 'Ik wil mezelf en anderen inspireren. Ik maak me ook hard voor gemarginaliseerde groepen waar ik niet direct toe behoor en kies ervoor in mijn werk standvastig af te wijken van de aanwezigheid van geweld in elke vorm. Afrofuturisme is een belangrijke pijler, omdat het een intentioneel-inclusieve manier van maken is. Via mijn praktijk doe ik mijn uiterste best om mee te bouwen aan de digitale infrastructuur die nodig is ter bevordering en versterking van dit kostbare artistiek-culturele en diverse geluid.'

Tekst door Iris Stam
Le Bateau

Le Bateau

Aan de Amsterdamse Sloterplas is een boot gebouwd die de ongeschreven wetten van de nautische wereld tart. Laëtitia Delauney en Aurélia Noudelmann willen de traditioneel door mannen gedomineerde scheepsbouw toegankelijk maken voor een veel diversere groep mensen. In Buurtwerkplaats Noorderhof nodigden zij het afgelopen jaar iedereen – en met name vrouwen en de queer community – uit om mee te werken aan De walvis. Ervaring was niet nodig, het was leren door te doen. Met maandelijkse workshops door steeds andere kunstenaars werd gewerkt aan de uitrusting van de boot; van het rijkelijk beschilderde zeil tot de gemozaïekte scheepstafel.

De walvis is de tweede boot die Delauney en Noudelmann bouwden, de eerste maakten ze tijdens hun studie aan de Gerrit Rietveld Academie. Daarbij viel al op hoe hun docent twijfelde aan hun technische kunnen op dit gebied. 'Die vooroordelen willen we met dit project doorbreken,' aldus Delauney. Na hun afstuderen vormden ze samen Le Bateau en besloten ze het grootser aan te pakken, met een grotere boot, een bredere randprogrammering en meer participatie van buurtbewoners en vrienden. 'Dit project gaat niet alleen om het bouwen van een boot, maar ook om het bouwen van een inclusieve community, waarin we mensen van buiten onze eigen bubbel uitnodigen,' aldus Noudelmann. 'In onze participatieve werkplaats willen we samen leren en kennis delen met mensen die normaliter niet bij zo'n project betrokken worden.'

Ze zien de werkplaats als een artistiek onderzoeksplatform, waar ze al doende uitvinden hoe ze kunnen afrekenen met seksisme en buitensluiting. Daarom vonden ze het belangrijk de workshops, bijeenkomsten en bouwsessies gratis te maken. Samen met al die amateurs zijn ze erin geslaagd een bijzonder vaartuig te bouwen, waarmee ze niet alleen het profiel van de botenbouwer reframen, maar ook het ontwerp. De walvis ontleent zijn vorm aan het skelet van een walvis, dat wordt gedragen door lege bierfusten. Er is gespeeld met vorm en tegenvorm om optimaal gebruik te maken van materiaal. De tafel is gemaakt van afgedankte tegels en oud serviesgoed, en het zeil is beschilderd met lokaal geplukte frambozen, die overbleven na een brunch op het terrein.

Het komende jaar is De walvis beschikbaar voor events die aansluiten bij de doelen van Le Bateau; volgend jaar vertrekken ze ermee van Amsterdam naar het Canal du Midi in Zuid-Frankrijk, waarbij ze onderweg zullen aanmeren om hun boot te laten zien en hun boodschap te verspreiden.

Tekst door Willemijn de Jonge
Lena Winterink

Lena Winterink

Lena Winterink studeerde vijf jaar geleden cum laude af aan de Design Academy Eindhoven met twee projecten die de stoffen waarin we ons hullen persoonlijker maken. Op verzoek zette ze souvenirs van verschillende mensen om in persoonlijke patronen, om herinneringen dicht op de huid te kunnen meedragen. Ook verwerkte ze koper in katoenen kledingstukken, wat afhankelijk van het gebruik een uniek oxidatiepatroon oplevert.

Die patronen zijn een belangrijk thema gebleven in haar werk. Winterink vertaalt maatschappelijke patronen naar textielontwerpen en doet voor verschillende opdrachtgevers onderzoek naar de levensloop van textiel – van herkomst tot productie en gebruik. Tijdens haar ontwikkeljaar verdiepte ze zich meer in de maakkant. Ze sloot zich aan bij een textielnetwerk, legde nieuwe contacten in de industrie en begon onder begeleiding van twee ervaren wevers te experimenteren op haar eigen weefgetouw. Dat leidde tot een nieuw stalenarchief met innovatieve bindingen voor toekomstige projecten.

De talentontwikkelingsbeurs bood ook de ruimte zich te bezinnen op haar positie als ontwerper. Het ontwikkelen van een nieuwe website sloot daar mooi bij aan. Ze is nu aan het onderzoeken of ze een vervolg kan maken op het project Made in: een mantel gemaakt van 1.300 labels van afgedankte kledingstukken, die ze voor het Tropenmuseum (nu: Wereldmuseum) in Amsterdam ontwierp. 'Die labels zijn afvalproducten van een afvalproduct, die eruit geknipt moeten worden bij recycling,' aldus Winterink. 'Daarmee verliest het textiel als het ware zijn geschiedenis.' Made in maakt een statement over de wereldwijde herkomst van de kleding die we dragen en herstelt de lokale context in ere. Winterink: 'Ik vind de enorme verschillen in de waarde die aan textiel wordt toegekend fascinerend. Op de ene plek wordt textiel afgedankt, ergens anders ligt het in het museum.'

Ondertussen heeft het netwerken en positioneren ook vruchten afgeworpen. Winterink is geselecteerd voor twee nieuwe projecten in Rotterdam. Voor de Versatile Academy gaat zij het werkproces van textielsorteerbedrijf Opnieuw Goed analyseren: wat kan zij als ontwerper bijdragen aan het vinden, sorteren en hergebruiken van tweedehands textiel? Daarnaast gaat ze voor Tailors and Wearers onderzoek doen naar de traditionele Afro-Surinaamse hoofddoek, de zogeheten angisa. Hoe kunnen deze bijzondere culturele items bewaard en tegelijkertijd toegankelijk worden gemaakt voor anderen? 'Die vragen sluiten heel goed aan bij de ontwerppraktijk die ik wil hebben.'

Tekst door Willemijn de Jonge
Lukas Engelhardt

Lukas Engelhardt

Grafisch ontwerper Lukas Engelhardt is geïnteresseerd in autonome infrastructuren, of die nu digitaal of niet-digitaal zijn. Dat kan een computer zijn die werkbestanden host, maar ook een werkruimte die de randvoorwaarden biedt om een praktijk op te bouwen. Engelhardt probeert deze mechanismen te doorgronden en naar zijn hand te zetten. 'Het kan echt krachtig zijn om te begrijpen hoe deze dingen werken en ze zelf te kunnen ontwikkelen.' Zo bouwt hij servers, gebruikt hij een open source alternatief voor Dropbox en self-host hij zijn nieuwe website. Ook zet hij zich in om collectivisme en activisme mogelijk te maken, door plekken te creëren die samenwerkingen en vriendschappen faciliteren. 'Samenwerking is voor mij sowieso een sleutelwoord.'

Wat hem bezighoudt: waarom ziet een server eruit zoals die eruitziet? Dat hoeft niet zo. De manier waarop het werkt, hoe het voelt, maar ook de manier waarop we erover praten: het zijn allemaal keuzes. Engelhardt probeert die willekeurigheid bloot te leggen door het object als sculptuur te benaderen, bijvoorbeeld door het te beschilderen of door het in een tentoonstellingsruimte te plaatsen. Hierdoor gaat het publiek zich er op een nieuwe manier toe verhouden. 'Waar ik als ontwerper altijd in geïnteresseerd ben, is hoe je dingen kunt communiceren.' Nog zoiets fascinerends: desktop-achtergronden, die schitterende natuurfoto's op je scherm. Aan de ene kant de metafoor dat het je bureaublad is en aan de andere kant een soort onbereikbare ruimte. We gebruiken overigens opvallend veel woorden uit de analoge wereld voor de digitale: bestanden, mappen, opslaan, icoon, venster… Ook die verschuivende betekenissen boeien hem. 'Het zijn veel verschillende dingen, maar allemaal met een rode draad. Het gaat allemaal over de esthetiek van autonomie.'

Engelhardt koestert de autonomie die hem geboden wordt om dit jaar naar eigen inzicht in te vullen. Hij richt zich op praktische zaken die zijn praktijk ondersteunen, zoals een cursus miniatuurschilderen, reizen om collectieven te bezoeken, gesprekken met grote voorbeelden uit zijn vak en business coaching voor hem en zijn studiopartner. Hij heeft het idee dat alles zich nu uitkristalliseert in zijn praktijk. 'Ik krijg er energie van en ik krijg ook dingen terug. Het is leuk om af en toe feedback te ontvangen van het publiek, dat mensen blij lijken te zijn met de dingen waar ik bij betrokken ben.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Maciej Wieczorkowski

Maciej Wieczorkowski

Technische ontwikkelingen hebben ons leven de afgelopen decennia heel wat meer comfort gegeven. Stromend water en mechanische ventilatie, vroeger voorbehouden aan wie het zich kon veroorloven, zijn inmiddels standaard in het gemiddelde moderne woonhuis. De keerzijde hiervan is dat we als mensen minder collectieve momenten beleven. En hoe zit het eigenlijk met de duurzaamheid?

Architect Maciej Wieczorkowski besloot hier een onderzoek op los te laten. 'Een haard was vroeger het centrum van de leefruimte en vormde een anker in het leven van een familie. Het was de plek om samen te komen voor warmte, eten koken, kleren drogen en slapen. Als zodanig vestigde het een hiërarchie in het huis. Op stedelijke schaal dienden waterputten en graanschuren als ontmoetingsplaatsen, centraal in de gemeenschap. In veel culturen waren deze infrastructurele objecten belangrijk genoeg om een plaats van religieuze verering te zijn. In ons huidige leven hebben deze hulpbronnen echter geen collectieve betekenis meer. Deze verschuiving heeft niet alleen gevolgen op maatschappelijk niveau, maar ook voor het architectonisch ontwerp. Waar we voorheen prachtig ontworpen objecten zagen, die dagelijks werden gebruikt en tot stand kwamen door een samenwerking tussen een architect en een ambachtsman, zien we nu industrieel geproduceerde elementen waar anonieme ingenieurs en klimaatadviseurs bij betrokken zijn. Deze technische installaties vereisen vervolgens intensief onderhoud en regelmatige vervanging, wat duur maar niet duurzaam is. Tegelijkertijd dragen deze installaties niet bij aan de esthetische, architectonische of culturele dimensie van het gebouw.' Het houdt de architect bezig. 'Moet we onze collectieve relatie met hulpbronnen heroverwegen?', vraag hij zich af.

Wieczorkowski bezocht gemeenschappen die nog georganiseerd zijn rond het delen van middelen. Daarvoor reisde hij naar Barcelona en Berlijn. Ook onderzocht hij vormen van verschillende objecten die gerelateerd zijn aan collectieve middelen in het verleden. 'Op dit moment ben ik bezig om het formele onderzoek om te zetten in een ontwerptaal. Maar ik zie het hele project ook als een theoretische, praktische en persoonlijke kennisbasis voor mijn praktijk. Ik ben ervan overtuigd dat deze ervaringen van waarde zullen zijn voor verschillende lopende projecten, zoals het project Gemene grond dat ik in samenwerking met de gemeente Roermond ontwikkel. Daarnaast bieden ze inspiratie voor het lesgeven in een ontwerpstudio aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst en voor verschillende toekomstige projecten.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Maria Fraaije

Maria Fraaije

Maria Fraaije leerde dit jaar 'uit haar hoofd' te komen. 'Ik teken nu een wereld om in te verdwijnen, in plaats van eentje om mee te confronteren.' Voorheen tekende de illustrator projecten met een sociaal karakter. Voor DRIFT (Dutch Research Institute for Transitions) onderzocht ze maatschappelijke thema's en aanvankelijk wilde ze die twee werelden - illustratie en onderzoek - meer met elkaar verweven. Die ambitie veranderde gedurende het jaar. 'Het bleek toch niet waar ik naar op zoek was. Veel van mijn oorspronkelijke plan heb ik uit het raam gegooid.'

Met haar tekeningen hoeft Fraaije niet meer aan te zetten tot reflectie, debat of verandering. Het liefst wil ze iets raken bij degene die haar werk ziet. 'Daarmee vertel ik nog steeds veel over de thema's die mij bezighouden, maar op een zachtere manier en met meer nuance. Een manier die beter bij mij past. Ik heb minder de drang om iets uit te leggen.' Het veranderde haar proces en maakte haar tekeningen poëtischer. 'Ik verbond onderzoek altijd aan ratio. Aan denken en begrijpen. Dankzij dit jaar weet ik dat ik liever artistiek onderzoek doe, dat mag irrationeel en zoekend zijn. Ik had altijd het gevoel dat ik stellig, activistisch en sociaal moest zijn in mijn illustraties, maar ik ontdekte door mijn praktijkontwikkeling dat ik graag zachtere beelden maak. Met een simpel en open onderzoeksproces.' Ter vergelijking: illustreerde ze eerst veel binnenshuis, nu gaat Fraaije met kruk en schetsboek naar een plek om daar te tekenen wat ze ziet. 'Later, in de studio, maak ik illustraties van die plek op basis van herinnering. Door zo te werken leg ik niet alleen feitelijke waarheden, maar ook mijn eigen waarheid vast. De wereld die dan ontstaat is vaak zachter en ongrijpbaar. Ik denk dat ik daarom meer met aquarel en houtskool ben gaan werken, vanwege de vaagheid en ongrijpbaarheid van deze materialen.'

In Schotland deed ze een residency en ontdekte ze welk werk er ontstaat wanneer ze de hele dag middenin de natuur mag tekenen. Ook de cursus die ze volgde bij de Royal Drawing School hielp daarbij. 'De manier waarop de docenten en kunstenaars over hun werk spraken – zoekend, open en nieuwsgierig – was inspirerend.' Net als haar tekeningen zelf, werd ook Fraaije's blik op haar werk zachter. 'Dit jaar ontdekte ik dat de ene tekening oprechter voelt dan de andere. En dat lelijke tekeningen niet echt bestaan.'

Tekst door Priscilla de Putter
md-2 architects

md-2 architects

Als architecten in Rotterdam houden Michał Długajczyk en Mahaut Dael van md-2 architects zich dagelijks bezig met renovatie- en transformatieprojecten. 'We verdiepen ons in de verhalen, geschiedenis en identiteit van de stad; aspecten die vaak genegeerd worden in de architectuur. En we stellen kritische vragen over de voortdurende sloop en verdwijning van waardevolle onderdelen van de stad.'

Geïnspireerd door het surrealisme, behandelt het tweetal via hun methodologie Description by Design thema's als identiteit, duurzaamheid en flexibiliteit. 'Tijdens het ontwikkeljaar combineren we onderzoek, praktijk en communicatie. Zo wilden we onze studie naar surrealistische methoden en specifiek het werk van de Tsjechische kunstenaar Jiří Kolář vertalen naar technieken voor het hergebruik van sloopmateriaal. Het werk van Jiří Kolář inspireert ons omdat het creatieve oplossingen biedt voor hedendaagse uitdagingen in architectuur en renovatie. Dit jaar reisden we naar Praag om origineel werk van hem van dichtbij te bekijken. Het leverde ons veel nieuwe kennis, inzichten én contacten op, waaronder instellingen die mogelijkheden bieden om ons werk in het buitenland te presenteren. Aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst experimenteerden we met surrealistische collagetechnieken voor architectonische ontwerpen. Deze technieken pasten we toe op de Citrusveiling, een gebouw in Rotterdam. Ook bezochten we cementfabriek ENCI in Rotterdam om meer te leren over materiaaleigenschappen en recyclingprocessen.'

En er werd méér kennis opgedaan. Zo volgden Długajczyk en Dael een cursus tentoonstellingsontwerp en presenteerden ze hun onderzoek naar surrealistische collagetechnieken en hun experimenten met sloopmaterialen van transformatieprojecten in het Oude Noorden. Ook testten ze demontage-, recompositie- en consolidatietechnieken, en vertaalden ze hun onderzoek in mock-ups. Daarnaast renoveren ze een huis in Italië, waar ze oude dakpannen hergebruiken met nieuwe technieken.

'Door zelf kennis op te doen over materialen en bouwtechnieken, kunnen we beter aansluiten bij de verdere fasen van projecten en een grotere rol op de bouwplaats spelen. Dit ontwikkeljaar verdiepen we ons werk en leren we hoe we dit kunnen presenteren. Hiermee kunnen we ons werk beter positioneren in het veld, relevant maken voor actuele onderwerpen en ons netwerk uitbreiden. We zijn van plan om nog een reeks mock-ups te produceren en toe te passen op actuele bouwplaatsen, om surrealistische technieken verder te testen en te specificeren hoe deze kunnen worden vertaald naar hedendaagse architectuur.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Michelangelo Winklaar

Michelangelo Winklaar

In het najaar van 2021 presenteerde de tentoonstelling Kijken met je handen in het Haagse museum Escher in Het Paleis iets totaal nieuws op het gebied van museale mode. Geïnspireerd door zijn slechtziende moeder ontwierp Michelangelo Winklaar een haute-couturecollectie waar je als bezoeker aan mag komen. Met de doelgroep van visueel beperkten als uitgangspunt, bediende hij in de praktijk een veel breder publiek. Want wie kent de verleiding om bijzondere vormen, texturen en stoffen aan te raken nou niet? Met zijn inclusieve benadering van museale mode, maakt Winklaar korte metten met het heersende do not touch-credo; aanraken mág, en dat is voor velen een verrijkende ervaring.

Op de tentoonstelling ervaarden bezoekers de sensatie van een ruwe paillettenstof die aanvoelt als een geschubde huid, maar ook van luchtige lagen geplooid tule, fijne bloemige borduursels of de hoekige schoudervullingen van een jaren 80-blazer. Winklaar ontwierp er speciale vitrines bij als een soort couveuses, met gaten waar je je handen door kunt steken. Het smaakte naar meer. Hij deed een aanvraag bij het fonds voor verdiepend onderzoek naar de ins en outs van tactiel textiel: hoe maak je het zo dat het niet slijt, vaal of vuil wordt door alle handen die eroverheen gaan? En hoe maakt je de beleving nog verrassender of interessanter voor een divers publiek? Met deze inclusieslag wil Winklaar meteen het ambachtelijke handwerk van haute couture nieuw leven inblazen. Hij richtte zich dit jaar op het professionaliseren van zijn praktijk, met als sluitstuk het neerzetten van een tweede expositie: Kijken met je handen 2.0. In Den Haag dook hij in de modearchieven van het Kunstmuseum om uit te zoeken welke textieltechnieken de tand des tijds beter doorstaan dan anderen. In Frankrijk verfijnde hij zijn borduurkunsten om minder kwetsbare borduursels te maken. En bij het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid ging hij op zoek naar bijzondere geluidsfragmenten – om het nog zinnenprikkelender te maken.

Daarnaast sprak hij met curatoren en vormgevers over het tentoonstellingsontwerp. 'Bij het maken van een expositie komt zo ontzettend veel kijken, ik ben me nu in alle aspecten aan het verdiepen. Ondertussen reflecteer ik ook op mijn manier van werken. Als creatief staan je hersenen altijd aan, ik heb geleerd dat ik mezelf af en toe moet uitzetten.' Toch mag dat uitzetten maar even: begin oktober is er al een pre-launch van de eerste stukken op het Lange Voorhout in Den Haag.

Tekst door Willemijn de Jonge
Michèle Boulogne

Michèle Boulogne

Wat hebben ambachtelijk textiel, de ruimte en koloniale kwesties met elkaar gemeen? Ze ontmoeten elkaar in de projecten van textielontwerper en beeldend kunstenaar Michèle Boulogne. Dit jaar wilde ze de connectie tussen haar verschillende projecten stroomlijnen. 'Ik wil grip krijgen op wie ik wil zijn in de wereld en voor mijn gemeenschap. Mijn gereedschap, textiel, en mijn onderwerp, de ruimte, verbind ik daarbij.' Een fascinatie voor deze onderwerpen ontstond tijdens Boulogne's jeugd op Martinique. 'Zolang de mens er is, is er textiel. Voor kosmologie geldt hetzelfde. Het zijn twee diepgewortelde menselijke bezigheden. In de VS bestudeerde ik textiel in de context van het universum en ontdekte de connectie tussen textiel, cartografie en de representatie van de hemel.'

Tijdens haar jeugd op het eiland met Frans-koloniale geschiedenis, genoot ze van de natuur en de nachtelijke hemel. 'Maar er was een andere kant. Een kant van spanning en diepgewortelde problemen die gerelateerd zijn aan de koloniale geschiedenis.' Deze tegenstelling herkent Boulogne in de ruimte. 'Het is de ultieme plek van verwondering én van actuele geopolitieke kwesties.' Hier ontmoeten haar kennis en kunst elkaar. 'Ik voel dat ik iets kan toevoegen in het debat over ontdekkingsreizen, vooral nu mensen de ruimte willen koloniseren. Dat gegeven en de retoriek eromheen schokken mij. Juist vanwege de recente aandacht voor de negatieve gevolgen van kolonisatie, snap ik niet waarom we hierover spreken in dezelfde termen.'

Boulogne sluit haar ontwikkeljaar af met een onderzoek naar mandenvlechttechnieken uit de Caraïben, in samenwerking met antropologen. 'Ik wil alles leren over de basis van dit ambacht, waarin alleen de vezels en handen worden gebruikt.' Gelijktijdig onderzoekt ze satellietbeelden van het eiland, die tonen hoe mensen het eiland en haar hulpbronnen hebben gebruikt. Zo weeft Boulogne haar onderwerpen samen. Acceptatie en balans vinden waren daarbij haar grootste uitdagingen. 'Ik schakel tussen uitgebreid onderzoek doen, werken met textiel en samenwerken met anderen. Dat is moeilijk te balanceren.' In oktober presenteert Boulogne een serie grafische prenten over de menselijke relatie met buitenaardse hulpbronnen en een publicatie over Caraïbische traditionele mandenmakerij in relatie tot het besef van territorium. Daarnaast werkt ze aan een paper die ze presenteert in Milaan: Caribbean arc and outer Space, an academic and visual reflection on exploration. Voor het eerst is daar een koloniaal panel aanwezig, vertelt Boulogne. 'Er is beweging binnen dit onderwerp, mensen uit de gemeenschap willen samenkomen. Door dit jaar kon ik daar meer aandacht aan besteden. Het is te groot om het er niet over te hebben.'

Tekst door Priscilla de Putter
Michiel Terpelle

Michiel Terpelle

Voor grafisch ontwerper Michiel Terpelle (hij/hen) was een van de belangrijkste uitgangspunten dit jaar het vinden van gemeenschappen. En dan met name queer community's; plekken waar hij kan thuiskomen en compromisloos kan samenwerken. 'Het uitgangspunt van mijn praktijk is dat queerness niet een manier van doen is of een laagje over de ontwerppraktijk als neutrale entiteit, maar een manier van zijn die het gepolitiseerd zijn van de queer mens bevraagt en onderzoekt in relatie tot heteronormativiteit en compulsory heterosexuality.' Terpelle benaderde verschillende personen en initiatieven voor mentorschap, waaronder het Belgische collectief Bebe Books. Nadat hij eerst als resident werd uitgenodigd, is hij nu lid van de groep.

Na Terpelles afstuderen aan de Werkplaats Typografie in 2020 was daar het gat van de coronacrisis. Structuren ontbraken, samenwerken was moeilijk, faciliteiten waren niet beschikbaar. Het voelt voor hem alsof zijn praktijk nu pas echt op gang komt. Een van de projecten waar hij de afgelopen tijd aan gewerkt heeft, is het ontwikkelen van zijn drag character Jizz Taco. 'Ik neem actief deel aan de cultuur van drag en geef elementen binnen deze cultuur een plek in mijn ontwerppraktijk. Elementen zoals performance en identiteit, maar ook podia zoals de club, de straat en de galerie, waarin ik thema's als gender, seksualiteit en klasse bevraag en onderzoek.'

Waar Terpelle steeds meer naar streeft, is onafhankelijkheid in de relatie tussen opdrachtgever en ontwerper. In die hiërarchische structuur wordt namelijk vaak van gemarginaliseerde mensen verwacht dat zij zich aanpassen aan belangen die hen niet dienen. Vandaar dat hij zich steeds meer afzet tegen heteronormatieve ontwerppraktijken. 'Ik wil queerness niet uitleggen "op voorwaarde dat…"; op voorwaarde dat de hetero het begrijpt in zijn taal of referentiekader, op voorwaarde dat hij zich niet aangesproken hoeft te voelen of dat het een schuldgevoel oproept, of op voorwaarde dat het hem niks gaat kosten.'

Alle ervaringen van het afgelopen jaar krijgen plaats in een archief. Naast een digitaal archief, wordt het archief ook een evenement. Een performance, bijna als een soort liturgie, waarin de samenwerkingen en uitkomsten gevierd worden. Overigens vond Terpelle dit jaar ook een gemeenschap: 'Talentontwikkeling zie ik als een hele goede manier om iemand een steun in de rug te geven en een duw in de juiste richting. Je krijgt die financiële ondersteuning, maar je krijgt ook die grote groep mensen die aan het begin van hun carrière staan.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Milenco Dol

Milenco Dol

Een reeks van zwart-witfoto's toont een portret van een jongeman, waarbij elke foto geleidelijk donkerder wordt. Op de laatste foto is de geportretteerde bijna niet meer te onderscheiden van zijn omgeving. Met dit vierluik van zelfportretten verbeeldt Milenco Dol een persoonlijke ervaring. 'Dit project kwam voort uit een verlangen om te verdwijnen, opgaan in stilte.' Het wegvallen van de geportretteerde tegen de donkere achtergrond wordt met een analoge camera bereikt door de sluitertijd stapsgewijs te verkorten.

Dol wilde dit jaar een serie portretten van starters op de arbeidsmarkt maken en daarbij leren werken met een analoge camera. Van zijn eigen afstuderen herinnerde hij het gevoel van richtingloosheid nadat de structuur van zijn studie wegviel. 'Ik kreeg het gevoel: als ik niets doe, gebeurt er ook echt niets meer.' Tijdens het project merkte hij echter dat de portretten niet het verhaal vertelden dat hij voor ogen had. Bovendien vergde het werken met een analoge middenformaat camera een andere benadering: 'Je kunt niet meer vijftienhonderd beelden schieten en er dan later een paar uitzoeken. Het beeld dat ik schiet moet kloppen.' Hij besloot het werken vanuit een vaststaand concept los te laten en gewoon te gaan fotograferen. 'Het is fijn om de ruimte te hebben om naar dingen te kunnen zoeken. Met een analoge camera kijk je wel door een zoeker, maar dat is gewoon een spiegeltje dat toont wat je voor je ziet. Mooi beeld is datgene wat, als je daar met je eigen ogen naar kijkt, al mooi is.'

Dit resulteerde in een aanpak waarbij Dol het maken van foto's scheidt van het bewerken van een serie. Ook heeft hij geleerd om film te ontwikkelen en bekwaamt hij zich in het maken van analoge prints. Door deze ervaringen en gesprekken met verschillende mentoren is zijn perspectief op fotografie verbreed. 'Als ik een serie maak gaat het niet alleen om wat ik te vertellen heb, maar ook om wat een ander erin kan zien.' Fotografie is voor Dol een middel om dingen zichtbaar te maken, maar ook om (achter de lens) te verdwijnen. Die ambiguïteit probeert hij te vatten door beelden samen een verhaal te laten vertellen. Het tijdrovende en ambachtelijke proces van analoog fotograferen levert hem veel op. 'De tijd die je in een enkel beeld stopt geeft het meer waarde. Je begint met niets en het kan meer worden. Zodra je die analoge camera oppakt, ben je bezig met de wereld zelf.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Niels de Bakker

Niels de Bakker

Van Sonologie aan het Conservatorium naar een master Art Science en een Tech Fellowship aan de Rijksakademie van beeldende kunsten; kunstenaar Niels de Bakker brengt al zijn kennis samen in de installaties die hij maakt en bespeelt als instrumenten. Het is zijn manier om grip te krijgen op materialen en processen. De tools die hij nodig heeft voor zijn werk zijn zo specifiek dat hij ze zelf maakt. 'Om volgende stappen te zetten in mijn werk, moet ik blijven leren.' Dus zit hij nog regelmatig in collegezalen en wint hij advies in van experts in elektronica en mechanica. Dat werpt zijn vruchten af. Steeds sneller en beter verlopen zijn experimenten, en dat was precies het doel van dit jaar. 'Ik wil professionaliseren door technische stappen te maken. Voor mijn installatiemachines bouw ik steeds verder op de kennis die ik al heb.' Want met nieuwe kennis, komen ook nieuwe vragen.

Toen De Bakker zijn aanvraag schreef, dacht hij iets met optica – lenzen en licht – te gaan doen. Zijn plan veranderde gaandeweg. 'Ik bouwde een ecosysteem van kleine computers en elektronica dat mij in staat stelt om sneller en beter nieuwe installaties op te bouwen.' Die installaties zijn de resultaten van een deep dive in zijn eigen fascinaties en de producten van grondig, complex en experimenteel onderzoek. 'Voor mijn nieuwste installatie los ik pigmenten op in een speciale siliconenolie. De kleur van de pigmenten verandert door hun temperatuur.' Dit proces maakt De Bakker inzichtelijk met een ledscherm, waarvoor hij beelden maakt op basis van de hitte van pigmenten: door verwarming en koeling verandert het beeld continu. Complex? Dat klopt. Hij snapte het eerst zelf ook niet, maar laat dat nu net zijn grootste drijfveer zijn. 'Iets fascineert mij juíst omdat ik niet snap hoe het werkt. De technische weg die ik moet afleggen om daarop controle te krijgen, vind ik interessant.'

Ogenschijnlijk magische, natuurlijke fenomenen leren begrijpen én besturen, dat is wat de kunstenaar poogt te doen. 'Als uitvinder maak ik mijn eigen apparaten zodat ik het kan besturen. Dat doe ik nu ook met magnetische pigmenten, waarbij een magnetisch veld voor kleurverandering zorgt.' Door te begrijpen hoe iets werkt, leert De Bakker hoe hij resultaten kan sturen en modelleren. Dat doet hij op basis van composities. 'Tussen het bouwen van elektronica en het schrijven van composities ontstaat het uiteindelijke werk.' Alles is zorgvuldig uitgedacht. Toch ontstaan zijn meeste ontdekkingen toevallig. 'Eigenlijk zoek ik naar toeval. De onverwachtse resultaten zijn de mooiste.'

Tekst door Priscilla de Putter
Peter Peels

Peter Peels

Autodidact interdisciplinair maker Peter Peels van 4DMagnetics is geselecteerd tijdens de Scout Night Eindhoven. Zijn werk kan verschillende vormen aannemen, van analoog tot digitaal illustraties, 3D ontwerp, animaties en muziek. Met de bijdrage vanuit Talentontwikkeling wil 4DMagnetics een videogame ontwikkelen over een Molukse krijger op een prekoloniaal fictief Moluks eiland. Aan de hand van dit project wil Peels zijn creativiteit samenbrengen met technische vaardigheden, zich verdiepen in zijn Molukse achtergrond, en de verhalen van zijn voorouders optekenen. Daarvoor gaat hij cursussen volgen in game development, maar ook een Indonesische taalcursus. 4DMagnetics werkt samen met de Molukse gemeenschap en Het Moluks Museum.
Quiana Cronie

Quiana Cronie

Quiana Cronie is geboren op Curaçao en getogen op Aruba. Op haar negentiende verhuisde ze naar Nederland voor haar studie aan de Design Academy in Eindhoven. Nu is Cronie terug op het eiland waar ze opgroeide. Als Arubaans ontwerper streeft ze ernaar de cultuur van het eiland te behouden voor toekomstige generaties, door het creëren van duurzame mode en visuele storytelling. Daarbij doet ze onderzoek naar de traditionele kleding op Aruba, die is beïnvloed door verschillende culturen als gevolg van kolonisatie en handel. Bevlogen vertelt Cronie: 'Aruba heeft een rijke mondelinge geschiedenis en beperkte schriftelijke bronnen. Ik wil onze verhalen, die vaak vergeten zijn, blootleggen, delen en in de schijnwerpers zetten. Zoals de herkomst van het Arubaanse spreekwoord come harinja, bisti bari, dat “het meel eten en de zak dragen” betekent. Dit verwijst naar een recht gesneden werkshirt, dat hardwerkende vrouwen, boeren en vissers rond het jaar 1800 maakten van lege meelzakken, die stevig en ademend waren. Het hergebruik van dit stevige materiaal maakte de cashaca tot een duurzaam kledingstuk. Met mijn huidige project Cashaca wil ik deze vindingrijke traditie nieuw leven inblazen. Geïnspireerd door de werkwijze van toen, vervaardig ik een geüpcyclede versie, gemaakt van katoenen tafelkleden, gered uit de lokale hotelindustrie. Zo verwijs ik ook naar het huidige en nog niet zo duurzame Aruba, waar de belangrijkste inkomstenbron toerisme is. Zowel souvenirs als mode zijn veelal massaal, snel en buiten Aruba geproduceerd. Door de cashaca in een nieuw jasje te steken, wil ik me enerzijds richten op erfgoed, identiteit en saamhorigheid van de eilandbewoners. Anderzijds is de cashaca een manier om de onvertelde verhalen van Aruba over te brengen via duurzame kledingstukken, bedoeld voor iedereen. Carrying the culture of Aruba, dat is wat je doet als je het shirt draagt.'

Momenteel richt Cronie zich op verfijning van haar naaivaardigheden en het verbeteren van visuele esthetiek met behulp van nieuwe media zoals 3D mode en Cinema4D. 'Door een gevoel van frisheid en innovatie in het project te verwerken, hoop ik ook een jongere doelgroep aan te spreken.' Ook probeert ze pop-uptentoonstellingen te organiseren in samenwerking met winkels op zowel Aruba als in Europa, om haar werk in ontwikkeling te tonen en feedback te krijgen van de gemeenschap. 'Het is een opwindende, betekenisvolle fase. Ik kan nu volledig opgaan in mijn passie, me richten op experimenteren, reflecteren, groeien en bouwen aan de basis van een praktijk als onafhankelijk ontwerper. Daar ben ik ontzettend dankbaar voor!'

Tekst door Iris Stam
Ro Buur

Ro Buur

Ro Buur, afgestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en het Sandberg Instituut in Amsterdam, is actief op het vlak van film, fotografie, beeldhouwen (keramiek), illustratie en typografie. Buurs werk komt voort uit een sterk gevoelde noodzaak om bepaalde thema's binnen diens dagelijks leven te onderzoeken en zich daarover te uiten. 'Met mijn projecten vertel ik verhalen die ongezien blijven in onze samenleving. De inspiratie haal ik onder meer uit de queer community. De mensen daar motiveren mij om te groeien en dicht bij mezelf te blijven. Ook komen mijn ideeën uit de natuur, het Nederlandse landschap en het water dat daar doorheen stroomt. Ik vind het geruststellend dat de natuur divers is, dat er planten en dieren met zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken zijn, bepaalde diersoorten geen binaire verdeling binnen hun gedrag kennen en er ook bij dieren homoseksualiteit bestaat. Dit toont aan dat het natuurlijk is om te zijn wie ik ben.'

Buur vertelt over diens huidige multimediale project (werktitel Queerdo's) dat in een later stadium, na afronding van het ontwikkeljaar, zal resulteren in een film. 'Hoofdpersoon is Birdie, een queer en transmens die geen juist zelfbeeld heeft en zichzelf ziet als een monster. Vier (denkbeeldige) vrienden trekken met Birdie de natuur in voor een ritueel dat ervoor zorgt dat Birdie angsten en negatieve gedachten los kan laten. Ik vormde Birdie naar het watermonster uit een afschrikwekkend Nederlands volksverhaal, dat diende om kinderen weg te houden van het water. In mijn project trek ik een parallel met hoe een deel van de maatschappij, die steeds normatiever en meer binair is gaan denken, queer en transpersonen ziet.'

De beurs gebruikte Buur voor research, het schrijven van het script en het uitwerken daarvan, waarbij Buur onderzoek combineerde met een magische denkwereld. 'Ik experimenteerde met verschillende mediums om een narratief te vertellen. Zo ontstond een grote liefde voor klei. Ik kon er mijn fantasie op loslaten, al boetserend ontstonden de karakters, die ik vervolgens naar illustratie en tekst vertaalde. De keramische sculpturen zijn binnenkort ook basis voor mallen voor rubbermaskers, die de personages in de film gaan dragen. Ook worden de sculpturen onderdeel van een installatiewerk dat ik als afsluiting van het ontwikkeljaar zal presenteren.'

Tekst door Iris Stam
Rosalie Apituley

Rosalie Apituley

Rosalie Apituley, in 2022 afgestudeerd aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem, richt zich in haar artistieke ontwerppraktijk op product design, critical design, social design en interaction design. Met Uit de meterkast belichtte ze voor het eerst het onderwerp energiegebruik. Apituley: 'Mijn werk is maatschappijkritisch en doordacht, maar door de speelsheid en humor voor een breed publiek toegankelijk. Met dit project wilde ik de dagelijkse interacties met energie herontwerpen, om te benadrukken dat energie niet zomaar uit de muur komt.'

Haar interesse voor het thema ontstond door een herinnering uit haar kindertijd. 'Als ik het licht aan liet staan, werd er gezegd: “Denk aan de ijsberen.” Als beginnend ontwerper vroeg ik me af: waarom snap ik niet hoe energie werkt, terwijl ik er zo afhankelijk van ben? Ik wilde weten hoe kleine handelingen in mijn huis, zoals het lichtknopje uit-/aandoen, in verhouding staan tot het grotere geheel: klimaatverandering. Hoe heb je hier als individu impact op?'

Inmiddels is Apituley zich steeds meer gaan positioneren als ontwerper op het vlak van energiebewustzijn. 'Mijn motivatie is: wat beweegt mensen? Door ons handelen kunnen we daadwerkelijk grip hebben op klimaatverandering. De manier waarop wij technologie en infrastructuur vorm geven beïnvloedt onze relatie met de natuur. Met mijn projecten wil ik energieverbruik tastbaar en zichtbaar maken, want fysiek ervaren en daardoor iets begrijpen zorgt ervoor dat je daarop gaat acteren.'

Dit jaar werkt Apituley verder aan het project It giet oan, dat speelt met de vraag of we onze cultuur kunnen aanpassen aan het energieaanbod van zon en wind, met de dynamische ritmes die daarbij horen. Tijdens Dutch Design Week 2023 bouwde ze met netbeheerder Alliander een koek-en-zopiekraam, waar vijf zonnepanelen een softijsmachine voorzagen van stroom. Op de momenten van zon deelde Apituley ijsjes uit, bij bewolking viel de machine uit. 'Nu onderzoek ik de mogelijkheden van een ijsbaan in de zomer, die draait op de overschotten van zonnestroom. Met dit project onderzoek ik hoe we cultuur en economie meer zouden kunnen inrichten op de seizoenen, met seizoensgebonden energie. Ook ben ik bezig met een festival op het ijsbaanterrein, met lezingen, workshops, een kleine kunstexpositie en spelletjes rond energiegebruik. Bij energie gaat het heel vaak alleen om zuinig zijn. Ik wil samen met het publiek onderzoeken of we ook collectief kunnen vieren wanneer we een overvloed aan stroom hebben, die de zon ons in de zomer biedt.'

Tekst door Iris Stam
Samuel Rynearson

Samuel Rynearson

Samuel Rynearson houdt van objecten die een functie hebben die je niet meteen ziet. Zo zijn er bijvoorbeeld fonteinen, theepotten of vogelhuisjes in alle soorten en maten die je door hun bijzondere ontwerp niet meteen als zodanig herkent. Waar de ontwerper vooral in geïnteresseerd is, is hoe dit soort voorwerpen de leefomgeving beïnvloeden, en vice versa. Terwijl hij voornamelijk werkt met digitale media, groeit de laatste jaren zijn fascinatie voor fysieke objecten. Sterker nog: 'Hoewel ik me nog steeds kan verbazen over digitale objecten, ben ik vooral gefascineerd door het gevoel, de tastbaarheid en het vervreemdende aspect van fysieke objecten. Ik realiseer me steeds meer dat afstand nemen van volledig digitaal werken belangrijk is voor mijn geestelijke gezondheid en kwaliteit van leven. Ik wil daarom een nieuwe benadering vinden waarbij ik digitale en fysieke ontwerpen kan combineren.' Daarbij legt hij graag de focus op het vreemde of vervreemdende aspect van een object. 'Dat geeft je het gevoel dat je moet blijven kijken en dat stimuleer ik graag. En ook hoop ik dat de kijker zich afvraagt waarom het er zo uitziet én hoe het gemaakt is.'

Tijdens zijn ontwikkeljaar heeft Rynearson zich gestort op het ontwerpen en maken van vogelhuisjes, die tuinen in Den Haag sieren. Hij wilde dat de huisjes inhoudelijk een spanning zouden aangaan met elkaar en de omgeving. Hiervoor werkte hij samen met onder andere ontwerper Jonathan Looman. 'Door middel van gesprekken hebben we objecten ontworpen en gekeken hoe de vogelhuisjes geschikt zijn voor hun omgeving en de levende wezens die ze bewonen.'

Zowel de ontwerpen, die verre van traditioneel zijn, en hier en daar futuristische kenmerken hebben, waren ook de materiaalkeuze en het productieproces onderdeel van zijn onderzoek. Want een digitaal ontwerp in plastic printen is bijvoorbeeld wel te doen, maar hoe ga je om met keramiek of metaal? Heel veel research doen, heel veel uitproberen en zelf een archief aanleggen over materiaalgebruik en productieprocessen is wat de ontwerper vervolgens deed. Het smaakt naar meer: 'Ik hoop mij verder te ontwikkelen tot een ontwerper die niet alleen digitaal creëert, maar het digitale opnieuw kan invoegen en verbinden met het fysieke (en vice versa) en zo nieuwe verbindingen kan voorstellen met onze leefomgeving.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Sandipan Nath

Sandipan Nath

Sandipan Nath richt zich in zijn werk op de snelgroeiende wereld van kunstmatige intelligentie en machine learning, en hoe deze technologieën steeds meer invloed hebben op de digitale wereld. Vijf jaar geleden begon hij met het creëren van kunstwerken die gebruikmaken van machine learning en deep learning. Sindsdien zijn algoritmes een belangrijk onderdeel van zijn werk geworden. 'Deze technologieën beïnvloeden mijn creativiteit, die nu niet alleen wordt bepaald door machines, maar ook door overheidsbelangen en commerciële belangen. Ik maak me zorgen over de gevolgen van deze computational condition voor de fysieke wereld.'

In het post-internettijdperk werd digitale beeldvorming zo overvloedig dat netwerken en platforms overspoeld raakten met mediacontent. In het huidige post-algoritmetijdperk spelen algoritmes een centrale rol in het interpreteren en begrijpen van deze beelden. Beeldherkenning is geëvolueerd van het simpelweg identificeren van lijnen en randen naar het herkennen van complexe patronen en zelfs het voorspellen van toekomstige beelden. De focus is verschoven van door gebruikers gemaakte content naar machine gegenereerde content, die sneller dan ooit wordt geproduceerd. 'Ik ben gefascineerd door deze machine-leesbare media die de interacties tussen algoritmische systemen en de natuurlijke wereld vastleggen.'

'In het afgelopen jaar heb ik een verzameling beelden, video's en gebarendata opgebouwd die worden gebruikt om een UR3-robotarm te trainen voor het uitvoeren van complexe taken, zoals het oppakken van appels. Deze machinegegenereerde content biedt veel esthetische waarde en vormt de basis voor mijn creatieve werk, waarbij ik poëtische composities wil maken met behulp van algoritmische processen.'

Daarnaast heeft Nath zich ontwikkeld als componist, met een focus op nieuwe muziek die zich organisch ontwikkelt. 'Ik benader geluidsontwerp vanuit een algoritmisch perspectief en heb geleerd over de onvoorspelbare aard van zowel klassieke als kwantumalgoritmes. Dit heeft mijn onderzoek naar onzekerheid en waarschijnlijkheid, die centraal staan in zowel klassieke als kwantumsystemen, verder verdiept.'

In zijn huidige werk onderzoekt hij de esthetische voorwaarden van een post-algoritmisch tijdperk en hoe deze de cultuur beïnvloeden. 'Hiervoor werk ik samen met onderzoekers, kunstenaars en academici om te begrijpen hoe moderne algoritmen onze sociale interactie, ecologische doelen en kennisproductie beïnvloeden. Hoewel mijn onderzoek theoretisch van aard is, is mijn benadering experimenteel en intuïtief. Ik streef ernaar om artistieke en wetenschappelijke kennis te verbinden en wil resultaten creëren die niet vastzitten aan een bepaalde plaats of tijd. Het zal iets zijn dat in de loop van de tijd evolueert of in meerdere vormen tegelijk kan bestaan.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Sébastien Robert

Sébastien Robert

Na projecten in Cambodja, Chili en Noorwegen, waarbij hij onderzoek deed naar verdwijnende inheemse muziek, culturen en kosmologieën, zocht Sébastien Robert het voor zijn volgende project dichter bij huis. Zijn interesse in de doedelzak komt voort uit zijn jeugd in Bretagne, waarbij het lage, zoemende geluid van het instrument nog altijd herinneringen en gevoelens oproept. Deze interesse groeide toen hij ontdekte dat de doedelzak zijn oorsprong vindt in het Midden-Oosten en vervolgens door de Romeinen door Europa werd verspreid. Met variaties in Frankrijk, Italië, Griekenland, Oekraïne en Groot-Brittannië kan de doedelzak volgens Robert worden gezien als het meest Europese instrument, dat culturen, generaties en sociale klassen doorkruist. 'Mensen zien tradities en cultuur vaak als nationale en statische entiteiten, die niet in beweging zijn. Mijn benadering van dit project is echter transnationaal, trans-Europees en transmediterraan.'

Waar hij bij vorige projecten veldonderzoek deed om verdwijnende muziek te onderzoeken en vast te leggen, begon hij dit keer vanuit een archief, namelijk de collectie van het Museum voor Europese en Mediterrane Beschavingen in Marseille. 'Voor mij voelt het vreemd dat deze instrumenten daar in hun doos liggen te slapen. Het is leuk om te archiveren, maar soms is het ook dodelijk voor een instrument.' Tijdens een residentie in Marseille kwam hij in contact met kunsthistorici, organologen, traditionele en hedendaagse instrumentmakers, en -spelers. Met behulp van een 3D-scanner van de Philharmonie van Parijs scande hij vijf doedelzakken uit de collectie, specifiek de bourdons die een constante toon produceren. Terug in Nederland werkte hij met hulp van Luuk Meints (voor het 3D-modelleren en printen), instrumentmaker Léo Maurel en multimedia kunstenaar Benjamin Maus verder om van drie ge-3D-printe kopieën een geluidsinstallatie te construeren die de verschillende Europese doedelzakken samenbrengt. Daarnaast kreeg hij ook ondersteuning van Marie-Barbara Le Gonidec, een etnomusicologe die hem hielp een brug te slaan tussen zijn artistieke visie en een wetenschappelijke benadering.

De ontwikkelingen van het afgelopen jaar culmineren deze zomer in een presentatie in de Grey Space in the Middle in Den Haag, waar hij de mogelijkheden van zijn installatie wil testen. 'Dit jaar was bedoeld om dit idee te testen en te verkennen. En daarmee verwacht ik een vrij duidelijk beeld te krijgen van wat ik precies wil gaan doen.' Vooruitkijkend hoopt Robert zijn werk terug te brengen naar de regio's waar deze instrumenten oorspronkelijk vandaan komen en terug naar de mensen die deze instrumenten maken. 'Op een bepaalde manier breng ik de traditie vooruit door gebruik te maken van technologie.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Shanella Bleecke

Shanella Bleecke

Shanella Bleecke studeerde in 2021 af als audiovisueel specialist aan het Media College van Amsterdam. Ze werkt in de culturele sector als programmeur, curator, host en filmmaker en was in het recente verleden ook actief in journalistiek en politiek. Bleecke geeft ongehoorde verhalen een podium. Als multidisciplinair talent is ze observator van en spreekbuis voor een jonge generatie die strijdt voor een eerlijker, rechtvaardiger en meer inclusieve wereld. 'De basis van mijn storytelling is het vertellen van verhalen van nu met behulp van kennis en gebeurtenissen uit het verleden. Ik onderzoek de parallellen, continuïteiten of veranderingen in sociale, politieke en culturele aspecten. Met mijn filmwerk kan ik letterlijk en figuurlijk het heden en verleden aan elkaar knippen, waardoor ik kan reflecteren op de hedendaagse context en die ook kan onderbouwen.'

Dit jaar staat de ontwikkeling van de documentaire Rutu centraal. 'Rutu is het Surinaamse woord voor 'roots'. Mijn oma vertelde nooit zoveel over haar leven vroeger in Suriname. Toen ze naar Nederland kwam, was ze gericht op het grootbrengen van de kinderen en het opbouwen van een bestaan. Ik merkte dat identiteit steeds belangrijker voor me werd. In 2023 ging ik in mijn eentje een maand naar Suriname. Familieleden en oma's vrienden van destijds vertelden dat oma altijd al zorgzaam was geweest en stevig in haar schoenen stond. Ik besefte: die kracht van Surinaamse vrouwen, die zit ook in mij. Dat raakte me. Zo ontstond het idee voor de documentaire. Tijdens mijn volgende bezoek leerde ik dat ontzettend sterke vrouwen het fundament van Suriname vormen. Eén van die historische, betekenisvolle vrouwen was Maria Vlier, waarmee ik Rutu begin. Nog geboren in slavernij, schreef zij later als eerste een geschiedenisboek over haar land vanuit Surinaams perspectief. Het was magisch om dat te ontdekken!'

Conceptontwikkeling, onderzoek, interviews met camera, productie van de documentaire… Bleecke ziet haar project en het proces als een manier om verder te groeien als multidisciplinaire maker. 'De kracht zit, vind ik, in nieuwsgierig blijven om alles te willen en alles te kunnen. Ik ben nu bezig met de verdere uitwerking van het documentaireplan. Als ik daarmee klaar ben ga ik, als curator, het documentaireplan in de vorm van een tentoonstelling presenteren. Het is mooi dat ik nu de vrijheid heb om me op al deze facetten te richten.'

Tekst door Iris Stam
Sjoerd Willem Bosch

Sjoerd Willem Bosch

Als 'luisterend architect' heeft Sjoerd Willem Bosch het afgelopen jaar het landschap van Groningen en Terschelling verkend. Al wandelend leert hij te luisteren naar het landschap en haar bewoners. Dat doet hij door te tekenen, in gesprek te gaan en te achterhalen hoe het dagelijkse zich verhoudt tot grote landschappelijke vraagstukken. Bosch wilde dit jaar het (onder)zoekende deel van zijn praktijk ontplooien, tijdens de voor architecten verplichte 'beroepservaringsperiode'. Na een bachelor en master bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft wilde hij zich bekwamen in niet-typische ontwerpvaardigheden zoals interviewen, schrijven, fotograferen en het maken van kaarten. In 2022 ontwikkelde hij zijn afstudeerproject Hedendaags Ommelanderhuis; een politiek centrum voor het niet-stedelijke gebied rondom zijn geboorteplaats Groningen. Door middel van wandelingen en gesprekken onderzocht hij hoe architectuur de dialoog over het landschap kan faciliteren.

Deze werkwijze, waarin ervaringen en observaties worden vastgelegd in tekeningen, verhalen en fotoreportages, heeft hij dit jaar voortgezet. Hiervoor keerde hij terug naar Groningen. Als startpunt voor zijn verkenning koos hij een familieverhaal over 'het zwarte paadje' van zijn overgrootmoeder, die ruim een eeuw geleden in een boerderij in het buurtschap Ellerhuizen woonde. Haar paadje was een kerkpad dat dwars door de landerijen naar het nabijgelegen dorp Bedum liep, maar dat door ruilverkaveling inmiddels is verdwenen. Tijdens zijn wandelingen ziet Bosch hoe deze en andere veranderingen zich in het landschap voltrekken. Woningbouw en de aanleg van infrastructuur en nutsvoorzieningen, maar ook aardbevingen, bodemdaling en -verzilting laten allemaal hun sporen na. 'Een persoonlijke zoektocht kan algemene landschappelijke vraagstukken adresseren. En daarmee is het volgens mij een alternatieve vorm van hoe je een landschap kan benaderen als ontwerper.'

Om zijn perspectief nog verder te verbreden betrekt Bosch anderen bij zijn verkenning, zoals theatermaker Sijas de Groot, fotograaf Rubén Dario Kleimeer en architect Rien Korteknie. Ook werkt hij samen met archeologen en studenten van de Universiteit van Amsterdam aan een inventarisatie van verdronken dorpen en verdwenen bouwwerken op Terschelling. Voor festival Oerol ontwikkelt hij samen met archeoloog Heleen van Londen een expeditie waar bezoekers inzicht kunnen krijgen in de verhalen die uit de bodem zijn opgediept. De installatie Doorgronding verbindt de kleine schaal van de archeologische bodemvondsten met het landschap en het grote verhaal van het waddengebied.

Deze ervaringen hebben zijn kijk op zijn vakgebied verruimd: 'Ik druf nu vrijer te denken over wie ik als architect wil of kan zijn. En hoe ik daarmee grote vraagstukken kan beantwoorden over duurzaamheid, over ongelijkheid of hoe je omgaat met plekken.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Studio-Method

Studio-Method

Hoe kunnen we een andere relatie met onze materialen aangaan? Dat is een vraag waar Pedro Daniel Pantaleone en Riel Bessai zich met Studio-Method over buigen. Met duurzame innovatie als doel en hergebruik van materialen als middel, reageren ze op de huidige schaarste. Het resultaat zijn architectonische interventies, ruimtelijke installaties, maar ook theoretische verkenningen. Studio-Method richt zich niet alleen op de gebouwen, maar op de meerwaarde ervan voor mensen, zegt Pantaleone. 'We willen begrijpen hoe we hergebruik beter kunnen aanpakken. Dat doen we door het als een cultureel in plaats van een technisch probleem te benaderen.'

Studio-Method reageert op menselijke behoeften. Dat maakt projecten complexer, maar ook leuker, vindt Pantaleone. 'We bouwen nu iets vanaf de grond op, hebben een eigen plek, een opdrachtgever en te maken met een planning, autorisaties en regulaties.' In Drenthe kreeg Studio-Method de opdracht een paviljoen te bouwen van restmaterialen. Hier kon Pantaleone de praktische vaardigheden die hij dit jaar ontwikkelde, in de praktijk brengen. 'Vooral het handmatig werken wilde ik verbeteren.' Dus kreeg hij lessen in lassen: een belangrijke vaardigheid aangezien ze veel met restmateriaal werken. 'Het samenbrengen van metaal creëert veel nieuwe mogelijkheden.'

De culminatie van hun jaar is in oktober 2024 te zien in Fredriksoord In Drenthe. Daar, in erfgoedherstelproject De Proef, maakte Studio-Method een paviljoen met leeskamer, midden in het bos. De plek en het bouwwerk zijn verbonden aan de begin negentiende-eeuwse Koloniën van Weldadigheid (UNESCO Werelderfgoedlijst) en Museum De Proefkolonie. Het bouwwerk verhoudt zich direct tot het landgoed, alleen al doordat alle gebruikte materialen van het terrein zelf komen. Schapenwol voor isolatie bijvoorbeeld, van de schapen die grazen op het terrein. 'Het paviljoen werkt als tussenruimte, tussen het bestaande gebouw en de tuin, waar je een introspectief moment in de natuur kunt beleven.' De flexibele constructie – prefab droogbouw, dus eenvoudig te demonteren en hergebruiken – mag vijf tot tien jaar blijven staan.

Het ontwikkeljaar overtrof de verwachtingen, zegt Pantaleone. Niet alleen verbeterden de praktische vaardigheden van het duo, maar ze kregen een beter begrip van de professionele praktijk: vergunningen aanvragen, artistieke experimenten. 'Het gaat niet alleen om ontwerp, visie en uitvoering, maar ook om netwerk, draagvlak en financiële draagkracht. Kunst en architectuur zijn sterk verbonden met maatschappelijke en politieke zaken. Ik weet nu hoe belangrijk het is om projecten te verweven met de stad. In sociaal opzicht, maar ook qua wet- en regelgeving. Ik leerde dingen die ik uit de boeken nooit had gehaald.'

Tekst door Priscilla de Putter
Sun Lee

Sun Lee

Als Koreaanse ontwerper die in Nederland werkt, voelt Sun Lee zich altijd op de grens staan tussen het behouden van haar identiteit en het aanpassen aan een nieuwe omgeving. 'Daarom voel ik me sterk verbonden met de filosofie die de geschiedenis van het ambacht belichaamt. Ik zie het als een verzameling culturen die zich in specifieke regio's en tijden heeft verzameld.' Ambachten zijn voor haar levend erfgoed; geen overblijfselen van een voorbije tijd, maar dynamische praktijken die kunnen evolueren en zich aanpassen.

Om de diepgaande wisselwerking tussen traditie en moderniteit verder te doorgronden, heeft Lee zich in haar project Cut-out legacy gericht op zowel Koreaanse als Nederlandse papierknipkunst. Tijdens de onderzoeksfase deed ze literatuuronderzoek en materiaalexperimenten en hield ze interviews met experts. Ook heeft ze het snijvlak van papierknipsels en sjamanisme onderzocht in samenwerking met de Koreaanse sjamaan Hong-ki Kim en Shim Ha-yong, hoofd van het Koreaanse Volkskunstmuseum. In drie experimenten vermengt ze Koreaans en Nederlands papierknippen tot een nieuwe culturele taal. In het eerste experiment vergelijkt ze het werk van voorganger van de doopsgezinde gemeenschap Jan de Bleyker met dat van Hong-ki Kim. Voor het tweede werkt ze samen met Hong-ki Kim en mimespeler Yu Jin Gyu, met wie ze uitzoekt hoe het Seolwi (Koreaans papierknippen) op een immateriële manier uitgebeeld kan worden. Tot slot interviewde ze leden van de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst, wat voor wederzijdse kennisuitwisseling zorgde en tot het inzicht leidde dat het behoud van deze kunst niet bij individuen neergelegd kan worden. 'Knipkunst moet niet alleen benaderd worden als een prachtig traditioneel ambacht, maar ook als een immaterieel cultureel erfgoed dat leeft en evolueert door de tijd. Ik geloof dat het waardevolle inzichten kan verschaffen in de rol die ambacht speelt in het vormgeven van culturele identiteit en gemeenschap.'

Het afgelopen jaar is voor Lee transformerend geweest. 'Het heeft mijn begrip van de sociaal-culturele en historische lagen van traditionele ambachten verdiept, waardoor ik hun diepgaande invloed op hedendaagse vormgeving beter kan waarderen.' De mogelijkheid om samen te werken met experts en instellingen heeft haar creatieve netwerk verbreed en artistieke vocabulaire verrijkt. 'Op persoonlijk vlak bevestigde dit jaar mijn geloof in de onderlinge verbondenheid van kunst, ambacht en de maatschappij. Het herinnerde me eraan dat de schoonheid van ambacht niet alleen in de uiteindelijke vorm ligt, maar ook in het proces, de arbeid en de verhalen die in elk stuk verweven zijn.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Tessa van den Eeden

Tessa van den Eeden

Als autodidact modeontwerper bouwde Tessa van den Eeden – met behulp van haar moeders naaimachine en een dosis daadkracht – een commerciële business. Ze ontwikkelde een eigen stem, met werk waarin ze aan de buitenkant toont wat er aan de binnenkant gebeurt. Ze viel op en werd tijdens de Scout nights geselecteerd. 'Ik was dolblij, maar had met mijn plan de lat hoog gelegd.'

In haar plan borduurt ze voort op haar multimediale project COCAINE. 'Het uitgangspunt was de massale vlucht van mensen uit hun eigen leven, met bijvoorbeeld drugs, alcohol, werkverslaving en prestatiedrang.' Op eenzelfde manier wil Van den Eeden dit jaar andere gevoelige onderwerpen aansnijden. 'Ik wil taboes doorbreken en mensen aanzetten tot nadenken.' De menselijke worsteling van alledag wilde ze verbeelden, maar ondertussen worstelde ze zelf, als maker. 'Dit jaar werd een ontdekkingsreis naar wie ik als maker ben. Wat is mijn stem? Welke ruimte mag ik innemen?' Ze wilde input van anderen gebruiken voor een nieuwe collectie, maar het kwam niet op gang. 'Niet de obstakels van anderen, maar dat wat ikzelf zie en voel zorgt ervoor dat ik wil en kan ontwerpen.'

Nu zet Van den Eeden haar autonomie op de eerste plaats. Gevoeligheden in de samenleving pikt ze op en verwerkt ze in haar ontwerpen. Vaak zijn het onderwerpen die haar ook raken. Zoals vrouwelijkheid. 'In mijn klantenkring zie ik veel verschillende mensen: modellen, bijna-bruiden, moeders, artiesten en drag queens. Zij hebben verschillende blikken op vrouwelijkheid. De één ziet vrouwelijkheid als een rol waar je vol zelfverzekerdheid in- en uitstapt, de ander zoekt een balans tussen onthullen en verhullen. Dat wat ze niet mooi vinden aan hun lichaam, willen ze bedekken. Tijdens een fitting worden veel vrouwen geconfronteerd met zichzelf. Je ziet hoe ze zich over zichzelf en hun lichaam voelen tijdens het passen, dat vind ik interessant. Ze denken dat andere kleding hun onvrede kan wegnemen.' Maar het laatste dat Van den Eeden wil doen is vrouwelijkheid verhullen. 'Ik houd me graag met de kleine details van de vrouwelijke lichaamsvorm bezig, daarom volgde ik dit jaar een lingerieopleiding.'

Vrouwelijkheid mag voor haar naar de voorgrond, letterlijk. Tekeningen van de menstruation dress, vulva dress en womb dress tonen stuk voor stuk vrouwelijke jurken in alle opzichten: qua pasvorm én applicaties. Hoe iemand de jurken ziet, is afhankelijk van het referentiekader van diegene. 'Het is vrouwlijk, het is opvallend en in your face. Ik wil mensen confronteren met hun ongemak.'

Tekst door Priscilla de Putter
Tofe Al-Obaidi

Tofe Al-Obaidi

'In hoeverre kunnen we de technologie van vandaag gebruiken om iemands geheugen te reconstrueren?', vraagt grafisch ontwerper Tofe Al-Obaidi zich af. Herinneringen staan centraal in zijn werk. Hij was veertien toen hij zijn thuisland Irak moest verlaten, evenzoveel tijd is hij nu in Nederland. In zijn afstudeerwerk Removing dust covers onderzocht hij hoe hij kon terugkeren naar de plek van zijn jeugd. De 'stofhoezen' verwijzen naar het gebruik om meubels met lakens af te dekken wanneer je voor langere tijd op reis gaat. Voor hun vlucht heeft de familie Al-Obaidi dat ook gedaan, in de hoop weer terug te keren.

Op basis van de weinige foto's die hij van zijn jeugdhuis heeft, zijn eigen herinneringen en informatie uit bijvoorbeeld Google Maps, reconstrueerde hij de woning en het interieur digitaal in 3D. Uiteindelijk heeft hij die digitale wereld fysiek gemaakt, door zijn kinderkamer schematisch na te bouwen en beelden te projecteren op de meubels. Een vertelstem neemt je mee naar het traumatische moment dat Al-Obaidi zijn moeder moet vertellen over het tragische lot van zijn broer.

Hoewel confronterend, heeft de realisatie van dit project Al-Obaidi geholpen bij de verwerking van zijn ervaringen. Om zijn project breder te trekken, brengt hij nu voor het eerst ook de herinneringen van iemand anders in kaart: een medestudent van de academie. Ook hij kan om persoonlijke redenen het huis uit zijn jeugd niet meer bezoeken. Uiteindelijk hoopt Al-Obaidi tot een methode en systeem te komen waarmee mensen zelf aan de slag kunnen om hun herinneringen vorm te geven. 'Ik merk wel dat voor andere mensen hieraan werken veel makkelijker is dan voor jezelf. Dan heb je die emotionele hechting niet.'

Dit jaar heeft Al-Obaidi gewerkt aan technische verbeteringen om de 3D-texturen en ervaring nog realistischer te krijgen. Ook onderzocht hij hoe hij meer zintuiglijke waarnemingen, zoals geur, kan toevoegen om de herinneringen tastbaarder te maken. Daarnaast heeft hij zich verdiept in nieuwe vormen van archiveren, zoals het 3D-scannen van objecten, en wil hij de mdf-meubels uit de installatie vervangen door een duurzamer modulair systeem. Het ontwikkeljaar maakt dit soort materiaalexperimenten mogelijk en biedt de stabiliteit om dingen uit te proberen. Een onverwacht mooie uitkomst zijn de ontstane samenwerkingen met andere deelnemers aan het programma: 'Talentontwikkeling maakt het smoother om connecties met andere mensen aan te gaan.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Tycho

Tycho

Eigenlijk wilde Tycho helemaal niets met kunst te maken hebben. Met een beeldend kunstenaar als vader en een actrice als moeder ontwikkelde hij als kind zelfs een aversie tegen traditionele kunstvormen. Op zijn dertiende vond hij zijn passie in graffiti. Met name de anonimiteit en de spanning die ermee gepaard gaat spraken hem aan. Zo'n tien jaar later, na zijn grafische opleiding, begon hij met het maken van kritische muurschilderingen over stedelijke verandering op slooppanden, en plaatste hij alternatieve verkeersborden op bouwplaatsen. De Amsterdammer maakte van dit soort interventies in de publieke ruimte zijn werk en richt zich op beladen onderwerpen als woningnood en gentrificatie. Zo werd hij toch een soort van kunstenaar.

Maatschappijkritisch en met Amsterdamse humor stelt hij de ongelijkheden in de stad aan de kaak. Zijn kritiek komt vooral voort uit liefde voor zijn geboorteplek. 'Woningnood geldt niet voor elke groep. Als je genoeg geld hebt, kun je een huis kopen, maar met minder lukt het niet. Daar wil ik over communiceren; de openbare ruimte is daar de juiste plek voor.'

Tijdens het ontwikkeljaar wilde Tycho nieuwe technieken en materialen verkennen en besloot hij samenwerkingen aan te gaan met verschillende makers uit diverse disciplines, waaronder fotografen, tattoo-artiesten en keramisten. 'We wonen en leven allemaal in deze stad en zijn onderdeel van de samenleving hier. We zien dat Amsterdam verandert, op een positieve, maar ook op een negatieve manier.' In het Vrij Paleis maakte hij de flitsexpositie Kontempererrie kunst met installaties van eigen hand en die van anderen die de voor hem belangrijke stedelijke thema's belichten. 'Ik was benieuwd of ik met werk in een binnenruimte hetzelfde gevoel zou kunnen overbrengen, zonder dat het ten koste zou gaan van het rebelse karakter. Dat smaakte absoluut naar meer. Door het vele experimenteren – iets wat enkel kan als je daar de financiële ruimte voor hebt – heb ik bijvoorbeeld ook ontdekt wat ik niet kan.'

Met fotograaf Lin Woldendorp maakte hij een serie over anonieme identiteit. 'We leven in een hele zichtbare wereld. Het is ontzettend moeilijk geworden om anoniem te blijven in deze tijd. En wat betekent privacy nog? Woldendorp fotografeerde een groep mannen met hetzelfde kapsel. Ik sta er zelf ook tussen. We staan in verschillende poses en opstellingen maar je ziet alleen ons achterhoofd. Het mooie en interessante is; zo worden we weer anoniem.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Zobayda

Zobayda

Zobayda wilde zich als audiovisueel maker verder ontwikkelen in haar praktijk, met name in audiovisuele formats als foto's, video's en geluid. Daarnaast wilde ze onderzoeken hoe ze haar netwerk daarvoor het beste kon inzetten en hoe ze zou kunnen samenwerken met kunstenaars en denkers die haar direct of indirect hebben beïnvloed. 'Dit alles om mijn praktijk verder uit te breiden.'

Het thema dat voor Zobayda centraal stond was 'rust'. 'Wat betekent dat eigenlijk? Hoe zie en ervaar ik het zelf, en hoe zit dat bij anderen? Er zijn zoveel vormen van rust. Daar wilde ik mijn aandacht op vestigen. Ik werd gemotiveerd door schrijvers, kunstenaars, denkers en vrienden die er allemaal op hun eigen manier mee worstelen. De grote vraag is: hoe vinden wij met zijn allen rust in het tempo waarin de wereld zich momenteel beweegt? Ik wilde mijn visie en die van anderen delen door middel van onderzoek, interviews en beeldende kunst. Veel van de uitkomsten en resultaten zijn langetermijnprojecten die nog niet in het openbaar zijn gedeeld of getoond. Tegelijkertijd heb ik het afgelopen jaar aan verschillende projecten gewerkt met fotografie en film. De komende tijd wil ik gaan werken met geluid, meer naar binnen kijken in mijn praktijk en mijn archief en website opbouwen.'

Het hele proces is voor de audiovisueel maker van onschatbare waarde geweest. 'Ik heb geleerd welke manier van werken het beste bij mij past. Zo weet ik nu hoe bevrijdend het is om volledig zelfbeschikking te hebben over mijn uren, interesses, formats en samenwerkingen. Naast het leren over mijn individuele praktijk, heb ik mij kunnen verdiepen in mijn netwerk en mijn eigen functie daarin. Welke rol ik wil vervullen als verhalenverteller en beeldend kunstenaar, en hoe ik er voor mensen kan zijn via mijn kunst. Ik ben samenwerkingen aangegaan met veel verschillende makers: schrijvers, onderzoekers, fotografen, videografen, dichters en meer. Ik heb mezelf in de positie van een student kunnen plaatsen en zo optimaal kunnen leren van mensen die ik bewonder. Zo heeft deze beurs mij de mogelijkheid gegeven om te leren, groeien, creëren en samenwerken op manieren waar ik van droomde. De volgende stap is voor mij de ontwikkeling van een documentaire, waar ik dit jaar aan ben begonnen.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Zuzanna Zgierska

Zuzanna Zgierska

Als artistiek onderzoeker en documentairemaker die met technologie werkt, bevraagt Zuzanna Zgierska het westerse oculaircentrisch kennisparadigma, dat het gezichtsvermogen boven andere zintuigen stelt. Ze hackt wetenschappelijke instrumenten en voegt deze als prothetische extensies toe aan haar camera-installatie. Deze stukjes technologie nemen informatie waar die is opgeslagen in het landschap, maar onzichtbaar is voor het menselijk oog. Op die manier bekritiseert ze het visuele gereedschap van kolonisten, die terreinen in kaart brachten met teksten en beelden, en erkent ze de wijsheid van overwonnen culturen, die vaak fascinerende inzichten opdoen buiten het direct waarneembare. 'Door de manier waarop we de wereld registreren te veranderen, kunnen we machtsstructuren en daarmee de sociale realiteit veranderen,' zegt Zgierska. 'Ik ben op zoek naar een manier om verschillende vormen van kennis met elkaar te verbinden en toegankelijk te maken.'

Sinds 2020 werkt Zgierska samen met nomadische gemeenschappen in Inughuit Nunaat (Noord-Groenland) en paleomagnetisch natuurkundigen in Europa aan een serie Out of focus (mede geregisseerd door Louis Braddock Clarke). In dit werk werd het hermagnetiseren van ijzermeteorieten, de 'harde schijven uit de ruimte', een strategie om geologische trofeeën te herstellen en landschapsdiscoursen te dekoloniseren.

Haar huidige project is gebaseerd op de wetenschappelijke ontdekking uit 2019 dat Barrigones, beelden uit de oude Monte Alto-cultuur in het huidige Guatemala, magnetische afwijkingen vertonen rond de navel. Deze stenen reuzen werden opzettelijk gevormd rond een magnetisch veld, wat suggereert dat de Meso-Amerikaanse beeldhouwers al met magnetisme bekend waren, lang voordat de Grieken het in de achtste eeuw voor Christus beschreven. Deze ontdekking verandert het heersende beeld van de westerse wereld als historisch meer geavanceerd. Zgierska herhaalt de metingen van de wetenschappers in Guatemala met een zelfontwikkelde magnetometer. Ze brengt anomalieën in realtime in kaart om deze kennis, die anders verborgen blijft achter de betaalmuur van een wetenschappelijk tijdschrift, te delen en te vieren met de lokale gemeenschap. 'Er valt veel te leren van niet-westerse culturen. Door het kalibreren van registratie-instrumenten kan ik toegang krijgen tot andere manieren van begrijpen en zo kennisuitwisseling faciliteren.' Haar werk is een eerbetoon aan de kennis van het oude Monte Alto-volk en een onderzoek naar magnetisme als een manier om informatie op te slaan.

Tekst door Roosmarijn Hompe
Afsaneh Ghafarian Rabe’I

Afsaneh Ghafarian Rabe’I

Afsaneh Ghafarian Rabe'I is een Iraans-Nederlandse fotograaf en beeldend kunstenaar, autodidact. Ze maakt gelaagde beelden die zich vertalen in verhalen vol boodschappen, symbolen en paradoxen. 'Als dochter van arbeidsmigranten die eind jaren zestig in Nederland belandden, kwam ik er jong achter dat Nederland niet het centrum van de wereld is, maar dat er meerdere realiteiten naast elkaar kunnen bestaan.' De gelaagdheid vertaalt zich ook in haar technieken. Zo maakt ze naast foto's ook collages, waarbij ze fotografie combineert met schilderingen, zeefdruk en textiel.

Voor Parallel, dat uitgewerkt wordt in een zelfstandig te publiceren kunstboek, onderzoekt Ghafarian Rabe'I de parallelle beleving van de tweede generatie Iraanse Nederlanders. 'Dit gaat specifiek over de groep die, door de afslag die hun ouders in het leven hebben genomen, geboren of opgegroeid is in het Nederlandse systeem. Een wereld waar buitenshuis in eerste oogopslag werkelijk niets doet denken aan hun wortels. Iraniërs in diaspora staan algemeen bekend om hun razendsnelle succesvolle integratie en zelfs assimilatie. Maar de paradox is dat velen van hen, ondanks dat zij niet opgegroeid of geboren zijn in Iran, juist sterke culturele banden behouden met het land en vaak een sterk gevoel van heimwee en ontworteling hebben.'

Dit jaar heeft Ghafarian Rabe'I naast haar experiment met beeld ook gewerkt aan positionering en profilering. Haar eerste actie: een stempel ontwerpen die een brug slaat tussen haar twee culturen. 'Ik vind het belangrijk om letterlijk vanuit mijn eigen point of view een stempel achter te laten.' De prints en merchandise in haar webshop spelen een belangrijke rol in het communiceren met haar publiek. Daarnaast vertoonde zij dit jaar voor het eerst de fotoserie MHD SKATE 1401 – LIFE GOES ON, over de skatende generatie Z uit de heilige Iraanse stad Mashhad. De serie werd getoond tijdens de groepsexpositie QOQNOOS – You Can't Burn Woman Made Of Fire, gecureerd door de Iraans-Nederlandse kunstenaar Tina Farifteh.

Het is ook een zwaar jaar geweest. Enkele weken nadat ze met het Talentprogramma begon, brak in Iran de Woman, Life, Freedom-revolutie uit, aangewakkerd door de dood van de jonge Koerdisch-Iraanse vrouw Jina Mahsa Amini. De wereld stond op z'n kop, zeker ook voor Ghafarian Rabe'I. Waar een aantal van haar oorspronkelijke plannen geen doorgang konden vinden, kwamen daar al snel andere voor in de plaats. Zoals ze zelf zegt: 'Ook dit hoort bij mijn praktijk, je leert al jong veerkrachtig te zijn'.
Alex Walker

Alex Walker

In het publicatieproject Mumbling Matter documenteert grafisch ontwerper Alex Walker artistieke praktijken die zijn gebaseerd op vindingrijke, doe-het-zelf- en collectieve productiewijzen. Het project ging in februari 2023 van start met Growing Blue, een microsite met een verzameling van 102 papieren en stoffen filters die door textielontwerper Lucila Kenny zijn gebruikt bij het extraheren van indigopigment uit bladeren van de wedeplant. De filters laten stuk voor stuk andere sporen van pigment zien en zijn artefacten die een moment in de tijd en een alchemistische ontmoeting met de plant vastleggen.

Het tweede deel van Mumbling Matter is Best of Days. De publicatie toont het experimentele gebruik van gieten en glazuren en de manier waarop hij digitaal 3D-beeldhouwwerk in het productieproces verwerkt. Foto's van de werken zijn gereproduceerd in fluorescent CMYK, dit benadrukt het levendige karakter van de objecten.

In november 2023 lanceert Walker het derde project dat wordt uitgebracht als onderdeel van Mumbling Matter: de publicatie flower, fruit, leaf, husk and root: experiments in growing colour. Dit is opnieuw een samenwerking met Lucila Kenny. De publicatie documenteert de vriendschap en artistieke samenwerking tussen Kenny en kunstenaar Naan Rijks. Kenny en Rijks hebben naast hun studio een gemeenschappelijke tuin die onderdeel is van hun project Painting Plants. De publicatie bevat gesprekken en foto's van het werk, de studio en tuinactiviteiten van beide kunstenaars. Om hun kennis te delen en inspiratie te bieden zijn in de publicatie ook recepten opgenomen. Elk boek heeft een unieke gezeefdrukte omslag, met zelfgemaakte inkt van planten uit de tuin van de kunstenaars.
Anna Wonders

Anna Wonders

Een stukje zeewier van een Ijslands zwart strand vindt zijn weg naar de werkbank in het Zwolse atelier van Anna Wonders. Daar wordt het stukje zeewier onder een vulkaniseerpers in een kunststofrubber mal gedrukt. In de mal wordt was gegoten. Deze wassen kopie van het stukje zeewier gaat in een cuvette waar gips in wordt gegoten. Als het gips is uitgehard wordt het was uit de gipsen mal gesmolten. In deze mal kunnen vervolgens edelmetalen worden gegoten.

Dit ingenieuze en beproefde procedé gebruikt Wonders om vormen uit de natuur om te gieten in gouden en zilveren sieraden. Haar nieuwe collectie baseerde ze op de krullende vorm van een stukje zeewier. In het afgelopen jaar kon ze een maand terugkeren naar het atelier in IJsland waar ze in 2018 haar afstudeerstage deed voor de opleiding tot goudsmid van de Vakschool Schoonhoven. Ook investeerde ze in nieuwe apparatuur voor haar werkplaats om het productieproces van haar sieraden geheel in eigen hand te kunnen nemen. Het betekent een doorstart van haar bedrijf, met een accentverschuiving van het werken in opdracht naar het ontwikkelen van eigen werk. Om dit te markeren zal ze voortaan haar eigen naam als merknaam voeren. 'Ik denk dat mijn vak in de kern gaat om verhalen vertellen. Mijn verhaal en daarnaast het verhaal van de consument.'

Tegelijkertijd is Wonders zich er steeds meer van bewust dat zij als goudsmid onderdeel is van een keten. Niet alleen de relatie tot de klant telt, maar ze is ook gaan nadenken over haar verhouding tot de mensen die haar grondstof – goud – voor haar winnen. 'We hebben als goudsmeden een mooi vak, maar als je je er meer in verdiept, dan is het vaak niet heel duurzaam.' Daarom werkt zij met Fairmined Gold, een kwaliteitslabel voor goud van verantwoorde en kleinschalige mijnorganisaties dat garandeert dat het goud traceerbaar is en op duurzame wijze gewonnen is. Een van haar doelen is om meer bewustwording te creëren bij klanten en bij vakgenoten over de herkomst van goud en hen te laten zien dat het mogelijk is om te kiezen voor duurzaam gewonnen goud. 'Ik vind het belangrijk dat mensen voor mijn sieraden kiezen omdat ze het een mooi ontwerp vinden, maar dat ze zich ook kunnen vinden in het verhaal erachter. En dat verhaal met mij willen doorvertellen en op die manier anderen inspireren.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Anni Nöps

Anni Nöps

Geluidskunstenaar en elektronisch componist Anni Nöps startte haar jaar talentontwikkeling voortvarend met een residency in Zürich, bij het Institute for Computer Music and Sound Technology. Hier onderzocht ze hoe de beweging van speakers geluid beïnvloedt. In de conceptuele installatie Becoming an ocean komt er statische ruis uit de speakers; in stilstand een monotoon geluid, maar doordat de luidsprekers bewegen wordt de sensatie van golven gecreëerd. Dat zintuigelijke aspect van geluid is wat Nöps fascineert: 'Een deel van mijn onderzoek voor dit ontwikkelingsjaar is “sonische materialiteit”. Ik wil geluid in zeer brede zin onderzoeken, maar ook vanuit het perspectief van wanneer geluid fysiek en tastbaar kan aanvoelen in de ruimte.'

Voor het eerst heeft ze deze kwaliteiten van geluid in een museale setting onderzocht. De geluidsinstallatie Borderlands (in samenwerking met geluidskunstenaar Casimir Geelhoed) is gedurende een half jaar te bezoeken in het Stedelijk Museum Schiedam. Op de zolderetage zijn maar liefst tweeëntwintig speakers geïnstalleerd, waar het geluid zich tussen rond beweegt. De duisternis zorgt ervoor dat je zintuigen meer gaan openstaan en dat het een intieme ervaring is. Nöps legt uit over de titel: 'Op een bepaalde manier heb je het gevoel dat de geluiden van heel ver weg komen, zodat je het gevoel hebt dat je als het ware in dezelfde wereld bent als de geluiden, maar soms ook niet. Het creëert een ruimte tussen de echte wereld en de denkbeeldige of virtuele wereld.'

Door in een museum te presenteren, komt een veel breder publiek met haar werk in aanraking dan tijdens gespecialiseerde festivals. Hierdoor krijgt ze ook andere feedback dan ze gewend is. In het Stedelijk Museum Schiedam gaat ze ook een choreograaf uitnodigen om op het geluid te reageren met dans en beweging (waar het meestal andersom is; dat het geluid op de beweging volgt). Verder werkt ze naar een muziek release toe, want ook in haar composities heeft ze een ontwikkeling doorgemaakt. Zo heeft ze zich door middel van een mentorschap verdiept in klassiek componeren.

Al met al is Nöps tevreden met haar jaar: 'Het is echt fantastisch geweest om me vol op het werk te kunnen richten. Het was heel fijn om mezelf te ontwikkelen en dat je dingen kunt onderzoeken zonder te weten wat het oplevert.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Benjamin Earl

Benjamin Earl

Technologie helpt ons in het dagelijks leven verder, door bij te dragen aan onze productiviteit of door onze leven efficiënter te maken. Sinds zijn master Non Linear Narrative (KABK) kijkt techkunstenaar Benjamin Earl door een poëtische bril naar technologie. Dit jaar wilde hij al onderzoekend tot een 'huisgemaakte' computer komen. Een DIY-computer die niet alleen als gebruiksvoorwerp, maar ook als gezelschap zou dienen. 'Ik leerde de computer dit jaar op een andere manier kennen. Niet alleen als een gelikte interface, maar als iets dat is opgebouwd uit materialen waarmee ik kan spelen.'

Earl sloot zich afgelopen jaar aan bij collectief Varia uit Rotterdam, dat technologie op poëtische wijze inzet. Hoe dichter je op de technologie zit, hoe meer poëzie er te ontdekken valt, vindt Earl. 'De taal die gebruikt wordt om te coderen bijvoorbeeld, maar ook de manier waarop we sociaal gezien met technologie omgaan. Ik wil met mijn werk juist het niet-tastbare naar de voorgrond brengen.' Bij het maken van zijn computer dacht Earl ook over de stroomvoorziening na. Hij koos voor zonne-energie. 'Het is interessant om een technologie te gebruiken die werkt op basis van de rotatie van de zon. Dat betekent automatisch dat de computer 's nachts niet werkt: hij slaapt, zoals de rest van ons.' Een computer die zelf 'gaat slapen' en cyclisch werkt: zo prozaïsch als het dagelijkse gebruik van de computer is, zo poëtisch is dit gegeven. Dat de computer niet altijd werkt, ziet Earl als onderdeel van het project. 'Je realiseert je daardoor dat er grenzen zijn aan de manier waarop dingen gemaakt zijn.'

Naast het bouwen van de computer, een proces van eindeloos bugfixen, vond Earl het vinden van gelijkgestemden een uitdaging. 'Ik vond het moeilijk om contact te leggen en uit mijn bubbel te breken.' Gelukkig had Earl de computer aan zijn zijde, die langzaamaan als een soort vriend werd en met hem meereisde. 'Hij kreeg een eigen persoonlijkheid en ik kon hem, vanwege de werking op zonne-energie, ook in het park gebruiken.' De computer zal voor Earl nooit helemaal af zijn. Diezelfde houding - altijd open en onderzoekend - neemt Earl aan wanneer hij over zijn project spreekt. Niet stellig, maar met een zekere voorzichtigheid. Deze aanpak werd goed ontvangen tijdens het symposium Naive Yearly. 'Tijdens mijn presentatie maakte ik het publiek, mensen vanuit de hele wereld, deelgenoot van mijn bevindingen en dat leverde veel positieve reacties en suggesties op. Het voelde erg goed.' Hier brak Earls eigen bubbel open en vond hij de gelijkgestemden waarnaar hij op zoek was. Zo werd zijn DIY-computer, naast goed gezelschap, ook een matchmaker.

Tekst door Priscilla de Putter
Foto door Camilla Marrese
Colin Wegman

Colin Wegman

Muziekproducer en geluidsontwerper Colin Wegman is geboren op Curaçao en kwam op jonge leeftijd met zijn ouders naar Nederland. Al jaren had hij de wens iets te doen met de plek waar zijn familie vandaan komt en nog steeds woont. Dus staat het eiland centraal in het ontwikkelplan dat hij indiende bij het Stimuleringsfonds. Hij wil proberen via zijn muziek dichter bij het gevoel te komen dat Curaçao hem geeft.

Wegman reisde ernaartoe, verbleef er een maand, sprak en ontmoette veel mensen, bezocht musea en deed onderzoek in muziekarchieven. Met de traditionele muziek van Curaçao als uitgangspunt verdiepte hij zich ook in de instrumenten die daarbij een rol spelen. Zo kwam hij uit bij de tambú, een trommel die wordt ingezet bij feesten en waarmee van oudsher protestliederen worden gemaakt. 'Ik heb ook de werkstudio bezocht van de eerste en enige vrouw op Curaçao die zelf instrumenten maakt: Tatiana. Zij heeft mij een tambú leren maken. De tambú is vanuit Afrika meegekomen naar de Cariben en altijd ingezet als politiek statement. Het is ook een ritueel instrument. Het ritme, dat behoorlijk snel wordt gespeeld, zorgt voor een bepaalde trance die ik ook herken uit nachtclubs. Techno is ook altijd muziek van weerstand geweest. Zo heb ik allerlei ingrediënten verzameld waar ik iets mee wil maken. Ik heb ook nog een ander instrument gekocht om mee terug naar Nederland te nemen en te gebruiken voor mijn compositie, een benta. Er zitten veel overeenkomsten in de clubmuziek in Nederland en de muziek van Curaçao, daar wil ik zeker iets mee doen.'

Voordat hij op reis ging, werkte Wegman een tijdje met Cosmic Force (de artiestennaam van Ben Spaander). 'Hij is iemand die al lang meedraait in de Nederlandse dancescene als Electro-producer. Ik heb meegewerkt in zijn studio en veel van hem geleerd. Dat geeft me ook de mogelijkheid verder te komen.'

Wegman zou de schoonheid van Curaçao willen vatten in een aantal tracks. Hij heeft daarom veel audio-opnamen gemaakt tijdens zijn reis: 'Er zijn bepaalde dingen die iedereen ervaart als je daar bent, bijvoorbeeld hoe de wind waait. Waar mijn familie is opgegroeid, waait het altijd hard. Dat is voor mij heel vertrouwd. Op de veranda van mijn oma is het altijd een komen en gaan van mensen. Er wordt veel gepraat, je hoort de auto's langskomen. En je hoort altijd de wind, die ervoor zorgt dat je dingen van ver óók kan horen. Dat alles geeft iets mystieks. Dat ga je zeker terug horen.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Constanza Castagnet

Constanza Castagnet

Constanza Castagnet richt zich in haar ontwerppraktijk op geluid, technologie en performance. Ze is vooral geïnteresseerd in taal en stem, waarmee we ons op allerlei vlakken kunnen uitdrukken. Enthousiast: 'Als kleuter was die fascinatie er al. Ik deed allerlei stemmetjes na en experimenteerde met hoge en lage tonen.'

De sound designer vertelt meer over haar werk. 'Met geluid, tekst, performance en video creëer ik experimentele omgevingen, waarbij ik de verleiding weersta om de stem als vormgever van betekenis te gebruiken. Ik schep griezelige settings waarin ik met niet-verbale en niet te definiëren vormen van expressie ons conventionele begrip van communicatie bevraag.'

In het najaar van 2019 kwam Castagnet van Argentinië naar Nederland, waar ze aan het Sandberg Instituut de tweejarige master Approaching Language volgde. Tijdens haar studie richtte ze haar onderzoek op zingen als manier om de structuren van taal op te lossen. Ze maakte meeslepende installaties die laten nadenken over hoe vooroordelen over betekenis, zin en misverstanden kunnen worden veranderd.

De huidige discussie over nieuwe technologieën vindt Castagnet erg boeiend. 'Ik ben geïnteresseerd in de manier waarop nieuwe technologieën ons leven beïnvloeden en onze manier van expressie. En in het bijzonder de ongebruikelijke verbanden met betrekking tot het creëren van geluid.'

Onderdeel van het project is een eerbetoon aan haar overgrootvader, die rond 1930 tango's componeerde, veelal als ghostwriter voor andere musici. 'Zijn eigen werk was zoekgeraakt, er waren geen geluidsopnamen meer, maar bij een familiebezoek aan Buenos Aires vorig jaar, bleken er wel originele partituren te zijn. Ik werd gegrepen door het idee dat ik met behulp van technologie zijn muziek kon laten herleven. Eerst liet ik een muziekkwartet zijn originele partituren spelen. Die muziek nam ik op, met als doel een archief van zijn vergeten werk te maken. Ook liet ik mijn eigen herinterpretaties van zijn werk door het ensemble uitvoeren. Nu zit ik in het proces van het creëren van eigen composities met het verzamelde materiaal, waarbij ik bijvoorbeeld AI en andere generatieve software gebruik om het hout van een instrument als de cello over te brengen naar mijn eigen stemopnames en zo een geluidskwaliteit aan mijn stem te geven die ik van nature niet heb. Met al dit materiaal ben ik nu een album aan het voorbereiden en daarna een live-presentatie. Zo kan ik me, door geluid, toch een beetje verbinden met een overgrootvader die ik nooit gekend heb.'

Tekst door Iris Stam
Deborah Mora

Deborah Mora

Zo lang als ze zich kan herinneren, houdt visual artist en designer Deborah Mora van de natuur. Ze groeide op in de buurt van Lago Maggiore in Italië, omringd door water en groen. De natuur is alom aanwezig in haar werk.

Binnen haar artistieke praktijk is ze geïnteresseerd in storytelling door een combinatie van beeld en geluid. Mora kijkt naar de manier waarop die componenten elkaar aanvullen, verhalen produceren, betekenis overbrengen, tactiele kwaliteiten en fysieke sensaties hebben. 'Ik ben benieuwd hoe fysieke en op gevoel gebaseerde manieren van verhalen vertellen kunnen samengaan met mijn op beelden gerichte praktijk, gebruikmakend van fysieke en digitale technieken', zegt de ontwerper. De audiovisuele ervaringen creëert ze in samenwerking met kunstenaars uit andere disciplines, zoals sound designers en muzikanten. Zo presenteerde Mora (artiestennaam Orah) voor de première van het nieuwe album van Kenny Kneefel (Shoal) een audiovisuele performance tijdens het FIBER Festival 2023, waarbij haar visuals het publiek nieuwe werelden toonden waarin realiteit en illusie samenvloeien.

In haar nieuwe project gaat Mora een paar stappen verder; ze creëert een live performance in interactie met het publiek. Omdat ze het wandelen en fietsen in de natuur miste, gaat de ontwerper - even terug in Italië op de plek waar ze opgroeide - veel naar buiten en zoomt ze met haar macrolens in op planten, insecten en rotsen. De foto's, video's en grafische 3D-animaties worden straks gecombineerd met samenwerkingen met muzikanten, sound designers en dansers. Daarnaast wil Mora spontaniteit, improvisatie en intuïtie omarmen. Vanuit haar designachtergrond heeft ze immers veel onder controle. 'Visuals kun je altijd corrigeren, het werk is gepland en gestructureerd', weet ze. 'Ik leer dat los te laten door me te omringen met muzikanten, dansers en performers wier praktijken meer zijn gebaseerd op improviseren. Door meer live audiovisual performances te organiseren, leer ik het onverwachte te accepteren. Om het fysieke zelf te ervaren, volgde ik een intensieve dansworkshop bij Amenti Theatre Company in Rotterdam'.

Hoe ze muziek, dans en de interactieve live performance gaat samenbrengen tot één geheel, is nog een puzzel. Zodra die is gelegd zal Mora het resultaat presenteren op festivals voor kunst en cultuur, zoals de volgende editie van het FIBER Festival in Amsterdam. Bezoekers krijgen dan ook ruimte voor eigen interpretaties van wat ze horen en waarnemen en hoe ze zich verbonden voelen met de door Mora gecreëerde (natuurlijke) wereld.

Tekst door Viveka van de Vliet
Dérive

Dérive

Hedwig van der Linden en Kevin Westerveld leerden elkaar bij de Master Architectuur aan de TU Delft kennen. Na ervaring op verschillende stage- en werkplekken te hebben opgedaan, begonnen ze in 2022 samen Dérive – opererend vanuit Brussel en Rotterdam. In hun vanuit onderzoek gedreven ontwerppraktijk houden ze zich bezig met scenografie, openbare ruimte, landschap, co-creatie en strategie. Dit doet het bevlogen duo in een wereld vol transitievraagstukken, zoals rond klimaat, biodiversiteit, voedsel, water en mobiliteit. Westerveld: 'Wij willen stappen zetten, lucht brengen in die complexe vraagstukken, door conceptueel en co-creatief te werken en goed te luisteren.'

Van der Linden: 'We doen dit gevraagd en ongevraagd, zodat we opgaven kunnen agenderen. We zijn onbevangen, omarmen een intuïtieve en associatieve werkwijze, die ons laat afwijken van de normale koers. Dit afdwalen, de betekenis van het Franse woord dérive, is soms lastig omdat er meer overredingskracht voor nodig is. Maar maakt ook enthousiast.'

Verwondering, wandelen en op ooghoogte naar een omgeving kijken zijn essentiële elementen in hun ontwerppraktijk. Van der Linden: 'Deze zijn ontleend aan de methodiek van de Situationisten, die zich afzetten tegen de zienswijzen van de modernisten, die bij hun planologie uitgingen van een bovenaanzicht.'

Ook voortbouwen op wat er is en handelen vanuit gelijkwaardigheid en meerstemmigheid zijn belangrijke principes voor Dérive. Westerveld: 'We willen een diverse groep betrekken bij de (her)ontwikkeling van een gebied, de publieke dialoog op gang brengen.' Van der Linden: 'We verhouden ons tot de ander als een amfibie, we spreken verschillende talen: van zowel politiek als burger. Om zo de betrokkenheid van de lokale gemeenschap te vergroten.'

De verdere studie naar wat de dérive-methodiek op verschillende terreinen voor hun ontwerppraktijk kan betekenen, stond centraal in de aanvraag voor de talentontwikkelingsbeurs. Van der Linden: 'Rond de tijd van de toewijzing ontvingen we ook de Young Innovators en kregen we de kans om een expositieontwerp te maken in samenwerking met AIR en OMI in Rotterdam. Dit gaf ons het vertrouwen om te onderzoeken of Dérive kan uitgroeien tot een voltijdse praktijk.' Westerveld, enthousiast: 'We zijn bezig met verschillende projecten en werken vanuit zowel vaste als wisselende samenwerkingen.' Van der Linden: 'In aanloop naar de Dutch Design Week richten we ons ook op onze visuele identiteit en website. Hierop willen we inzichten uit gesprekken met verschillende experts – over de dérive-methodiek en over hoe je een bureau runt – gaan delen met jonge ontwerpers.' Westerveld: 'Transparantie vinden wij belangrijk. Het zal een toonkamer van verhalen worden.'

Tekst door Iris Stam
Elif Satanaya Özbay

Elif Satanaya Özbay

Elif Satanaya Özbay heeft een achtergrond in film en video. In 2013 behaalde ze een bachelor aan de Design Academy Eindhoven en in 2017 een master aan het Sandberg Instituut. Met haar op onderzoek gebaseerde werk probeert de artiest - geboren in Nederland met een Turks-Circassische achtergrond – diasporische nostalgie binnen het horrorgenre te decoderen door het produceren van performances, visuals en installaties.

Met haar project How to Trace a Forgotten Diasporic Identity wil Özbay de verhalenverteller en de researcher in zichzelf verder ontwikkelen en onderzoeken hoe ze materiaal en informatie toegankelijker kan maken.

De artiest vertelt meer over haar achtergrond. 'Mijn voorouders komen uit Circassië en Abkhazië, een gedeelte van de Kaukasus in Noord-Rusland. Door etnische zuiveringen en genocide zijn de Circassische stammen aan het einde van de 19e eeuw gevlucht en ontstond er een diaspora, waardoor de groei van deze groepering tot een halt kwam en taal en culturen in de vergetelheid raakten. Gedreven: 'Ik zie het als een eer om werk te maken over dit thema zodat ik met mijn minimale kennis een rol kan spelen in het verzet tegen deze vergetelheid. Ik vind dit belangrijk voor mijn gemeenschap. En ik wil er ook anderen kennis mee laten maken. Het publiek heeft vaak geen weet van Circassiërs, de regio of van de genocide.'

Özbay omschrijft haar project als 'research in combinatie met performance, binnen het frame van horror, waarbij ik gebruikmaak van linking methodes en mind mapping'. Ze licht toe: 'Circassische mythen, folklore en informatie over historische gebeurtenissen combineer ik met hedendaagse referenties, zoals uit de popcultuur. Het vertrekpunt van het verhaal is autobiografisch. Daarna speel ik met het idee dat mythes voortkomen uit een plek van waarheid, maar gaandeweg veranderen in fictie. Ik gebruik structuur maar creëer ook opzettelijk chaos. Zo probeer ik op speelse en informatieve wijze mijn verhaal te vertellen. En samen met het publiek nieuwe verhalen te creëren.'

Na leerzame studiobezoeken en ontmoetingen met researchers en mensen uit de Circassische gemeenschap, richt Özbay zich nu op verdere verdieping en presentatie. De eerste performance vond inmiddels in Antwerpen plaats. De tweede versie presenteert Özbay tijdens de Dutch Design Week. In december, wederom in Antwerpen, is het tijd voor de derde en finale versie. Özbay besluit: 'De beurs geeft me vrijheid, erkenning, tijd om onderzoek te doen en mogelijkheden om te netwerken en werkrelaties aan te gaan.'

Tekst door Iris Stam
Elizaveta Federmesser

Elizaveta Federmesser

Toen Elizaveta Federmesser AI gebruikte om nieuwe ontwerpen te maken op basis van een database met afbeeldingen van moderne sieraden, kwam de software na een aantal stappen met de afbeelding van een munt. Ze ontdekte al snel dat dit in veel culturen de archetypische vorm van een sieraad is. Deze gelukkige ontdekking bracht Federmesser op het idee dat 'je in plaats van iets nieuws te maken ook kunt bekijken hoe het nieuwe eigenlijk het superoude is'. Het leidde tot de vraag of er voor elke objectgroep een oervorm is die AI zich kan herinneren, maar die wijzelf zijn vergeten. Ze vroeg de talentonwikkelingsbeurs aan met het plan om objecten uit Nederlandse museumcollecties 3D te scannen en als dataset aan AI te voeren om uit te vinden wat de archeologische archetypische vorm van verschillende objectgroepen is.

Terwijl ze de verschillende stappen van haar plan uitvoerde, contact zocht met musea en begon met een acteercursus om aan haar presentatievaardigheden te werken, realiseerde ze zich dat ze een project nodig had dat haar nader aan het hart lag. 'Ik wilde het project uitbreiden, de reikwijdte ervan vergroten door er instellingen bij te betrekken, maar in plaats daarvan ging ik nadenken over de vraag: waarom geef ik hier eigenlijk om?' Ze realiseerde zich dat ze niet zozeer geïnteresseerd is in de objecten als wel in de verhalen erachter, de mythologie en iconologie die objecten hun unieke betekenis geven. Dit besef betekende het begin van een onderzoek naar iconen, mythologie, archetypen, modetheorie en filosofie.
Tijdens dit onderzoek vielen verschillende puzzelstukjes op hun plaats. Haar nieuwe inzichten komen samen met haar eerdere onderzoek naar it bags en coming of age-verhalen. Federmesser ziet veel overeenkomsten tussen deze theorieën. 'Ik heb de lens van coming of age gebruikt om naar deze stijlfiguren te kijken. Culturele theoretici willen vaak een vakgebied beïnvloeden. Maar ik realiseerde me dat ik dat niet hoef te doen; ik kan gewoon een verhaal vertellen over interessante iconen en stijlfiguren door middel van een coming of age-verhaal om te erkennen wat ze betekenen en hoe ze door de tijd heen zijn veranderd.

Dit verhaal zal de vorm aannemen van een zelfgepubliceerd tijdschrift, BagMag, waarin essays en interviews worden afgewisseld met AI-verrijkte beelden. Het eerste nummer zal gewijd zijn aan het iconische als een blijvend genre in de media en het dagelijks leven. 'Het is een tienertijdschrift voor lezende volwassenen die nieuwsgierig zijn naar cultuur, mode en ideeën', zegt Federmesser. 'Het is een mixed bag.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Estelle Barriol

Estelle Barriol

'Ik geloof dat we anders moeten bouwen om toekomstbestendige, veerkrachtige architectuur met een lage impact te realiseren', zo stelt Estelle Barriol. Ze is oprichter van Studio ACTE, een architectuurbureau gespecialiseerd in ontwerpen op basis van hergebruikte materialen. Het sourcen van die materialen en vervolgens het ermee bouwen doet ze het liefste zelf. Soms voelt ze zich bijna een aannemer in plaats van een architect.

Het afgelopen jaar heeft haar veel duidelijkheid gegeven over haar positionering. 'Wat het meest interessant is aan het aanvragen van een beurs, is het feit dat je je gedachten moet vormen en echt moet nadenken over hoe je je praktijk wilt ontwikkelen.' Een van die inzichten gaat over de schaal van haar werk: die hoeft niet heel groot te zijn. Belangrijker is dat de ontwerpmethode van het hands on zelf-bouwen goed tot uiting komt. Verder realiseerde ze zich dat het hart van haar praktijk wordt gevormd door een diepe liefde voor ambachten en streekgebonden of inheemse (vernaculaire) architectuur.

De talentontwikkelingsbeurs gaf Barriol daarnaast de financiële ruimte om mee te doen met weinig of niet-betalende pitches; uitdagende competities die niet altijd tot een opdracht leiden, maar wel inhoudelijk interessant en goed zijn voor het uitbreiden van expertise. Ze kon ook een stap extra in de voorbereiding doen, meer onderzoek ter plekke naar beschikbare materialen en gedetailleerde modellen maken. De database die ze aanlegde met die lokale materialen, gevonden bij onder meer schrootboeren en tuinders, plaatst de studio nog meer in een expertpositie.

Ook is er een professionaliseringsslag gemaakt in het vastleggen en documenteren van projecten en inzendingen. Belangrijk bij acquisitie, ook omdat het hergebruikte materiaal lang niet altijd als dusdanig herkenbaar is. Die esthetische kant is ook belangrijk voor Barriol: 'Wat voor beeldtaal zou hergebruik in de architectuur kunnen brengen? En hoe kunnen we vanuit de stedelijke “mijnvoorraden” bouwen op een substantieel ruimtelijke manier en met ontwerpkwaliteit?'

In de drie jaar dat ze haar bureau runt was dit het meest opwindende jaar, waarin veel samenkwam. 'Omdat ik al deze gedachten over wat hergebruik betekent een nieuwe vorm kon geven en verder kon pushen, werd de kans om geselecteerd te worden voor pitches groter en kon ik zinvollere projecten ontwikkelen.' Hoogtepunt is de selectie voor de Franse tegenhanger van de Prix de Rome, waarvoor ze de antieke hergebruiktechniek spolia onderzoekt. Haar bijdrage wordt opgenomen in een groepstentoonstelling in Parijs, samen met de andere geselecteerden.

Tekst door Victoria Anastasyadis
Florian Regtien

Florian Regtien

Florian Regtien draait er niet omheen: 'Ik ben verslaafd aan de naaimachine en ik ben content met die verslaving.' Elk kledingstuk dat hij maakt is uniek, en in die zin een kunstwerk. Daarnaast schildert hij en maakt hij mixed media sculpturen en collages. Ook hierbij gebruikt hij vaak de naaimachine. Tot slot acteert hij ook nog. Het moge duidelijk zijn: Regtien heeft een grote drive om dingen te maken. 'Ik vind maken gewoon lekker. Het is een meditatie, een denkproces, iets waar ik rust in vind.'

In zijn talentontwikkelingsjaar wilde hij van een aantal ambachten proeven, om zichzelf tot een volwaardig multidisciplinair kunstenaar te vormen. Hij ging in de leer bij onder andere een schoenmaker, een meubelmaker en een goudsmid. Hij maakte sneakers, een poef, sokkels, hij stoffeerde, leerde lassen en ging op schildercursus. Tijdens een residency in Japan stortte hij zich op spijkerstof. 'Ik was al verliefd op denim, maar die liefde is daar echt vereeuwigd voor m'n gevoel.'

Aanvankelijk was Regtien gebrand op de technieken, om die zo goed mogelijk uit te voeren. Maar gaandeweg heeft hij dat een beetje losgelaten en kwam de vraag centraal te staan: wat wil ik maken en wat wil ik zeggen met mijn werk? Door zijn gereedschapskist aan vaardigheden uit te breiden, zijn de creatieve mogelijkheden in zijn hoofd groter geworden, waardoor hij breder kan denken. Nu is het zaak al deze ideeën te kanaliseren. Het afgelopen jaar werd hij ook bijgestaan door een creatief strateeg om zijn brede praktijk goed te doorgronden en te communiceren. Op een solotentoonstelling in Vrij Paleis in Amsterdam gaat hij een selectie tonen van de vele verschillende dingen die hij de afgelopen tijd heeft gemaakt.

Meer nog dan het verwerven van nieuwe skills, hebben alle workshops en leertrajecten hem een nieuw, waardevol inzicht gebracht: 'Dit jaar heb ik vooral geleerd dat je moet genieten van het proces, in plaats van geobsedeerd te zijn met het eindproduct.' Symbolisch is het kunstwerk dat hij samenstelde uit alle lijstjes die hij 's ochtends maakt. Daarop schrijft hij precies wat hij die dag gedaan wil krijgen, gevolgd door een motto voor de dag. In het midden prijkt het belangrijkste motto van het jaar: Maybe I should seize the day, oftewel gewoon de dag plukken is zo gek nog niet… 'Ik heb mezelf echt beter leren kennen en ik heb nu meer vrede en liefde voor mezelf.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Florian van Zandwijk

Florian van Zandwijk

Florian van Zandwijk haalde in 2019 de bachelor Design Art Technology (DAT) van ArtEZ in Arnhem. Hij werkt binnen het veld van de digitale cultuur, zowel als autonome maker als in opdracht. Dit laatste doet hij als organisator van evenementen en als curator, ontwerper, producent en educator. Zijn werk omschrijft Van Zandwijk als 'een voortdurende zoektocht naar orde in de chaos en complexiteit om ons heen en een poging deze enigszins te ontrafelen.' Hij licht toe: 'Wij mensen voeren constant handelingen uit om door onszelf gecreëerde systemen, protocollen en technologieën te laten functioneren. Deze onstuitbare behoefte en tegelijkertijd het onvermogen van de mens tot grip en controle staat centraal in mijn werk.'

Momenteel ligt de focus op De Arena, waarbij Van Zandwijk het voetbalstadion onderzoekt als metafoor voor de samenleving. Hij borduurt met dit project voort op zijn ArtEZ-afstudeerwerk The Ball The Field The Arena, waarvoor hij werknemers en journalisten uit de wereld van datacollectie, stadionbeveiliging, technologische hulpmiddelen en de televisieregistratie van het voetbal interviewde. Het boek Homo Ludens van filosoof Johan Huizinga diende als basis.

Project De Arena resulteerde inmiddels in de performatieve lezing Spectacle of Sports bij W139, over de persoonlijke, politieke, culturele, sociale en technologische aspecten van het WK-voetbal. Vanuit een livestream toonde Van Zandwijk zijn performance op een groot scherm. Ook ontstond dit jaar een nieuw videowerk, dat Van Zandwijk maakte in het stadion van Sparta Rotterdam. Centraal staat een performatieve handeling, gericht op techniek. 'Voor elke wedstrijd in de eredivisie moet een persoon in de doelmond aan beide kanten een voetbal laten stuiteren om de televisiecamera's te kalibreren, zodat alle camera's op exact hetzelfde moment de stuiter registreren en er tijdens de wedstrijd geen fouten gemaakt worden met de registratie van bijvoorbeeld buitenspel. In mijn videowerk staat de absurditeit van zo'n verplicht protocol centraal.'

Van Zandwijk wordt op dit moment begeleid door curator Sanneke Huisman. 'Mijn methode is gaandeweg directer geworden, ik probeer minder 'ronde' concepten te ontwikkelen en veel meer te reageren op een vluchtige waarneming of ingeving, bijvoorbeeld een video online of iets dat ik tegenkom op straat en vastleg. Dit is een collectie werken geworden die ik de komende maanden zowel online als in een fysieke setting ga presenteren. Bijvoorbeeld via open calls en het organiseren van een studiobezoek.' Hij besluit: 'Met mijn werk naar buiten treden is goed voor mij. Het haalt me uit mijn comfortzone.'

Tekst door Iris Stam
Gijs Schalkx

Gijs Schalkx

Tijdens zijn afstuderen trok ontwerper Gijs Schalkx al de aandacht met een zelfgebouwde brommer die hij liet rijden op methaangas. Dat gas 'oogstte' hij zelf, uit de sloot. Want zoveel mogelijk onafhankelijk zijn van de infrastructuur die ons leven vormgeeft en laten zien dat we meer kunnen dan alleen consumeren, is wat hem drijft. 'En omdat ik erg geïnteresseerd ben in energie, mobiliteit en voertuigen, dacht ik: nu ga ik eens onderzoeken wat het eigenlijk kost om auto te rijden.'

De ambitie om ooit zelf een auto te bouwen was er al, maar waar laat je die dan op rijden? 'In eerste instantie dacht ik aan elektriciteit. Maar op een lowtech manier kon dat nooit aan mijn eisen voldoen. Dan had ik grote accu's moeten bouwen waardoor de auto nooit meer zou kunnen rijden onder zijn eigen gewicht.'

Na wat meer onderzoek kwam de ontwerper toch uit op olie. Of liever gezegd: plastic. 'We gooien er met zijn allen zoveel van weg, en plastic wordt gemaakt van olie. Ik vroeg mij af of ik het scheikundige proces kon omdraaien zodat ik weer uit zou komen bij de oorspronkelijke grondstof: olie. En dat ik dáár dan mijn auto op laat rijden. Dat leek me een heel interessant idee.' Hij vond bijna alles wat hij nodig had op 'de sloop'. 'Ik heb een paar maanden gesleuteld, helaas bleek ik de meest rotte auto te hebben uitgezocht en moest alsnog de hele onderkant eruit om alles wat er onder zat én de remmen weer goed te krijgen. Ik heb alle roest eruit geslepen en er héél veel aan gelast. Vlak na de APK-keuring ging de motor stuk, maar die is inmiddels weer vervangen met een ander tweedehands exemplaar en nu kan ik er de weg mee op.'

'Voor de Dutch Design Week wil ik het voor elkaar hebben dat de auto echt op olie rijdt. Maar ook dat proces heeft consequenties waarvan je je kunt afvragen hoe verantwoord ze zijn. Op het dak van de auto kook ik plastic in een afgesloten pan totdat het gaat verdampen. De damp laat ik afkoelen en dan heb ik olie om op te rijden. Van een kilo plastic krijg ik een kleine liter olie. Hoewel mijn plan is geslaagd om een auto te maken die ik zelf kan laten rijden, ben ik toch niet helemaal energie-onafhankelijk. Ik heb plastic nodig voor elke rit, dus moet ik misschien weer meer gaan consumeren. Dus hoe onafhankelijk kun je nog zijn? Overal zitten consequenties aan.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Hattie Wade

Hattie Wade

Ze stelde altijd al kritische vragen en wilde de kaders begrijpen die een status quo in Europa in stand houden. Hattie Wade bevraagt wat we accepteren als de waarheid, met betrekking tot ons nationale erfgoed. Verhalen over 'officieel' erfgoed kunnen een gevoel van nationale identiteit creëren dat is gebaseerd op trots en kan leiden tot wat Wade 'giftig nationalisme' noemt. Een – extreem – voorbeeld: blanke nationalisten in Groot-Brittannië, het geboorteland van Hattie Wade, beschermden standbeelden van slavenhandelaren tijdens de Black Lives Matter-protesten. En in Nederland wilde Forum voor Democratie een 'Wet Bescherming Nederlandse Waarden' invoeren nadat de felle debatten rond Zwarte Piet waren geëscaleerd. 'Dit wordt zelden gecompenseerd door een “contra-erfgoed”, dat wil zeggen het begrijpen hoe geweld uit kolonialisme en imperialisme in stand wordt gehouden door hedendaagse kaders; wetgeving, onderwijs en media', zegt ze.

Wade werkt aan drie projecten om dit bloot te leggen en 'tegengif' te bieden, door middel van uitgebreid online, archief- en veldonderzoek. Zo interviewt ze Sadia Habib; docent, onderzoeker en projectcoördinator van Our Shared Cultural Heritage in het Manchester Museum. Habib werkt met jonge diasporagemeenschappen aan de vraag wat erfgoedinstellingen kunnen doen om veilige ruimtes te creëren waarin erfgoed voor hen toegankelijk kan worden. Ook interviewt Wade leraren en kinderen in Nederland en Groot-Brittannië over hoe over de koloniale geschiedenis wordt verteld. Ze werkte samen met de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag om te begrijpen hoe historische verhalen worden gevormd rond archeologische vondsten. Haar werk resulteert in een experimentele documentaire. 'Ik gebruik waar mogelijk graag audiovisuele media om de stemmen van anderen te kunnen horen', legt ze uit.

Haar twee andere onderzoeksprojecten hebben wetgeving als uitgangspunt. Wade werkt samen met ARIJ – een netwerk van Arabische onderzoeksjournalisten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De basis van het project vormt een koloniale wet uit 1917 in Marokko waarin bossen weliswaar worden beschermd, maar het stichten van een bosbrand wordt gestimuleerd om het land te kunnen bezitten. 'Als ontwerper ben ik in staat om hun onderzoek vorm te geven in een ruimtelijke, sculpturale tentoonstelling die in december in Jordanië te zien zal zijn. Ik geniet ervan om complexe en verborgen informatie tastbaar, zichtbaar en begrijpelijk te maken voor het publiek', zegt Wade. 'Ik kan systemen niet laten instorten, maar ze wel aan het wankelen brengen. En ik hoop dat enkele generaties na ons het narratief is verschoven naar een meer meerstemmige, integere geschiedschrijving en eerlijkere wetgeving.'

Tekst door Viveka van de Vliet
Igrien Yin Liu

Igrien Yin Liu

Creative director en beeldmaker Igrien Yin Liu (刘寅) had een helder idee voor ogen toen ze haar plannen formuleerde voor haar talentontwikkelingsjaar. Ze zou haar eigen (visuele) identiteit onderzoeken, als vrouw van Chinese afkomst, opgegroeid in Nederland. Maar een heel andere identiteit kwam uiteindelijk centraal te staan. Ze werd het afgelopen jaar namelijk moeder. Dat zorgde voor een blij, maar ook bewogen jaar: 'De hele zwangerschap heeft me veranderd en het ouderschap ook. Als persoon, maar daarmee ook als kunstenaar. Je gaat anders kijken naar dingen, je perspectief op het leven verandert. Het was echt een shift.'

Om deze nieuwe realiteit te verbeelden maakte Liu Motherhood, een visuele serie over het moederschap, over ouderschap en over de fragiliteit van het vrouw-zijn, maar ook de kracht van het moeder-zijn. De basis voor de serie is een gedicht dat ze zelf schreef en dat bestaat uit twaalf hoofdstukken. Ieder hoofdstuk heeft een eigen beeld, samen vertellen ze een rond verhaal.

Dit nieuwe onderwerp had ook een nieuwe visuele stijl nodig. Voor de moederschapsserie experimenteerde Liu met haar fotografie. Waar ze voorheen in de studio schoot, met veel flitslicht en nabewerking, testte ze nu natuurlijk licht uit. 'Schilderen met licht', zoals ze de techniek zelf noemt; een mix tussen fotografie en schilderkunst, zachter en met minder harde lijnen. 'Ik voel me echt een soort nieuwe versie van mezelf. Ik denk dat ik daarom ook de behoefte had om een nieuwe stijl uit te vinden.'

Na haar verlof maakte Liu haar werkrentree met een Chinese schildercursus in een boeddhistische tempel in Amsterdam, iets wat ze zich bij de start van het ontwikkeljaar had voorgenomen. Momenteel bezint ze zich weer op haar oorspronkelijke plannen om haar culturele identiteit te onderzoeken. Maar daar zijn nu natuurlijk ook nieuwe vragen bij gekomen. Wat betekent haar cultuur voor haar kind? En wie wil ze zijn voor haar dochter? Een identiteit is immers altijd in beweging.

Tekst door Victoria Anastasyadis
Iris Lam

Iris Lam

Toen interdisciplinair kunstenaar Iris Lam in 2020 met een burn-out op de bank lag, gespannen en stijf als een plank, ontstond het verhaal van haar eerste kinderboek. 'Het lukte maar niet om mijn lichaam te ontspannen. Toen doemde het beeld op van mezelf, gekoppeld aan een transformator en in staat om energie op te wekken. Mijn gespannen lichaam kon zo misschien wel bijdragen aan de energietransitie!' Het leek Lam een grappig verhaal. De verhaallijn ontvouwde zich als vanzelf. Schrijvend vergat Lam alles, zelfs haar lunch of plaspauze. Soms was het verhaal simpelweg te spannend om te stoppen. 'Op een bepaald moment zit de hoofdpersoon opgesloten in een speelparadijs. Ik kon niet gaan slapen voordat ik haar bevrijd had.'

Lam leerde het afgelopen jaar hoe je een boek maakt, een rond verhaal schrijft en over diverse schrijfstijlen. Maar belangrijker: ze leerde veel over angsten overwinnen, het onderwerp van haar boek. 'Van angsten wist ik door mijn eigen angsten al het een en ander af. Dat heb ik allemaal in mijn boek gestopt.' Wat Lam niet wist, is dat tien procent van de basisschoolleerlingen last heeft van terugkerende angsten en dat klimaatangst onder hen een groeiend probleem is. Toch waren er maar weinig kinderboeken beschikbaar over dit onderwerp: een kolfje naar Lams hand. 'Ik werk graag met thema's waar mensen niet goed over kunnen of willen praten. Taboes vind ik frustrerend en onnodig.' Dus gaat De Bond voor Bangeriken, het boek dat Lam schreef en illustreerde, over heldhaftige bangeriken en bibberende helden.

Gaandeweg overwon ook Lam wat angsten. 'Zelfpromotie vind ik spannend. Ik kreeg de tip om ter promotie bij kinderboekenwinkels langs te gaan. Dat deed ik op mijn eigen manier, met een fietstocht door Nederland. Via sociale media kondigde ik mijn bezoeken aan, onderweg sliep ik in hostels of bij mensen thuis.' Haar promotour bleek leerzaam. 'Boekhandelaren weten ontzettend veel van jeugdliteratuur en gaven nuttige tips. Die tocht door Nederland was eigenlijk mijn eigen "Bond voor Bangeriken", waar ik mijn sociale angsten voor opzij moest zetten.' Lam ontdekte niet het antwoord op de energietransitie, maar zette haar energie en creativiteit in om angst onder kinderen te normaliseren. Een boek maken smaakt naar meer. Het volgende thema? Consent. 'Het wordt een coming of age-verhaal, een queer verhaal. Ik volgde er al een cursus over, waarbij sekswerker Betty Martin vertelde over the wheel of consent. Het is denk ik een waardevol thema voor tieners.'

Tekst door Priscilla de Putter
Ivo Brouwer

Ivo Brouwer

Het experiment is voor grafisch ontwerper en letterliefhebber Ivo Brouwer dé weg tot nieuwe ontdekkingen. Zijn eerste doel dit jaar was daarom de start van een Type & Technology Laboratory, om daar het 'grote onbekende' te verwelkomen. Brouwer: 'Een goede katalysator daarvoor is samenwerking. In het afgelopen jaar werkte ik met verschillende ontwerpers en kunstenaars, gaf ik workshops en deed ik cursussen waarbij ik nieuwe programmeertalen leerde.' Het eindproduct van al dat geëxperimenteer is een online archief vol bevindingen. 'Bij experimenteel werk is het interessant om alle stappen te delen en anderen uit te nodigen hetzelfde te doen. Op een website deel ik daarom allerlei onderdelen van dit project, van experimenten tot video's en artikelen.' In Brouwers werk is het proces óók het product. Het afgelopen jaar was daarom hoe dan ook geslaagd!

Vaak gaat letterontwerp over leesbaarheid, maar Brouwer vindt het interessanter om mensen uit te dagen om de boodschap te ontcijferen. Dat doet hij door de grenzen van het visueel-semantische verband van typografie op te zoeken. Wat? Brouwer: 'De letter A heeft een fonetische betekenis, maar ook een semantische. Vormen kunnen veranderen, maar toch hun betekenis bewaren. De letter A kan er op honderd manieren uitzien, maar blijft de letter A. Ik vind het interessant om daarvan de grenzen op te zoeken en te ontdekken wat je kunt doen met de vorm en het gedrag van zo'n letter. Ook voeg ik graag een extra betekenislaag toe. Door daarmee te spelen, is een tekst niet alleen een tekst, maar een puzzel waarbij je meerdere boodschappen kunt ontcijferen.' Zo kan het zijn dat één woord twee betekenissen verbergt. 'Niet het functionele, maar het poëtische van letters is voor mij leidend binnen het spanningsveld van vorm en betekenisgeving.'

Hoe verhoudt geluid zich eigenlijk tot deze betekenisgeving? Dat, en hoe een letter klinkt als fysiek object, onderzocht Brouwer binnen één van zijn samenwerkingen, met geluidskunstenaar Stefano Murgia. 'Dit soort vragen zijn zo rijk dat ik er talloze nieuwe ideeën van krijg.' De vruchtbare samenwerking leidde tot nieuwe invalshoeken, onderzoeken en mogelijk tot nieuwe projecten. Maar nu eerst maar eens het online platform publiceren, Brouwers laatste horde om te nemen. Daarna duikt hij de diepte in. 'Dit was een oriënterend proces. Bij de volgende stap wil ik bepaalde thema's helemaal uitpluizen.' Dat pluizen kunnen we in dit geval letterlijk nemen. 'Eén concreet project dat zou kunnen uitgroeien tot iets groots is Typographic Tapestry, waarbij ik tapijtpatronen maak met lettervormen. Het leent zich goed voor een samenwerking met het Textielmuseum.'

Tekst door Priscilla de Putter
Javier Rodriguez

Javier Rodriguez

Samenwerking staat centraal in de praktijk van Javier Rodriguez. Dit begon al in 2019 toen hij samen met Lou Buche afstudeerde aan het tijdelijke masterprogramma Radical Cut-Up van het Sandberg Instituut. Na hun afstuderen zetten ze hun samenwerking voort onder het alter ego Robuche. Rodriguez en Buche beschrijven Robuche als 'een snelle denker die op onconventionele wijze ideeën in beelden vertaalt (…) de porositeit van media verkent, de gevestigde productiestromen, reorganiseert en vervormt om een eigen taal te ontwikkelen op het snijvlak van kunst en design.'

Rodriguez' aanvraag voor de talentontwikkelingsbeurs kwam voort uit een behoefte om voor een langere periode aan een project te werken. De beurs geeft hem de kans om een nieuw medium en een nieuw thema te verkennen. Hij werkt momenteel aan een graphic novel bestaande uit drie verhalen, elk gerelateerd aan het thema transhumanisme op drie schaalniveaus: materiaal, wezen en ruimte. Het eerste verhaal draait om het oplosmiddel gamma-butyrolacton. Dit wordt toegepast als schoonmaakmiddel om bijvoorbeeld graffiti te verwijderen, maar is ook een van de ingrediënten voor de synthetische harddrug GHB. In Rodriguez' graphic novel ontmoeten het banale, alledaagse en het verontrustende, unheimische elkaar. Het is een stripverhaal zonder tekst; uit de combinatie van verschillende beelden destilleert de lezer de betekenis. Rodriguez zegt hierover: 'Verhalen hebben een zekere mate van abstractie nodig, zodat lezers hun eigen perspectief en ervaring kunnen inbrengen.'

Rodriguez' werkwijze is gelaagd en divers. Hij maakt, combineert en transformeert (bestaande) beelden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van fotografie of generatieve AI. 'Dat is echt interessant voor mij. Er zijn meerdere manieren om al die verschillende inputs te combineren tot het eindresultaat. En dus zit er veel veelzijdigheid in elk deel van het verhaal.' Ook schakelt hij de hulp in van anderen om zijn storyboards te bespreken, beelden te maken of om zijn publicatie uit te geven. 'Samenwerking is ook een manier om je praktijk te ondersteunen. Door met anderen uit te wisselen en te discussiëren komen verschillende disciplines samen, waardoor de grenzen en barrières tussen kunst en design worden doorbroken.'

Voor de presentatie van zijn graphic novel begin 2024 overweegt hij opnieuw verschillende disciplines samen te voegen, zoals cinematografie, performance en installatie, waardoor ook het maakproces van het boek wordt ontleed. 'Ik denk dat het interessant is voor het publiek om te zien hoe je een verhaal kunt creëren door uit te gaan van iets wat al bestaat en wat je vervolgens aanpast en verwerkt tot iets nieuws.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Kalkidan Hoex

Kalkidan Hoex

Een derde wereld, zo typeert Kalkidan Hoex het sieradenuniversum dat ze aan het scheppen is. Een andere realiteit binnen de wereld waarin we leven, naar het idee van de filosoof Michel Foucault. Die wereld komt voort vanuit haar eigen identiteit, die is gevormd door haar adoptie. Als tweejarige kwam ze vanuit Ethiopië naar Nederland, een verplaatsing die veel 'fricties' heeft opgeleverd; ontwikkelingen die abrupt werden afgebroken en daarna op een andere manier weer verder gingen.

When Lions Learn to Swim is het project waar ze dit jaar aan heeft gewerkt. De leeuw als trots symbool van Ethiopië en haar voorouders, maar ook van haarzelf, als jong meisje dat door enthousiaste Nederlandse ouders wordt meegenomen om te leren zwemmen en schaatsen. Iets wat heel onnatuurlijk en niet leuk voelde, maar waarvan ze zich nu niet meer kan voorstellen dat ze het niet meer zou doen. 'Die twee verschillende culturele kanten zullen altijd zorgen voor verschuivingen in hoe ik cultuur en identiteit waarneem. Het werk laat sterk zien wat mijn achtergrond heeft gedaan met mij als maker. Doordat ik altijd op dit tussenpad moet balanceren, stel ik eigenlijk steeds weer de vraag aan het publiek wat cultuur is en of het nu eigenlijk positief of negatief is geweest om invloeden mee te krijgen uit twee culturen.'

Het eindresultaat is een collectie die niet bestaat uit losse sieraden, maar een installatie waarin sieraden – zowel draagbaar als meer conceptueel – samengaan met fotografie, bewegend beeld en geïllustreerde doeken. De gevoelsbeelden die Hoex creëert zingen de sieraden los van het nu en gaan de verbinding aan met voorouders en voorgangers. De installatie wordt getoond in Bar Bario in Amsterdam, tijdens het festival OBSESSED! van sieradenplatform Current Obsession en op de New York Jewelry Week.

Het ontwikkeljaar heeft haar tot slot ook tot een andere docent op de kunstacademie gemaakt. Het idee van wat kwaliteit is of zou moeten zijn, heeft ze losgelaten. Veel liever stelt ze de vraag: wat wil je hiermee zeggen en wat zijn dan je vervolgstappen? Ook het idee van een canon vindt Hoex lastig: 'Ja, je moet een basis hebben, maar het is nog belangrijker dat je je eigen voorbeelden bij elkaar zoekt, vooral daar waar jíj je verbindingen hebt.' Advies dat ze graag zelf had gehad als kunststudent. 'Dat inzicht, dat hoe jij dingen doet, je meest authentieke manier is, dat is dus echt goud voor mij.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Lindsey van de Wetering

Lindsey van de Wetering

Lindsey van de Wetering sloot haar Master aan de Amsterdamse Academie van Bouwkunst af met het project Poku Oso, dat de verwilderde Cultuurtuin in Paramaribo nieuw leven wil inblazen. In dit park werden ooit uitheemse planten en bomen getest voor de plantages; nu dreigt het te verdwijnen door verwaarlozing en gronduitgifte. De natuurinclusief ontworpen muziekpaviljoens van Poku Oso zijn geïnspireerd op de techniek en esthetiek van instrumenten en brengen muziek in het park: niet alleen als onderkomen voor het conservatorium, maar ook als levensgrote klankkasten die bespeeld worden door de natuur. Van de Wetering won er een Archiprix mee en droomde ervan er op zijn minst eentje te realiseren in Paramaribo.

De talentontwikkelingsbeurs van het Stimuleringsfonds bood haar de kans die droom te onderzoeken. Ze vertrok naar Suriname, waar ze in contact kwam met de stichting Groene Groei Suriname. Die vroeg haar niet alleen mee te denken over de bescherming van de Cultuurtuin, maar ook over het belang van natuurinclusief bouwen in een stad die geteisterd wordt door de zeespiegelstijging. Van de Wetering: 'Naast het opschalen van één van de modellen, ben ik op allerlei manieren contact gaan leggen met de bewoners van Paramaribo, om de behoefte in kaart te brengen en samen aan de toekomst te bouwen.'

Daarbij viel op hoe terughoudend veel Surinamers zijn om te dromen over de toekomst: 'Mensen zijn meer bezig in het hier en nu te overleven.' Een workshopsessie op de Kinderuniversiteit opende de weg naar een visuele onderzoeksmethode: door collages met foto's en tekeningen te maken, wordt het makkelijker om te dromen. Van de Wetering schreef er een essay over getiteld Dromen over Suriname 2043, waarin ze het belang van verbeeldingskracht niet alleen uitlegt, maar ook laat zien. 'Door gedachtes te visualiseren ontstaat een toekomstbeeld en dat heb je nodig om een transitie te kunnen maken. Wat dat betreft is er grote behoefte aan ontwerpkracht in Suriname.'

Ze werd ambassadeur van natuurorganisatie Forest93, gaf colleges en workshops, liet stadsbewoners collages maken van de stad van de toekomst. En begon op basis van die sessies ook zelf collages te maken. Twee daarvan zijn binnenkort te zien in Podieum, in Amsterdam-West. 'Deze beurs heeft mij ook de ruimte gegeven om kunst te herontdekken. Ik was altijd in dubio: ga ik naar de kunstacademie of naar bouwkunde? Dat komt nu weer mooi samen. Ik wil graag verder vertellen van verhalen met gebruik van kunst, fotografie en film.'

Tekst door Willemijn de Jonge
Line Arngaard

Line Arngaard

Line Arngaard volgde tussen 2016 en 2018 de bachelor Graphic Design aan de Gerrit Rietveld Academie. Na haar afstuderen richtte ze zich op onderzoek naar en het ontwikkelen van projecten op het snijvlak van grafisch ontwerp en mode. Gepassioneerd: 'Ik ben gefascineerd door het idee van mode als een sociaal virus dat verschillende esthetische en culturele codes verspreidt en zich uitdrukt in de manier waarop we kijken, ons kleden en bewegen. Mijn doel is om projecten te maken die door een conceptuele benadering van grafisch ontwerp diep reflecteren op mode als ervaringsmedium en niet alleen als representatiemedium. Het bestuderen van mode en textiel is voor mij een serieuze zaak. Zo vind ik het erg interessant om te onderzoeken wat er in tijden van crisis met kleding gebeurt. Patchwork komt dan telkens weer terug. Deze door vrouwen bedreven techniek is verbonden aan het bedenken van oplossingen, van iets ouds iets nieuws maken.'

Arngaard vertelt meer over haar ontwikkeling: 'Door de studie naar patchwork- en quilttechnieken werd het van een 1-op-1-stoffending een metafoor voor werken, een conceptueel kader om nieuwe beelden te maken en verhalen te vertellen. In het hoofdproject Piecing Pages maak ik patchwork niet op de traditionele wijze, maar is het meer een manier van denken over hoe ik willekeurige recyclede beelden kan maken, op de computer, papier of op andere manieren. Deze visuele experimenten zullen waarschijnlijk onderdeel worden van een publicatie met teksten die onderzoeken hoe patchwork in verschillende tijden voor vrouwen een expressiemiddel is.'

In haar tweede project neemt Arngaard met haar mentor – de auteur Hanka van der Voet – de Nationale Feestrok onder de loep, een verbindende campagne waarmee duizenden Nederlandse vrouwen in de jaren na de Tweede Wereldoorlog met duidelijke instructies zelf een patchwork-rok maakten. In het derde project, een workshop, staat onderzoek naar het maken van improvisatiebeelden in textiel met behulp van klassieke patchwork-technieken centraal. Arngaard: 'Als de subsidieperiode voorbij is, zullen er ongetwijfeld onafgemaakte 'lapjes' en nieuwe samenwerkingen zijn om op te pakken.'

Ze besluit: 'Het afgelopen jaar heb ik niet alleen dingen met de computer gemaakt. Ik heb opnieuw ontdekt dat 'denken met je handen' echt werkt. Het is een praktijk die ik wil vasthouden omdat het enorm veel toevoegt aan mijn werk.'

Tekst door Iris Stam
Maarten Brijker

Maarten Brijker

Maarten Brijker haalde in 2018 zijn master aan de ArtScience Interfaculty, een gedeelde opleiding van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en Conservatorium Den Haag. Hij combineert graag creatieve disciplines en is daarom op meerdere vlakken actief: als muziekartiest en als componist en sound-designer binnen de wereld van dans- en performancekunst, video en film. Daarnaast zijn de installaties die hij als geluidskunstenaar maakt te zien in musea. Brijker vindt de intimiteit en de kracht van geluid enorm boeiend. Hij vertelt: 'Muziek is voor mij iets heel lichamelijks. Bepaalde texturen van geluid – klankkleuren – zijn bijna tastbaar. Bepaalde frequenties raken letterlijk je huid aan en kunnen fysieke effecten teweegbrengen. En door het spelen van bepaalde harmonieën kun je emoties overbrengen. In films is muziek vaak een subtiel en tegelijkertijd sterk middel om bepaalde gevoelens bij de kijker op te wekken.'

Na zijn afstuderen is Brijker veel gaan samenwerken met andere artiesten uit verschillende disciplines. 'Ik heb veel geëxperimenteerd om mijn eigen stem te vinden en mijn kwaliteiten als kunstenaar te leren kennen. Inmiddels heb ik het gevoel dat mijn praktijk duidelijk vorm heeft en ik mijzelf als maker goed ken.'

Het talentontwikkelingsjaar heeft hem vrijheid en ruimte gegeven om tot een opzet te komen van een langetermijnonderzoek naar de sensualiteit en tastbaarheid van geluid. Ook is Brijker bezig met het ontwikkelen van een VST-audio plug-in waarmee hij zijn vaardigheden en kennis op het gebied muziek combineert met programmeren. 'Het is fijn dat ik een jaar lang de tijd heb om met aandacht aan dit project te werken. Het leren van de programmeertaal MaxMSP en het ontwikkelen van de plug-in kost namelijk best wat tijd, meer dan ik vooraf had gedacht.'

Brijker werkt aan een Max4Live plug-in, geschikt voor Ableton, een digitaal audiowork station dat door veel producers en muzikanten gebruikt wordt. 'Graag wil ik mijn muziektool voor een zo groot mogelijke groep beschikbaar maken. En met mensen uit de muziek community de studio ingaan, om te kijken hoe zij met mijn plug-in werken. Gedurende dit proces wil ik onder mijn artiestennaam Yon Eta een mini-album uitbrengen met experimentele clubmuziek. Waarschijnlijk elektronisch, richting soundscape. De muziekrelease zal waarschijnlijk in 2024 klaar zijn.'

Tekst door Iris Stam
Malik Saïb-Mezghiche

Malik Saïb-Mezghiche

Safi zit in een bomvolle bus met een vriendin; zo vol dat het haar bij het instappen niet gelukt is in te checken. Als ze gecontroleerd worden, loopt het uit de hand. De controleurs dwingen haar ter plekke een hoge boete te betalen en worden agressief als ze daar bezwaar tegen maakt. Deze twee minuten durende animatie is een klein, maar voor velen herkenbaar voorbeeld van het dagelijkse machtsmisbruik van politie en handhavers in de Franse banlieues, zegt Malik Saïb-Mezghiche. Hij groeide zelf op in een voorstad van Lyon, waar deze zomer ernstige rellen uitbraken nadat de politie in een voorstad van Parijs een 17-jarige jongen doodschoot bij een verkeerscontrole.

Saïb-Mezghiche wil met zijn animaties jongeren in vergelijkbare situaties bereiken. Hij zat zelf ooit in die situatie, en weet wat raciaal geweld mentaal met je kan doen. De serie die hij hierover wil maken, is deels gericht op het creëren van herkenning. Het onrecht en de frustratie daarover verbeelden is een eerste stap. 'Maar ik wil ook een omslag in denken bewerkstelligen. Het helpt om te weten dat je hier niet alleen in bent. Waarom accepteren we dit nog steeds met zijn allen? Wat kunnen we doen om iets te veranderen?'

In La porte du dragon voegt hij een vleugje magie toe aan de realiteit: 'Het wordt een coming-of-age verhaal in een fantasywereld, waarin de slechte verhalen uit het dagelijkse leven een mooier einde krijgen.' Dit eerste fragment is een proof of concept: de komende tijd gaat hij op zoek naar investeerders voor de hele serie. Opgeleid tot grafisch ontwerper en artdirector, heeft hij de afgelopen tijd flink geïnvesteerd in zijn animatie-skills. Bij Project City leerde hij scripts schrijven, storyboards maken en karakters ontwikkelen. 'Als beeldmaker ben ik niet meteen de beste schrijver van dialogen. Ik wil niet vervallen in karikaturen of clichés, daarom werk ik samen met ervaren acteurs – niet alleen voor de bewegingen maar ook voor de teksten.'

Animaties maken en aan de man brengen is een tijdrovend proces: 'Er zitten wel drie maanden werk in die eerste twee minuten. Nu moet ik mijn eigen publiciteit gaan genereren, om anderen te interesseren tijd en geld in mijn project te steken.' Ook daar is een plan voor: vanaf september wil hij elke twee weken een animatie van één minuut posten om het project te kickstarten.

Tekst door Willemijn de Jonge
Manal Aziz

Manal Aziz

Manal Aziz heeft een achtergrond als psycholoog, schrijver en interviewer. Thema's in het werk van de audiovisueel maker zijn identiteitsvraagstukken, het vertellen en delen van verhalen op een inclusieve manier en de impact van werk op sociaal niveau en op het gebied van milieu. Aziz richt zich op geluid en beeld, zowel stil (fotografie) als bewegend beeld. 'Daarnaast schrijf ik. Mijn werk is een audiovisuele vertaling van mijn bevraging van de wereld om mij heen. Ik hoop dat mensen, door met mijn werk in contact te komen, de ruimte voelen om hun eigen positie in de wereld en de maatschappij te bevragen. Ik vind dat we veel vaker mogen zeggen dat we iets niet weten of begrijpen om zo ruimte te maken om te leren.'

Aziz werd geselecteerd tijdens de Scout nights. 'Er waren zoveel getalenteerde makers, mijn verwachtingen waren laag. Eerlijk gezegd had ik maanden nodig om te laten bezinken dat ik gekozen was. De erkenning is voor mij als autodidact erg fijn. De beurs opende veel deuren, vooral in hoe ik mezelf en mijn positie als maker zie. Hoewel de toekenning natuurlijk heel mooi en prettig was, voelde ik overigens ook een bepaalde druk bij mijzelf: nu moet het gebeuren. Een druk die ik, hoewel in mindere mate, nog steeds wel voel.'

Constant beweegt Aziz zich als persoon tussen verschillende werelden. 'Ook als maker ga ik in mijn proces heen en weer tussen disciplines. Dit is iets wat ik dit jaar in materiaal en proces verder wil onderzoeken. Zo is het idee voor een multimedia zine ontstaan, waarbij ik digitale elementen combineer met de fysieke vorm van een blad. Als inhoud kan je denken aan woordkunst, fotografie en audio-elementen in de vorm van QR-codes die toegang geven tot een digitaal platform.'

In het project trekt Aziz op met organisaties en communities in Nederland en Marokko.
Tijdens een residentie in Marrakech zal de maker zich volledig storten op materiaalonderzoek voor het zine. 'Goede vrienden hebben in Marrakech een op duurzaamheid en experimentatie gericht platform: Khial Nkhel. In hun werkplaats gaven zij al eerder workshops papier maken en printen. Nu ga ik onder andere experimenteren met natuurlijke DIY-manieren van foto's printen, met behulp van direct zonlicht. Ik ben behoorlijk analytisch ingesteld en verheug me erop om een maand lang vooral met mijn handen bezig te zijn!'

Tekst door Iris Stam
Maren Bang

Maren Bang

Het jaar na haar master aan de Design Academy Eindhoven voelde voor Maren Bang wat leeg en eenzaam. 'Werk vinden was lastig. Ik wilde niet voor “zomaar” voor een bedrijf gaan werken of iets anders doen.' Concessieloos voor het kunstenaarschap gaan, dat was wat Bang het liefste wilde. Maar hoe? Onder begeleiding van environmental psychologist en coach Adeola Enigbokan dook ze in zichzelf. 'Het was Adeola die me aanmoedigde mijn theaterachtergrond te benutten.' Gaandeweg bedacht ze een methodiek om haar eigen praktijk te boosten. De ontwikkeling van ambachtelijke vaardigheden – houtsnijden, werken met keramiek, weven en 3D-ontwerpen/printen – stond niet op zichzelf, maar verwerkte Bang in het concept van een fake open call. Daarbinnen vertolkte ze zelf de personages, van de houtsnijder Ole Riemann, keramist Marion Nelé, 3D-ontwerper Nolan Meier, wever Norma Illene tot curator Elma Norine en assistent-curator Elenor Monira. Alle namen zijn anagrammen van haar eigen naam, Maren Oline Bang. De jury bestond uit Bangs mentoren Amanda Pinatih, Lucas Maassen, Oli Stratford en Alexandre Humbert.

Zo verbond Bang verschillende ambities én kon ze zich verliezen in de lol van het maken. 'Ik vind het moeilijk één richting te kiezen. De organisatie en administratie van een tentoonstelling vind ik interessant, maar ik wil ook kunstenaar zijn. De fake open call bindt alles samen.' Het gaf bovendien volledige controle, iets wat net als onzekerheid een belangrijk thema is in haar werk. 'Mijn werk is niet functioneel zoals dat van productontwerpers, maar ik aarzel ook om mezelf kunstenaar te noemen. Door mijn eigen ecosysteem te vormen, creëerde ik vrijheid om te experimenteren en te zoeken naar mezelf als maker, zonder angst voor kritiek of afwijzing.' Zo kon de autonome kunstenaar in Bang zich het afgelopen jaar manifesteren. Lachend: 'Als ik bij het houtsnijden een fout maakte, gaf ik gewoon Ole de schuld. Zijn karakter ontwikkelde ik tijdens een residency bij ambachtscentrum Hjerleid in het Noorse Dovre. Mijn dramatische stijl van houtsnijden is aan zijn karakter te danken.' Bij het uitwerken van de personages kwam Bangs theaterachtergrond goed van pas. 'Ik geloof in het nut van performance als productiemethode, zo ontdekte ik verschillende facetten van mezelf.'

Het instituut dat Bang bedacht, werkte ze uit op basis van onderzoek en informatie van Amanda Pinatih (design curator Stedelijk Museum). 'Het oprichten van een fictief museum was zo leuk. De structuren erachter fascineren me enorm.' Niet alleen de personages, maar ook het instituut kreeg een eigen karakter en kostuum. 'Zo kan ik mijn instituut zelf ronddragen en verplaatsen.' Autonomer dan dat wordt het niet!

Tekst door Priscilla de Putter
Margherita Soldati

Margherita Soldati

Uitputting, rehabilitatie, transformatie, reparatie: allemaal woorden die Margherita Soldati te horen kreeg tijdens haar herstel van burn-out enkele jaren geleden. Het waren woorden die ze al goed kende uit haar werk in het terugwinnen van textielafval. De overeenkomst fascineerde haar. 'Ik dacht: als ik al mijn tijd besteed aan projecten over duurzaamheid van textiel, waarom kan ik dan niet hetzelfde doen voor de duurzaamheid van mijn eigen brein?'

Vanuit een versleten lievelingstrui ontstond het project Alchemy of Resilience. Ze ontrafelde het lijf van de trui, maar liet de boorden intact. Met een contrasterend garen van textielafval breide ze de onderdelen op een losse manier weer aan elkaar, waardoor het kledingstuk tot iets nieuws transformeerde, maar ook een soort zelfportret werd. Soldati benadrukt dat het beter is te spreken van transformatie dan van reparatie. 'Op het moment dat je iemand vraagt om gerepareerd te worden en terug te gaan naar de toestand waarin je je eerder bevond, vraag je iets dat volstrekt onmogelijk is en ook averechts werkt.'

Voor dit project wilde ze leren breien, zowel met de hand als machinaal. Dit leerde ze onder andere tijdens een residency bij Lottozero in Prato, de bekende Italiaanse textielstad, voorloper op het gebied van textielrecycling. Ze ging ook praten met mensen die daar in de industrie werken. Het thema burn-out bleek een goede conversatiestarter. Gedurende het jaar organiseerde ze verschillende evenementen waarbij ze in gesprek ging met mensen en hen liet breien. Ook verdiepte ze zich in de bibliotheek van het TextielMuseum in Tilburg in de geschiedenis van breien als een ambacht dat mensen samenbrengt; een middel om gemeenschappen te creëren en elkaar te versterken. Dit sociale aspect is iets wat Soldati zeker verder wil ontwikkelen in haar praktijk.

De komende tijd gaat ze de uitkomsten van haar project op verschillende plekken en manieren laten zien, zoals in de etalage van EM Studio/Gallery en in een tentoonstelling in W139, allebei in Amsterdam en in samenwerking met kunstenaar Hanna Steenbergen-Cockerton. In W139 komt gedurende de tentoonstelling een werkplek waar gehandwerkt en natuurlijk ook gepraat gaat worden. Soldati vindt het belangrijk het thema burn-out zichtbaar te maken, ook binnen de culturele sector, waar het veelvuldig voorkomt. De financiële zekerheid die het jaar talentontwikkeling bood was een verademing: 'Het gaf me de tijd om op de juiste manier te kunnen werken.'

Tekst door Victoria Anastasyadis
Mario Gonsalves

Mario Gonsalves

'Ik wil Disney maken voor onze mensen.' Dit doel had Mario Gonsalves voor ogen toen hij zijn aanvraag deed voor de talentontwikkelingsbeurs. In 2019 behaalde hij zijn Bachelor Audiovisual Media aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) met de film Patroon. Hierin zien we hoe de jonge Malik, die met zijn moeder vanuit Curaçao in de Amsterdamse Bijlmer is terechtgekomen, door drie soorten relaties – zijn moeder, zijn vrienden en zijn eerste liefde – volwassen wordt. De film toont hoe het pad naar volwassenheid voor jongeren met een migratieachtergrond met obstakels is gevuld.

Waar Patroon voortkwam uit persoonlijke herinneringen aan tegenslagen en pijn, wil Gonsalves zich in volgende projecten richten op het creëren van verhalen, personages en ontwerpen die mensen uit het Caribisch gebied in staat stellen om ook te dromen en hun eigen omgeving vorm te geven. Om zijn doel te bereiken verkende hij nieuwe vakgebieden en leerde nieuwe vaardigheden. Tijdens een drieweekse cursus aan de AA School for Architecture in Londen leerde hij Rhino, een 3D-tekenprogramma voor parametrisch ontwerpen en deed een workshop active bending met hout.

Hij begon met een verkenning van gentrificatie en architectuur op de Cariben. Op de eilanden is toerisme een belangrijke bron van inkomsten en dit resulteert in onaantrekkelijke hotelkolossen aan de kuststrook, die om economische redenen vaak doosvormig zijn. Daarnaast zijn er resorts, bedoeld voor toeristen met een hoog inkomen, waarvoor soms zelfs natuurgebieden moeten wijken. Volgens Gonsalves is de kortzichtige kijk op toerisme door Caribische autoriteiten schadelijk voor de regio en haar bevolking. In zijn fotografische werk beeldt hij de vis af als een symbool van iets dat aan de ene kant een heilige status heeft op de eilanden, maar ook gedood wordt om te overleven. Dezelfde paradox geldt voor de beschadiging van de natuur ten behoeve van economische ontwikkeling, waaronder toerisme.

De presentatie van zijn onderzoek zal de vorm aannemen van een handleiding voor ontwerpers die werken in de Cariben. 'Veel ontwerpers zitten vast in de realiteit en de kaders waarbinnen ze gewend zijn hun werk te doen. Met mijn voorstel wil ik mensen en cultuur weer centraal stellen in het ontwerpdenken.' Zijn handleiding is een uitnodiging voor andere ontwerpers: 'Bouw erop voort.'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Martijn Holtslag

Martijn Holtslag

Het minutieus lossnijden van de armen van een trol om die op een andere trol te plakken. Een middeleeuwse stad opgebouwd uit verschillende huisjes, daken en stuk voor stuk met de hand uitgesneden steentjes. Toen miniatuurbouw voor Martijn Holtslag nog een hobby was, trad hij al buiten de gebaande paden van de tabletop wargame. Waar in miniatuur-wargaming de hoofdrol is weggelegd voor spelelementen via dobbelstenen en regeltjes, was Holtslag altijd meer geïnteresseerd in de mogelijkheid een eigen wereld te scheppen. Inmiddels is deze hobby uit de hand gelopen en kan hij met zijn handbeschilderde figuurtjes en miniatuurlandschappen een tentoonstellingszaal vullen.

Experiment en onconventionele combinaties vormen de rode draad in Holtslags werk. Zijn praktijk is veelzijdig en omvat naast miniatuurbouw ook muziek en film. Deels gebruikte hij het ontwikkeljaar om zijn praktijk te definiëren: 'Het was in mijn hoofd altijd grenzeloos. En nu is het steeds meer: dit doe ik en dit kan het en dat kan ik ermee bereiken.' Zo kunnen interessante kruisingen ontstaan van disciplines, media en elementen. Op dit moment werkt hij samen met een programmeur aan een interactief model van een waterval. Achter de waterval bevindt zich een grot met een wateroppervlak dat wordt gevormd door een LED-scherm. Door steeds verschillende elementen op het scherm te plaatsen en daarop beelden te projecteren ontstaan er voorstellingen in en om het water. Holtslag is gefascineerd door landschapselementen zoals grotten, eilanden en watervallen. Deze fascinatie deelt hij met natuurliefhebbers en game designers. Waarom spreken dit soort elementen zo tot de verbeelding? Wat maakt iets een mooi landschap? Hoe ziet het paradijs eruit? Wat voor verhalen kan een landschap vertellen? Dat zijn vragen die Holtslag door middel van zijn werk verkent.

De thematische ontwikkeling van zijn werk is een ander ontwikkelpunt. In de wereld van de miniaturen houdt een landschap vaak verband met een groter verhaal uit de geschiedenis, de fantasy-wereld of sciencefiction. Ook voor Holtslag is de geschiedenis een onuitputtelijke bron van inspiratie. 'Maar die verhalen zijn vaak zoveel groter dan je in een landschapje kan vatten. In een landschapje vat je eerder een moment.' Thematisch onderzoek leidde tot nieuwe vragen: 'Omdat ik afkom van een soort fantasy-landschap wilde ik onderzoeken: kan ik er ook echt kunst van maken? Hoe langer je maakt, hoe meer je gaat nadenken van: waar gaat het nou eigenlijk over?'

Tekst door Roosmarijn Hompe
Matilde Patuelli

Matilde Patuelli

Matilde Patuelli is sociaal ontwerper en onderzoekt sociale constructies, menselijke interactie en de manier waarop wij realiteit ervaren. In haar huidige ontwerppraktijk onderzoekt ze in hoeverre ze Live Action Role-Playing (LARP) als een narratief en ervaringsgericht hulpmiddel kan integreren in haar werk.

'Tijdens mijn studie begon ik met het schetsen van de “Methodologie van Ambiguïteit”, die manieren onderzoekt om gevoelens die we niet onder woorden kunnen brengen te vertalen door middel van visualisatie, materialisatie en belichaming. Het was mijn wens om LARP te verkennen als een co-creatief instrument voor interactie, vertellen en uitwisselen. Bij LARP is het de bedoeling dat de spelers binnen de magische cirkel van het spel stappen en ermee instemmen een andere realiteit te bewonen. Dit geeft ze een alibi, waardoor ze zich kunnen gedragen op manieren die anders te dichtbij of te ver van huis zouden kunnen voelen. Deze dubbelzinnige ruimte voor transformatie en veilige verkenning is wat mij fascineerde en ertoe aanzette om gamificatie in mijn praktijk op te nemen.'

Wat Patuelli zo verrassend vindt aan LARP, is hoe een vertelling voortdurend door de spelers wordt aangepakt en verschoven, waardoor de uitkomst elke keer dat het wordt gespeeld verandert. 'Dit heb ik ook geïntegreerd in workshops en activiteiten die ik heb ontwikkeld.'
'Ik begon dit onderzoekjaar door aan te sluiten bij het Transformative Play Initiative. De lessen gaven mij theoretische kennis en een basis om te beginnen met experimenteren. Het hele jaar door nam ik deel aan verrijkende leermogelijkheden die op mijn pad kwamen, zoals Als ik in jouw schoenen stond, in Slovenië, waar ik oefende met de theatertechnieken van het Theater van de Onderdrukten. Bij de LARP-conferentie Knutepunkt23 in Denemarken mocht ik de workshop Visualising, Manifesting, Embodying your Queer Resistance presenteren in samenwerking met de antropoloog Cosmo Esposito. En bij een zomerkamp over urban game design Trust in Play in Griekenland en het College of Extraordinary Experiences in Polen kreeg ik de mogelijkheid om non-verbale LARP te verkennen.'

'Dit jaar lag mijn focus op leren, onderzoeken en toepassen door middel van experimentele workshops en samenwerkingen. Wat ik de komende maanden wil doen is het blijven voeden van de speelse netwerken waarin ik ben verwelkomd en het overbrengen van de theorie in een fysiek resultaat.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Moreno Schweikle

Moreno Schweikle

De drie doelen die ontwerper Moreno Schweikle zich dit jaar stelde, versmelten in de immersieve tentoonstelling die hij in augustus opende in Keulen. Zijn hele jaar komt hierin samen, zegt hij. 'Ik wilde mijn materiaal- en technische kennis verbreden, mijn netwerk uitbreiden en een andere tak in mijn praktijk ontplooien. Ik maak autonome objecten op het kruispunt van sculptuur, meubel en installatie en wilde dit jaar onderzoeken of ik mijn werk kan toepassen op ruimtes en plekken.' Tot zijn grote vreugde is dat goed gelukt. 'De relatie tussen ruimtes en objecten interesseert me. Ik vind het geweldig dat ook dit onderdeel van mijn praktijk kan uitmaken.'

In de onderzoeksfase vond Schweikle drie interessante boeken over verschillende soorten sculpturen en de werking en betekenis ervan. Zo ontdekte hij dat zijn werk in kunsthistorische context aansluit bij de assemblages en readymades die we kennen uit de popart en het dadaïsme. Ook door zijn contact met kunsthistoricus Wladyslaw Barion leerde hij daar meer over. 'Ik ontmoette dit jaar kunstenaars, journalisten, ontwerpers en galeristen met wie ik over mijn werk kon praten. Dat gaf veel vertrouwen.' Hoewel hij aanvankelijk niet dolblij was met de popart-vergelijking, erkent hij de overlap: ook hij maakt gebruik van bestaande en banale producten, maar zonder de bedoeling ze te verheffen tot iconen. Schweikle: 'In de omschrijving “eenentwintigste-eeuwse popart” kan ik me vinden. Ik was altijd nieuwsgierig naar massa-geproduceerde objecten en reflecteer op hun functie door ze aan te passen.'

Gaandeweg stuitte Schweikle ook op een nieuw materiaal: klei. 'Het voelde als een openbaring. Normaal zijn de uitkomsten van mijn digitale ontwerpen en 3D-modellen wat artificieel en “koud”, maar met klei is dat anders.' Schweikle werkt graag met de tegenstellingen tussen industrieel en organisch, waarbij zijn werk als brug fungeert tussen beide werelden. 'Klei is daarvoor ideaal, als tussenmateriaal van water en steen.' In zijn tentoonstelling paste hij elementen uit de hedendaagse cultuur toe op de ruimte. Hij maakte met industriële materialen een verticale 'rivier' op het raam. 'Van tevoren zag ik het voor me als een golf, maar in het moment veranderde de toepassing en de golf werd een rivier. Het kwam de installatie ten goede, maar het is voor mij een uitdaging om mijn initiële ontwerp los te laten en de teugels te laten vieren in het proces.' Tijdens een kleine, spontane groepstentoonstelling dit jaar had hij geen tijd om van tevoren digitale ontwerpen te maken, dus móest Schweikle intuïtief werken. 'Het werk werd daardoor veel meer het resultaat van een proces dan de executie van een idee.'

Tekst door Priscilla de Putter
Myrthe Krepel

Myrthe Krepel

Performatief ontwerper Myrthe Krepel creëert interventies door middel van taal, het lichaam en theater in een (vaak) niet artistieke context. Voor haar nieuwe project Het kamertje ligt de focus op het maatschappelijke thema: ongelijke machtsverhoudingen tussen overheid en burger.

Het project begon met lezen. In de boekenkast in haar nieuwe studio in Eindhoven staat inmiddels een substantiële rij boeken van bijvoorbeeld Michel Foucault over macht en discipline. Omdat Krepel wetenschappelijk en talig is opgeleid - ze studeerde in 2018 af aan de master Design for Interaction aan de TU Delft - wilde ze ook iets met haar lichaam; macht kun je immers ook voelen. Daarvoor volgde ze dans- en performance workshops bij Amenti in Rotterdam.

'Als je als creatief iets wilt veranderen in een organisatie, wordt vaak gegrepen naar een workshopvorm. Deelnemers voelen zich geïnspireerd, maar gaan daarna weer tot de orde van de dag. Een performance kan daarin juist interveniëren. Dat beklijft beter, daagt uit tot actie en je kunt spelen met sociale structuren, hoe je beweegt, wat je zegt', meent Krepel. Dat paste ze toe bij de overheid, bij het na de toeslagenaffaire opgezette programma Dialoog en ethiek. 'De ambtelijke taal die beleidsmakers voeren schept afstand en is vaak een substituut voor actie', meent Krepel. Ze liet beleidsmakers een woord dat belangrijk is in hun werk, zoals integriteit of kameraadschap, vertalen naar een instructie voor een performance. Dat bleek confronterend; het legt bloot hoe hun taal is losgezongen van het handelen en dat woorden worden gebruikt zonder te weten of voelen wat ze betekenen.

Tot slot: Het kamertje, dat bewust associatie oproept met het Torenkamertje. De interactieve performance, die zijn try-out beleefde tijdens het festival Co-Co op Sectie-C, handelt over complexe maatschappelijke structuren. Maar wel met een knipoog, luchtigheid en theatrale aspecten. Een uitgewerkte versie zal te zien zijn tijdens Dutch Design Week waar het post-nieuwe normaal in een performance wordt gehandhaafd door mensen die in hun dagelijks leven in een soortgelijke functie werkzaam zijn. Er hoort een boekje bij: Regels Vormgeven, met tien regels om de toon van samenleven te veranderen. Deze licht absurde performance gaat over welke status quo we momenteel met elkaar handhaven en welke structuren en regels we eigenlijk willen behouden. Theatermaker Emke Idema ondersteunde Krepel in het uitwerken van Het kamertje. Ook werkte ze met kunstenaar en social designer Tabo Goudzwaard als coach, met theatermaker en acteur Thomas Spijkerman en dramaturg, curator en onderzoeker Lara Staal.

Tekst door Viveka van de Vliet
Noëlle Ingeveldt

Noëlle Ingeveldt

Hoe zal Nederland eruitzien als grote zoogdieren door ons keurig aangeharkte cultuurlandschap lopen? Dat vraagt Noëlle Ingeveldt, die samen met filmmaker Juriaan van Berkel oprichter is van de audiovisuele kunststudio Berkveldt in Rotterdam, zich af. Vanuit hier doet de kunstenaar-ontwerper wetenschappelijk onderzoek naar de mogelijk toekomstige aanwezigheid van beren in Nederland. In haar speculatieve project Bear Country wil Ingeveldt vóór de mogelijke migratie van de beren naar Nederland cruciale discussies over het samenleven van mens en dier stimuleren en draagvlak creëren, zodat de overheid zich tijdig voorbereidt. De komst van de beer is immers reëel: door klimaatverandering en ontbossing verspreiden beren zich door Europa. 'Nederland is in de zomer een aanlokkelijk voedselland vanwege de vele fruitbomen', vermoedt ze.

Ingeveldt, afgestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie en een master in Interior Architecture: Research + Design aan het Piet Zwart Instituut, deed eerder al onderzoek naar artificiële natuur. Ze is gefascineerd door de complexe verhouding tussen mens, dier en landschapsinrichting. 'Ik wil verhalen over de rol van de mens in een natuurlijk systeem vanuit een niet-menselijk perspectief vertellen, om te laten zien hoe de mens zich zou moeten gedragen om de balans te herstellen.'

Voor Bear Country nemen de twee ontwerpers de kijker mee op een boeiende, artistieke reis. De tocht in hun omgebouwde Dacia Logan gaat naar Roemenië, Oostenrijk, Italië en Zwitserland; landen waar de beer zich weer laat zien. De grootste populatie beren leeft in Roemenië en is sinds 2016 beschermd. In Italië zijn de uit Slovenië gehaalde beren weer uitgezet om de verzwakte populatie te versterken. 'Wat kunnen wij van deze landen leren voordat dit roofdier naar Nederland komt?'

De onderweg verzamelde objecten, 3D scans en inzichten uit interviews met onder andere biologen, ecologen, milieufilosofen, beren-experts, imkers en herders, worden verwerkt tot een non-lineair verhaal. Dit krijgt de vorm van een immersieve installatie en een documentaire. Hierbij is Van Berkel ook bekwaam in het coderen en volgde Ingeveldt een cursus scenarioschrijven, 3D-animeren en ontwerpen met Blender. Interaction- en mediaontwerper Olivier Otten was haar coach. Dit project over het vinden van harmonie tussen de mens en de Europese berenpopulatie is gelanceerd in TENT Rotterdam en wordt naar verwachting op toekomstige festivals gepresenteerd.

Tekst door Viveka van de Vliet
Nohaila Gamah

Nohaila Gamah

Nohaila Gamah, regisseur en scenarist, studeerde Film & Sociologie aan Amsterdam University College. Ze 'ademt' verhalen vertellen. Geestdriftig zegt Gamah, die afstamt van de Amazigh (vertaald: de vrije mensen), een van de oudste nomadenvolken in Marokko: 'Entertainen zit in de familie. Als er vroeger iets grappigs of geks was gebeurd, vertelden mijn tantes dat terwijl ze stemmetjes opzetten, hun lichaam kronkelend als de persoon die ze nadeden en gebruikmakend van attributen zoals sjaaltjes.'

Gamahs films worden gekenmerkt door een onderhuids gevoel van sociaal commentaar. 'Ik vind het belangrijk om bepaalde normatieve structuren te belichten, die we zelf hebben bedacht of die anderen ons hebben opgelegd. Over hoe we moeten zijn en hoe we zouden moeten leven als vrouw, man, mens in deze wereld. Met mijn films wil ik ruimte creëren, en die beklemmende hokjes waar we toch nooit volledig in passen, openbreken. Zodat we onszelf gaan afvragen waarom we doen wat we doen.'

In de stijl en verhaallijnen van haar films gebruikt Gamah impuls, intuïtie en cross-genres. 'Ik zoek altijd iets vernieuwends en aparts, iets dat dat de kijker niet per se verwacht, maar dat wel het gevoel aanspreekt. Ook mix ik graag genres zoals drama, horror, comedy en fantasy.' Voor haar huidige filmproject deed Gamah onder andere onderzoek naar Female Gaze in Horror. 'Het genre horror is interessant omdat het ruimte heeft gegeven aan vrouwelijke personages die meer kunnen zijn dan alleen als lustobject of echtgenote in dienst van een mannelijk personage. Ik kan met dit genre de diepere en duistere laag van de vrouwelijke psyche onderzoeken.'

Gamah vindt het boeiend om in haar films de diepere laag van de geest en monsterlijke kanten van de mens vanuit verschillende soorten personages en perspectieven te onderzoeken. 'Omdat het laat zien wat we vanbinnen kunnen voelen, maar we niet altijd kunnen delen of begrijpen waar het vandaan komt.'

Gamah besluit: 'Mijn ontwikkeling als regisseur zal altijd doorgaan. De afgelopen tijd heb ik me niet alleen gericht op research naar Afro-Surrealisme, Female Gaze in Horror en Intergenerationeel Trauma, maar ook op schrijven en herschrijven. Ik ben heel erg diep gegaan. Om het te voelen. En de personages te begrijpen. Dat kost veel energie, maar het is ook een interessant proces. Ik wil begrijpen wat precies de kern is. Dan beginnen de personages te leven, op zichzelf. En dat is wat je uiteindelijk wilt als regisseur.'

Tekst door Iris Stam
Nóra Békés

Nóra Békés

Library of Narrative Types is een ontwerpend onderzoek naar cultureel-historische narratives in typografie en letterontwerpen. Nóra Békés startte haar project met een studie van het Romeins majuskelschrift; ook wel capitalis monumentalis genoemd, omdat het uitsluitend uit hoofdletters bestaat. Inscripties werden in steen gegraveerd. Ze vormen de basis van onze huidige hoofdletters.

Békés combineert haar interesse in letterontwerpen, visuele storytelling en designgeschiedenis. Ze vertaalt haar interpretatie van het Romeinse majuskelschrift naar een eigentijds font. De theoretische vragen die in de loop van het proces opduiken zal ze - hoogst ongebruikelijk in de wereld van de typografie - vatten in fictieve verhalen. 'Letters communiceren. Er zitten zoveel verhalen in verborgen, het zijn dragers van boodschappen', zegt ze. 'Als ontwerper merk ik direct het gevoel achter een letter. Ik ben bewust van wat de letters representeren. Er zitten verhalen achter verscholen, zoals achter dit Romeinse schrift de tot slaaf gemaakte mensen die in de steenmijnen moesten ploeteren en vaak bezweken onder het zware werk. Ook het hakken van de letters uit steen is zwaar, maar tegelijkertijd een fascinerend vak dat veel kennis en focus vraagt', ervoer de grafisch ontwerper zelf tijdens haar onderzoek.

Omdat ze oorspronkelijk uit Hongarije komt, heeft Békés een groot deel van haar onderzoek naar het Romeinse majuskelschrift daar gedaan. Ooit, toen dit gebied deel uitmaakte van het grote Romeinse Rijk, werd het schrift ook hier gebruikt en nog steeds zijn er veel beletterde stenen te vinden.

Ze ontdekte dat het majuskelschrift verschillende stijlen had. 'Ik was aangenaam verrast over de diversiteit van de lettervormen. Deze waren vaak losser, eigenzinniger of ruwer in de periferie dan de bekende, verfijnde inscripties uit Rome, zoals die op de zuil van Trajanus. Het is ook interessant om te zien dat de letters door de tijd veranderden waardoor er een grote variëteit is ontstaan.'

De studie van de Romeinse letters vormt het eerste hoofdstuk in de Library of Narrative Types en legt de methodiek van Békés – onderzoekend en verhalend ontwerpen – vast. Vervolgens gaat zij verder met het ontwerpen van een monospace font. Alle bevindingen, teksten en ontwerpen worden op een groeiend online platform gepresenteerd.

Tekst door Viveka van de Vliet
Paul Coenen

Paul Coenen

Ontwerpen voor een eigen show in Parijs, de techniek van hydrovormen leren, professionaliseren en meer commerciële samenwerkingen: zomaar wat doelen die ontwerper Paul Coenen zichzelf dit jaar had gesteld. Gelukkig waren zijn plannen niet in beton gegoten, maar in plaatstaal gevormd, want ombuigen bleek het thema van dit jaar. 'Een prominent doel was om te leren hydrovormen: een industriële en specialistische techniek waarbij stalen buizen vervormen door er onder grote druk water in te pompen.' Het samenspel van mens en machine interesseerde Coenen in deze techniek en is tevens kenmerkend voor zijn werk. 'Delen van mijn werken worden lasergesneden en machinaal gevouwen, maar alles breng ik met de hand samen.'

Coenen maakt zowel kleinere producten als grootse meubelen voor high end galeries. De ogenschijnlijk eenvoudige vormen en het plaatstaal dat hij gebruikt, tonen zijn interesse in materialisering en moderne productietechnieken. 'Mijn gelimiteerde oplagen voor galeries wilde ik dit jaar naar een hoger niveau brengen. Het resultaat was een grote show in Parijs, met vijf nieuwe werken. De investering was groot vanwege de hoge staalprijzen, maar het was het waard. Hier werkte ik sinds mijn afstuderen naartoe.' De laatste jaren werkte Coenen aan verbeterde varianten van zijn afstudeerwerk aan de Design Academy Eindhoven. 'De visie is hetzelfde, maar complexe technische details zijn nu beter uitgedacht. Ik leer het materiaal steeds beter begrijpen en door bijvoorbeeld materiaaldikte, dieptes van insneden en details aan te passen, kon ik mijn ontwerpen perfectioneren. Dat uitdokteren vind ik het leukste, het is steeds een overwinning op jezelf.'

De show betekende een boost voor zijn zelfvertrouwen én business. Het balletje rolt. 'Ik wilde graag voor andere merken ontwerpen en ook dat lukte dit jaar, met twee nieuwe samenwerkingen.' Ondertussen werkte Coenen met vier andere ontwerpers en een investeerder aan de oprichting van een Amerikaans meubelmerk. Het leek hem eerst nauwelijks noemenswaardig, maar groeide uit tot een groot project met potentie. 'Op de Amerikaanse markt kunnen wij, met onze lokale productie in North Carolina en een material minded visie, een verschil maken.' Coenen nam dit jaar ook, zij het wat sceptisch, een coach in de arm. Dat leidde tot waardevolle inzichten. 'Door simpelweg financiën onder de loep te nemen, maar ook door slimmere keuzes te maken in wat ik wel en niet doe.' Er ontstond meer ruimte en rust. 'Voor het eerst kan ik me fulltime richten op mijn eigen praktijk, zonder allerlei bijbaantjes. Gevoelsmatig kwam alles daardoor samen dit jaar.'

Tekst door Priscilla de Putter
Paul Kuijpers

Paul Kuijpers

For trend watcher and designer Paul Kuijpers, also known as drag queen Cindy van der Loan since 2018, drag is a multidisciplinary expression that blends design, performance and fashion into a single narrative. His inspiration comes from the sugar-coated glamour of Hollywood: he loves the shine and sparkle.

That love comes to expression in various forms, such as the theatre show for the opening of Let's talk about Sex month at Parktheater Eindhoven, in which Kuijpers was asked to participate. In collaboration with director Lenneke Maas and DayDayGay, an Eindhoven-based organization for queer culture in which Kuijpers has been involved since its foundation in 2017, he developed the show Come (as Sensitive) as You Are, an exploration of sensitivity in an individualized society. It was a golden opportunity for Kuijpers to develop his artistic leadership qualities in the world of theatre.

Kuijpers is now putting those experiences and his expertise as a trend watcher to use in his own project during a residency at Eindhoven's international platform New Order of Fashion. 'I am researching how drag can be made more sustainable. Designer Valentine Tinchant is helping me learn sewing techniques and design methods that focus on upcycling.' Using these skills, he wishes to use his large collection of clothing to put together a new capsule collection that better suits his professional development. Kuijpers is also developing his skills in the area of performance, taking voguing and waacking lessons from professional dancer and choreographer Shahin Damka.

Kuijpers grew up in a small village, where the concepts of queerness and drag simply had no place. As far back as the second year of primary school, he liked to dress up in a wedding gown. But it was not until age nineteen that he discovered the existence of drag and how it could be a real part of his life. 'I have had an obsession with long hair ever since I was a child. Working with hair is one of the most inspiring things in the world,' says the designer, who – with the same focus on sustainability – also wants to learn how to make his own wigs.

These days, Kuijpers regularly performs as Cindy van der Loan. 'I find it important to show that drag is part of the cultural scene and deserves a platform. In Eindhoven, the nightlife is mostly aimed at a mainstream audience. It could do with a bit of diversity.'

Text by Viveka van de Vliet
Pernilla Manjula Philip

Pernilla Manjula Philip

De wortels van Pernilla Manjula Philip liggen in Zuid-Afrika en Zweden. Ze studeerde aan het Sandberg Instituut, waar ze in 2021 de master Design behaalde. Centraal in de ontwerppraktijk van de social designer staat het kijken naar de mate van toegang tot medische behandelingen, het zoeken naar nieuwe vormen van collectieve zorg en het bevragen van het idee van gezondheid binnen de samenleving. Haar project, dat een voortzetting van eerder werk is, gaat over hacking en medical management. Ze is vooral geïnteresseerd in communities van mensen die onderzoeken hoe ze hun medische behandeling kunnen managen door vormen van hacking en knutselen. Dit brengt andere zaken aan de oppervlakte zoals: wat is veiligheid en aan wiens veiligheid wordt prioriteit gegeven? Manjula Philip licht toe: 'Als men het werkelijke probleem achter open source medische oplossingen ziet, zal duidelijk worden dat er nog veel werk te doen is.'

Het overgebrachte verhaal is gebaseerd op Manjula Philips eigen ervaring met het gebruik van open source code om haar insulinepomp te opnieuw te programmeren. 'In mijn werk experimenteer ik met verschillende benaderingen om mijn ervaringen te delen.' Haar huidige project Post Purpose Pump station is een installatie waarin ze bezoekers uitnodigt om hun eigen verhalen over onconventionele en onofficiële behandelingen te heroverwegen. 'Zelfdiagnose, knutselen en hacken van medische technologie is een gangbare praktijk voor velen van ons die afhankelijk zijn van het biomedische industriële complex.'

In het project stelt Manjula Philip ook het bezit van data ter discussie. 'Wie beschikt over mijn data, wie kan het gebruiken, en waar wordt het voor gebruikt?' Ze bezocht hiervoor onlangs de Wellcome Collection in Londen. Ook was er een try-outworkshop en een mentorsessie met kunstenaar Jesse Darling en schrijver, media-analist en cultuurcriticus Flavia Dzodan. De talentontwikkelingsbeurs heeft de ontwerper in staat gesteld om haar ideeën verder te ontwikkelen, nieuwe vormen van experimenteren te ontwikkelen en geeft haar de unieke kans om haar praktijk in een richting te duwen die voor haar op dit moment zinvol is.

Tekst door Iris Stam
Pim Boreel

Pim Boreel

'Een deep dive in de complexiteit van de oceaan', zo omschrijft audiokunstenaar Pim Boreel zijn onderzoek van het afgelopen jaar. De titel: Aquapocalyps. Hij verdiepte hij zich in de extremiteit en fragiliteit van het systeem, met een focus op diepzeemijnbouw. Een actueel vraagstuk, aangezien de wereld op het punt staat deze manier van grondstofdelving op commerciële schaal toe te staan in het kader van de groene-energietransitie. 'Of zouden we toch nog op tijd leren van onze eerder gemaakte fouten die geleid hebben tot de uitputting van land en mens?'

In zijn onderzoek liet Boreel zich leiden door zijn intuïtie, 'algoritmische kruisbestuivingen' en zijn interesse voor 'ecologisch holisme'. Zo brengt hij de diversiteit en onderlinge verbondenheid van het onderwaterleven in kaart – de verschillende zones en gemeenschappen, het voedselweb etc. Ook zocht hij naar de menselijke invloeden op het onderwaterleven, zoals vervuiling, het constante bombardement aan geluid en de verstikkende sedimentpluimen als gevolg van het winnen van grondstoffen uit de oceaanbodem. Al het gevonden materiaal bracht hij samen in een eigen 'oceanische database' – van wetenschappelijke artikelen tot muzieknummers geïnspireerd door de oceaan, onderwateropnames, video's en spectrogrammen. Deze interdisciplinariteit is wat Boreel 'algoritmische kruisbestuivingen' noemt: een netwerk aan theoretische, materiële en artistieke informatie over de diepzee.

Hij maakte een mix tape; een schets voor een geluidscompositie, opgebouwd uit muzieksamples en geluiden die hij de afgelopen periode verzameld, opgenomen en gecomponeerd heeft. In het muziekstuk daal je als luisteraar steeds dieper onderwater richting de oceaanbodem af. Onderweg word je vergezeld door zingende potvissen, maar ook door het gepiep van menselijke onderwatercommunicatie en het onheilspellende gebrom van machinerie. Door deze wereld te bouwen, probeert Boreel empathie en verbeelding rondom de diepzee op te roepen en zo een brug te slaan tussen wetenschap, emotie en de benodigde gedragsverandering van de mens.

Eveneens belangrijk dit jaar was het positioneren van zijn brede praktijk. Naast deep research bestaat die uit kunst, media en muziek, elk met zijn eigen publiek en community. Hij formuleerde voor zichzelf de stappen die hij de komende jaren zou kunnen nemen om 'tot de punten van intersectie tussen zijn verschillende praktijkrichtingen te komen'. Door na te denken over waar hij heen wil, kwam hij tot het inzicht meer tijd en ruimte te willen voor verdieping. Daarom gaat hij de komende twee jaar de Master Artificial Times aan het Sandberg Instituut volgen: weer een sprong in het diepe.

Tekst door Victoria Anastasyadis
Siddharth Pathak

Siddharth Pathak

'Ik ben een praktische kunstenaar: geef me wat voor materiaal dan ook en ik ga ermee aan de slag.' Tijdens de coronapandemie had Siddharth Pathak alleen een keyboard en een laptop tot zijn beschikking, dus werd geluid zijn expressiemiddel. Afgelopen jaar heeft hij zijn 'sonische universum' uitgebreid. Hij richtte zich op vijf thema's rondom geluidskunst om zijn autodidactische praktijk en rol als performer verder vorm te geven.

Het eerste waarmee Pathak aan de slag ging was een samenwerking met glasblazer Selma Hamstra. Samen hebben ze tien glazen objecten gemaakt die moeten fungeren als resonantiekamers, als geluidsobjecten. Nu overweegt hij twee opties om dit te realiseren. Het kan op een elektronische manier, waarbij hij de objecten uitrust met lichtgevoelige sensoren die een geluidsdatabase activeren als ze worden beschenen door een lichtuitstralend apparaat dat hij in z'n handen kan houden. Op die manier zou het glas een performatief, bewegingsgestuurd instrument worden dat hij niet eens hoeft aan te raken om te bespelen. De andere optie is mechanisch: de objecten worden dan gebalanceerd tussen twee parallelle staven met wielen, aangedreven door een motor. Door de glasvormen met verschillende materialen of substanties te vullen (zand, water), zullen verschillende geluiden ontstaan als de objecten ronddraaien. Het draaien is ook een mooie verwijzing naar het constante draaien dat nodig is tijdens het maakproces van het glasblazen.

Pathak heeft zijn jaar opgebouwd rondom verschillende mentoren. Zo heeft hij naast het glasblazen samengewerkt met instrumentuitvinder Rafaela Andrade en kunstenaar Ronald van der Meijs, die analoge geluidsinstallaties maakt. Met mediakunstenaar Heidi Hörsturz heeft Pathak door Rotterdam gezworven om overal geluidsopnames te maken – van de Maastunnel tot het Museumpark. Deze dienen als basis voor nieuwe composities. 'Ik ben een geluidszoeker en ik hou van niets meer dan van geluiden', zegt hij. 'Het mooiste geluid ter wereld is vogelzang, slechts geëvenaard door het geluid van stromend water.'

Al deze leerervaringen moeten nu gaan samenkomen in een performance met de glasobjecten waarin hij – ook met behulp van een mentor – het aspect tijdsduur onderzoekt, het laatste aandachtspunt in zijn onderzoek naar geluidskunst. 'Het is echt vanwege het Stimuleringsfonds dat ik de kans kreeg om met dit idee aan de slag te gaan en mezelf uit te dagen. Zonder verwachtingen over wat er gaat gebeuren, maar gewoon om te zien hoe het zich ontvouwt en wat er gebeurt met mijn leerreis.'

Tekst door Victoria Victoria Anastasyadis
Sophia Holst

Sophia Holst

In covid-tijd woonde architect Sophia Holst in Brussel en bekeek ze haar omgeving kritischer dan voorheen. Haar oog viel op een onbewoond gebouw. Na onderzoek bleek het perceel al een tijd op de lijst te staan voor renovatie. Ze kwam meer renovatieplannen tegen en verdiepte zich in de woningbouwsituatie in de stad. Later deed ze hetzelfde in Rotterdam en Amsterdam. 'Met name de renovatieprojecten van sociale woningbouw vielen me op. Waarom keren er structureel minder sociale huurwoningen terug na renovatie? Wat gebeurt er eigenlijk met de bewoners? En hoe ervaren zij het gedwongen vertrek uit hun vertrouwde woonomgeving?'

Deze vragen vormden het startpunt van het plan dat Holst indiende bij het Stimuleringsfonds. Met Housing Pain, Healing Strategies doet ze op basis van eigen onderzoek een voorstel voor alternatieve renovatiestrategieën, zonder uitplaatsing van lokale gemeenschappen, en met respect voor de bestaande sociale en architectonische context.

Voor haar project werkt ze samen met onder meer een journalist, verschillende leden van protestorganisaties en technische experts in het renoveren van gebouwen én bewoners. Holst: 'Ik wil graag de stemmen laten horen van de mensen die hebben meegemaakt dat ze moesten verhuizen en niet konden terugkeren of voor wie deze situatie dreigt. In Amsterdam Nieuw-West heeft een groep bewoners zich verenigd in Nieuw West in Verzet. Ze komen in actie tegen woningcorporaties die tegen de belangen in handelen van veel van haar eigen huurders en zich bij renovaties richten op toekomstige kapitaalkrachtige bewoners die meer winst opleveren. Dankzij de vasthoudendheid van deze bewonerscommissie en het protest hebben zij een overeenkomst kunnen sluiten met hun woningbouwvereniging. Op veel meer plekken liggen huurders in de clinch met corporaties en huiseigenaren. En voor jongeren en toekomstige generaties wordt het vrijwel onmogelijk om een betaalbare woning te vinden in de buurten waar ze zijn opgegroeid. Dat met name mensen met een migratieachtergrond worden verplaatst naar de buitenste ring van de stad of zelfs helemaal niet meer in de stad kunnen wonen, doet mij denken aan hoe met de voormalige gastarbeiders in de jaren zeventig werd omgegaan. Naast deze renovatie-casestudy in Amsterdam Nieuw-West, werk ik via archiefonderzoek aan een historisch kader van mogelijke discriminatie in relatie tot interne stedelijke migratie als gevolg van stedelijke vernieuwing en woningbeleid.'

Tekst door Maaike Staffhorst
Steef Offerhaus

Steef Offerhaus

Een ode aan de ravecultuur, de tweakers, nachtbrakers en iedereen die in de uitgaanswereld buiten de gangbare norm valt. Dat is de kern van het project van illustrator en autonoom ontwerper Steef Offerhaus. Raves worden geassocieerd met iets negatiefs: het zijn illegale feesten waar drugs worden gebruikt, is het heersende idee volgens Offerhaus. Hij weerlegt uit eigen ervaring: 'De sfeer op die feesten is juist toegankelijk en mensen zijn zorgzaam. De specifieke waarden van vrije expressie sluiten aan op mijn visie en autonoom makerschap (…) Deze feesten ontstaan als tegenbeweging van de bovengrondse uitgaanswereld waarin weinig plek is voor bepaalde muziekstromingen en de vrijheid om ongeremd uit je dak te kunnen gaan ontbreekt. Daardoor worden er illegale alternatieven gezocht.'

Offerhaus volgde twee jaar de richting illustratie aan de HKU en ontwierp vervolgens voor hiphopartiesten albumcovers, merchandising, kleding, affiches en clips. Maar zijn ambitie was minder commercieel werk maken voor anderen en meer creatief en autonoom werk maken voor zichzelf. Hij ontwikkelde het concept From the Cradle to the Rave, met een zelfontworpen kledingcollectie en zine. En zijn project is natuurlijk niet compleet zonder rave waar alles wat hij mooi vindt aan die cultuur samenkomt. 'Een rave in de Rotterdamse Maassilo met een paar duizend man, vette dj's, stroboscopen, modellen on stage in mijn kledingcollectie, eigen visuals en aansluitend een expositie in Amsterdam met foto's en films', schetst hij zijn ideaal.

Inmiddels heeft Offerhaus het vooronderzoek naar de ravecultuur afgerond. Wat is het eigenlijk? Ravers en skaters, maar ook mensen uit de tattoo-scene vormen een niet eenduidige groep met een overkoepelende mentaliteit; je zou ze recalcitrant, compromisloos en vrijgevochten kunnen noemen. Hij nam interviews af met mensen wiens keuzes in het leven zijn beïnvloed door de rave-scene of die theoretisch onderzoek hebben gedaan, zoals Steven Pieters, organisator van illegale housefeesten en bezoeker van illegale raves Joost Goudriaan. Ook luisterde hij naar podcasts, zag films, documentaires en las nieuwsberichten.

Gabbers met kale koppen in trainingspakken en op Nikes, zijn een bekend beeld uit zijn jeugd. Daarom bestaat zijn collectie uit deze kledingstukken met prints die refereren aan de klassieke kunstgeschiedenis. 'Ik selecteer expressionistische meesterwerken van kunstenaars die in hun tijd controversieel waren en die net als de rave-scene een eendimensionaal stigma opgeplakt kregen. Die schilderijen ga ik met mijn eigen handschrift omtoveren tot kleurrijke graphics, gedragen door modellen en vastgelegd door fotograaf Lois Cohen.'

Tekst door Viveka van de Vliet
Stephanie Idongesit Ete

Stephanie Idongesit Ete

Architect en design researcher Stephanie Idongesit Ete studeerde in 2021 af aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Het doel van haar werk – onderzoek van ontwerp gericht op de bebouwde omgeving in de Sub-Sahara-Afrikaanse context – is storytelling, via de taal van architectuur en door het lezen van de architecturale context. Idongesit Ete licht toe: 'Er is zoveel te leren en te ervaren over een plek door zijn bebouwde omgeving, door het inzicht krijgen in de samenleving, cultuur en complexe geschiedenis bij de vormgeving van bebouwing. Ik wil dat mijn werk dit benadrukt in de Afrikaanse context, het leesbaarder maakt voor andere architecten, studenten en ontwerpers.'

Dit jaar maakt Idongesit Ete een onderzoekexpeditie naar Lagos, Accra, Dakar en Abidjan, waar ze de materiële cultuur nader observeert en vastlegt. Ze vertelt enthousiast waarom ze juist voor deze West-Afrikaanse plaatsen koos: 'Ik ben gefascineerd door het uitdijende stadsgebeuren langs de kust en de agglomeratie van meerdere West-Afrikaanse steden, nieuwsgierig naar wat de ruimtelijke overeenkomsten of verschillen langs deze kustconcentratie kunnen zijn. Dakar leek me het meest logische deel van deze uitgestrektheid en Abidjan leek me geschikt door zijn culturele overeenkomsten met Accra en de geomorfologische overeenkomsten met Lagos. Verder ben ik benieuwd naar de verschillen en overeenkomsten tussen Franstalig en Engelstalig West-Afrika en hoe dat de architectuur van deze steden mogelijk beïnvloedt.'

Idongesit Ete bezocht inmiddels Dakar en Abidjan, waar ze respectievelijk 17 en 12 dagen verbleef. 'In Dakar bezocht ik een steen- en een wandtapijtfabriek om de invloed hiervan op de bebouwde omgeving te zien, ik bezocht veel verschillende delen van de stad en ontmoette een scala aan makers, ontwerpers en architecten, waardoor ik een goed beeld kreeg van de beroepspraktijk en mijn netwerk kon vergroten. In Abidjan gebeurde hetzelfde, maar op kleinere schaal: ik kwam in contact met een aantal architecten en bezocht projecten in verschillende bouwfasen.'

In Accra en Lagos wachten binnenkort nieuwe indrukken en ontmoetingen. Zo zal Idongesit Ete er workshops gaan volgen en zullen er curatiemomenten zijn. Haar bevindingen komen samen in de productie van Anthology of Collages, een compilatie van artistiek vertaalde observaties – gemaakt met hulp van beeldend kunstenaar Aàdesokan – die kan dienen voor toekomstig onderzoek of bouwprojecten in de bezochte steden. Idongesit Ete: 'Na de onderzoeksfase is het genereren van publiciteit en presentatie de volgende stap. Uitzoeken hoe ik de uitkomsten kan presenteren op een manier die waardevol is voor anderen.'

Tekst door Iris Stam
Sunjoo Lee

Sunjoo Lee

Sunjoo Lee ontwerpt onder andere gereedschappen, sensorische robots en videokunstinstallaties waarbij ze technologie en ecologie samenbrengt. 'Ik creëer een hybride wereld waarbij geavanceerde technologie een essentiële mediator is tussen mens en natuur.' Lee bracht haar praktijk daarvoor zoveel mogelijk naar buiten: ze werkt aan twee researchprojecten in de natuur. Voor Terra Invasion observeert ze kustvogels in de Nederlandse Waddenzee en de Gele Zee tussen China en Zuid-Korea. Ook vergelijkt ze de ecologische systemen met elkaar. Hierbij wordt ze geadviseerd door kunstenaars Mark IJzerman en Sema Bekirovic.

Lee volgde een residency op de mudflats in Zuid-Korea. De natuurwaarde van dit enorme getijdegebied is vergelijkbaar met het Nederlandse waddengebied. Ze observeert het getij en verschillende soorten krabben. In de Waddenzee volgt ze, met ecoloog Allert Bijleveld en zijn team, migrerende vogels. Waarom vogels? 'In de stad delen mensen en vogels dezelfde omgeving. Het zijn geen huisdieren, maar ik kan ze wel observeren. Ik ben gefascineerd door de lange afstanden die vogels twee keer per jaar overbruggen om elders te overwinteren. Zoals de koekoeken, die tienduizenden kilometers van Zuid-Korea naar Oost-Afrika vliegen.'

Voor haar Waddenzee-project haalde ze inspiratie uit een nachtelijke tocht met een boot naar het vogelreservaat Griend, waar vogels worden gevangen en geringd zodat ze gevolgd kunnen worden. Die ervaring in het pikdonker, de zwerm vogels, de golven en wind, de zilte geur van de zee en lichtgevende algen, verwerkt ze in een multi-sensorisch kunstwerk met beeld, geluid en door wetenschappers verzamelde migratiedata. Hiervoor ontwikkelt Lee een algoritme. 'De connectie en overlap tussen mens en natuur wordt zichtbaar. Wij observeren de vogels die over onze steden en dorpen vliegen, maar je kunt het ook andersom bekijken: zij observeren ons van bovenaf.'

Tree-001 is ontwikkeld samen met ontwerpers Timm Donke en Seokyung Kim. Ze volgen een eikenboom in een bos gedurende zijn leven, via een livestream. Ook hier brengt Lee twee werelden samen. Terwijl de livestream snel veel data verslindt, groeit de boom langzaam en sterft pas na zo'n duizend jaar. Om de technologie op een verantwoorde manier te gebruiken, doet ze onderzoek naar manieren om de livestream ecovriendelijker en goedkoper te maken. Licentievrije radiofrequenties verkrijgt ze via open source technologie. Ook ontwikkelt ze methodes om elektriciteit op te wekken uit tuinaarde, waar microben organisch materiaal afbreken en daarbij vrije elektronen produceren. Hiermee kan Lee een camera van stroom voorzien. Het experiment met de 'geoogste energie', in een batterij opgeslagen, presenteert ze tijdens Dutch Design Week 2023.

Tekst door Viveka van de Vliet
Taya Reshetnik

Taya Reshetnik

'De verhalen die semipublieke plekken te vertellen hebben intrigeren me. De stedelijke omgeving beïnvloedt ons voortdurend, ook al gebeurt dat vaak onbewust,' zegt multidisciplinair ontwerper Taya Reshetnik. Haar interesse ligt bij het visualiseren van die verhalen, waarmee ze laat zien hoe het ontwerp, gebruik en de perceptie van de publieke ruimte steeds verandert. Dat doet ze niet met statisch beeld of documentaires, maar met videocollages die met kunstig in elkaar vervlochten fragmenten een fictief verhaal vertellen – gebaseerd op feiten uit de geschiedenis.

Reshetnik heeft een grote fascinatie voor plekken waar mensen op doorreis zijn, zoals vliegvelden en treinstations. Het is vooral het tussengebied tussen het punt van aankomst en het punt van vertrek dat haar boeit. 'Dat is een soort limbo dat toch grote impact heeft op onze identiteit en kwaliteit van leven.' Tijdens haar studie stuitte ze op het verhaal over iemand die in de jaren zestig maar liefst 87 dagen op Schiphol verbleef. Deze reiziger deed iets wat niet de bedoeling is op een luchthaven, maar wat kennelijk wel mogelijk was. Het afgelopen jaar is Reshetnik er weer in gedoken: 'Hoe kan zo'n gebeurtenis onze opvattingen over een vliegveld veranderen?'

Ze begon informatie te verzamelen over het voorval en de omgeving waarin het plaatsvond. Het ging om de Nederlandse Yvonne Paul, die wegens gebrek aan een verblijfsvergunning de VS was uitgezet naar Nederland in oktober 1967, maar die na aankomst op Schiphol besloot om het vliegveld niet te verlaten. Reshetnik zocht naar getuigen, dook in archieven, struinde het internet af en kwam in contact met architectuurhistoricus Isabel van Lent, coauteur van een boek over het ontwerp van Schiphol in die tijd. 'Ik heb haar daarover geïnterviewd voor mijn videoproject, om een beter beeld te krijgen van de omgeving tijdens die lange dagen op het vliegveld.' Momenteel doet ze antropologisch onderzoek naar overgangsrituelen, waarin ze een parallel ziet met transitgebieden.

Met archiefbeelden, eigen filmmateriaal en foto's, krantenartikelen, zelfgemaakte 3D-visuals wordt nu gepuzzeld op het narratief. Daarbij experimenteert Reshetnik met nieuwe technieken en plug-ins, waarmee je bijvoorbeeld 2D foto's op een 3D digitaal landschap kunt projecteren. Na de zomer gaat ze met een sound designer zitten voor de soundscape. 'Ik zit nu nog midden in de montage, het is echt work in progress: de publicatie van het resultaat staat gepland in oktober.'

Tekst door Willemijn de Jonge
The Nightmare Disorder

The Nightmare Disorder

Ze zaten tegenover 'de moeder van de fantasykostuums' Jany Temime, die de kostuums voor zes Harry Potter films en House of the Dragon ontwierp. 'Ik snap eigenlijk niet wat jullie hier doen,' zei zij, doelend op de successen die het ontwerpersduo van The Nightmare Disorder al heeft geboekt op dit gebied. Met hun kostuum voor het optreden van The Countess in de tv-serie Drag Race Holland maakten Benji Nijenhuis en Nemo Cheminée furore in de dragqueen community. 'Dat was helemaal te gek,' zegt Nijenhuis, 'want bij dragqueens gaat het echt om character building. We creëren veel liever complete personages dan dat we winkels vullen met mode.' Hij vertelt hoe ze elkaar al tijdens hun opleiding aan ArtEZ vonden in hun voorliefde voor fictieve droomwerelden. Het onderbewuste fascineert hen, dat brengen ze graag tot leven voor een groter publiek; de wereld van de fantasyfilms trekt.

Om die tak van de filmindustrie voor zich te winnen, werken ze nu aan een portfoliocollectie. Daar gingen maanden van onderzoek en oefening aan vooraf. Ze gingen naar Londen, waar ze niet alleen Jany Temime het hemd van het lijf vroegen, maar ook in de kostuumcollectie doken van verschillende musea, zoals het Victoria and Albert Museum, waar ze zich lieten inspireren door de kostuums van het koningshuis uit de 16e en 17e eeuw. Terug in Nederland leerden ze zelf historische kostuums maken van Angela Mombers van Walking through History, die hen wegwijs maakte in ambachtelijke technieken, materialen en patronen. Onder haar hoede realiseerde het duo een aantal eeuwenoude kledingstukken, zoals een plunderhose, een doublet of rebatokraag.

Van alles wat ze het afgelopen jaar gedaan hebben, zie je wel iets terug in de collectie die ze nu aan het maken zijn. Cheminée: 'We hebben onderzocht welke tools we nodig hebben om de fantasyfilmwereld te veroveren; de wereld die we ermee willen verbeelden komt voort uit onze eigen fascinaties.' Voor hun debuutcollectie is dat het leven na de dood, ze zijn vol overgave karakters aan het ontwikkelen voor The After Life of the Nightmare Disorder. Deze fictieve wereld gaat aan de haal met digitale archetypen die tot de verbeelding spreken: ghosts, trolls, haters, influencers en followers. Het wordt vervreemdend en uncanny zeggen ze, maar ook koninklijk en uitbundig: 'Het wordt niet per se heaven or hell, het wordt een plek waar je mag zijn wie je wil zijn.'

Tekst door Willemijn de Jonge
Timaeus

Timaeus

Aan de Willem de Kooning Academie ontpopte digitaal kunstenaar Tim van Hooft (Timaeus) zich tot een maker van videoinstallaties, digitale werelden en games. 'Ik startte in de richting grafisch ontwerp, maar switchte naar autonome beeldende kunst.' Zijn werk bevindt zich daar tussenin: met game engine software maakt hij digitale, speculatieve werelden. 'Bij worldbuilding dompel je mensen onder in een nieuwe plek of ander verhaal. Ik doe dat digitaal.' Hij digitaliseert soms duizenden foto's van bijvoorbeeld een boomstronk. Zo neemt hij stukjes uit de werkelijkheid mee naar zijn nieuwe wereld.

Van Hooft vindt zichzelf een digitaal verhalenverteller, dus de stap naar film was niet verrassend. Dit jaar werkte hij aan een korte film. Sluit je ogen en visualiseer: gelaagd opgebouwde korstmossen, begeleid door stemmige muziek en een gedicht. Van Hooft neemt je mee in een verhaal waarin natuurlijke elementen ceremonieel de titel van martelaar ontvangen. Het idee ontstond tijdens een bezoek aan een kerk in Oostenrijk. 'Voor het eerst zag ik daar martelaren, uitgedost met sieraden, edelstenen en weelderige kleding.' Zijn interesse was gewekt en hij besloot hetzelfde narratief op de natuur toe te passen. Het is zijn manier om aandacht te vragen voor de barre klimaatomstandigheden. 'Martelaarschap is historisch gezien aan mensen voorbehouden, ik wilde die titel aan de natuur geven en zo onze antropocentrische blik bevragen. Niet om mensen iets op te leggen, maar om hen te bereiken en hopelijk te activeren. Het is mijn manier om met moeilijke vraagstukken om te gaan.'

Het maken van zijn film kostte aanzienlijk meer tijd dan gedacht. 'Gelukkig had ik de tijd, maar een lineaire film had ik niet eerder gemaakt dus het was een kwestie van trial and error.' Samenwerkingen brachten hem verder. 'Het was één van de grootste openbaringen van dit jaar. Met mijn onderwerp kon ik zoveel kanten op, dat het moeilijk was te kiezen. Een andere 3D-ontwerper, Famke Immelman, dacht mee waardoor ik stappen kon maken.' Vervolgens moest de film nog in een tijdframe van 8,5 minuten worden geperst. 'Voorheen maakte ik nonlineare installaties, nu moest ik denken in een begin, midden en eind. Dat is de grootste leercurve geweest, net als het visueel vangen van het verhaal.' Dít verhaal kreeg een happy end, want de film is af en wordt verspreid en gepromoot. Ondertussen zet Van Hooft alweer de eerste stappen naar een nieuwe wereld. 'Onder begeleiding van een gids bezocht ik een van de laatste Europese oerbossen, in Polen. Daar verzamelde ik materiaal voor hopelijk een volgende project.'

Tekst door Priscilla de Putter
Timothy Scholte

Timothy Scholte

Het afgelopen jaar stond voor modeontwerper Timothy Scholte in het teken van een carrièreswitch. Jarenlang werkte hij als verpleegkundige, ook tijdens zijn bachelor Textile and Fashion Design. 'Ik wilde weer doen waarvoor ik aan de KABK had geleerd, maar vond het lastig de draad op te pakken.' Een sterke draad moest dat zijn, voor de acht leren outfits en vier draagbare sculpturen uit zijn nieuwe collectie. Daarin speelt Scholte met lichaamsvormen. Zijn sculpturen van metaal en leer maken bijvoorbeeld het silhouet groter en breder. 'Het menselijk lichaam fascineert me, net als onze blik daarop en de wijze waarop het vorm geeft aan ons lichaam en onze identiteit.'

Scholte laat zich door van alles inspireren – van games tot het fetishfestival Folsom – maar werkt zeer intuïtief. Zijn collages vertaalt hij zelf naar een driedimensionaal product door te passen en te lassen. Draperen met metaal, zo noemt hij het. 'Op die metalen frames bevestig ik leer zoals anderen draperen met stof op een mannequin. Al doende kom ik tot een vorm.' Scholte wilde dit jaar ook met siliconen en een 3D-printer werken. Dat bleek te ambitieus. 'Een jaar vliegt voorbij, ik moest focus aanbrengen en koos voor leerbewerking. Motorkleding fascineert me in het bijzonder. Het is gemaakt om te beschermen, met al die padding, maar maakt ook dat je gespierder oogt. De paradox tussen beschermen en seksualiseren, tussen masculine en queer, vind ik spannend.' Hij volgde cursussen in leerbewerking, maakte tassen, haalde tweedehands motorkleding uit elkaar en maakte er nieuwe stukken van. 'Van een deel van de subsidie kocht ik nieuwe machines waarmee ik leer kan naaien en gekke hoeken kan maken. Ik maak nu beter afgewerkte stukken, dat is hoopgevend. Ik ben ontwerper, maar ik vind het ambacht net zo belangrijk.' De wens om met siliconen en een 3D-printer te werken, blijft. 'Ik wil graag prothetische siliconen stukken maken, gecombineerd met leer.'

Opnieuw starten was voor Scholte de grootste uitdaging. 'Mijn perfectionisme zit me in de weg, daarom deed ik wat ik de kinderen leer die ik in de Haagse Schilderswijk les geef: ik start met een collage, zonder daar een eindproduct aan te verbinden. Als ik maar gewoon begin, heb ik voor ik het weet een nieuwe collectie gemaakt.' Die collectie presenteert hij in Eindhoven tijdens de Dutch Design Week en in Rotterdam met een performance. 'Ik onderzoek met ballroomdansers hoe zij in mijn draagbare sculpturen – in een gedwongen houding – toch vrij kunnen bewegen.'

Tekst door Priscilla de Putter
Tymon Hogenelst

Tymon Hogenelst

Al vijftien jaar komt Tymon Hogenelst in de Italiaanse regio Ligurië. De seizoenen bepalen zijn bezigheden: olijven oogsten, snoeien enzovoorts. Het afgelopen jaar deed hij een onderzoek naar het archetype 'hek' in die omgeving. Een persoonlijk project dat in het verlengde ligt van zijn dagelijkse praktijk. Samen met Jesse van der Ploeg vormt hij architectenbureau Studio Wild. Zij houden zich vooral bezig met locatiespecifieke, verhalende projecten. Om iets te kunnen bouwen wat echt van díe plek is, is het van belang daar voor langere tijd te verblijven. 'Dat is een van de dingen die de talentontwikkelingsbeurs mij heeft geboden: als je voor een opdrachtgever werkt, is er vaak minder ruimte voor dit soort verdieping, voor een wat onderzoekender houding, die niet per se meteen tot een keihard, concreet eindresultaat leidt.'

Het vertrekpunt was een fotoserie die Hogenelst eerder in een vallei in Noord-West-Italië maakte van alle hekken die (moes)tuinen en boomgaarden omsluiten. Ze zijn gemaakt van lokaal overgebleven materiaal, zoals beddenspiralen en stukken wapeningsnet. Provisorisch, maar ook pragmatisch. 'Sommige mensen zouden het misschien trashy noemen, of zelfs lelijk. Maar naar mijn mening heeft het juist een architectonische kwaliteit die ik ook in traditionele vormen van bouwen terugzie. Een vindingrijkheid van materialen die je in je nabijheid vindt, om die opnieuw te ordenen of te herinterpreteren. Ik zou het willen zien als de hedendaagse materiaalcultuur van het Ligurische platteland.'

Naast een daadwerkelijk gebouwd hek, schrijft Hogenelst ook een essay over de verhalende kant van zijn onderzoek en de rol van 'stilzwijgende kennis': wijsheden, gebruiken en trucjes die op vanzelfsprekende wijze worden doorgegeven van generatie op generatie en die vaak heel specifiek voor de locatie zijn. Hoe maak je een drooggestapelde muur? Welke stenen gebruik je daarvoor? Onder hoeveel graden liggen die stenen op elkaar gestapeld en in welk verband?

De behoefte aan hekken ontstond in dit gebied door een samenspel van natuur en cultuur. Rond 1800 ging men de bergwanden bedwingen door muren en terrassen te bouwen, waardoor landbouw mogelijk werd. Tegelijkertijd verdween door de jacht het wilde zwijn uit de omgeving. Met de leegloop van het platteland in de twintigste eeuw kwam deze 'bulldozer' echter weer terug en moesten de gewassen worden beschermd. Hogenelst ziet zijn ontwerpend onderzoek in het verlengde van deze ontwikkelingen: 'Je zou kunnen zeggen dat het inspeelt op een sociaal, ecologische trend die zich hier voltrekt en zich daartoe probeert te verhouden.'

Tekst door Victoria Anastasyadis

Adam Centko

Al tijdens zijn studie Interactive/Media/Design (IMD) aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten organiseerde Adam Centko een jaarlijks guerrillafilmfestival in de duinen van Den Haag: Sand Nudes. De gevestigde filmfestivals nemen zichzelf in zijn ogen een tikje te serieus, met een selectiebeleid waarbij je al met een bekende producer moet werken om binnen te komen en het onderwerp niet te luchtig mag zijn. Zijn bad cinema appreciation society pakt dat heel anders aan: iedereen mag meedoen, en de fun factor staat hoog in het vaandel – hoe kun je mensen anders motiveren om aan cinema te beginnen?

Het initiatief komt voort uit Centko's fascinatie voor bewegend beeld en alle parallelle realiteiten die je daarmee kunt creëren. De installatie waarmee hij afstudeerde, Silicon Sights, verkent de grensovergang tussen fysieke landschappen en hun digitale replica's, en hoe mensen zich in beide werelden bewegen. Dit project liet al zien hoe de digitale wereld afhankelijk is van de energiebronnen en technieken die wij eraan toewijzen. Geboeid door de infrastructuur achter het scherm, besloot Centko zijn onderzoek te verdiepen. Hij werkt aan de documentaire Invisible Infrastructures: 'We hebben het altijd over “the cloud”, wat heel romantisch klinkt. Maar in feite is dat een mooi woord voor gigantische datacenters.'

Hij ging achter de feiten aan: 'Hoeveel elektriciteit is er nodig voor een Instagram-post? En waar komt die elektriciteit vandaan?' In antwoord op die laatste vraag bezocht hij een kolenmijn in Duitsland. Hij dook in de silicium kristallen waar microchips van zijn gemaakt. Maar besloot gaandeweg ook de zachte waarden erbij te betrekken. 'Die kristallen zijn niet alleen cruciaal om de digitale techniek te laten werken, maar hebben kennelijk ook helende eigenschappen voor de mens.' In het verlengde daarvan liet Centko de techniek bijna helemaal los op een off-grid reis door het oerwoud van Maleisië. Bijna, want hij nam wel een camera mee om de droomwereld vast te leggen die hij in het echt om zich heen zag.

Bij een cursus aan het Berlin Art Institute over NFT's, onderzocht hij weer een heel andere kant van het digitale spectrum. Zo beweegt Centko voortdurend heen en weer tussen het digitale domein en het fysieke, in een poging de waarde van beide te vangen. Zijn laatste werk, Garden of Aether in opdracht van Slagwerk Den Haag, onderzoekt de impact van simulatie. Een zelfgebouwde computer laat een autonome cameraman zijn eigen digitale leven leiden – tot het te veel wordt en de simulatie crasht. 'Anders dan bij video laat je bij simulatie de controle los, die geef je aan de computer. Daarmee wordt het een soort videogame die zijn eigen spel speelt.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Alexander Beeloo

Alexander Beeloo

Architect Alexander Beeloo groeide op bij de Nieuw-
koopse Plassen, in Zuid-Holland. Het afgelopen jaar onderzocht hij, tegen de achtergrond van grote vraagstukken van
dit moment zoals bodemdaling, CO2-uitstoot en de materiaaltransitie in de bouw, toekomstbestendigheid van dit ge-
bied als mogelijk productielandschap voor bouwmaterialen.
'De dualiteit van deze plek spreekt me aan: Er is agrarisch ge
bied en natuurgebied waarin riet wordt geoogst, dat wordt
kun je onbevooroordeeld naar een ontwerpvraagstuk kijken' gebruikt voor dakbedekking en gevelbekleding.

Door al deze 
'Als je niet in opdracht werkt, functies en processen te bestuderen, kun je een passend antwoord geven op lokale vraagstukken.' Beeloo's antwoord
in het kort: Leg een mozaïeklandschap aan met gemengde functies, waarin ruimte is voor veeteelt, natuur, 'natte teelt' 
van riet en lisdodde, en de verwerking van deze lokale gewas
sen tot bouwmaterialen.
Tijdens zijn onderzoek keek Beeloo steeds ook kri
tisch naar zijn eigen rol: Hoe kan ik me, als architect, verhouden tot dit vraagstuk (dat aan zoveel grote thema's raakt)?

Hoe kan ik de mogelijkheden van dit gebied verbeelden zodat ik iedereen bewoners, opdrachtgevers, boeren meekrijg in de verandering die nodig is? 'Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid als ontwerper om niet alleen kennis te ontwikkelen maar om ook te overtuigen.'
Zo toonde Beeloo tijdens een expositie in Nieuw koop materiaalstudies van onder andere lisdodde, riet en hennep materialen die lokaal kunnen worden verbouwd en bewerkt: 'Wanneer mensen zo'n materiaal kunnen voelen en ruiken, ontstaat er een gesprek. Je merkt dan dat mensen openstaan voor verandering en experiment.' Naast het materiaalonderzoek werkt Beeloo aan een ontwerp voor een uitkijktoren opgetrokken uit lokale bouwmaterialen. 'De toren is een illustratie van mijn onderzoek.

Niet alleen komen lokale materialen erin terug, ook kun je vanuit de toren kijken naar het nieuwe landschap, zoals ik me dat voorstel.' De komende tijd wil Beeloo zich explicieter richten 'Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid
ontwikkelen, maar om ook te overtuigen'
op zijn profilering als architect. Bij voorkeur is hij nauw betrokken bij de bouw van zijn ontwerpen en werkt hij op verschillende schalen: van het landschap in zijn totaliteit tot de schaal van materiaalgebruik en het architectonische detail. De vrijheid en autonomie die Beeloo ervoer afgelopen jaar mogen ook onderdeel worden van zijn identiteit: 'Als je niet in opdracht werkt, kun je onbevooroordeeld naar een ontwerpvraagstuk kijken en naar alle betrokken partijen luisteren. Ik hoop dat ik die open, onderzoekende houding kan vasthouden in toekomstige opdrachten.'

Tekst: Merel Kamp
Ameneh Solati

Ameneh Solati

Tijdens haar masterstudie aan de Royal London School of Art realiseerde Ameneh Solati zich dat een architectuurpraktijk ook kan bestaan uit het door een ruimtelijke lens naar de wereld kijken. Ze besloot als onafhankelijk onderzoeker verder te gaan. Voor haar onderzoek maakt ze gebruik van verschillende disciplines: van architectuurontwerp tot film en beeldende kunst, van lesgeven tot schrijven
'Hoe worden machtsdynamiek en verzet in perifere omgevingen uitgespeeld' en redactionele werkzaamheden. 'Mijn praktijk is gericht op het onthullen van ruimtelijke kennis die in een meer traditionele architectuurpraktijk niet wordt geactiveerd.'

Solati zet die disciplines in om verhalen te vertellen, om nieuwe inzichten en perspectieven op urgente vraagstukken te verwerven. 'Als ik terugkijk op alles wat ik tot nu toe heb gedaan, gaat mijn werk over alternatieve manieren van leven. Ik onderzoek hoe mensen leven die, gewild of ongewild, buiten de maatschappij vallen, die zich proberen te onttrekken aan wat maatschappelijk acceptabel wordt gevonden en bestaande systemen die dominant, extractief of uitbuitend zijn, proberen te weerstaan.'

In eerste instantie zond Solati een voorstel in voor een onderzoek naar alternatieve, culturele productie in Europa en meer specifiek Nederland. 'Maar ik besloot mijn aandacht te verleggen naar een ander project waar ik in dezelfde periode aan werkte en dat momentum kreeg. Dat is in essentie vergelijkbaar, maar speelt zich in een totaal andere context af.Het gaat over de Mesopotamische moeraslanden in Irak en de manier waarop de inheemse bewoners en het milieu er gedurende een geschiedenis van duizenden jaren zijn onderdrukt. De meeste moerassen werden begin jaren negentig drooggelegd. Het gebied kampt nu met catastrofale problemen als gevolg van waterpolitiek en klimaatverandering. De moerassen zijn een waterrijk gebied in het zuiden van Irak. Het was een uniek ecosysteem, huis van de inheemse bevolking en diverse niet menselijke soorten. Ik richt me op hoe machtsdynamiek en verzet in perifere omgevingen worden uitgespeeld om nationale verhalen uit te dagen. Mijn onderzoek gaat over de vraag hoe thema's als verzet, overheid, samenleving, gender, productie en ecologie beter kunnen worden begrepen in de context van dit specifieke gebied.'


Solati werkt inmiddels als redacteur voor het onlineplatform Failed Architecture en met lesgeven aan de Rietveld Academie in Amsterdam en de Design Academy in Eindhoven. 'Naast het onderzoek, heb ik gewerkt aan mijn schrijf- en redactievaardigheid.De talentontwikkelingsbeurs gaf me de vrijheid om in te gaan op de bronnen en kansen die op mijn pad kwamen, maar deze ook voor mezelf te creëren. De volgende stap is een veldonderzoek in Irak en uitvinden wat de beste manier is om op alle onderzoeksresultaten te reageren.'

Tekst: Lotte Haagsma
Anastasia Eggers

Anastasia Eggers

Anastasia Eggers heeft zich altijd al afgevraagd hoe ons complexe voedselsysteem werkt. Met Migrating Seasons, haar onderzoek naar migrerende seizoensarbeid, de fragiliteit en complexiteit van het voedselsysteem en de geopolitiek, komt ze dichter bij een antwoord. Ze nam de Nederlandse landbouw en voedselcultuur als startpunt. 'Het onderwerp is voor mij een manier om iets over de wereld te zeggen. We leven in een “post-seizoenenwereld”, want al gezamenlijke oogst te vieren' les is het hele jaar verkrijgbaar. Het verbouwen, oogsten en 'Onderdeel van het project consumeren van voedsel is niet meer afhankelijk van natuurlijke factoren.' Je zou haar een actieonderzoeker kunnen noemen:'Ik participeer in mijn eigen onderzoek om mijzelf vertrouwd
te maken met de context.' Zo werkte Eggers voor dit project tijdelijk in een groentekas in het Westland waar ze mensen interviewde en de oogst in het hoogseizoen, de overgang naar het winterseizoen en de voorbereiding op weer een nieuw seizoen op film vastlegde.


Het tastbare resultaat van haar participerende onderzoek is onder andere de uitgave van een hedendaagse interpretatie van de traditionele boerenalmanak, een kalender waarop wordt gedocumenteerd wat gedurende het jaar in de landbouw nodig is, zoals kennis over de zaaitijd, getijdetabellen en weersvoorspellingen. Door de wereldwijde handel en de modernisering van de technologie binnen de landbouw, raakte deze almanak 'uit de mode', samen met de rituelen en vieringen rondom de oogst. Eggers' boerenalmanak moet hier nieuw leven inblazen door nieuwe seasonal narratives te vertellen en inzichtelijk te maken wat voor ons verborgen blijft binnen het voedselsysteem.

Want wie zijn de betrokken partijen, hoe werkt de migratie van seizoenarbeiders en voedsel, en hoe zit het met de onderlinge afhankelijkheid van internationale handelsrelaties? Op een tijdlijn in de kalender licht ze thema's uit die onderwerp zijn van nieuwe, speculatieve rituelen rondom de oogst. Zoals een ritueel om de gezamenlijke oogst te vieren, of de overdracht van de aubergineoogst van het Westland naar het de andere grootste aubergine-exporteur van Europa in het Spaanse Almeria, gevisualiseerd met een Olympische fakkel als metafoor

Op verschillende momenten in haar onderzoek werkt Eggers samen, zoals met dr. Clemens Driessen van de Universiteit Wageningen die onderzoek doet naar de geschiedenis en toekomst van het Westland, en met grafisch ontwerper Benjamin Sporken die haar adviseert over de grafische laag in de boerenalmanak.

Tekst: Viveka van de Vliet
Angeliki Diakrousi

Angeliki Diakrousi

Angeliki Diakrousi studeerde architectuur in Griekenland en Experimental Publishing aan het Piet Zwart Institute in Rotterdam. Ze bouwt vanuit haar interesse in de sociale aspecten van technologie en design aan een interdisciplinaire praktijk. 'Ik ben geïnteresseerd in de politiek van sociale media en hoe deze digitale infrastructuur zich verhoudt tot de fysieke, publieke ruimte van de stad. De manier waarop die ruimtes zijn ontworpen, werkt vaak beperkend. Mensen hebben verschillende manieren om de wereld te begrijpen, ik geloof erin dat
die verschillen in de stad en online moeten kunnen bestaan. Het bedenken en verbeelden van andere, techno sociale toekomsten, dat is waar ik me samen met Varia, de collectieve praktijk in Rotterdam waar ik deel van uitmaak – mee bezig houdt.'


De afgelopen periode werkte ze aan twee projecten. Hunting Mosquitos gaat over de inzet van de Mosquito in Rotterdam om te voorkomen dat jongeren in de publieke ruimte rondhangen. 'Het is allereerst een sociaalpolitiek vraagstuk dat ik vanuit een artistiek onderzoek benader.' Het tweede project is een collectief onderzoeksproject van een groep, overwegend Griekse, performers, kunstenaars en architecten. 'WordMord gaat over taal, code en trauma. Hiervoor ontwikkelen we performatieve acties en digitale tools, scripts en programmeerexperimenten. Ons onderzoek beweegt tussen taal, kunst en technologie. We vragen aandacht voor het geweld in de Griekse taal. Dat gaat niet alleen over de gesproken taal, maar ook over de technologische taal, de code, die de bias die in de gesproken mensentaal bestaat, soms reproduceert.'

Diakrousi gebruikte haar ontwikkeljaar vooral om te reflecteren op haar positie als onderzoeker en maker en de manier waarop ze haar praktijk vorm wil geven. Ze bezocht uitgebreid de Documenta in Kassel, waar ze veel leerde over collectief werken. 'In Kassel spraken we bijvoorbeeld over hoe je kunt omgaan met gezamenlijke budgetten.' Ondertussen experimenteert ze met verschillende presentatievormen. Voor Hunting Mosquitos organiseert ze bijvoorbeeld wandelingen langs plekken in Rotterdam, Oslo en Amsterdam, om deelnemers de impact van de technologie te laten ervaren. Ze gaf workshops tijdens het tweejaarlijks festival Art Meets Radical Openness (AMRO) in Linz, Oostenrijk. En eind dit jaar neemt ze deel aan een groepstentoonstelling in Tent, Rotterdam.

Tekst: Lotte Haagsma
Anne Nieuwenhuijs

Anne Nieuwenhuijs

Haar afstudeerproject als landschapsarchitect ging over giftig slib in de Schelde, en wat je daarmee kunt doen. Het leidde tot haar aanvraag voor een talentontwikkelingsbeurs, en daaropvolgend een jaar waarin Anne Nieuwenhuijs zich verdiepte in grondstoffen en hun eigenschappen.

'Het was een jaar dat ging over geduld én verdieping,' vat Nieuwenhuijs samen. 'Ik raakte namelijk steeds meer geïnteresseerd in de kleinste deeltjes van de aarde. Daarom wilde ik ook een cursus chromatografie doen, waarin je een techniek leert die mengsels van verschillende stoffen kan scheiden. Maar die cursus werd door corona steeds verzet, dus toen ben ik zelf met emmers en slib in de weer gegaan. Dat slib heb ik in bakjes gedaan in mijn studio. Ik ga het nog met een microscoop bekijken, om nóg verder in te zoomen, maar ook nu al kan ik experimenten uitvoeren. Wat gebeurt er als je zaden toevoegt? Of andere stoffen? Hoe droogt dat slib op en wat ís het dan als het geen slib meer is? Mijn hele werkplek staat vol met bakjes.'

Het is een vorm van kennis over de aarde die ze niet bij haar opleiding meekreeg. Natuurlijk leerde Nieuwenhuijs tijdens haar studie over veen- en kleigrond en over zand. 'Maar wat dat écht betekent leer je niet. Hoe ziet die samenstelling eruit? Wanneer is klei geen klei meer, en hoe gaan die deeltjes zich dan gedragen? Er is bijvoorbeeld een bepaald soort giftig slib uit de Schelde dat prachtig glazuur voor kunstwerken oplevert. Er zijn kunstenaars die er speciaal naar op zoek gaan. Dat inspireerde me en die inspiratie kwam terug in de keramiekcursus die ik deed: daar ging ik ook mengen. Ik kreeg “pure” studioklei om iets mee te maken, maar ik voegde er zand aan toe. Vanuit de gedachte: Hoe gedraagt de ene grondsoort zich ten opzichte van de andere?'

Er valt ongelooflijk veel te ontdekken en Nieuwenhuijs gaat dat doen, op haar eigen voorwaarden. 'Ik merk dat ik door te experimenteren, door te bestuderen en te noteren, steeds preciezer weet hoe ik mijn experimenten wil uitvoeren en ik voel me daarbij gesteund door het Stimuleringsfonds.'

Bovenal wil ze haar experimenten zonder oordeel uitvoeren. Dus niet: Waar vind ik de grondsoort die het meest geschikt is voor een park? Maar rustig kijken wat de potjes in haar studio zelf doen. Luisteren, dat zou je ook kunnen zeggen. Eerst luisteren en kijken naar die kleine deeltjes, daarna pas terugpraten.

Tekst: Jowi Schmitz
Ant Eye

Ant Eye

Hanneke Klaver en Tosca Schift maken werk op het snijvlak van ontwerp, performance en film. Ze ontmoetten elkaar op de kunstacademie ArtEZ in Arnhem, waar ze beiden afstudeerden in de richting Product Design. Klaver en Schift zijn onafscheidelijk en opereren onder de naam Ant Eye. Klaver: 'De objecten die we maken zijn niet functioneel, het is anti-design. Omdat we 'anti' te negatief vonden klinken, kozen we een woord dat je anders schrijft maar bijna hetzelfde uitspreekt. Een mierenoog ziet details, bekijkt iets telkens vanuit een ander perspectief.'

De kunst van Ant Eye laat zich het best omschrijven als speels, absurdistisch en enigszins magisch. Het spanningsveld tussen het alledaagse en het onwerkelijke staat centraal en vormt het vertrekpunt naar een fantasierijke wereld. Schift: 'De objecten die we maken worden door ons belichaamd en komen zo tot leven. Door letterlijk in ons werk te kruipen – en ermee te experimenteren – vinden we invalshoeken die ons meer leren over wat de rol van ontwerp zou kunnen zijn.' Zoals een omgebouwde rijdende en vliegende wasmachine die sokken 'opeet'. Dit personage speelt de hoofdrol in Sock Monster. Deze dertien minuten productie – de eerste korte film die Klaver en Schift voor een filmfestival maakten – ging begin april 2022 in première op het Go Short – International Short Film Festival in Nijmegen. Klaver: 'Voor ontwerpers is een object vaak het eindproduct. Bij een presentatie staat het op een sokkel met een korte omschrijving erbij. Bij performance en film begint het juist met het object. Door tijd, sfeer, geluid en interactie schep je meer ruimte voor het verhaal van het object.'

Afgelopen jaar werd Ant Eye ondersteund door filmmaker Douwe Dijkstra en designtheoriedocent Rana Ghavami. Een ontdekkingsreis die Klaver en Schift, al lezend, lerend en kijkend, op het pad van het magisch-realisme bracht. Schift: 'De ambiguïteit – het gegeven dat iets verschillende waarheden en verhalen kan bevatten – spreekt ons enorm aan. Wij zoeken niet naar één essentie of betekenis, maar naar meerstemmigheid. We willen de kijker uitdagen om zelf betekenis te vinden. Dat het werk dan niet altijd op het eerste oog te plaatsen is, is niet erg. Deze schuring willen we nog meer gaan opzoeken.'

Tekst: Iris Stam
Axel Coumans

Axel Coumans

Social Designer Axel Coumans (Atelier Coumans) studeerde aan de Design Academy Eindhoven. In zijn praktijk benadert hij ecologische thema's vanuit verschillende sociale contexten en een niet-menselijk perspectief. Luisteren is volgens hem een van de belangrijkste vaardigheden voor een social designer. In zijn werk staan bomen centraal; van de plataan op het terrein van zijn eigen werkplek, tot de oerbossen van Polen.
Baratto&Mouravas

Baratto&Mouravas

Nicola Baratto en Yiannis Mouravas studeerden aan het Sandberg Instituut toen ze ontdekten dat hun interessegebieden goed op elkaar aansloten. Terwijl Baratto werkte vanuit dromen en droomlandschappen, richtte Mouravas zich op archeologie. Dat gaat heel goed samen, bewezen ze in een aantal bijzondere onderzoeksprojecten. Inmiddels werken de twee al jaren als Baratto&Mouravas. Ze ontwikkelen momenteel hun vierde researchproject, Zolfo Rosso.

Overblijfselen uit vervlogen tijden vormen zowel het uitgangspunt als de inspiratiebron voor het duo. Denk aan een scheepswrak, een zuil, een woestijn, een oude landkaart. Wat is erover bekend? Wat voor betekenis heeft het vanuit historisch, archeologisch en sociaal oogpunt? En wat kun je je bij die bevindingen nog meer voorstellen? Met behulp van archieven, historische artefacten en een poëtische blik begint het duo aan hun Archaeodreaming; een multidisciplinaire methodologie die archeologie combineert met het maken van droomlandschappen.

Mouravas: 'In de archeologie heb je niet altijd te maken met vaststaande feiten; er wordt veel gebruikgemaakt van aannames.' Baratto: 'De nacht is een bijzonder tijdvak om dingen te overdenken. In je dromen maak je verhalen die overdag niet kunnen ontstaan. Ik noem dat re-imagine. Je kunt jezelf daarin trainen. Daar komen vaak waardevolle verhalen en beelden uit. Die integreren we in ons werk.'

Baratto en Mouravas: 'Wat ons betreft doen archeologen en dromers hetzelfde: ze verbinden verleden, heden en toekomst. Een archeoloog graaft iets op uit het verleden, brengt het naar het heden, en projecteert de waarde ervan in de toekomst. In dromen graaf je in je herinneringen. Met de beelden die ontstaan, creëer je een scenario waarin verleden, heden en toekomst in elkaar overlopen. Wij verwerken de beelden van de archeoloog en de dromer, en scheppen zo een geschiedenis voor ons toekomstig publiek.'

Momenteel werkt het duo dus aan Zolfo Rosso, een Archeodroom-project dat uiteindelijk vorm zal krijgen in een 16mm-filminstallatie. Baratto: 'De film speculeert over de totstandkoming van een ondersteboven getekende wereldkaart uit de twaalfde eeuw. We volgen in eerste instantie de geograaf en verweven deze historische zoektocht met het werk van een jonge filmmaker die in het heden leeft.' Mouravas: 'In onze ogen staat deze kaart symbool voor radicale verschuivingen op het gebied van ideologie, macht, perceptie en de verhalen die de geschiedschrijving bepalen. Geïnspireerd door de wereldkaart draaien het onderzoek en de film ook om de zoektocht naar het “rode zwavel”; een alchemistische materie die de verkenning van het onbekende vertegenwoordigt, en onbereikbaar en onzichtbaar is.

Tekst: Maaike Staffhorst
Basse Stittgen

Basse Stittgen

Bio-designer Basse Stittgen rondde de master social design aan de Design Academy in Eindhoven af. Hij is afkomstig uit Duitsland en woont in Amsterdam, de stad waar hij zich het afgelopen jaar onder meer richtte op het project Fluid Dialogues. In het kader van veertig jaar HIV in Nederland sprak Stittgen mensen uit verschillende gemeenschappen. Wat was de impact op hun leven toen de diagnose werd gesteld? En met welke vooroordelen kregen ze te maken?

Naast deze verhalen voorzagen ze Stittgen en Jennifer Struikenkamp, de microbioloog met wie hij samenwerkt, van ander, zeer persoonlijk materiaal: hun bloed. Uitvergroot onder de microscoop, gefilmd en gecombineerd met de woorden van de geïnterviewden geeft het, gevat in een installatie, een indringend beeld van omgaan met een auto-immuunziekte die nog niet zo lang geleden dodelijk was. Het werk, in augustus 2022 bij de Amsterdamse Stopera te zien als onderdeel van de tentoonstelling House of HIV, maakte Stittgen met steun van het Stimuleringsfonds. Enthousiast zegt hij: 'Het idee was er al, door de talentontwikkelingsbeurs kreeg ik de kans om er verder mee aan de slag te gaan.'

Hetzelfde geldt voor Recombined Wood, een project waarin hij onderzoekt hoe hij van twee reststoffen uit de papierindustrie een nieuw product kan maken. 'De eerste is lignine, een bruine substantie die in hout de cellulosevezels samenplakt. Vanwege de kleur wordt het bij de fabricage van wit papier niet gebruikt. Dit component wil ik combineren met de cellulosevezels in papier die na een aantal keren recyclen te kort zijn geworden om er nogmaals papier van te maken.'

Momenteel bevindt hij zich nog volop in de research-en ontwikkelfase. 'Nieuwe machines en productietechnieken uitproberen, meekijken in een papiermolen, mijn kennis vergroten door samenwerking met scheikundigen. Ik heb een sterke behoefte om naar het bos gaan. Ik vind dat ik nu nog te los sta van het originele materiaal.'
Stittgen licht toe waar het in zijn werk als bio-designer om draait: 'Hoe kan ik me verbinden met hetgeen ik maak? Met de toepasbaarheid van objecten houd ik me niet zozeer bezig. Het gaat mij om het verhaal. Waar komt een product dat wij gebruiken vandaan? Ik wil uitvinden wat het proces is, die stappen kunnen herleiden. Om zo de wereld waarin we leven iets beter te begrijpen.'

Tekst: Iris Stam
Benjamin McMillan

Benjamin McMillan

Grafisch ontwerper Benjamin McMillan studeerde in 2020 af aan de ArtEZ in Arnhem. Afgelopen jaar werkte hij aan zijn project Full Auto Foundry. 'Ik onderzoek daarin hoe automatisering kan worden ingezet om nieuwe letters en lettertypen te ontwikkelen. Ik organiseer workshops waarin nieuwe lettertypen worden ontworpen, die vervolgens automatisch worden omgezet naar een digitaal bestand. Het is een soort rondzwervende lettermakerij geworden.'

McMillan is zelf niet opgeleid als letterontwerper. 'Ik vroeg me af wat ik – als relatieve amateur – zou kunnen bijdragen aan het traditionele vakmanschap van het letterontwerp.' Tegelijkertijd was hij gefascineerd door de auto-correctiefunctie op zijn telefoon. Het idee dat een machine suggesties doet en daarmee een rol kan spelen in hoe je je zinnen formuleert. 'Ik wilde onderzoeken hoe het automatisch genereren van woorden – of in dit geval vormelementen – zou werken in de context van de typografie. Het idee is dat je als het ware struikelend tot een letterontwerp komt. Je schetst en krabbelt wat en uiteindelijk verschijnt er een letter A of de H of misschien de X of het blijft chaos.' De automatisering beïnvloedt zowel het maakproces, als de esthetiek van de uiteindelijke letterontwerpen.

Hij automatiseerde het letterontwerpproces op twee manieren. Hij ontwikkelde analoge tools die in de workshop worden gebruikt om nieuwe letters te tekenen. In eerste instantie waren dat sjablonen, in vele verschillende variaties en formaten, maar hij werkt nu met beeldend kunstenaar Tjobo Kho ook aan een serie grote tekeningen, waar workshopdeelnemers elementen van kunnen overtrekken, die vervolgens weer tot nieuwe letters kunnen leiden. 'De sjablonen en tekeningen automatiseren in zekere zin het schetsproces, je kunt ze eindeloos reproduceren met steeds hetzelfde resultaat. Het is een eenvoudig middel dat een bepaalde mate van amateurisme aan het ontwerpproces toevoegt en het tegelijkertijd versnelt.' De digitale automatisering bestaat uit een script dat McMillan schreef, dat ervoor zorgt dat de handgetekende tekeningen automatisch worden omgezet in een digitaal lettertype. 'De machine is in feite een scanner die is aangesloten op een kleine computer. Zodra de tekeningen zijn gescand, doorlopen de letters een digitaliseringsproces en worden vervolgens automatisch geüpload naar de website fullautofoundry.com.'

McMillan wil met de Full Auto Foundry-workshops verschillende kunstopleidingen in Europa aan doen en onderzoekt daarnaast of andere ontwerpers het platform in hun ontwerp- of onderwijspraktijk kunnen toepassen.

Tekst: Lotte Haagsma
Boey Wang

Boey Wang

In zijn comic Job 100, vraagt ontwerper en kunstenaar Boey Wang aandacht voor de honderd meest genegeerde beroepen van China. Van de straatkapper tot de persoon die je voorruit schoonmaakt bij het stoplicht. Elke pagina toont één beroep in één tekening. Het boekje is inhoudelijk en methodisch typerend voor Wangs werk, waarin aandacht voor de minderheid en een nadruk op het intuïtieve en illustratieve steeds terugkomen. 'Ik bevraag hoe we dingen zien en begrijpen vanuit heersende maatschappelijke normen en waarden. De dominantie van die normen en waarden, zorgt er altijd voor dat bepaalde perspectieven en personen worden buitengesloten en genegeerd', zegt Wang. 'In mijn werk verhoud ik me het liefst tot hetgeen we negeren.'

Zo wordt, aldus Wang, de intuïtieve en niet-visuele zintuiglijke ervaring binnen de designwereld gemarginaliseerd. 'Daarmee is er geen oog voor de complexiteit van de menselijke ervaring en ontstaat er in feite een vorm van visuele discriminatie, zélfs in producten die zijn bedoeld voor mensen met een visuele beperking.' Hij stelt voor om een multisensorisch, intuïtief perspectief op design te ontwikkelen, waarbij het vertrekpunt voor een ontwerp niet langer in eerste instantie het zicht is.

Het afgelopen jaar werkte Wang samen met designer Simon Dogger – die tijdens zijn studie aan de Design Academy zijn gezichtsvermogen verloor. Hun gezamenlijke project Design beyond vision is zowel een onderzoeks- als onderwijsmethode; een 'plug-in' voor het reguliere designonderwijs bestaande uit gastlessen en workshops waarbij de deelnemers worden uitgenodigd om buiten de gebruikelijke (visuele) kaders te denken. Dat betekent: ogen dicht! En dan naar het strand, een museum, of een performance opvoeren. Sensory storytelling noemt Wang het: de niet-visuele zintuiglijke ervaring vertalen naar een visuele taal. De uitkomst is dan idealiter een 'illustratief ontwerp' dat intuïtief leesbaar is voor zowel mensen met als zonder een visuele beperking. Een sterk voorbeeld van deze praktijk is Wangs eigen Haptics of cooking, een (prijswinnende) set keukengerei, waarvan het gebruik, zowel via de tast als via het zicht leesbaar is. Wang werkt momenteel aan het opschalen van de productie ervan. Daarnaast is hij bezig met het opzetten van een merk dat zich specialiseert in betaalbare producten waarvan de schoonheid ook door mensen met een visuele beperking kan worden gewaardeerd. 'Met dit merk probeer ik te vertrekken vanuit een neutraal perspectief, zodat de producten intuïtief toegankelijk zijn voor iedereen, onafhankelijk van talent of beperking.'

Tekst: Merel Kamp
Céline Hurka

Céline Hurka

'Een letter is net zo goed een designobject als een stoel,' zegt Céline Hurka. 'Letters zijn overal en een mooi instrument voor expressie.' Als klein meisje in het Duitse Karlsruhe was ze al bezig met kalligrafie; als student kwam ze naar Den Haag voor een bachelor Graphic Design en een master in Type and Media aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Drie jaar later is ze druk bezig met het opzetten van haar eigen type foundry of letteruitgeverij. Ze werkt aan tien fonts tegelijk, sommige in opdracht, andere op eigen initiatief. De talentontwikkelingsbeurs bood ruimte om haar eigen stijl verder te ontwikkelen en te experimenteren met nieuwe technologieën. Zo heeft ze een flinke slag gemaakt met Tonka, het variable font waar ze sinds 2019 aan werkt en dat zich ideaal leent voor animatie. Ze heeft er dit jaar een andere typograaf bij betrokken om samen aan dat gigantische bestand te werken, dat de gebruiker straks in staat stelt dikte, breedte, schuinte en grootte zelf aan te passen.

De schreefloze Tonka is afgeleid van een sans-serif uit de jaren '30 van typograaf Arno Drescher. Hurka laat zich graag door de geschiedenis inspireren. 'Veel lettertypes zijn al eeuwenlang hetzelfde. De populaire Garamond is bijvoorbeeld al vijfhonderd jaar geleden ontworpen. Ik vind dat fascinerend en bouw daarop voort.' De Dark Academia die ze in maart dit jaar heeft gepubliceerd is bijvoorbeeld afgeleid van de sierlijke initialen uit middeleeuwse geschriften: een eigentijdse interpretatie van wat de monniken met eindeloos geduld schilderden. Zesentwintig zwierige, bloemrijke kapitalen spelen met beeld versus leesbaarheid. 'Door de beurs van het fonds kon ik dit type in vijf maanden maken, en 24 uur per dag met een letter bezig zijn. Ik heb hierbij geëxperimenteerd met een lossere manier van ontwerpen. Ik teken mijn letters steeds intuïtiever en bewerk ze niet op de uitgemeten pixel, maar op het oog.'

Dark Academia heeft ze open source beschikbaar gesteld, wat vrij uitzonderlijk is in de letterwereld; vijfduizend downloads laten zien hoe groot de behoefte daaraan is. Een ander voorbeeld is de Carmen Is Regular, die ze samen met Carmen Dusmet maakte voor de Solitype-fundraiser om vrouwen en kinderen in Afghanistan te ondersteunen. Daarmee is Hurka niet alleen haar eigen grenzen aan het verleggen, maar stelt ze ook de typografische conventies ter discussie. Ze gaf er workshops over aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en Konstfack in Stockholm. De autonomie die bij haar nieuwe praktijk komt kijken, bevalt goed: 'Ik kijk ernaar uit om volgende zomer mijn foundry met eigen projecten te lanceren.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Charlotte Rohde

Charlotte Rohde

Het credo van typograaf, grafisch ontwerper, (performance)kunstenaar en docent Charlotte Rohde is: 'Doe waar je jezelf het meest tot voelt aangetrokken.' Rohde begeeft zich graag in verschillende artistieke werelden. Ze groeide op in het Duitse Aken, studeerde in 2022 af aan het Sandberg Instituut in Amsterdam, heeft in dezelfde stad een praktijk voor visuele communicatie en onderzoek, en is geregeld in Weimar te vinden, waar ze aan de Bauhaus Universiteit gastprofessor Typografie en Typedesign is. Daarnaast treedt ze op. En stort ze zich vol overgave op alle bezigheden in het kader van de talentontwikkelingsbeurs: research, het zoeken van nieuwe samenwerkingsverbanden, ontwerpen en schrijven. Lachend: 'Ik ben zowel een werkpaard als een showpaard. In beide hoedanigheden heb ik het naar mijn zin.'

Rohde onderzoekt op multidisciplinaire wijze de betekenis van 'het lettertype als lichaam'. Ze doet dit door de letters op een andere wijze te presenteren, bijvoorbeeld als een driedimensionaal object of als personage in een geschreven tekst. Momenteel werkt ze aan een aantal poëtische mini-essays waarin ze kapitalisme en de dubbele boodschap aan moderne vrouwen verbeeldt. Ze licht toe: 'De druk is hoog. Vrouwen moeten feministisch zijn, maar als ze zich te veel als leider opstellen, krijgen ze kritiek. Eigenlijk kunnen ze het nooit goed doen.'

Openheid en vrijheid zijn voor Rohde kernbegrippen. 'Wat ik maak mag vragen oproepen, maar ik wil geen vragen beantwoorden. Eenieder mag zelf invullen wat het betekent, erin zien wat zij of hij wil. Ik ben niet iemand die schreeuwt, ik houd me verre van discussies over ontwerp. Voor zowel mijn artistieke als mijn toegepaste werk geldt: ik wil dat het herkenbaar, sexy en flirting is. Aanwezig op een hete maar subtiele manier.'

Afgelopen jaar wordt Rohde begeleid door de Armeens-Amerikaanse filmtheoreticus, schrijver en queer Tina Bastajian en door David Bennewith, hoofd van Rietveld Graphic Design. Daarnaast voert ze feedbackgesprekken met grafisch ontwerper en lettergieter Jungmyung Lee. Ook is ze van plan om naar Amerika te gaan, om daar The Letterform Archive in San Francisco te bezoeken en enkele experts op het gebied van typografie te ontmoeten. Ze besluit: 'Ik ben zo blij met de waardering van het Stimuleringsfonds, ik voel me door die erkenning getalenteerd. En het geeft me volop de ruimte om mijn praktijk verder uit te bouwen.

Tekst: Iris Stam
Christine Kipiriri

Christine Kipiriri

In juli 2022 reisde modeontwerper Christine Kipiriri naar Burundi – haar vaderland dat zij als klein kind met haar ouders ontvluchtte. Ze reisde erheen om daar inspiratie op te doen voor haar merk Women of War. Het effect van de reis was anders dan voorzien. 'Ik was nog nooit in Burundi geweest en ervoer een enorme cultuurschok.' In Burundi komt veel tweedehands kleding uit het westen terecht. Kipiriri, die eerder een collectie maakte uit gerecyclede materialen, beoogde er dieper in die materiaalstroom te duiken. Het idee was ook kleding mee terug te nemen om deze in haar studio eigenhandig weer te upcyclen naar customized kledingstukken. Eenmaal in Burundi, voelde dat echter ongepast: 'Ik wil liever toevoegen, dan meenemen. Het liefst zou ik iets opzetten waarmee ik lokaal iets kan bijdragen.'

Van de eerste schok bekomen, zag Kipiriri uiteraard ook veel moois: zo waren er de traditionele stoffen en de alomtegenwoordigheid van handwerk en ambacht. 'Op de markt zitten kleermakers op straat met hun naaimachine. De tailored kleding die zij maken, is natuurlijk wel voor rijkere mensen. De minder welgestelden dragen meestal een eenvoudige omslagdoek.' Een directe ontmoeting met een lokaal ambacht vond Kipiriri in een workshop weven met kralen van Suavis, een vrouw die andere vrouwen deze techniek bijbrengt en zelf tassen en onderzetters vervaardigt voor de verkoop.

'Ik wil met deze techniek gaan experimenteren om te kijken hoe ver je ermee kunt gaan. Op den duur wil ik kralenweefsel verwerken in kledingstukken en accessoires voor mijn eigen label Women of War.' Maar allereerst ontwerpt Kipiriri een jurk, volledig van kralen gewoven. Hiernaast wil ze met traditionele stof van Afritextile, een Burundese fabrikant, een jurk maken met westerse technieken zoals moulage en een corsetry. Op deze manier beoogt Kipiriri haar eigen dubbele identiteit te verbeelden.

De reis naar Burundi resulteerde niet alleen in vragen over de toekomst van haar professionele praktijk, maar ook in een bevestiging van haar identiteit. 'De clash was in eerste instantie zo groot, maar uiteindelijk was het inspirerend om daar te zijn. Na een week kon ik accepteren: hier kom ik vandaan. Tegelijkertijd voelde ik me opeens heel westers.'

Tekst: Merel Kamp
Colette Aliman

Colette Aliman

De in Rotterdam gevestigde onderzoeker Colette Aliman is altijd al gevoelig geweest voor de impact van geluiden. Na haar afstuderen als contextual designer aan de Design Academy Eindhoven, besloot ze haar gevoeligheid en fascinatie voor geluid in te zetten en lanceerde ze het platform Sound-Office. Hier doet ze onderzoek naar het geluidslandschap waarin we ons sinds de industriële revolutie bevinden. Hoe ziet onze sonische cultuur er vandaag de dag uit sinds robots, datacenters en machines onze soundscapes zijn binnengeslopen? Ze noemt dat Mechaphony, het mechanische geluidslandschap.

Sinds de industriële revolutie is de relatie die we hebben met onze sonische omgeving sterk gebaseerd op meetbaarheid. Wat zou er gebeuren als we onze vooroordelen over en perceptie van geluid loslaten en door middel van experimenten geluid herdefiniëren en onze toekomstige sonische wereld voorspellen?

Voor haar brede onderzoek heeft ze informatie verzameld variërend van wetenschappelijke studies tot sciencefictionboeken en geluidskunst. Ze liet zich inspireren door de geluiden van objecten die worden geproduceerd voor sciencefictionfilms en -series. Ook fascinerend in die context vindt ze, is het toenemende gebruik van biologische technologie, waarbij industriële geluiden biologische systemen nabootsen, zoals de stillere en efficiëntere turbinetechnologie, geïnspireerd op de slag van walvisvinnen. 'Soft robotics vervangen harde industriële geluiden, auto's worden geruislozer en zo vervaagt het industriële geluidslandschap zoals we dat kennen', speculeert ze. 'We gaan wellicht weer richting hoe het was voor de industriële revolutie.'

Voor haar onderzoek focust ze op stedelijk geluid, antropomorf geluid en de geluidsparadoxen van de toenemende groene energie. Ze krijgen een plek in haar driedelige onlinepublicatie waar grafisch design, geluid en alle verhaallijnen samenkomen. 'Het is en non-lineair construct van geluidsstudies, een organisch groeiende bibliotheek waar iedereen vrij uit kan putten.'

Hiermee wil Aliman onder andere wetenschappers, beleidsmakers en sounddesigners, maar ook andere creatieven en een breder geïnteresseerd publiek bereiken. 'Ik wil nieuwe manieren laten zien waarop wij en andere levende wezens ons kunnen verhouden tot geluid. Mijn doel is een beter begrip te creëren van onze inclusieve sonische cultuur.' Daarnaast organiseert Aliman een serie Soundscape Mixtape-workshops, waarmee ze de creatieve sector, maar ook (culturele) organisaties, buurthuizen en gemeenten aan haar organisch groeiende netwerk van het platform Sound-Office wil verbinden. Voor de verdere professionalisering van dit lab wordt ze onder andere begeleid door businesscoach Marion Beltman en lab-mentor Gabriella Gómez-Mont.

Tekst: Viveka van de Vliet

Dasha Tsapenko

De wereld van materiaalonderzoeker Dasha Tsapenko wordt steeds kleiner. Was ze in geboorteland Oekraïne nog architect, inmiddels houdt ze zich, hier in Nederland, bezig met microbiologie. 'Wat mijn onderzoeksvraag ook is, op de een of andere manier is de uitkomst van mijn projecten altijd een kledingstuk, of iets met het lichaam.'

Een tijd lang verdiepte Tsapenko zich dan ook op eigen kracht in het laten groeien van organische kledingstukken uit planten. Op zoek naar nieuwe methoden, meldde ze zich in 2020 aan voor de Bio Art and Design Awards. Daaruit ontstond een samenwerking met Han Wösten, microbioloog verbonden aan de Universiteit Utrecht. Zo kwam Tsapenko in een laboratorium terecht. 'Ik heb best een hectische geest. In het lab heersten orde en protocol. Dat was een productieve combinatie!' Wösten en Tsapenko experimenteerden met symbioses van eetbare planten en mycelium, een schimmel. De combinatie van hennep en mycelium leek daarbij het meest veelbelovend. 'Het heeft de potentie om een echt, bruikbaar textiel te worden.'

Hennep kent in verschillende toepassingen een lange traditie in de Oekraïne en dus beoogde Tsapenko Oekraïense hennep en ambachtslieden samen te brengen met Nederlands mycelium uit het lab van Universiteit Utrecht. Maar toen viel Rusland Oekraïne binnen. 'Ik ging twijfelen aan de relevantie van mijn werk. Moest het niet veel politieker?' Tsapenko ging op zoek naar Oekraïense en Nederlandse designers en makers, wiens praktijk onder invloed van de oorlog was veranderd. Er ontstond een idee voor een groepstentoonstelling Home(land), waarin samenwerkingen tussen Nederlandse en Oekraïense makers en ambachtslieden de rode draad vormen met als centrale vraag: Kun je je thuis voelen, zonder thuis te zijn?

De gunya, een traditionele Oekraïense wollen jas, die niet alleen isolerend en waterdicht is, maar waaraan ook op spiritueel niveau beschermende eigenschappen worden toegeschreven, werd voor Tsapenko een symbool voor een thuis. Ze maakte, in samenwerking met onder andere Marjo van Schaik, Ruslana Goncahruk en Oksana Devoe een serie van twaalf gunya's uit verschillende materialen, waaronder: afgedankte Nederlandse wol, hennep in combinatie met mycelium en Schizophyllum commune, een schimmel die wollige vruchtlichamen produceert. De tentoonstelling en het traject met Wösting leerden Tsapenko veel over haar professionele identiteit en werkwijze: 'Ik dacht altijd dat ik een denker was. Iemand die een eindresultaat bedacht en daar systematisch naartoe werkte. Nu blijkt dat ik veel intuïtiever te werk ga en dat elke stap in het maakproces me vertelt wat de volgende moet zijn.'

Tekst: Merel Kamp
David Schmidt

David Schmidt

Wat zijn de randvoorwaarden voor het maken van de stad in 2030? En wat is daarbij de rol van de architect? Deze vragen stonden het afgelopen jaar centraal voor David Schmidt. Hij onderzocht ze in de context van bestaande opdrachten van Site Practice, het architectuur- en ontwerpbureau met vestigingen in Amsterdam en Mumbai, dat hij samen met Anne Geenen oprichtte.

'We staan voor enorme klimatologische en sociaaleconomische uitdagingen. Als architect word je gevraagd dat allemaal even “op te lossen” in een gebouw. Dat kun je niet alleen. Deze tijd vraagt om een integrale aanpak van problemen.' De architect/ontwerper fungeert daarbij als een spil in een groter netwerk van actoren en expertises, aldus Schmidt. En dus moet de architect tegenwoordig van verschillende markten thuis zijn – zonder expert te zijn. 'Je moet met alle partijen die betrokken zijn bij een project een zinnig gesprek kunnen voeren.'

Zo onderzocht Schmidt (met zijn bureau) in het kader van een grootschalig bouwproject in Nijmegen de toepasbaarheid van hennep als bouwmateriaal op grote schaal. 'We stonden in nauw contact met de Groningse boer die de hennep verbouwt, maar ook met de woningbouwvereniging waarvoor we aan het ontwerpen waren.' Hennep is een CO2-neutraal en dus duurzaam materiaal. Maar voor Schmidt, een geëngageerd architect, houdt het duurzaamheidsvraagstuk daar niet op. 'Met al onze projecten willen we bijdragen aan een duurzame, sociale economie. Dus we vragen ons steeds ook weer af: Waar komen die duurzame bouwmaterialen die we willen toepassen vandaan? Wie zitten er allemaal in de productieketen; wie profiteren? Kunnen we gebruikmaken van lokale werkplaatsen, zodat de lokale economie wordt ondersteund?'

Doordat er gelegenheid was om in verschillende projecten bewuster te reflecteren op de rol van de architect, heeft Schmidt met Site Practice veel kennis opgedaan. 'Ik zou graag op basis van deze ervaringen een handboek of intern manifest opstellen met daarin een soort handleiding voor onze eigen praktijk.' Een vraag die daarbij in zekere zin onbeantwoord zal blijven: Hoe combineer je als bureau je eigen agenda en engagement, met werken voor opdrachtgevers? 'Het lukt niet altijd om een opdrachtgever mee te krijgen in mijn visie. Moet ik de opdracht dan teruggeven? Uiteindelijk lever ik ook gewoon een dienst.' Toch weet Schmidt steeds meer van zijn engagement in de projecten van Site Practice terug te laten komen. 'We zijn steeds selectiever bij het aannemen van opdrachten en worden met kleine stappen steeds activistischer.'

Tekst: Merel Kamp
Diego Manuel Yves Grandry

Diego Manuel Yves Grandry

Uitsluiting, daarover ging het eindexamenwerk van Diego Manuel Yves Grandry aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag. 'Ik werd geïnspireerd door mijn zusje. Zij heeft de neurologische aandoening Rett-syndroom. Dat betekent onder andere dat ze haar handen op een bepaalde manier beweegt en dat zien mensen aan haar. Met dat gegeven ben ik voor mijn eindexamen aan de slag gegaan.' Daarna wilde Grandry verder inzoomen op het fenomeen 'uitsluiting' en Rett. Hij had in eerste instantie een 'bibliotheek van Rett-gebaren' in gedachten, een serie films over bijzondere handbewegingen. 'Ik zou ervoor samenwerken met een wetenschapper en ik ging een VR-workshop doen in Leiden. Dat was het startplan.'

Maar de wetenschapper waarmee Grandry al tijdens zijn eindexamen samenwerkte, veranderde van baan en de VR-workshop bleek bedoeld voor bedrijven en werd bovendien alleen in het Nederlands gegeven. Grandry: 'Dus besloot ik: ik doe het zelf. Ik richtte een groep mensen op, die allemaal verschillende soorten kennis over games en films hebben. Binnen die groep delen we onze kennis, dus ik leer, maar ik geef ook les. Het werkt heel goed. De interactie met die groep heeft ook invloed op de film die ik maak. Ik raakte namelijk het afgelopen jaar geïnteresseerd in een breder spectrum van uitsluiting: dus niet alleen mensen met een beperking, maar ook, bijvoorbeeld, een andere behandeling door je huidskleur of de kwaliteit van je kleren. Nu werk ik aan een film waarin verschillende karakters voorkomen die op allerlei manieren anders zijn dan de gemiddelde mens. Het is een film met als basis een game engine, wat betekent dat de kijker kan “spelen” met de personages waardoor deze vervolgens anders op elkaar reageren. Heel gedetailleerd kan ik het nog niet vertellen, want ik zit midden in het ontwerpproces. Maar het wordt een toegankelijke film zonder heel veel apparatuur. Een film die je bij wijze van spreken op Vimeo zou kunnen kijken.'

De mentoren die Grandry koos, ontwerper Ali Eslami en kunstenaar Kévin Bray, staan hem nog steeds bij. De studiegroep helpt hem met de film, maar ook de kennismaking met andere talenten bij het Stimuleringsfonds en hun struggles werkte voor Grandry inspirerend. 'Ik ging me dus verdiepen in uitsluiting, maar kwam in zekere zin bij het tegendeel terecht: we hebben een intense en voor iedereen toegankelijke samenwerking. Toegankelijkheid, daar kwam ik op uit. Toegankelijkheid en verbinding, heel verrassend.'

Tekst: Jowi Schmitz

Djatá Bart-Plange

Hij behaalde in 2018 zijn bachelor Engelse taal en cultuur aan de Universiteit Utrecht, maar verschoof snel richting multimediadesign. In zijn huidige praktijk gebruikt Djatá Bart-Plange de frustraties die hij ervoer binnen de academische wereld. De formele manier van kennis reproduceren bijvoorbeeld, of het taalgebruik, het Westerse waardesysteem dat bepaalt welke kennis valide is en welke niet, of de sociale en pragmatische gevolgen van deze ordening binnen een kleine op zichzelf gerichte wereld die gedomineerd wordt door witte mannen. Maar eigenlijk is hij nog breder geïnteresseerd in de verhalen die wij in het Westen gebruiken om de wereld te begrijpen. Het zijn thema's die hij combineert met zijn liefde voor het maken van muziek – het knippen en plakken van samples op de computer – en schrijven. Zijn doel: deze manier van het begrijpen van de wereld kritisch bevragen en de aannames die zich verbergen achter het vanzelfsprekende zichtbaar maken.

'We handelen vaak vanuit het idee dat we neutrale en universele kennis kunnen produceren. Dat vind ik bijgeloof dat zich vertaalt naar wie iets mag zeggen over de wereld, wie dat niet mag en hoe er gehandeld moet worden. 'Deze kijk op onze kennis reproduceert vaak koloniale en patriarchale hiërarchieën', meent Bart-Plange.

'Ik wil in mijn project ook meer aandacht schenken aan “verboden”, ondergewaardeerde menselijke waarden in de wetenschappelijke wereld zoals speelsheid, emotie, fictie en waarden die als vrouwelijk worden omschreven. Ik hoop iets te veranderen door te zorgen dat mensen openstaan voor andersdenkenden, luisteren naar stemmen buiten de witte bubbel en aan zelfreflectie doen.'

Bart-Plange, die met zijn Nederlandse moeder en Ghanese vader op het Limburgse platteland opgroeide, ervoer als geaccepteerde jongen met een donkere huid welke verhalen er over 'zwarte mensen' de ronde deden. Sindsdien is hij nieuwsgierig naar de verhalen die wij gebruiken om betekenis aan onszelf en de wereld te geven. Hoe weet hij nog niet precies, maar Bart-Plange heeft de ambitie om een digitale brug te bouwen tussen het Westerse, hegemonische kennissysteem en verschillende West-Afrikaanse kennissystemen.

Op een toegankelijke en speelse manier hoopt hij vooral jonge mensen aan te spreken door muziek, video, illustratie, 3D-modellen en tekst te combineren tot een esthetische multimediale collage. Elk thematisch hoofdstuk van zijn audioboek onder de cryptische werktitel C Major Sewer is straks te downloaden als map op je desktop. 'Je kunt het zien als een organisch groeiend labyrint van een map in een map in een map. Elke map heeft een eigen “kamer” met illustraties, teksten, links, bronnen en verhalen van mensen die iets persoonlijks over een thema als racisme, kolonialisme en mannelijkheid vertellen. Zo wordt het ooit één groot archief.'

Tekst: Viveka van de Vliet
Dylan Westerweel

Dylan Westerweel

Zijn eigen modelabel, Dylan Westerweel, typeert hij als een viering van queerness: een modemerk voor iedereen die zijn/haar/ diens schoonheid en kracht wil uitdragen. Westerweel: 'Queer mensen durven anders te kijken naar de wereld, doordat de wereld anders naar hen kijkt.' Die andere kijk past Westerweel toe op mode. Hiervoor onderzoekt hij sociale constructen, zoals schoonheid en design. Westerweel haalt zijn inspiratie uit verschillende bronnen, waaronder het leven van rent boys in Victoriaans London en het werk van de Armeense filmmaker Sergej Paradzjanov.
Ebru Aydin

Ebru Aydin

Ebru Aydin is een geboren en getogen Utrechtse met Turkse roots. In 2021 viel ze op met haar expositie getiteld Hijabverhalen: 21 portretten van moslimvrouwen en hun bijzondere hijab. Aydin maakte de portretten onder andere omdat vrouwen met hoofddoeken nog maar al te vaak als 'één soort moslima' worden gezien. Toen autodidact fotograaf Aydin in 2021 een talentontwikkelingsbeurs kreeg, besloot ze dieper op de materie in te gaan. Ze wilde gelaagder werken. 'Ik experimenteerde met verschillende materialen, waaronder textiel in combinatie met mijn fotografie. Ook deed ik onderzoek naar mijn eigen visuele familiearchief en wat dit bloot legt over mijn familiegeschiedenis, in relatie tot grotere maatschappelijke verhalen over moslimvrouwen.'

Aydin startte haar jaar met workshops, gesprekken met andere beeldmakers, met studeren, met het lezen van heel veel boeken – wat ook door corona in de hand werd gewerkt. Onlangs is ze begonnen met een nieuwe serie gesprekken en portretten met moslimvrouwen tussen de twintig en vijfendertig jaar, die ze eind dit jaar in een expositie gaat portretteren in beeld en geluid.

Hoofdthema van de gesprekken is Sense of belonging. Een lastig te vertalen term, in het Nederlands iets als: erbij horen, en wanneer je dat doet – ook voor Aydin een relevante vraag. Ze herkende zich vaak in de antwoorden van de vrouwen, maar was soms ook verrast. 'Ik vroeg bijvoorbeeld: Waar en wanneer voel je dat je erbij hoort? Als antwoord verwachtte ik fysieke plekken, zoals “Amsterdam”, of “in de moskee” – en die antwoorden kreeg ik óók – maar soms waren de antwoorden abstracter. Dan ging het over een gevoel of een wens. Een hele mooi vond ik deze: “Ik zou me thuis voelen als niemand me meer in een hokje zou stoppen.” Die zin is me bijgebleven, ook al voelt hij nogal utopisch.'

Waar ze uiteindelijk gaat uitkomen weet Aydin nog niet. 'In 2013 studeerde ik af als sociologe, sindsdien heb ik veel verschillende soorten werk gedaan. Ik werkte onder andere als docente op een hogeschool, en momenteel werk ik bij het Van Gogh Museum, als freelance moderator en fotograaf. Ik voel me geen kunstenaar pur sang, eerder een creatieve generalist of een maatschappelijk geëngageerde maker. Mijn fascinatie ligt bij mensen en verhalen én een inclusievere samenleving. Daarom zoek ik altijd naar manieren om impact te creëren. Fotografie is wat dat betreft een middel om die impact te maken.'

Tekst: Jowi Schmitz
Eduardo Leòn

Eduardo Leòn

Een oude familiefoto zorgde voor het ontwaken van de herinnering: Eduardo Léon woonde toen hij elf was bij zijn oma in een buitenwijk van Milaan, waar zij een illegaal restaurant runde. De familie kwam net uit Peru naar Italië en er moest geld worden verdiend. Léon: 'De meeste klanten waren travestieten. Ze kwamen als mannen binnen en liepen als prachtige vrouwen weer naar buiten. Die maakbaarheid van identiteit, die kennismaking met andere culturen én het familiegevoel van zo'n huiskamerrestaurant; terugkijkend is uit die mix mijn liefde voor de mode ontstaan.'

Na zijn studie aan de Gerrit Rietveld Academie richtte Léon zijn eigen modemerk avoidstreet op, met aandacht voor de schoonheid van het alledaagse. Ook had Léon al snel betaald werk, onder andere bij het modehuis van Calvin Klein, waar hij de commerciële kant van het vak leerde kennen. 'Natuurlijk wilde ik avoidstreet ontwikkelen, maar mijn klussen gingen steeds voor. Toen kwam corona en was het tijd voor belangrijke vragen: Wat voor een kunstenaar wil ik zijn? Hoe wil ik me ontwikkelen? Ik ruimde mijn studio op en kwam in een familiealbum die oude foto tegen. Het tastbare van vergeeld fotopapier leverde een gevoel op dat mijn laptop niet kon bieden. Ik wist meteen; hier wil ik mee verder.'

Piazale Lotto heet zijn collectie die hij later dit jaar gaat tonen, vernoemd naar de wijk waar zijn oma woonde. Léon ging op studiereis naar Peru en kwam terug met een koffer vol 'sentimentele souvenirs', vol kleding en textiel. Net als in zijn eerdere collectie bewerkt Léon de kleding: T-shirts die hij kocht worden schort-jurken, zijn tante naait er vervolgens van oorsprong Peruviaanse kralen op, ze heten 'shakira kralen'. Léons vader last de robuuste kleerhangers om de collectie te kunnen tonen. 'Door dit jaar heb ik gemerkt dat ik ben gegroeid als ontwerper. In mijn werk probeer ik nu dingen uit die niet per se commercieel zijn, maar die wél passen bij mijn visie. Dat geeft me vertrouwen, omdat ik tegelijk steeds meer kanten van het vak ken, en durf te kiezen. Ik voel meer grip op het modevak, op mijn cultuur en op mijn doelen.'

Pikant detail: Léon ging ook naar Milaan, naar zijn oma. Hij pikte haar gordijnen. 'Die hadden zo'n mooie oranje kleur, de doorzichtige stof is perfect als extra laag in mijn jurken. Maar ik heb nieuwe gordijnen gekocht hoor, oma zit nu niet zonder.'

Tekst: Jowi Schmitz
Emilia Tapprest

Emilia Tapprest

De Finse filmmaker en onderzoeker Emilia Tapprest probeert met haar werk de krachten, verhoudingen, emoties en sferen zichtbaar te maken die aanwezig zijn in het spanningsveld tussen mens en ideologie. Ze doet dit in haar onafhankelijke onderzoekspraktijk NVISIBLE.STUDIO, samen met de Nederlandse cultureel historicus Victor Evink. Het tweetal verkent het spanningsveld door het stellen van vragen, gebruik te maken van diverse onderzoeksmethodieken en het bouwen van 'werelden'. De resultaten van hun onderzoek zullen ze door middel van audiovisuele media, artikelen, lezingen en performances presenteren.

De samenwerking tussen Tapprest en Evink begon op het Sandberg Instituut in Amsterdam, waar Tapprest studeerde en in 2019 de master Film behaalde. De achtergrond van Tapprest in industrieel ontwerp was de opstap naar haar researchpraktijk. Ze vertelt: 'Ik werd getrokken door tangible user interfaces, vanwege het gegeven dat technologie de mogelijkheden van onze zintuigen kan uitbreiden. Maar wat gebeurt er als deze nieuwe technologieën gangbaar worden?'

Deze prikkelende vraag deed het al bestaande vuurtje voor het maken van films verder oplaaien. 'Omdat film een medium is waarmee ik technologieën als onderdeel van het grote geheel kan verkennen.' Dit resulteerde in 2021 in Embodied Ambitopias, waarin drie karakters centraal staan die elk in een andere 'wereld' leven. Iedere wereld wordt gedreven door een andere waarde of een ander geloof in een goed leven, dat niet alleen tot uiting komt in de manier waarop technologie wordt toegepast, maar dat in alle lagen van de samenleving doorwerkt. Tapprest: 'Het doel van Victor en mij met het concept van Ambitopias is om de dualiteit te doorbreken van het denken in utopia of dystopia en in plaats daarvan nieuwe politieke en ethische dilemma's op te werpen.'

Op een van de karakters wordt verder ingezoomd in Scent of Time, de film waaraan Tapprest en Evink werkten in het afgelopen jaar. 'Het gaat over een meisje van twaalf dat vlucht in haar onderbewustzijn, een symbolische ruimte waar ze zich al dansend kan onttrekken aan de paradigma's in haar werkelijke leven die betrekking hebben op waarden.' De gebeurtenissen op het wereldtoneel maakten het verschil tussen fictie en realiteit griezelig klein. Tijdens het productieproces brak de oorlog in Oekraïne uit. Polina Hordiievska, die de hoofdrol in Scent of Time speelt, moest alles wat haar bekend was achterlaten. 'Polina doet in de film twee dansimprovisaties met haar moeder: één op de muziek van Beyoncé en één op een Oekraïens lied, dat gaat over thuisloos zijn. Een krachtige, prachtige en aangrijpende verbeelding van haar situatie.'

Tekst: Iris Stam
Emirhan Akin

Emirhan Akin

'De laatste tijd gebruik ik het woord “oefening” in plaats van praktijk,' reageert Emirhan Akin op de vraag iets te vertellen over zijn werkpraktijk. 'Ik zie alles wat ik doe als een oefening in zijn. Ik oefen mijn verschillende zelven door op zoek te gaan naar ontsporing, vervreemding en herprogrammering. Ik ben onder meer afwasser geweest, soldaat, modeontwerper, redacteur, schoonmaker en grafisch ontwerper. Ik zie al deze “manieren van zijn” als oefeningen waarmee ik mijn spieren uitstrek tot er iets knapt. Van daaruit kan ik weer aan een andere zelf bouwen. Deze continue oefening resulteert vaak in een ontwerp, onderzoek of performance – dat zijn denk ik mijn “werken”.' Afgelopen jaar zocht Akin naar mogelijkheden om nieuwe kansen te ontwikkelen, toegang te krijgen tot nieuwe plekken en met anderen samen te werken. 'Mijn projecten kennen geen eindpunten, het één leidt tot het ander. Deze beurs gaf me de mogelijkheid en de vrijheid om – wat de uitkomsten ook zijn – te investeren in mijn werk, om het verder te brengen en een toekomst te geven.'

Zijn doorgaande (zelf)onderzoek bestrijkt de domeinen geschiedenis, politiek en religie, vertelt hij, die vertakken zich in post-Ottomanisme en de onderdrukkende structuren van de Turkse politiek en de Islam. 'Het zijn denk ik niet de onderwerpen die mijn werk gevoelig maken, maar de manier waarop je die onderwerpen persoonlijk met elkaar verbindt. De wandeling die je maakt als je van de ene naar de andere tak loopt. Wat er in deze tijd vooral toe doet, is hoe deze onderwerpen interpersoonlijk, tussen mensen, resoneren. Daarom heb ik besloten om het onderzoek horizontaal uit te spreiden, om als het ware de takken ertussen te versterken, in plaats van één eenduidig, verticaal of spectaculair resultaat te presenteren.'

Tijdens de kunstbeurs Unfair '22 voerde Akin zijn nieuwe performance DUTY-FREE uit. 'Het werk kan worden opgevat als de stand van mijn onderzoek op dit moment. Daarin houd ik mij bezig met de aandachts-economie en de markt voor performance kunst, het uithoudingsvermogen van het lichaam, met het vraagstuk censuur of zelfcensuur en met het eeuwig roterende karakter van identiteiten. Al mijn overdenkingen komen in dit werk wel zo'n beetje samen. Praktisch gezien was ik ook de positionering van een lichaam, een installatie en een dialoog tussen de performer en het publiek aan het uitproberen. Voor een volgend stuk. Voor meer toekomst.'

Tekst: Lotte Haagsma
Gianna Bottema

Gianna Bottema

Architectuurkritiek is een vast ingrediënt van de werkmethode van architect Gianna Bottema. Ze bevraagt de normen en waarden die aan de gebouwde omgeving ten grondslag liggen en maakt daar boeken over. 'Dat zijn eigenlijk mijn bouwwerken,' zegt Bottema, terwijl ze op het punt staat naar Brazilië te vliegen. Ze gaat er in het archief van het Museo de Arte de Sao Paulo in het werk van Lina Bo Bardi duiken, die het museum eind jaren '60 ontwierp. En daarna gaat ze naar Argentinië, voor het werk van onder andere Flora Alicia Manteola. Het is allemaal onderdeel van haar onderzoek naar de emancipatie van de gebouwde omgeving. Dat begon met Home Politics, een analyse van de naoorlogse woningbouw in Nederland, waarbij de eengezinswoning tot standaard werd verheven. Het heteronormatieve wereldbeeld, waarin de man het geld verdiende en de vrouw thuis voor twee kinderen zorgde, was bepalend voor de plattegrond en inrichting van de eengezinswoning, waaruit zestig procent van de huidige voorraad nog altijd bestaat.

Bottema brengt de ideeën in kaart van feministische architecten uit de jaren '60 en '70 die er anders over dachten en zich wisten te ontworstelen aan de aan vrouwen toebedachte rol van interieurstylist. Ze begon in Nederland met Ida Falkenberg-Liefrinck, Koos Pot-Keegstra en Luzia Hartsuyker-Curjel. Hun werk krijgt een plek in haar Home Atlas, die binnenkort dus ook wordt verrijkt met Zuid-Amerikaanse architecten.

Ondertussen is ook de derde fase van haar onderzoek ingegaan: Home Revolution. Dat zijn Bottema's eigen experimenten om naoorlogse woningen beter af te stemmen op de hybride maatschappij van vandaag, waarin steeds meer verschillende rollen en identiteiten worden geaccepteerd. 'Het leven van nu is zoveel kleurrijker dan de functionele scheiding binnen de eengezinswoning. Ik wil mensen zelf laten bepalen hoe ze hun woonomgeving ontwerpen.'

Haar streven is de wetten en sociale constructies die vormgeven aan het dagelijks leven op te rekken en open te breken. 'Het Bouwbesluit bepaalt in grote mate hoe je moet bouwen, maar daarin staan vooral kwantitatieve eisen. Terwijl het ontwerp van een goede woning zoveel meer behelst, het is een interdisciplinair project.' Met behulp van typologische incisies en uitsneden onderzoekt Bottema de grenzen van de plattegrond voor collectief gebruik. De overgang tussen binnen en buiten, tussen privé en collectief verkent ze met tekeningen en maquettes, waarin ze experimenteert met transformaties. Op de Dutch Design Week was een aantal van deze 'ruimtelijke fragmenten' te zien. En dat is nog maar het begin, de atlas wordt steeds dikker: 'Dit project is voor mij een kickstart voor meer onderzoek naar de toekomst van naoorlogse woningen.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Ivan Čuić

Ivan Čuić

Hoe realiseer je de beste omstandigheden voor de fysieke en mentale beleving van muziek? Sound designer Ivan Čuić doet hier al jaren onderzoek naar. Voor zijn bachelor ArtScience aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten/Koninklijk Conservatorium schreef hij de thesis Op zoek naar harmonieën, waarvoor hij ruimteopstellingen onderzocht voor muzikale ervaringen. Čuić: 'De kwaliteit van geluid heeft een enorme impact op de beleving ervan. Wat mij interesseert, is hoe ik het gedrag van mensen in een fysieke ruimte kan sturen, en hoe de combinatie met geluid de sfeer in die ruimte beïnvloedt.'

Bij de beleving van muziek spelen volgens de sound designer vier elementen een essentiële rol: de ruimte, het geluid, het publiek en de performer. 'Deze factoren bij elkaar bepalen je totaalervaring. Het is mijn bedoeling om deze elementen in harmonie te brengen met elkaar. Daarvoor bekijk ik ze eerst als afzonderlijke onderdelen, en leg ik mijn ideeën, observaties en ervaringen naast de referenties die uit mijn onderzoek zijn gekomen.'

Voor het onderdeel geluid heeft hij een eigen soundsystem ontwikkeld, met de beste componenten. 'Het is een soundsystem met drie kanalen: elk kanaal heeft een eigen audiosignaal en dit heeft weer invloed op de ruimtelijkheid van het geluid. Een stereo soundbar heeft bijvoorbeeld twee audiokanalen; een voor links en een voor rechts die in het midden samenkomen; ik speel links en rechts gelijk en heb in het midden nog een centraal kanaal. Het vraagt om veel oefening om de ruimtelijkheid zo goed mogelijk af te stemmen.'

Čuić experimenteert veel in clubs en op festivals en werkt graag samen met onder andere geluidsartiesten. Hij organiseert ook speciale luistersessies, maakt programma's met dj's, en presenteert eigen improvisaties.
'Akoestiek in de ruimte is ook een belangrijk onderdeel bij alles wat ik doe. Wat voor condities heb je nodig om wel een hoog volume te kunnen inzetten, maar geen oren te beschadigen? Dit jaar was ik op een festival in Duitsland. Waar het normaal gesproken onmogelijk zou zijn om met elkaar te praten, kon dat hier wel. Doordat de echo was verminderd en de reflecties werden gefilterd, kon je elkaar gewoon verstaan terwijl de muziek aanstond. Dit was voor mij belangrijke informatie waar ik mij verder in wil verdiepen.'

Dan de elementen publiek en performers. Čuić: 'Bij live-optredens is het belangrijk dat er contact is met het publiek. Als performer ben je er voor hén. Zonder live performer creëer ik settings waarin het publiek wordt uitgenodigd om de sensatie ten volle te ervaren en de muzikale ervaring ook fysiek kan worden beleefd.'

Tekst: Maaike Staffhorst
Jarmal Martis

Jarmal Martis

Jarmal Martis is opgeleid als IT'er; hij studeerde Communication and Multimedia Design aan de Hogeschool Rotterdam. Het vak van fotografie leerde hij zichzelf. Zijn drijfveer: het verbeelden van verhalen die hij interessant vindt om te vertellen. Dat hij als autodidact de talentontwikkelingsbeurs van het Stimuleringsfonds ontvangt, kon hij in eerste instantie niet geloven. 'Wat ik maak is voor mijzelf de moeite waard. Maar omdat de kunstwereld nog redelijk nieuw voor me is, wist ik niet hoe fotografiekenners mijn werk zouden beoordelen. De bevestiging dat ik op de goede weg ben is fijn.'

Martis visualiseert vooral de levens van Nederlanders met een migratieachtergrond. 'Daar ben ik er één van, ik kom van Curaçao.' Hij stelt: 'Ons erfgoed wordt niet door ons bepaald.' Eén van Martis' thema's is de vorming van identiteit. Hoe ziet een persoon zichzelf? Vaak begint dat bij de manier waarop iemand door de ouders is opgevoed. 'Moeders spelen een bepalende rol in de Antilliaanse gemeenschap. Ze werken buiten de deur en offeren daarnaast een deel van zichzelf op om hun kinderen groot te kunnen brengen.' Zoals zijn eigen moeder, tegen wie hij enorm opkijkt. En Yuli, een vriendin van de middelbare school, hij brengt haar leven sinds drie jaar in beeld. Zo volgt hij haar als ze de kinderen naar school brengt, borden afwast of een partijtje organiseert.

Naast eerbetoon Yuli is Martis met andere projecten bezig. 'Een daarvan gaat over de sloop van vooroorlogse woningen in de Tweebosbuurt in Rotterdam en de wijze waarop bewoners, velen target vanwege hun migratieachtergrond, hiermee omgaan.' Voor een ander project volgt hij de generatie migranten tussen de veertig en vijftig jaar. 'Ze kregen van jongs af aan mee: je hoort hier niet, je moet je aanpassen. Bij velen van hen heeft dat voor weerstand of vechtlust gezorgd. Hoe is het om dat gevoel te hebben? Met fotografie kun je veel, maar niet alles overbrengen.

Daarom ben ik aan het experimenteren met een meer documentaire-achtige manier van verhalen vertellen, met video en tekst.' Ook voor zijn fotoserie over de toeslagenaffaire is hij zoekend. Onlangs kwam hij in contact met moeders met een migratieachtergrond die de dupe werden van het falende overheidsbeleid. 'Ik wil niet, zoals bij Yuli en de Tweebosbuurt, met de camera binnenkomen en foto's maken. Ik wil met dit project echt een bijdrage leveren aan het gesprek dat gaande is over dit belangrijke onderwerp.'

Tekst: Iris Stam
Karin Fischnaller

Karin Fischnaller

Wanneer stop je met scrollen? Als je de informatie hebt gevonden die je zocht, of als je iets interessants tegenkomt waar je niet naar op zoek was? Ontwerper Karin Fischnaller is gefascineerd door de keuzes die mensen maken tijdens het surfen op internet. Vanuit haar studio The Anderen in Amsterdam werkt ze aan een database met gegevens over hoe mensen digitaal informatie tot zich nemen.

Fischnaller behaalde haar master Information Design aan de Design Academy Eindhoven en vond een missie in het ontrafelen van allerlei technologieën. Voor haar onderzoek When do you stop scrolling? maakt ze gebruik van ervaringen van experts, waarvoor ze onder meer journalisten, filosofen en designers interviewt, en volgt ze masterclasses over het onderwerp. 'Maar ik analyseer ook mijn eigen gedrag. Ik probeer na te gaan wanneer ik op een link klik die mij interesseert, en waarom ik vervolgens stop met lezen. Ik ben me ook gaan afvragen in hoeverre links – die je doorverwijzen naar onderliggende informatie – werkelijk diepgang geven. En wat zijn de manieren waarop informatie wordt overgebracht? Kun je humor en lichtheid brengen in gelaagde, complexe informatie en in hoeverre wordt dit toegepast? En hoe betrouwbaar is eigenlijk alles wat je online leest? Daarnaast probeer ik erachter te komen waarom bepaalde digitale platforms zo populair zijn, terwijl ik er zelf niets mee heb. Wat maakt Tiktok bijvoorbeeld tot zo'n succes?'

Dat dit veel verschillende vragen zijn, beaamt ze. Om dat alles in kaart te brengen, lijkt een onmogelijke opgave, maar Fischnaller ziet het als een uitdaging én een mooi avontuur om al haar bevindingen te visualiseren in netwerken. 'In de verbindingen die ik leg, worden vaak verrassende verhaallijnen zichtbaar.'

Eerder trok een andere mondiale vraag haar aandacht: Waarom zien we lege schappen in winkels? Er ontstond een samenwerking met designer Tamara Orjola. 'Terwijl zij vooral research deed, probeerde ik de toeleveringsketen in kaart te brengen. De hoofdvraag was hoe een ontbrekend onderdeel de voedselverpakkingsindustrie naar het breekpunt brengt. Het was een uitdaging om dat visueel te maken.'

Over de verzamelde kennis organiseert Fischnaller workshops. Een belangrijke en mooie bijkomstigheid van de talentontwikkelingsbeurs vindt Karin Fischnaller dat ze haar professionele netwerk verder heeft kunnen uitbreiden. 'Ik ben in contact gekomen met mensen die ik anders nog niet had kunnen of durven benaderen. Dat is heel waardevol en stimulerend.'

Tekst: Maaike Staffhorst
Kirsten Spruit

Kirsten Spruit

In haar werk verhoudt Kirsten Spruit zich tot het thema lingering, ofwel doelloos denken of niets doen. De waarde van tijd en tijdsduur fascineren haar. Niets doen wordt binnen kapitalistische waardesystemen meestal als onproductief en waardeloos beschouwd, maar is volgens haar noodzakelijk voor een zinvol en gebalanceerd bestaan.

De grafisch ontwerper, die haar master Information Design aan de Design Academy Eindhoven behaalde, put ook uit eigen ervaringen. Prestatiedruk valt haar doorgaans zwaar en daarbij is ze ook nog eens een perfectionist. De tijdsdruk voelde ze mentaal. 'In het huidige digitale tijdperk waarin men doorgaans zo snel mogelijk resultaat wil zien, is het lastig om ruimte te creëren voor rust en reflectie.' Ze zag de urgentie van het onderwerp waar iedereen in meer of mindere mate mee te maken heeft.

Afgelopen jaar ontwikkelde Spruit een methodiek en een theoretisch kader met betrekking tot niets doen, werk, productiviteit en technologie. 'In mijn manier van werken probeer ik een balans te vinden tussen het doelloze en het doelmatige. Het helpt om een richting of bepaalde regels te hebben zodat daarbinnen plek is om te kunnen dwalen en te spelen met toeval.' Om het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken te benaderen, gebruikt de ontwerper diverse media en disciplines waarmee ze omstandigheden, omgevingen of prikkels creëert om ruimte te maken voor contemplatie. Hiervoor zet ze al haar vaardigheiden in: van grafisch ontwerp, tekenen en schrijven, tot coderen, componeren en radio maken.

Binnen haar onderzoeksproject How to Save Time probeert Spruit een routine op te bouwen rondom lingering en essaying, en deze manieren van tijdsbesteding te documenteren in een archief met notities, beeld, geluid en bijbehorende metadata. Ze geeft zichzelf de ruimte om haar documentatiedrang en fascinatie voor tijdsduur te volgen en te bevragen. Daarbij reflecteert ze ook op het werk van anderen, zoals de dagboekfilms van Jonas Mekas, ook bekend als de Godfather of American Avant-Garde Cinema, de tijdsintensieve performances van Tehching Hsieh, en de langzame composities van componist Éliane Radigue. En nog persoonlijker: ze ontdekte in haar opa's archief dat ook hij de neiging had om alles bij te houden en op te schrijven, als een manier om grip te krijgen op de voorbijvliegende tijd. In haar opa's zorgvuldig bijgehouden agenda's vond ze een poëtische laag aan metadata.

Uiteindelijk wil Spruit alles vatten in een time-based medium: een essayfilm waarmee ze het publiek zal meenemen. Hierbij wordt ze begeleid door Erik Viskil, hoogleraar Research and Discourse in Artistic Practice aan de Universiteit Leiden.

Tekst: Viveka van de Vliet
Leyla-Nour Benouniche

Leyla-Nour Benouniche

Met mentale gezondheid als thema creëert Leyla-Nour Benouniche alias Captain Nightlight een serie video's van live talkshows. De gesprekken zijn gesitueerd in een ruimteschip in een sciencefictionwereld. Te gast zijn onder meer psychiaters, kunstenaars en wetenschappers. Elke episode wordt geïntroduceerd met een animatie en soundtrack.

De pilotaflevering getiteld Clueless Captain, an emotional space odyssee, is vooral gericht op young adults die geen stem hebben of niet goed worden bereikt. Benouniche geeft ze toegang tot belangrijke informatie over onderwerpen als burn-out, drugs- en alcoholmisbruik, depressie of angst(aanvallen).

Ook overweegt ze een aflevering te maken met Dr. Romy over internet- en gameverslaving. Zo creëert ze een platform en een toolkit in een mix van realiteit en fictie. Hiermee wil ze een groeiende gemeenschap en netwerk creëren ter ondersteuning van met name jonge queers van kleur, die onderling niet makkelijk over deze onderwerpen praten.

Benouniche, een Frans-Algerijnse kunstenaar, illustrator en videoproducer, studeerde Interactive/Media/Design aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. 'Op de academie waren identiteit en afkomst belangrijke onderwerpen van gesprek en door mijn stage als video-editor bij Navild Acosta en Fannie Sosa van Black Power Naps, raakte ik hierin meer geïnteresseerd.' Voor haar onderzoek putte ze onder meer uit cartoons voor kinderen, talkshows als Queer Eye of Oprah, science fiction, (Noord-)Afrikaanse mythologieën en visuele codes uit de queer- en diasporagemeenschappen. 'Ik ben nog steeds fan van cartoons voor kinderen op YouTube, waar ik naar keek als ik zelf angstig was. Kinderen leren daardoor op een toegankelijke manier over allerlei onderwerpen. Voor (jong-)volwassenen bestaat zoiets niet.' Daarom gebruikt ze ook cartoons in de pilotaflevering over angsten.

Voor de productie werkt ze samen met een co-producer, een grafisch vormgever en een sounddesigner. Tijdens het proces liet ze zich adviseren door Joy Mariama Smith en Mary Maggic van (A)wake, die haar en andere kunstenaars uit de diaspora van Azië en Noord-Afrika selecteerden voor een artist-in-residency in MONO Rotterdam.

Benouniche zet zich intussen in om meer afleveringen te maken. Ze presenteerde haar project op het New Radicalism Festival in MONO Rotterdam, bij Sexyland in de context van de Gay Pride en in september ging de pilot online op yayemma.com.

Tekst: Viveka van de Vliet
Lieke Jildou de Jong

Lieke Jildou de Jong

Lieke Jildou de Jong, afgestudeerd aan de Academie van Bouwkunst, is geïntrigeerd door de systemen van de natuur en cultuur. Haar wortels liggen in Groningen, waar haar vader boer was. Zelf heeft ze in de noordelijke provincie een akker tot haar beschikking die ze voor haar ontwikkelproject Bodemlegger onderzoekt en inricht. Elke maand maakt ze foto's en filmpjes waarmee ze de ontwikkeling van de akker documenteert en die ze zal gaan verwerken in een ruimtelijke installatie. Met wat geluk komt deze in de enorme hal van de vroegere Groothandelsmarkt te staan, de broedplaats in Amsterdam waar de landschapsarchitect een atelier heeft. Over de akker zegt De Jong: 'Het stuk grond was in slechte conditie. Na het bewerken en inzaaien was er in de zomer de gewenste bloemenzee, goed voor de bodem en aantrekkelijk voor insecten. In september ga ik met een entomoloog in kaart brengen welke beestjes precies hun weg naar de akker hebben gevonden.' Ook doet De Jong met een analist veldonderzoek. 'In een lab op locatie bekeken we onlangs wat kleigrond onder de microscoop. In zo'n klein blokje zit een hele wereld verscholen.'

De Jong zoekt in al haar werk, uitgevoerd vanuit landschapsarchitectuurpraktijk Landscape Collected, naar de systemen van het natuurlijke landschap en de invloed die de cultuurhistorie van de mens daarop heeft. Met Bodemlegger wil ze bewustwording creëren. 'We moeten de bodem niet uitputten door intensieve landbouw met monoculturen, maar zorgen voor vitaliteit, door een variatie aan planten voor een rijk bodemleven. Het is essentieel om de bodem te voeden, een bodem te leggen. Omdat we daarmee uiteindelijk een vruchtbare bodem maken voor onszelf, met gezonde gewassen.' Uitvinden op welke doelgroep ze zich met Bodemlegger zal richten, is een van de facetten van haar onderzoek.

'Ik neig steeds meer naar de overheid. Water en bodem zijn daar nog containerbegrippen. Graag neem ik de beleidmakers vanuit de oppervlakte de diepte in. Door ze te laten zien hoe we de bovenlaag van de grond kunnen behandelen. En op welke wijze we de buffercapaciteiten van de bodem kunnen activeren. Door mijn samenwerking met wetenschappers van het Louis Bolk Instituut, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen, kom ik er steeds meer achter hoe vernuftig het ecosysteem is. Die slimheid en kansen voor het landschap wil ik tonen. Niet op een droge, maar op een beeldende en inzichtelijke manier.'

Tekst: Iris Stam
Luis Ferreira

Luis Ferreira

Luis Ferreira heeft drie paden uitgezet voor zijn talentontwikkelingstraject. 'Ik wil mezelf verder ontwikkelen in creative coding, uitvinden hoe kunstenaars denken en mijn weg vinden in de kunst- en ontwerpwereld.' Ferreira studeerde computer engineering in Portugal en kwam voor werk in Eindhoven terecht. Daar ontdekte hij het lichtkunstfestival Glow. Hij ging in Nederland naar muziekfestivals en was onder de indruk van de kwaliteit van de lichtshows. Het inspireerde hem om aan eigen ideeën te gaan werken. 'Ik was al twee of drie jaar aan het experimenteren met licht-effecten en animaties, voor ik me bewust werd van het bestaan van zoiets als creative coding en de hele cultuur daaromheen.'

In zijn werk zet hij de technische vaardigheden die hij als software-ontwikkelaar en robotic-onderzoeker heeft ontwikkeld in voor creatieve experimenten. 'De mogelijkheden voor de artistieke toepassing van digitale technologie heb ik vooral in Nederland ontdekt, in Portugal leek een bestaan als kunstenaar nooit een reële optie.' In het verleden startte Ferreira een project altijd in eerste instantie vanuit een specifieke techniek; nu wil hij leren denken vanuit een idee, een concept, en dan uitvinden hoe hij dat kan realiseren. 'Ik heb een technische achtergrond, mijn manier van denken is vooral logisch en rechtlijnig. Door met kunstenaars en ontwerpers te spreken, wil ik leren hoe zij denken.'

Hij wil met interactieve projecten werken op de intersectie van de digitale en de echte wereld. 'Sinds een jaar werk ik veel met beweging, samen met een muzikant uit Eindhoven. We registreerden door middel van sensoren de bewegingen die hij maakt bij een optreden. Die informatie vertaalden we samen met een ontwerper in visuals, die we vervolgens tijdens een concert real time lieten reageren op zijn bewegingen.' Samen met modeontwerper Nicole Plender werkte hij aan de ontwikkeling van zelfbewegende jurken. Dat idee bleek nog te gecompliceerd om in korte tijd uit te voeren. Hij werkt nu met haar aan twee jurken met leds en animaties die reageren op de bewegingen van het model. Levenloze objecten tot leven wekken en van een verhaal voorzien, daar is hij naar op zoek. 'Hoe kun je vloeiende bewegingen en emotie oproepen met een technologie die in essentie uit enen en nullen, ja of nee, bestaat.'

Het is niet zozeer zijn ambitie een autonome carrière op te bouwen, hij wil vooral een collectief van makers om zich heen verzamelen. 'Ik wil met verschillende kunstenaars werken: dansers, performers, musici, architecten. Ik geloof dat de ontmoeting van verschillende disciplines de meest interessante dingen oplevert.' Daarnaast wil Ferreira helpen om creative coding een plek te geven in Eindhoven en zo bijdragen aan een actieve gemeenschap zoals die in Utrecht en Amsterdam al bestaan.

Tekst: Lotte Haagsma
Maggie Saunders

Maggie Saunders

Haar persoonlijke ervaring als professioneel stripper en fascinatie voor stripclubs vormden de inspiratie voor haar project Striptopia, een stripclub 2.0 voor millennials. Het project valt, net als eerdere projecten Moulin Rough en Peep Show Hoes, onder de gemeenschappelijke noemer Making the (ab)normal. Vijf jaar geleden stopte de in North-Carolina geboren Maggie Saunders, die ook meubels ontwierp, met strippen. 'Het was leuk, maar emotioneel zeer vermoeiend.' Saunders besloot social design te studeren aan de Design Academy Eindhoven.

Het is haar missie om een breed publiek in contact te brengen met de stripclubwereld, een wereld die veel mensen niet kennen en waar ze mogelijk een vooroordeel over hebben. Het lukte Saunders een andere blik te werpen op deze gestigmatiseerde subcultuur nadat ze, na onderzoek naar stripclubs en in co-creatie met sekswerkers, haar ultieme pop-up stripclub testte in het Ketelhuis in Eindhoven. 'Het was leuk om te zien dat er veel jonge, maar ook oudere mensen waren. Er hing een inclusieve en queer vibe. Iedereen was uitgelaten en wilde laten zien wie en wat ze zijn en bezoekers waren blij verrast. Er danste een divers gezelschap van lokale strippers en paaldansers. Twee werelden kwamen bij elkaar.'

Saunders' Striptopia is een jong, fris en plezierig alternatief op de traditionele stripclubs die ten dode zijn opgeschreven. Ze brengt de stripclub 2.0 tot leven en creëert een meer interactieve omgeving waar de regels van de gedateerde herenclub niet langer worden gevolgd. Ondanks dat ze samenwerkte met experience designer Henrique Nascimento, social mediaexpert Yema Lumumba, en Joel Blanco, professor aan de School of Design in Madrid (ESD Madrid), doet Saunders nog steeds veel zelf. Ze is niet alleen de producent van Striptopia, maar ontwerpt ook objecten met meubelontwerpers Gian Maria Della Rata en Giorgio Gasco, het decor, een deel van de kleding, en het licht en de technologie die interacteren met de dansers.

Je kunt haar stripclub zien als een interactieve reis, een ruimtelijke beleving waar nieuwe vormen van sociale interactie tussen publiek en sekswerkers ontstaan. Hiervoor ontwikkelt Saunders een aantal totems die op centrale plekken in die ruimte staan en interacteren met de app-verzoeken van klanten. De mobiele app zorgt daarnaast voor een beter en transparanter betaalsysteem dat sekswerkers en dansers financieel meer autonomie biedt.

Tekst: Viveka van de Vliet
Marcel Mrejen

Marcel Mrejen

Straks staan een aantal objecten van metaal, glas en plastic in de baai van de Bretonse plaats Paimpol, grotendeels verscholen onder water. Bij hoogtij zijn ze onzichtbaar, bij laagtij kunnen we ze zien. Ze communiceren met elkaar met geluid, licht of temperatuur. Deze serie sculpturen getiteld Tidal Symbionts maakt deel uit van de Experimental & Post Digital Art Trail getiteld Refresh /Episode 1: Bloom die daar volgend jaar juni opent. 'Die specifieke plek zag ik als interessante aanleiding om iets onder water te ontwikkelen', zegt Marcel Mrejen over Tidal Symbionts, zijn site-specific, multi-sensorische installatie waarbij hij gebruikmaakt van onderwatersensoren en Augmented Reality.

Maar zover is het nog niet. Mrejen houdt zich momenteel bezig met de ontwikkeling van een eigen platform, een server om de sculpturen met elkaar te verbinden. Hij werkt daarvoor samen met een engineer Iyas Dalati en webdeveloper Dorian Chouteau, zodat hij hulp krijgt bij het programmeren van de sculpturen, met de software en interfaces. Ook heeft hij de afgelopen tijd veldresearch gedaan aan de kust van Bretagne, vormen en structuren bedacht voor zijn 'machines' en materiaalexperimenten uitgevoerd om te kijken hoe zijn objecten zich houden onder water.

De Franse Marcel Mrejen is in 2018 afgestudeerd als grafisch ontwerper aan de Gerrit Rietveld Academie. Maar zijn praktijk ontwikkelde zich al snel richting een multidisciplinaire benadering waarbij hij technologie, kunst en wetenschap samenbrengt. Hij maakt vaak gebruik van digitale media, zoals AI, AR, video en multimediale installaties om ons bewust te maken van het effect van de digitale cultuur op de ecosystemen waarin we leven. 'Ik gebruik technologie om op een andere manier te leren en de wereld waarin wij leven te begrijpen. Het is een gereedschap om op nieuwe manieren te kijken en te luisteren naar het ecosysteem.'

Zijn nieuwe serie sculpturen illustreren dat: het ene object heeft sensoren die de temperatuur regelen, het andere heeft lichtsensoren. Zo ontstaat een hybride systeem van niet-menselijke wezens die met elkaar communiceren, elkaar activeren, beïnvloeden en zich aan de omgeving aanpassen. Eigenlijk zijn het kunstige machines die niet gemaakt zijn voor die plek, maar wel informatie uitwisselen en op elkaar reageren, zoals organismen in de natuur dat doen. Tidal Symbionts levert mogelijk een publicatie of een film van de installatie in Frankrijk op.

Tekst: Viveka van de Vliet
Marko Baković

Marko Baković

Schoenontwerper en maker Marko Baković begeeft zich met zijn werk het liefst op het snijvlak van ambachtelijke en digitale ontwerp- en productieprocessen. Na zijn master Footwear aan het London College of Fashion, stroomden de opdrachten van modeontwerpers en artiesten binnen. Zo ontwierp Baković een paar schoenen voor niemand minder dan Beyoncé. 'Het was best onwerkelijk om de maten van Beyoncé's benen per mail te ontvangen.'

Baković koesterde lang de wens om een eigen merk te starten waarbinnen hij autonoom werk kan maken. 'In het kader van het werk dat ik in opdracht doe, experimenteer ik geregeld. Veel van die probeersels en vondsten zien nooit het daglicht. In mijn eigen lijn schoenen kan ik deze dingen wél kwijt.'

De financiële ruimte die ontstond als gevolg van de talentontwikkelingsbeurs, maakte het voor Baković mogelijk om zich toe te leggen op zijn eigen merk, Baković Studio, en zich als maker en professional te ontwikkelen. Onderscheidend voor Baković Studio – inmiddels drie collecties verder – is de manier van werken: Baković stuurt zijn ontwerp naar een producent op basis waarvan deze een halffabricaat terugstuurt. Vervolgens maakt Baković de schoen in zijn eigen atelier af. 'In mijn werkplaats kan ik dingen doen die ze in de fabriek niet kunnen of willen doen, omdat het niet kostenefficiënt is. Zo'n fabriek is vooral bezig met geld verdienen. Ik ben geïnteresseerd in innovatie.'

Over het spanningsveld creativiteit en innovatie versus rendabiliteit heeft Baković het afgelopen jaar veel geleerd. 'Natuurlijk is het niet gemakkelijk om een paar schoenen voor tweeduizend euro te verkopen. Maar het ontwerp- en productieproces van mijn schoenen zijn tijdrovend. Ik stel mijzelf steeds de vraag: Hoe zou ik dit product kunnen opschalen? Hoe kan ik dezelfde impact hebben tegen lagere productiekosten?' Baković blijft het experiment met materialen en technieken opzoeken. 'Ik werk nu geregeld met een scanner, die ook wel in de orthopedische industrie wordt gebruikt. Daarmee kan ik een fysieke leest inscannen en er vervolgens digitaal mee verder werken. Zo ontstaat er een dialoog tussen het analoge en het digitale.' Ook dook hij in de wereld van synthetisch rubber. 'Het experiment met dit materiaal begon kleinschalig in de studio. Momenteel ben ik bezig met een partij uit de auto-industrie om te kijken of we dit samen verder kunnen ontwikkelen. Voor zo'n project sta ik in contact met verschillende industrieën en leveranciers. Die samenwerkingen vind ik interessant. Dat is de kant die ik op wil.'

Tekst: Merel Kamp
Munganyende Hélène Christelle

Munganyende Hélène Christelle

Als publicist en kunstcriticus is Munganyende Hélène Christelle breed geëngageerd. Haar werk concentreert zich veelal rondom hedendaagse politieke bewegingen met populaire cultuur als belangrijkste onderwerp. Agelopen jaar zette ze typografie in als politiek instrument om een belangrijk designvraagstuk te formuleren: wie bepaalt wat design is? Zo onderzoekt ze de toekomst van typografiedesign onder de werktitel Times New Thotiana.

Vertrekpunt is het Centraal-Afrikaans cultureel erfgoed van imigongo. In Rwanda, waar ze opgroeide in migrantenkamers van Kigali, is dit een eeuwenoude designvorm met een sterke beeldtaal die vooral onder vrouwen populair is als uitingsvorm. 'De imigongo-beoefenaars gebruiken geometrische vormen om muren en aardewerk te versieren met patronen die een tekstuele betekenis dragen. Het zijn moderne hiërogliefen.'

Hélène Christelle bevraagt het klassieke beeld van 'de designer' en is nieuwsgierig hoe ze als publicist kan bijdragen aan een designwereld die niet-westers design vanuit de marge naar het centrum kan brengen. 'Ik wil een vertaalslag maken van de imigongo naar een moderne designmethodologie. Industrieën moderniseren kan niet als je populaire cultuur, de cultuur van de jonge massa, negeert. Vandaar de titel van mijn onderzoek, als knipoog naar de vernieuwingsslag die mijn digitale generatie de designwereld te bieden heeft.'

Om haar omvangrijke visie in een internationale context te plaatsen, maakte ze een half jaar lang werkreizen naar andere designsteden die vanuit de marge een eigen autoriteit opbouwden, waaronder Accra en Dakar. In Dakar bezocht ze de tweejaarlijkse kunstbiënnale. 'Naast het officiële programma is er een minstens zo groot off-programma dat zich afspeelt in huiskamers, onafhankelijke galeries en boetieks. Daar ontdek je werk dat je niet in de gevestigde instituten tegenkomt.'

Tijdens het onderzoeksjaar heeft ze belangrijke stappen kunnen zetten, ook in het denken over haar praktijk. 'De eigenaar van een kunstgalerie in Dakar zei tegen mij: “Er is meer dan alleen de politieke urgentie. Het gaat ook om de schoonheid van ons werk. Want als mijn leven er niet is om beeldschoon te zijn, waarvoor is het dan wel?”'

Na haar periode van onderzoeken breekt voor Hélène Christelle nu de fase van samenwerken aan. Zo wil ze binnen de Werkplaats Typografie bij ArtEZ in samenwerking met collega's uit het kunst-, cultuur- en designvak, een critical design-praktijk cureren met collectieve lezingen en groepsexposities.

Tekst: Viveka van de Vliet
Octave Rimbert-Rivière

Octave Rimbert-Rivière

Ze trekken meteen de aandacht: de theepotten en de ontelbare kopjes in de Amsterdamse werkplaats van ontwerper en keramist Octave Rimbert-Rivière. Veelal bont van kleur, met een lichte glans, sommige strak en hoekig, andere verleidelijk weelderig met bewust aangebrachte oneffenheden, of juist monsterlijk grotesk met wonden in het egale oppervlak. Bij zijn afstuderen in Het Hem in 2020 toonde hij voor het eerst meer dan honderd stukken op twee grote tafels, geëxposeerd als een massieve menigte van gekke wezens. Daarna ging hij verder met het vervaardigen van het ontregelende serviesgoed, een verslavend en leerzaam vervolg van een project dat ooit als grap begon.

De Franse Rimbert-Rivière, die inmiddels vier jaar in Nederland woont, vertelt: 'Ik wilde de link onderzoeken tussen handwerk en nieuwe technologieën, zoals 3D-printen. Een beker, een universeel object dat al sinds mensenheugenis wordt gemaakt, was het eerste dat ik gebruikte om sculpturale kenmerken toe te voegen aan een alledaags voorwerp. Met 3D-software kon ik eenvoudige geometrische vormen uitrekken, vervormen en verplaatsen, wat resulteerde in onverwachte combinaties. Zo combineerde ik het gebruik van de computer met traditionele technieken om op een heel speelse manier vervormd serviesgoed te creëren. Ik maak graag keramiek dat de aandacht trekt door zijn verleidelijke vormentaal en zijn monsterlijke aspect, maar dat toch functioneel is.'

In zijn objecten giet de toegewijde Rimbert-Rivière zijn liefde voor een ambacht, dat hij zichzelf voor een deel met behulp van online tutorials eigen maakte. Hij is ontzettend blij dat hij zich, door de toewijzing van de talentontwikkelingsbeurs, in de praktijk kon laven aan de kennis van meesters, zoals keramist Marianne Peijnenburg, mallenmaker Frans Ottink en glasexpert Steef Hendriks. In een eerder stadium werkte hij samen met kunstenaar en gamedesigner Guillaume Roux. 'Het was de eerste keer dat ik geavanceerde technieken leerde van professionals en ze kon toepassen in mijn processen. Dit zorgde ervoor dat ik het creatieve resultaat kon verbeteren, de productie optimaliseren en ik mijn eigen keramiekatelier kon beginnen.'

In de laatste fase van het talentontwikkelingsjaar is een publicatie over zijn werk gepland, die hij zal maken met grafisch ontwerper Alex J. Walker. Ook zullen zijn objecten fysiek en online worden tentoongesteld. Rimbert-Rivière besluit: 'Ik vond het zeer verrijkend om nauw samen te werken met experts die in de digitale en ambachtelijke wereld toonaangevend zijn.'

Tekst: Iris Stam
Patricia Mokosi

Patricia Mokosi

Modeontwerper Patricia Mokosi is geboren in Congo, getogen in Eindhoven en woont momenteel in Amsterdam. Haar inspiratie haalt Mokosi uit haar turbulente jeugd. Ze is gefascineerd door alles wat met het audiovisuele, spirituele en occulte te maken heeft. Mokosi heeft zich afgelopen jaar gericht op de verdere ontwikkeling van haar label On God by Tries.
Renske van Vroonhoven

Renske van Vroonhoven

'Hoe moeilijk kan het zijn?', dacht Renske van Vroonhoven toen ze zich begon te verdiepen in geur. Het bleek iets ingewikkelder dan gedacht, maar inmiddels is Van Vroonhoven thuis in het medium en weet ze met geur trefzeker vervlogen tijden te ontsluiten. 'Geur is een intiem portaal dat je direct terugbrengt naar een herinnering.'

In veel van haar (multidisciplinaire) projecten probeert Van Vroonhoven toegang tot een verleden te verlenen en verlengen. Zo werkte ze het afgelopen jaar op Jersey samen met kunstenaars Thomas Buckley en Ned Lawlor aan Memory Bar, een serie performances in de vorm van een cocktailavond, waarmee herinneringen aan de bezetting van het eiland tijdens de Tweede Wereldoorlog in het leven worden geroepen en op voelbare wijze toegankelijk worden gemaakt voor een breed publiek. De drie haalden daartoe verhalen op bij (bejaarde) eilandbewoners.

'Er was een vrouw die ons vertelde dat ze als kind tijdens een hete zomer gedurende de bezetting zo'n honger had, dat ze stukjes asfalt van de smeltende wegen trok, daar bolletjes van draaide en die opat alsof het toffees waren.' Deze herinnering werd onderdeel van een multimediaal vijfgangenmenu. Bezoekers genoten (eetbare) berkenteer uit een 'zwart weggetje' op hun tafels terwijl ze naar het verhaal van de eilandbewoner luisterden en visuele vertalingen van haar herinnering op hun tafel werden geprojecteerd.

'Als bezoeker dacht je echt: “Ieeeh, zit ik nu teer te eten?” We proberen mensen niet alleen een gebeurtenis te laten herbeleven, maar zoeken ook naar een fysieke ervaring van de impact ervan. Het moet echt binnenkomen.' Voor een andere herinnering componeerde Van Vroonhoven de geur van een tuin op Jersey in de zomer. 'Ik weet inmiddels hoe ik een geur moet opbouwen. Geurstof stemone ruikt bijvoorbeeld naar gebroken bladeren, groene vijgen en stengels. En op Jersey groeit ook lavendel en tijm, dus zoiets moet er ook in. En dan moet je er nog rekening mee houden dat sommige elementen sneller vervliegen dan andere.'

Momenteel is Van Vroonhoven bezig met een eigen productlijn en een tweejarige onderzoeksopleiding aan Cambridge waarbij ze zich volledig richt op haar medium, geur. De daar opgedane kennis vertaalt ze naar haar eigen educatieve programma voor Nederlandse kunstacademies. 'Wist je dat de Romeinen tijdens banketten soms in geurstof gedoopte duiven lieten rondfladderen? En wij maar denken dat we iets heel nieuws doen.'

Tekst: Merel Kamp
Robbert Doelwijt Jr.

Robbert Doelwijt Jr.

“Een zwarte filmmaker met autisme wil een film maken”, dat stond min of meer in mijn aanvraag voor de talentontwikkelingsbeurs. Ik wilde een positie innemen en voelde me geroepen om namens een groep te spreken.' Autodidact en audiovisueel maker Robbert Doelwijt jr. is geboren in de Amsterdamse Bijlmer en heeft Surinaamse ouders met roots in Nigeria, Sierra Leone, China en Indonesië. Genoeg groepen om namens te spreken dus, genoeg inspiratie ook om een film te maken waarin hij zijn identiteit als zwarte bi-culturele man kan vastleggen.

Maar sindsdien is er veel gebeurd. 'De toekenning van de beurs heeft ervoor gezorgd dat ik veel meer durfde te geloven in mijn kunstenaarschap. En dát besef leidde ertoe dat ik begreep dat mijn zoektocht niet over labels gaat. Ik ben geen “zwarte maker”. Of: “Een neurodiverse maker op het spectrum.” Ik ben een máker. Iemand die zijn eigen ervaringen in zijn werk verwerkt. Dus het onderwerp bleef hetzelfde, maar het wérk krijgt nu de nadruk, niet de persoon die het werk maakt.'

Dat besef van kunstenaarschap beïnvloedt ook Doelwijts andere plan: een residentie van een maand in Tokio – die door corona pas in 2023 kan plaatsvinden. 'Tijdens mijn residentie in Tokio ga ik een experimenteel filmproject doen dat reflecteert op de positie van jazz in Tokio. De twee maanden die ik daaraan vooraf door Japan ga reizen, gaan niet over jazz, maar zijn vrijer, vooral om mezelf uit mijn comfortzone te trekken.'

Volgens Doelwijt is het een vraag die meer zwarte mensen in de diaspora bezighoudt: Welke plek durf ik in te nemen? Kun je bijvoorbeeld welkom zijn in de wereld van de jazz, maar dan wel in een land als Japan, waar buitenlanders soms met argwaan worden bekeken? 'Wat me te wachten staat weet ik niet. Misschien ga ik me wel opeens thuis voelen in een Japanse Afro-barbershop. Of heel ergens anders. Je ziet in films zelden zwarte mensen reizen, meestal blijven ze thuis. Maar ik wil ze wél op reis zien, dus word ik door mijn tocht zelf de zwarte man die ik in een film zou willen zien. Een man op zoek, buiten zijn comfortzone. Hij weet dat hij een experiment aangaat, dat hij iets gaat ontdekken. Hij weet alleen nog niet wat.'

Tekst: Jowi Schmitz
Rosen Eveleigh

Rosen Eveleigh

Grafisch ontwerper Rosen Eveleigh studeerde aan de Werkplaats Typografie van ArtEZ. In hun praktijk onderzoekt hen hoe queer- en transmensen grafisch ontwerp inzetten om te communiceren en zich te representeren. Hen richt zich op Nederland in de context van de hiv/aids-crisis in de jaren zeventig, tachtig en negentig. Met een reeks collaboratieve intergenerationele orale geschiedenissen en workshops onderzoekt Eveleigh deze queer- en transgeschiedenis vanuit een hedendaags standpunt. Hen hoopt hiermee nieuwe inzichten in de relatie queerness en grafische ontwerp in Nederland te verkrijgen.
Rossel Chaslie

Rossel Chaslie

Na een druk jaar met onder meer een artist in residency bij The Black Archives, een cover voor Antonlogie; verhalen over het gedachtegoed van Anton de Kom, een muurschildering voor Weltmuseum Wien en illustraties en een TV-optreden in het kader van de documentaire De opstand op de Neptunus – het Zeeuwse schip dat in 1785 voor de Ghanese kust door de slaafgemaakten aan boord tot ontploffing werd gebracht – koos illustrator, animator en schrijver Rossel Chaslie voor vertraging en een heroriëntatie van zijn eigen praktijk.

'Als kunstenaar heb je – zoals Nina Simone zei – de opdracht de tijd waarin je leeft, en je gemeenschap te weerspiegelen', zegt Chaslie. De morele opdracht van activisme en representatie – die je als lid van een minderheid al snel voelt – loopt als rode draad door zijn werk. Tegelijkertijd kan die opdracht ook benauwen: 'Ik ben dankbaar en trots dat ik als maker van kleur met een politieke boodschap wordt gevraagd voor opdrachten en geld verdien, maar ik ben meer dan alleen activist en wil ook andere aspecten van mijzelf verkennen.'

Om daarvoor ruimte te maken, deed Chaslie dus een stap terug. Hij nam minder opdrachten aan en bewoog zich weg van de animatie: 'Ik wil meer doen met storytelling, maar in mijn eentje aan een animatie werken, maakt me niet gelukkig en is zelden kostendekkend.' Chaslie herontdekte één van zijn eerste liefdes: de comic. Hij deed een open call voor een comic anthology en nodigde vijf verschillende schrijvers uit om een verhaal te schrijven. Deze verhalen zal hij, elk in een ander medium en een andere stijl, naar een comic vertalen. 'Zo onderzoek ik welke stijl me past.'

Ook maakte Chaslie een onderzoeksreis naar zijn geboorteland Suriname om verhalen uit de jeugd van zijn moeder te traceren en om historisch betekenisvolle plekken, waaronder voormalige plantages, te bezoeken. 'De zwarte geschiedenis zal altijd een rol spelen in mijn werk, maar ik heb óók een passie voor science fiction. Hoe ziet Paramaribo er in het jaar 2500 uit?' Uiteindelijk wil Chaslie de verhalen van zijn moeder inbedden in bredere (deels fictieve) narratieven over het verleden, het heden en de toekomst van Suriname en vertalen naar een graphic novel, Sranang Stories.

In zijn jaar reflectie, heroverde Chaslie de controle over zijn eigen verhaal en positionering als maker: 'Ik geloof in duurzaam activisme én wil vanaf nu vooral werk maken waarmee ik een legacy neerzet die over vijftien jaar ook nog betekenisvol is.'

Tekst: Merel Kamp
Shaquille Veldboom

Shaquille Veldboom

Shaquille Veldboom wilde engineer worden, maar in zijn hoofd en hart was hij al autodesigner. Met een grootvader als automonteur wist hij al op jonge leeftijd hoe hij een auto in elkaar moest zetten. 'Ik kan machines en auto's ontwerpen en zou daar zo mijn professie van kunnen maken. Maar bij het ontwikkelen van dit soort hoogwaardige producten die echt door mensen gaan worden gebruikt, krijg je te maken met regelgeving en veiligheidseisen. En eigenlijk ontdekte ik dat ik naast ontwerpen óók graag verhalen vertel.'

Zijn design skills bleken goed van pas te komen in de game industrie, waar je helemaal zelf kan bepalen hoe iets werkt en wordt gebruikt. Veldboom: 'In een game kun je de fysieke en digitale realiteit laten samensmelten. Alles is mogelijk en met de programma's van tegenwoordig hoef je nauwelijks nog zelf te programmeren. En áls ik extra technische kennis nodig heb, weet ik die wel te vinden. Met YouTube en een technische vader kom ik trouwens ook al heel ver.'

Momenteel werkt hij aan de ontwikkeling van zijn eigen videogame GodSpeed, dat 'veel geluk' of 'goede reis' betekent. Voor deze game heeft hij een microcar ontworpen. Als speler verzamel je onderdelen van de auto en eenmaal compleet kun je racen tegen anderen. Maar het gaat Veldboom niet alleen om het spelen. Een belangrijk element is voor hem om via games persoonlijke ervaringen en kennis over te brengen, én anderen te inspireren met een mooi verhaal. 'In GodSpeed volg je hoofdpersoon Grio Yggdrasil, die net als ik in Amsterdam Zuidoost woont. De naam is Afrikaans en betekent “doorgever”. Grio is mijn alter ego. Wanneer hij zijn eigen automerk begint, laat ik hem van alles ontdekken. Het educatieve aspect is dat ik de spelers van de game meeneem in de ontwikkeling van menselijke innovaties. Die ontdekkingen en uitvindingen komen de spelers goed van pas om verder te komen in het spel. Dit is mijn manier om kennis door te geven.'

Afgelopen jaar bekwaamde Veldboom zich verder in het 3D-ontwerpen en het vertellen van interactieve verhalen. Voor de presentatie van GodSpeed hoopt hij de 3D-versie van de microcar uit de game te presenteren.

Tekst: Maaike Staffhorst
Stefan Duran

Stefan Duran

Als motion designer heeft Stefan Duran de ambitie om zich verder te ontwikkelen op het gebied van animatie. Hij wil de zeggingskracht ervan vergroten. Aanleiding voor zijn onderzoek is de vercommercialisering van hiphop en de manier waarop deze scene zijn kritische boodschap en positie verliest. Duran stelt zichzelf de vraag: 'Hoe kan ik met de combinatie van muziek, dialoog en animatie een verdiepend en maatschappelijk relevant verhaal overbrengen?'
Sterre Richard

Sterre Richard

Sterre Richard rondde de opleiding illustratie aan de Willem de Kooning Academy in Rotterdam cum laude af. Maar pronken als een pauw en vasthouden aan hetzelfde tekenkunstje is niks voor de veelzijdige striptekenaar, die werkt onder de naam Sterric. Het verhaal dat ze wil vertellen bepaalt de beeldtaal. Ook haar doelgroep is divers: jongeren, volwassenen en alles daartussenin. Ze is wars van de geijkte romantische verhalen, waarin personage A en B elkaar in het begin niet zien staan, door een avontuur op de proef worden gesteld en zo ontdekken dat ze voor elkaar bestemd zijn. Haar eerste graphic novel is daar een tegenreactie op. 'In De Vloek van Rood begint het juist met een gelukkige relatie. Door krachten van buitenaf ontstaat het conflict.'

Sterric maakt boeken die ze zelf zou willen lezen. Zo ontstonden uiteenlopende producties die een combinatie zijn van feministische thema's, Europese folklore en historie. 'Ook houd ik nogal van occult-achtige horrorverhalen, geschreven vanuit het vrouwelijke perspectief. Als tiener werd ik daar voor het eerst door gegrepen, door de Japanse shoujo manga-strips, bedoeld voor meiden tussen de tien en zestien jaar. Ze werden rond de millenniumwisseling voor het eerst in Europa geïmporteerd.'

In het kader van de talentontwikkelingsbeurs is Sterric nu onder meer bezig met een researchproject over shoujo manga. 'Het aantal vrouwelijke striptekenaars is de laatste jaren flink toegenomen. Ook al is hun tekenstijl anders, je ziet aan de structuur van het verhaal dat ze, net als ik, in hun jeugd veel manga lazen. In samenwerking met een Duitse PhD-student, gespecialiseerd in Japanse cultuur in Europa, onderzoek ik of die toename niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten plaatsvond. Als dit zo is, ga ik met tekenaars uit verschillende Europese landen een hommageboek met illustraties en essays maken over de manga-kunstenaars die ons inspireerden.'

Sterric werkt voornamelijk digitaal. 'Anoloog vind ik ook fijn, maar met name inkleuren is een uitdaging. Ik bestudeer nu materialen en technieken die zorgen voor een egaal en sneldrogend resultaat, zodat ik in de nabije toekomst mijn eerste analoog getekende graphic novel kan uitbrengen. Ook op literair gebied wil ik, met behulp van een intensieve workshop, nog wat slagen maken. Het voelt heel bevrijdend om door de beurs die ruimte te hebben.'

Tekst: Iris Stam
Süheyla Yalçin

Süheyla Yalçin

Als dochter van ouders met een migratiegeschiedenis stelt audiovisueel maker Süheyla Yalçin de vergeten Turkse geschiedenis centraal in haar onderzoek. In het project De Diaspora Designer bevraagt ze op satirische en kritische wijze wie bepaalt wat design is.
Tabea Nixdorff

Tabea Nixdorff

De meeste archieven bestaan vooral uit documenten waarin het geschreven woord als belangrijkste informatieoverdracht wordt gezien. Tabea Nixdorff maakt voor haar onderzoeksprojecten veel gebruik van archieven, maar zoekt juist naar sporen die verder gaan dan de tekst: wat zijn de belichaamde vormen van kennis die niet zijn gedocumenteerd? Nixdorff ziet lichaamstaal, orale overdracht, zang en andere 'instrumenten', bijvoorbeeld weefgetouwen, als bijzonder waardevolle bronnen voor het vinden en vertellen van gemarginaliseerde verhalen.

Nixdorff studeerde af aan de Werkplaats Typografie in Arnhem en werkt sindsdien als kunstenaar, typograaf en onderzoeker. Ze schrijft, ontwerpt en geeft boeken uit, assembleert audiocollages, en organiseert sociale bijeenkomsten die zich richten op het affectief delen van kennis. Haar projecten zijn steeds verweven met het persoonlijke, op zoek naar queer belonging, en (re)claimen van zogenaamde 'vrouwelijke' arbeid.

Sinds twee jaar verdiept ze zich in de geschiedenis van feministische netwerken en bewegingen in Nederland, geïnitieerd door een tentoonstellingsproject in opdracht van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. In dit project werkt ze nauw samen met architect en onderzoeker Setareh Noorani. Samen proberen zij de tentoonstelling te overschrijden en intergenerationele netwerken van solidariteit en vriendschap te creëren, die het ontwerp van het sociale opnieuw vormgeven. Dit project moedigde Nixdorff ook aan om een eigen publicatiereeks te beginnen, genaamd Archival Textures, om efemeer archiefmateriaal, zoals brieven, notities en manuscripten in het nu te verspreiden.

Gedurende het afgelopen jaar werkte Nixdorff ook aan haar onderzoeksproject su-sur-rous, dat ze omschrijft als 'een zoektocht naar onder-gerepresenteerde biografieën van hen die, via hybridisatie van hun lichaam met muziekinstrumenten, machines, of andere technologieën, alternatieve talen hebben ontwikkeld.' Hiervoor wint ze ook expertise in van geluidskunstenaars en dichters.

Poëzie is voor Nixdorff een terugkerend referentiepunt. Zo raakte ze een tijd geleden gefascineerd door errata die ze zo nu en dan op een inlegvel in boeken vond. 'Ik wilde er meer van weten. Errata zijn correcties die tijdens het productieproces over het hoofd zijn gezien. Ze geven inzicht over de making-of van een publicatie en werpen licht op het vaak onzichtbare werk van een redactie. Als je errata als een paratekst op zich leest, roept het ook onbedoeld een poëtische kwaliteit op.' Over het onderzoek schreef ze een essay en maakte ze een boek waarin de errata als dichtregels worden gepresenteerd. De talentontwikkelingsbeurs heeft haar de gelegenheid gegeven om met haar werk en portfolio door te gaan. 'Dit heeft me gestimuleerd om verder te professionaliseren.'

Tekst: Maaike Staffhorst
Tobie van Putten

Tobie van Putten

In de webshop van NEW TOOB zijn enkel unieke stukken te koop. En alles is persoonlijk gemaakt door Tobie van Putten. Hij ontwerpt vaak al doende, terwijl hij aan de naaimachine zit. Van Putten schetst geen collectie, maar begint bij een illustratie, die hij laat uitgroeien tot een gezeefdrukt dessin op een stof. En dan begint het kledingontwerpen pas. Wat daaruit komt, is opvallend, kleurrijk, vrolijk. Het werkt aanstekelijk. 'Het is heel erg wie ik ben, wat ik zelf wil dragen,' zegt Van Putten. 'Ik breng graag wat meer kleur in de wereld. Ook op een alledaagse dag mag je er van mij uit knallen.'

Dat hij de talentontwikkelingsbeurs kreeg, betekende veel. 'Ik zat op een oud naaimachientje te stikken en wist niet wat me overkwam toen ik hoorde dat ik de beurs van 25.000 euro kreeg. Ik had nooit geld.' Het stelde hem in staat drie professionele naaimachines aan te schaffen: een lockmachine, een tricot overlocker en een rechtstikmachine. Even vreesde hij dat het een slechte investering was, want het kostte hem bijna twee maanden om er technisch mee om te leren gaan. Nu wil hij niet meer zonder: 'Ik ben dit jaar echt gegroeid in mijn vakmanschap.'

Een tweede keerpunt was zijn kennismaking met rondbreien in het TextielLab in Tilburg. Hij kwam er met foto's van modellen in zijn kleding tegen een achtergrond van gezeefdrukte en geairbrushte illustraties. Die beelden zijn op de rondbreimachine omgezet in textiel. Een hele ontdekking, breien: 'Ik zeefdrukte alles altijd, maar dat heeft nadelen in kleding. Die print haalt de stretch uit de stof, en kan na een tijdje gaan breken.' Wat je inbreit, blijft daarentegen soepel. De resultaten gaat Van Putten nog verwerken in een nieuwe outfit, maar niet allemaal: 'Ik ben er nu eentje aan het opspannen, dat is zó gaaf. Ik zou daar de hele dag naar kunnen kijken.'

De gebreide doeken zijn op de Dutch Design Week te zien. Daar worden ook de resultaten getoond van de experimenten die hij nu met denim doet. 'Tot nu toe werkte ik met joggingstoffen, het mag van mij wel iets deftiger. Ik ben denim jasjes aan het maken met mooie diepe kleuren en prints.' In november verwacht hij klaar te zijn voor zijn eerste solo-expositie, waarschijnlijk ergens in een winkel in Amsterdam: 'Ik heb me lang ondergedompeld in een intensief maakproces. Einde dit jaar wordt het tijd de uitkomsten daarvan te laten zien aan het grote publiek.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Yuro Moniz

Yuro Moniz

'Op een bepaald moment kreeg ik opeens het gevoel dat ik hele grote vazen moest maken', zegt Yuro Moniz. Zo gevoeld, zo gedaan. Moniz, tot die tijd werkzaam als video-editor, toog naar Zuid-Korea en ging een week bij een meesterpottenbakker in de leer om de keramische taryeom-techniek onder de knie te krijgen. Bij deze techniek komt een werkstuk tot stand door het stapelen en aan elkaar boetseren van rollen.

'In Korea maken ze traditioneel met de hand, dus zonder draaischijf, heel grote potten om bijvoorbeeld eten in te laten fermenteren.' De pottenbakker zit daarbij geregeld in een innige omhelzing met de pot in wording, een rol klei over de schouder geworpen. Die fysieke ontmoeting met het materiaal zonder tussenkomst van gereedschap of instrument – en de imperfecties in het eindproduct die daarbij horen – daar is het Moniz om te doen. 'De klei zegt mij wat ik moet doen. Ik begin wel met een idee, vorm of functie, maar op een gegeven moment nemen het materiaal en mijn intuïtie het over.' Moniz wil met haar handwerk weg van Westerse technologische perfectie en terug naar de essentie van wat het volgens haar betekent om mens te zijn. 'We moeten terug naar binnen, we zijn veel te veel bezig met het uiterlijk.'

In de komende tijd onderzoekt Moniz het keramisch ambacht en neemt daarbij haar eigen identiteit als uitgangspunt: 'Ik heb Surinaams, Hindoestaans, Chinees en Portugees bloed en dus wil ik in Suriname, India, China en Portugal onderzoeken hoe het ambacht van de pottenbakker er daar uitzag en uitziet en zoveel mogelijk lokale technieken en vormtalen leren kennen. Welke verhalen horen daarbij? En wat is nu eigenlijk mijn verhaal als maker?' Later in het jaar volgen een onderzoek bij The Black Archives en een residentie bij het EKWC (Europees Keramisch Werkcentrum) en een onderzoeksreis naar Marokko. Ook zocht Moniz contact met de Crafts Council Nederland. 'Dit traject is eigenlijk de start van mijn professionele toekomst.'

Uiteindelijk is het ambacht voor Moniz een manier van leven. 'Het liefst zou ik met mijn gezin heel de wereld af reizen op zoek naar plekken waar mensen nog authentiek leven en leren over de plaatselijke keramiektechnieken en de verhalen daaromheen.' Moniz wil terug naar Korea en naar Mexico, maar ook naar Japan om een keramist die met de hand badkuipen boetseert te bezoeken. 'Ik wil zoveel mogelijk kennis over dit ambacht opdoen, voordat die kennis uitsterft.'

Tekst: Merel Kamp
Zalán Szakács

Zalán Szakács

Zalán Szakács haalde in 2017 zijn bachelor Man and Communication aan de Design Academy Eindhoven. Twee jaar later volgde hij de master Media Design: Experimental Publishing aan het Piet Zwart Instituut in Rotterdam. Op zijn website omschrijft hij zichzelf als 'een post-digitale kunstenaar, audiovisueel performer en onderzoeker van mediatheorieën'. Hij vindt het heel boeiend om vergeten technologieën uit de geschiedenis te analyseren. 'Hoe werden deze apparaten gemaakt en gebruikt, en wanneer? Hoe werden ze in die betreffende tijd gezien en beoordeeld? Ook neem ik hedendaagse technologieën onder de loep en denk ik na over wat nog komen gaat. Al deze input vertaal ik naar interactieve installaties die de ideeën uit verleden, heden, toekomst vangen. Wonderlijke werken met licht, geluid en geur waarin mensen een gevoel van tijdloosheid ervaren.'

Afgelopen jaar werkte Szakács onder meer aan Lichtspiel. Hij verdiepte zich voor dit project in de optica en in het gebruik van licht in de zeventiende eeuw. Ook onderzocht Szakács de symboliek. 'Licht was in die tijd niet alleen functioneel, maar vertelde ook vaak een verhaal. Zelfs de vorm van een lichtbron kon metaforisch zijn, zoals een olielamp in de vorm van een haan, verwijzend naar de opkomende zon en naar God.' Voor zijn onderzoek werkt hij samen met experts van verschillende kenniscentra: TU Delft, Universiteit van Utrecht en Rijksmuseum Boerhaave in Leiden, dat in het bezit is van de grootste verzameling zeventiende-eeuwse lenzen ter wereld. Verheugd: 'Zonder de ondersteuning van het Stimuleringsfonds had ik nooit met deze specialisten in contact kunnen komen. Deze beurs geeft me zoveel ruimte en tijd.'

Dit geldt ook voor Tisztás, een ander project waar Szakács zich in kan verliezen. Hij reist daarvoor naar de streek waar hij tot zijn twaalfde woonde: het Roemeense Transsylvanië. Met een lokale gids, videocrew, een ondernemer die veel van tradities en folkmuziek weet, een Berlijnse geurkunstenaar, een geluidsartiest en zijn mentor trekt hij de bergen in om te onderzoeken welke invloed het mystieke landschap op de bewoners en hun culturele erfgoed heeft. Het verzamelde materiaal zal ook ditmaal resulteren in een installatie die je in vervoering brengt, wellicht ook nu weer tot tranen aan toe. Szakács besluit bevlogen: 'Het besef dat mijn werk zo'n effect op mensen heeft, maakt mij weer emotioneel.'

Tekst: Iris Stam
Andrius Arutiunian

Andrius Arutiunian

Andrius Arutiunian is componist en geluidskunstenaar. Hij volgde zowel zijn bachelor- als masteropleiding aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Zijn praktijk wordt gekenmerkt door hybride verschijningsvormen, waaronder multimedia-installaties en audiovisuele liveperformances, waarin hij vaak onderzoek doet naar culturele en sociale geschiedenissen van verschillende gemeenschappen veelal in de periferie. Zo deed hij in 2017 onderzoek naar de Armeense diaspora en discomuziek, waarvoor hij cassettebandjes en platen verzamelde uit de jaren zeventig en tachtig. Arutiunian bracht in gelimiteerde oplage een nieuwe plaat uit waarvoor hij putte uit de geluiden van deze sonische artefacten. 'Het project gaat in op de manier waarop de mens omgaat met volkstaal, zijn eigen culturele geschiedenissen uitdrukt en in hoeverre een periferie kan onthullen wie we zijn als mens en wat voor plek we innemen in de wereld.'

Voor een ander project ontwikkelde Arutiunian de audiovisuele installatie The Irresistible Power of Silent Talking, gebaseerd op het geautomatiseerde systeem van het iBorderCtrl-algoritme. 'Dit algoritme wordt gebruikt om gezichtsuitdrukkingen te herkennen van migranten die de Europese Unie binnenkomen. Het erkennen van de noodzaak van een kritische houding ten opzichte van technologie en de politieke implicaties van het gebruik van gewelddadige vormen van surveillance liggen ten grondslag aan mijn werk.' Op poëtische wijze bevraagt Arutiunian de manier waarop technologie wordt ingezet als politiek instrument bij migratie. 'Momenteel verricht ik onderzoek dat voortkomt uit mijn fascinatie voor het woord “gharib”, in het Nederlands “vreemdeling”. Het woord is afkomstig uit het Arabisch en Farsi en komt ook voor in de Armeense en Griekse taal, maar verschilt van het westerse idee van een vreemdeling als “de ander” en gaat meer in op het idee van ergens bij horen zonder er deel van uit te maken.'

Daarnaast houdt Arutiunian zich bezig met muzikale evenementen die plaatsvinden buiten de reguliere sociale en/of wettelijke normen en ritmes, zoals nachtelijke raves. 'De periferie vormt een veilige haven voor gemarginaliseerde gemeenschappen en een manier om te ontsnappen aan de focus van onderdrukkende systemen.' Voor de totstandkoming van een performance rondom het stemmen van instrumenten en de link met alternatieve sonische realiteiten heeft Arutiunian de afgelopen periode gesproken met mensen vanuit verschillende disciplines zoals curatoren, schrijvers, filosofen en wetenschappers. 'In de toekomst hoop ik deze manier van samenwerking door middel van gesprekken mee te nemen in mijn praktijk en uit te werken tot publicaties over ergens bij horen en nachtelijke sonische evenementen.'


Tekst: Manique Hendricks
Asefeh Tayebani
Asefeh Tayebani
Asefeh Tayebani
Asefeh Tayebani

Asefeh Tayebani

'But you don't look autistic'. Asefeh Tayebani heeft die zin heel vaak gehoord op de Graduation Show van de Gerrit Rietveld Academie, waar ze in 2018 haar afstudeerproject aan pers en publiek toonde. Nog geen half jaar eerder kreeg ze te horen dat ze autisme heeft. 'Het is lastig om aan je omgeving uit te leggen wat dat precies inhoudt', zegt Tayebani. 'Ik merkte dat wat ik vertelde vaak niet begrepen of geloofd werd.' Met het project Precious Burden koos ze ervoor het anderen te laten voelen. Drie draagbare accessoires laten je fysiek ervaren wat het is om hypersensitief te zijn op het gebied van nabijheid, aanraking, geluid en oogcontact. Weleens een verlammende schok gevoeld als iemand je aanraakt? Het omgevingsgeluid als oorverdovend ervaren? Of iemand niet recht aan kunnen kijken?

En dan toch steeds die zin. Het werd de titel van haar volgende project, waar Tayebani met steun van het Stimuleringsfonds aan begon. Binnenkort wordt het onlineplatform butyoudontlookautistic.nl gelanceerd, speciaal voor vrouwen met autisme. 'Bijna alles wat je over deze aandoening kunt vinden is afgestemd op mannen', zegt Tayebani. 'Vrouwen krijgen de diagnose vaak pas op latere leeftijd, ik was al dertig. En dan nog is er veel ongeloof, je ziet het tenslotte niet aan de buitenkant.' Ze heeft het afgelopen jaar veel research gedaan, ervaringsverhalen verzameld en samen met grafisch ontwerpster Fallon Does gewerkt aan een autismevriendelijk webontwerp dat de doelgroep niet afschrikt. 'Ik kan zelf heel veel websites niet aan, ik haak af bij te veel drukte op het scherm', zegt Tayebani. Daarom is in dit ontwerp extra aandacht besteed aan een overzichtelijke indeling, met niet te veel informatie tegelijkertijd en zonder felle kleuren.

Aandoeningen ontdoen van stigma's en het onzichtbare zichtbaar maken; het zijn thema's die doorsijpelen in veel van Taybani's werk. Zo deed ze materiaalonderzoek naar het helen van 'wonden' in materiaal. Na een cursus kledingreparatie, waar ze met naald en draad sokken leerde stoppen, rafelranden leerde locken en scheuren repareren, besloot ze die techniek ook op metaal los te laten. Leaving Traces laat koper zien zoals je het nog niet kent. Geen gladde, strak gepolijste oppervlakken, maar platen waar deuken, plooien, krassen en gaten in zitten. De zichtbare zorg waarmee ze zijn gerepareerd met koperdraad, heeft iets ontroerends. Ze waren kapot, maar daar heeft niemand meer last van. Ze zijn er in het reparatieproces alleen maar mooier op geworden.


Tekst: Willemijn de Jonge
Audrey Large

Audrey Large

Audrey Large beweegt zich met haar werk trefzeker tussen het digitale en het analoge. Ze ziet de computer niet als een middel om de werkelijkheid te reproduceren, maar juist om deze te produceren. Ze wil digitale technologie gebruiken als een leeg vel papier, waarop spontaan nieuwe vormen kunnen ontstaan. 'Ik ben een ontwerper, maar ik produceer beelden. Ik produceer bestanden die objecten kunnen worden. Dat is waar ik iets kan betekenen; niet zozeer in het maken van objecten, maar in het verschuiven van de methodologie van objectontwerp richting het maken van beelden.' Haar ontwerpactie is het ontwerpen van files, bestanden, die vervolgens op verschillende manieren kunnen worden gematerialiseerd: digitaal als een driedimensionale tekening of tastbaar 3D-geprint.

Het afgelopen jaar heeft ze werk gemaakt voor een tentoonstelling in de Nilufar Gallery in Milaan. De expositie bestaat uit meerdere presentatievormen. Zo maakte ze als 'een eerste hoofdstuk' een experimentele website die de beschouwer dicht bij de oorsprong van het werk, de file, laat komen. Wie online gaat, ziet een zwevende kluwen aan grillig gevormde objecten die uit elkaar kan worden getrokken en van alle kanten kan worden bekeken. Het lijken onmogelijke objecten om 'tot leven te wekken', maar Large heeft de vormen ook 3D-geprint. Ze hebben eenvoudige functies als tafel of plank, maar eigenlijk vooral voor wie het erin wil zien. Van vormgeving hebben we nu eenmaal andere verwachtingen dan van kunst. 'Ik gebruik functie als een “teken”', aldus de ontwerper.

Voor Large is de digitale vorm even 'echt' als de geprinte, er is geen hiërarchie tussen de onlinepresentatie en de opstelling van objecten in de galerie. De presentatievormen belichten verschillende onderdelen van haar werkproces en laten verschillende materialisaties van de bestanden zien. 'Mensen zien altijd het fysieke resultaat. Voor mij is dat slechts één mogelijke manifestatie van het bestand. Waar ik altijd graag over nadenk, is de potentie en de materialiteit van de file.' Zowel digitaal als fysiek besteedt ze veel aandacht aan de tactiliteit en perceptie van het object. De keuzes voor de uitvoering van het ontwerp – de grootte, het materiaal, de kleur – zijn oneindig. Vandaar ook de titel van het online deel van de tentoonstelling, Scale to Infinity.


Tekst: Victoria Anastasyadis
Bodil Ouédraogo

Bodil Ouédraogo

Ontwerper Bodil Ouédraogo is altijd bezig met de kunst van 'dressing up'; met de regels rondom de omgang met kleding en de verschillende betekenissen die daaraan worden verbonden. In het bijzonder is ze geïnteresseerd in mode in West-Afrika en Noordwest-Europa, afkomsten die zij beide in zich meedraagt. Ze zoekt naar connecties tussen die kleedculturen en naar manieren om die in haar eigen werk samen te brengen.

'Waar ik voor val in zwarte cultuur is dat er zoveel etiquette rondom mode is die je forceert ruimte in te nemen. Dat doet mijzelf ook iets: dat je durft zichtbaar te zijn en dat daar dan trots in zit. Het bewust uitdragen en er bewust zijn, bewust ruimte innemen, dat intrigeert me, zeker als iemand van Afrikaanse diaspora. Ik zou al die stukjes willen begrijpen en vertalen naar het hier. Hoe kan ik die verbindingen hier weer vinden?' In die verbindingen schuilt de rijkdom: 'Hoe meer van die connecties je vindt, hoe groter je web wordt en hoe rijker en gegronder je bestaan, waardoor het voor mezelf rijker en intiemer is om te zijn wie ik ben.'

Tijdens het jaar Talentontwikkeling heeft ze aan twee projecten gewerkt die worden getoond tijdens verschillende edities van de Amsterdam Fashion Week. Voor de eerste presentatie gebruikt ze een eerder gemaakte video-opname als basis. Hierin tonen vier modellen uit Burkina-Faso op welke manieren je een grand boubou kan dragen, een groot gewaad van stijf gewaxte stof dat je de hele tijd in beweging moet houden om er goed uit te zien. Op basis van deze video tutorial heeft ze een choreograaf een dans laten maken. Die gaat over het letterlijk meedragen van het gewicht van de zware grand boubou, maar ook over het gewicht wat je persoonlijk meedraagt als iemand van kleur. Op de doorzichtige outfits van de dansers, ontworpen door Ouédraogo en geïnspireerd op de grand boubou, wordt de oorspronkelijke video geprojecteerd. Zo is de cirkel weer rond.

Ook in haar tweede show is dit kledingstuk het uitgangspunt. In samenwerking met kledingmerk Patta heeft ze een capsulecollectie ontworpen waarin de plooien en kreukels van de waxstof tot een stofpatroon zijn verwerkt. Ze speelt met oversized vormgeving die kenmerkend is voor zowel de grand boubou als voor hiphopmode. De presentatie vindt plaats in een installatie waarin Ouédraogo een landschap creëert met Afrikaanse sculpturen, invloeden van West-Afrikaanse fotografie uit de jaren zeventig en streetwear van Afrikaanse diaspora waartussen de modellen worden geplaatst: een 'levend stilleven'.


Tekst: Victoria Anastasyadis
Cleo Tsw

Cleo Tsw

De vrijheid om autonoom te kunnen creëren, dat is wat de beurs van het Stimuleringsfonds grafisch ontwerpster Cleo Tsw bracht. Naast al het werk in opdracht, eens met haar eigen kritische blik naar de wereld kijken en naar hoe we die vormgeven. 'Ontwerpers ordenen informatie, dat ís design in feite. De manier waarop ze dat doen wordt beïnvloed door alles wat ze meekrijgen in hun leven.' Dat zij zelf uit Singapore komt, tot 1963 een Britse kolonie, is ook van invloed op haar werk, dat ze antikoloniaal noemt. Maar het is veel breder dan dat. Tsw verzet zich tegen opgelegde kaders en wil dan ook liever niet te veel uitleggen over haar werk. De vrijheid van denken van zowel de maker als de kijker en lezer zijn haar veel waard.

Het afgelopen jaar stond in het teken van het experiment. Onderzoeken, lezen, schrijven, organiseren, en documenteren in een poging los te komen van wat we denken te weten op basis van wat ons wordt voorgeschoteld. Ze maakte er verslagen van in de vorm van gedrukte katernen: losse gevouwen drukvellen die elk 32 pagina's in een boek vormen als je ze bundelt en schoon snijdt. De eerste katernen worden na afloop van dit onderzoeksjaar samengevoegd in Off Course 1. Een boek dat speelt met woord en beeld: de bundeling van schijnbaar losse fragmenten dagen de lezer uit om kritisch te kijken en zijn eigen weg te vinden door de berg informatie die we dagelijks voorgeschoteld krijgen.

De conventies van drukwerk zijn losgelaten, of gebruikt op een vervreemdende manier. Zo begint het boek bijvoorbeeld niet met een voorwoord, maar met een associatief register. Daarop volgt een veelzijdige compilatie: flarden van uitspraken, passages uit boeken, beeldverhalen, collages, strips en meer. Wie het wil duiden staat voor een lastige taak. Maar dat was dan ook precies de bedoeling, iedereen mag er zijn eigen interpretatie aan geven en zijn eigen positie bepalen. 'Ik hou er niet van om mijn werk al te veel uit te leggen', zegt Tsw. 'Dat mogen mensen zelf doen. Als het aan mij lag zou er in deze tekst alleen maar staan: ik heb een boek gemaakt.'


Tekst: Willemijn de Jonge
Don Kwaning

Don Kwaning

'Ik hoor weleens dat ik naar de natuur kijk alsof het een winkel is.' Ontwerper Don Kwaning is tijdens wandelingen altijd op zoek naar mooie planten voor bijzondere kleuren en nieuwe spannende materialen. Door een beetje 'te pulken en friemelen' aan pitrus (een veelvoorkomende grasachtige plant) kwam hij erachter dat binnenin de steel een fascinerend schuimig merg zit. Voor zijn afstudeerproject heeft hij de pitrus tot twaalf verschillende materialen verwerkt: van textielachtige vezels waar je garens van kunt maken, maar ook papier en karton, tot schuimblokken en een lichtgewicht plaatmateriaal.

Een doel voor dit jaar is te onderzoeken of hij een van die materialen commercieel kan doorontwikkelen. Dat is in de regel een langdurig en bij vlagen frustrerend traject, dat zomaar vijf tot tien jaar kan duren. Een van de uitdagingen is het feit dat het merg zich vooralsnog niet machinaal uit de steel laat verwijderen, alleen met de hand. En bij opschaling is de pitrus die hij kan afnemen van Staatsbosbeheer, die de weelderig groeiende plant probeert te beheersen, niet genoeg. Er zal dan moeten worden geteeld, een heel ander verhaal.

Naast deze zoektocht gebruikt Kwaning dit jaar ook om te onderzoeken hoe hij zijn praktijk in de toekomst wil vormgeven. Wat hem gelukkig maakt is de potentie laten zien van plantaardige materialen, als een ambachtsman in materiaalontwikkeling. Maar hoe dat het beste te doen? Door een vondst door te ontwikkelen tot een halffabricaat, waarmee anderen vervolgens aan de slag kunnen? Of door er zelf een kant-en-klaar interieurontwerp van te maken? Of meer autonoom en conceptueel de kracht van een materiaal in een abstractere vorm te laten zien? En hoe druk je nou een persoonlijk stempel op zo'n experiment?

Het zijn vragen waar Kwaning door middel van uitproberen, gesprekken met anderen en vooral veel nadenken een antwoord op probeert te formuleren. 'Ik denk dat deze beurs ervoor heeft gezorgd dat ik nu in mijn hoofd in deze struggle zit, maar dat bedoel ik niet in een negatieve zin, want het is juist positief. Dat ik daar de ruimte voor heb gekregen, dat is voor mij het meest waardevol.'


Tekst: Victoria Anastasyadis
Fana Richters

Fana Richters

'Mijn brand is een planeet en daar kan ik alles doen wat ik wil', zegt visueel kunstenaar AiRich (spreek uit: I Rich, alias Fana Richters). De opmerking is typerend voor de vrijheid die ze in haar werk graag voor zichzelf schept. AiRich, afkomstig uit een kunstenaarsgezin, is een alleskunner en heeft dan ook het liefst alles zelf in de hand. Van bodypaint tot styling en fotografie en van performance tot video. Vanuit deze veelzijdigheid verhoudt zij zich structureel tot één en dezelfde thematiek: het heroveren en vormgeven van de (toekomst van) de zwarte identiteit. Die identiteit is mede door de Afrikaanse diaspora lange tijd over het hoofd gezien en werd en wordt stereotyperend ingevuld of juist uitgewist door historische en hedendaagse kolonisatoren van het Afrikaanse continent. Het werk van AiRich valt daarmee onder de noemer Afrofuturism. Ze put inspiratie uit West-Afrikaanse, Caribische en Surinaamse tradities en extrapoleert elementen hieruit naar (fotografische) toekomstbeelden. 'Het gaat me om het dekoloniseren van beeldvorming en daarmee ook om het helen van schaamte en zelfhaat in de zwarte gemeenschap. Mijn beelden voeden de verbeelding: het geeft kracht om mensen een ander beeld van zichzelf te laten zien.' Want kan je als zwarte jongen in Amsterdam Zuidoost ook een andere identiteit voor jezelf voor je zien dan 'de stoere hiphopper'? Het antwoord is ja, maar dan helpt het wel als 'de zwarte jongen' ook eens anders dan op die manier wordt afgebeeld.

Wie beeldvorming belangrijk vindt, vindt het vanzelfsprekend extra belangrijk dat haar werk zo veel mogelijk mensen bereikt. 'Mensen denken vaak dat ze geen affiniteit met kunst kúnnen hebben, omdat het toch altijd een beetje elitair is. Ik wil de afstand tussen de kijker en het werk verkleinen.' Het afgelopen jaar werkte AiRich daarom aan haar Walking Exhibition. Door collages van bestaand werk af te drukken op een kleding- en accessoires wil ze haar werk toegankelijk maken voor een breed publiek. Wie de kleding draagt is in één klap zowel kunstverzamelaar als onderdeel van een tentoonstelling. 'Mijn werk is niet langer alleen maar een rechthoek aan de muur in een galerie.' De vraag naar de verspreiding en presentatie van haar werk blijft AiRich nog wel even bezighouden: 'Elke andere presentatievorm, lokt weer een andere emotie of reactie bij de kijker uit, dat blijft me fascineren.'


Tekst: Merel Kamp
Frances Rompas

Frances Rompas

Frances Rompas studeerde biologie aan de Universiteit van Utrecht en behaalde haar master Environmental Sciences aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In haar praktijk combineert ze haar academische achtergrond als bioloog met bewegend beeld en installaties en zoekt ze naar manieren om op poëtische en beeldende wijze de kracht, balans en dynamiek van de natuur te vertalen. Hierbij streeft Rompas naar een presentatie die toeschouwers verbindt, waarbij mensen samen kunnen kijken, reflecteren en ervaren. Deze waarden kwamen ook sterk terug in haar activiteiten als DJ en organisator van verschillende avonden en events in Utrecht.

Rompas maakt onder meer portretten in de vorm van videowerken die ingaan op persoonlijke verhalen van verschillende mensen, niet verteld aan de hand van woorden maar door de intieme momenten van blikken en stiltes tussendoor. Hierbij gebruikt ze veel beeldtaal en is ze secuur bezig met de compositie en de beweging van het subject daarbinnen. De afgelopen periode heeft Rompas gewerkt aan een zeer persoonlijk en autobiografisch project met betrekking tot haar afkomst. 'Ik doe hiervoor historisch onderzoek naar het landschap waarin mijn voorouders leefden: Minahasa, ook wel Manado, in de Indonesische provincie Noord-Celebes. Daarbij zoomt ik in op het binnenland, de dorpen aan de voet van de Soputan vulkaan. De focus ligt op het landschap van Manado.' Daarmee kiest Rompas voor een onderscheidende aanpak ten opzichte van andere diasporaverhalen uit Indonesië waarin de nadruk doorgaans ligt op historische elementen zoals de koloniale overheersing en oorlog. 'Ik benader het project vanuit historische verslagen en beschrijvingen van de omgeving. Daarbij staan gevoel en emotie centraal. Ik wil het landschap van mijn voorouders zo goed mogelijk begrijpen.'

Onlangs presenteerde Rompas de eerste uiting van haar autobiografische project in de vorm van een sculptuur in de openbare ruimte. De sculptuur bestaat uit in de grond verankerde bamboestokken van elk acht meter lang in combinatie met verschillende audiofragmenten. Aan de bamboe dansen lange met de hand geverfde rode, paarse en smaragdgroene zijden vlaggen in de wind. 'Normaliter zijn vlaggen een symbool van een land en een markering op een specifieke plek. Mijn vlaggen verbeelden echter een gevoel van ontheemdheid, en van ergens anders willen zijn.' In de toekomst hoopt Rompas naar Indonesië te kunnen reizen om haar project af te ronden in de vorm van een film en op deze manier zowel de geschiedenis van haar vader en voorouders te kunnen vertellen, als haar eigen verhaal te ontdekken.


Tekst: Manique Hendricks
Fransje Gimbrère

Fransje Gimbrère

Het menselijk lichaam heeft ontwerper-kunstenaar Fransje Gimbrère altijd al gefascineerd. Hoe het werkt, hoe het zich gedraagt en zich verhoudt tot de ruimte om zich heen. Vooral de onbewuste processen vindt ze interessant; de dingen die onze zintuigen vrijwel ongemerkt registreren, maar die wel ons gedrag beïnvloeden. 'Ik denk dat dat een heel groot onderdeel is van design, dat je moet weten waarom je ergens een bepaalde kleur of vorm of materialiteit aan geeft als je iets gedaan wilt krijgen met je ontwerp, als je een bepaalde ervaring teweeg wilt brengen.'

Het jaar Talentontwikkeling gebruikte Gimbrère om zich verder te verdiepen in deze mechanismen. Zo bestudeerde ze wetenschappelijke artikelen over omgevingspsychologie, neuropsychologie en de meer controversiële neuro-esthetiek (biologische verklaringen voor het ervaren van schoonheid), maar ook over biophilic design, ontwerp dat verbinding met de natuur zoekt.

Daarnaast zoekt Gimbrère verdieping in haar gereedschapskist aan vaardigheden, materialen en technieken. 'Hoe zit een techniek in elkaar? Dat is altijd hoe ik begin. Ik heb een fascinatie voor een bepaald uiterlijk. Het materiaal is niet leidend, maar het is wel vaak zo dat ik materiaal inzet op een manier die ongebruikelijk is.' Zo gebruikt ze zacht textiel voor stijve structuren of juist hard metaal voor een soepel vallend gordijn. Haar ontwerpen zijn vaak abstract; de toepassing kan door anderen worden ingevuld. Ze laat zien hoe een materiaal óók kan worden ingezet. 'Omdat wat ik doe eigenlijk zo conceptueel is, blijft het voor veel mensen lastig voor te stellen waar mijn ontwerpen nu voor dienen. Dus ik zit echt op het randje van kunst en design voor mijn gevoel.'

Waar ze haar werk tot nu toe met de hand maakte, zoekt ze nu ook verbinding met de industrie en werkt ze samen met producenten op het gebied van weven, breien en vlechten. Om meer begrip te krijgen van deze industriële processen zodat ze haar opdrachtgevers beter kan bedienen, maar ook om op haar beurt na te denken over hoe het anders kan en wat je nog meer met deze technieken zou kunnen. Haar uiteindelijke doel van dit verdiepende jaar is alle opgedane kennis te vertalen naar een ontwerp waarin de wetenschappelijke achtergrond samenkomt met een artistieke insteek.


Tekst: Victoria Anastasyadis
Funs Janssen

Funs Janssen

Van wie is de stad? Deze vraag keert steeds in een andere gedaante terug in het werk van Funs Janssen, alias Funzig, Stadstekenaar van Rotterdam 2021. Waar hij zich in zijn afstudeerwerk vooral bezighield met de stedelijke openbare ruimte, richt hij zich met zijn recente werk op het thema gentrificatie. Funzig, oorspronkelijk uit Limburg, woont sinds tien jaar in Rotterdam Zuid, waar de recent aangekondigde sloop van zo'n 524 betaalbare huurwoningen voor een opleving van het maatschappelijk debat over gentrificatie zorgde. 'Zuid is maar één voorbeeld', zegt Funzig, 'hetzelfde gebeurt in wijken als Overschie, Krooswijk en Spangen. En in steden als Amsterdam, Londen en New York.' Oorspronkelijke bewoners worden, geholpen door gemeente- en overheidsbeleid, verdrongen door beleggers en nieuwe, meer kapitaalkrachtige bewoners.

Funzig besloot blokken en buurten die op de lijst staan voor sloop of herinrichting te archiveren. Hij gaat daarbij volgens zijn geheel eigen methode te werk: allereerst fotografeert hij de straat en zet deze foto om in een 3D-model. Op basis hiervan maakt hij een illustratie – zijn artistieke interpretatie. Funzigs stadsbeelden spelen zich altijd af in de nacht. 'Dan wordt de stad en wat zich erin afspeelt letterlijk uitgelicht door lantaarnpalen en koplampen en zie je haar beter.' De beelden zullen uiteindelijk worden verzameld in een publicatie naast opgetekende ervaringen van ex-bewoners en essays van opiniemakers en onderzoekers. Funzig werkt bijvoorbeeld nauw samen met onderzoeker Hasret Emine – actief voor de Amsterdamse tak van politieke partij Bij1. 'Ik wil mensen minstens een herinnering geven aan de plek die ze hebben moeten verlaten', zegt Funzig. Tegelijkertijd is de publicatie er ook juist voor nieuwe bewoners en beleidsmakers, zodat deze kunnen zien wat het effect van gentrificatie is op een stad en haar bewoners. 'Ik zou dit project heel graag uitbouwen; kijken wat ik kan doen in andere steden waar hetzelfde speelt. En ik kan me ook voorstellen dat de 3D-modellen die ik heb gemaakt in de toekomst toegankelijk worden middels virtual reality.' Zo wordt de (geschiedenis van) de stad toch weer een beetje toegankelijk voor mensen wie de toegang tot de stad werd ontzegd.


Tekst: Merel Kamp
Gabriel Fontana

Gabriel Fontana

Bij welk team hoor je? Wie kan en mag er meedoen? Wie krijgt de bal? Tot welke kleedkamer heb je toegang? In het recente werk van social designer en onderzoeker Gabriel Fontana geldt (team)sport als metafoor en model voor de samenleving in het groot: 'Sport is bij uitstek een normatief en vaak uitsluitend domein. Er gelden regels over hoe je eruit moet zien en je moet gedragen afhankelijk van je sekse. Bovendien kunnen niet alle lichamen aan alle sporten meedoen.' Fontana zag hoe in sportonderwijs sociale normen worden uitgedragen, geïnternaliseerd en gereproduceerd en besloot deze praktijk te onderzoeken en opnieuw vorm te geven.

'Ik heb mensen gemengde teamsport in stilte laten beoefenen en zag dat meisjes dan vaker de bal kregen en zich meer op hun gemak voelden, omdat normaal gesproken vooral jongens elkaars naam schreeuwen', zegt Fontana. Dat riep de vraag op wat de rol is van het gebruik van de stem in de (re)productie van sociale normen. Binnen het project Voice and (Hear)archies ontwierp Fontana een serie sportspellen waarin stemgeluid en luisteren op een nieuwe manier worden ingezet.

Fontana – zijn vader was sportleraar – is zelf werkzaam op verschillende kunstacademies en beschouwt het onderwijs als een uiterst politieke context. De (re)productie van sociale normen en identiteiten vindt niet alleen plaats tijdens sportonderwijs, maar ook in de inrichting en vormgeving van de fysieke ruimte van onderwijsinstituten. Zijn project Safer Landscapes speelt daarop in en biedt een Queering Manual, een praktische set interventies die instellingen en docenten kunnen plegen om de gebruikelijke normbevestigende gang van zaken in de war te gooien en een meer inclusieve fysieke context tot stand te brengen.

Fontana, wiens werk zich bevindt op het snijvlak van sociologie en design, werkt graag samen met mensen uit verschillende disciplines om zijn blik te verbreden. 'Uiteindelijk is iedere vorm van design inherent aan social design', zegt hij. Design (re)produceert nu eenmaal ideologieën. 'Het is belangrijk om de complexiteit van de vraagstukken waarmee je je als designer bezighoudt en je eigen verantwoordelijkheid daarin te erkennen.'


Tekst: Merel Kamp
ILLM

ILLM

Een ode aan een sneaker. En niet zomaar eentje. Dit is de Nike Air Max 1. In de jaren negentig, toen Qasim Arif (ILLM) nog op de basisschool in de Schilderswijk zat, was het een icoon voor hem en zijn vrienden. 'Die schoenen waren een statussymbool, we móesten ze hebben, we droomden ervan. Daar was niet meteen geld voor, er moest voor worden gespaard. En als je ze dan eenmaal had, moest je ze mooi houden. Niet op voetballen, dat mocht pas later als het nieuwe eraf was.'

Vijfentwintig jaar later gebruikt hij zijn oude sneakerdroom voor een kunstwerk voor de mensen uit zijn oude buurt in Den Haag. Een 3D-geprinte bronzen sneaker gemaakt van Arabische letters. Het is de tekst van een lied van rapper The Notorius B.I.G. – It was all a dream – geschreven in Punjabi. 'Dit kunstwerk laat verschillende kanten van mijn identiteit zien', zegt Arif. Als kind van migranten uit Pakistan, moslim, kunstenaar, hip-hop head en sportliefhebber brengt hij samen wat meestal gescheiden blijft. The beauty of Arabic calligraphy with the attitude of hiphop, zo omschrijft hij zijn werk zelf op zijn website. Voor dit project besloot hij zijn kalligrafie uit het platte vlak te halen en tastbaar te maken in een sculptuur. De stap van 2D naar 3D is een spannende, ook omdat het in de islamitische cultuur niet gebruikelijk is om sculpturen te maken – althans niet van mensen of dieren.

'Ik speelde al heel erg met diepte in mijn letters,' vertelt Arif, 'Ik heb besloten om die diepte er nu echt in te brengen.' Hij volgde daarvoor niet alleen een cursus sneakerontwerp, maar dook ook in de wereld van 3D-printen. 'Met het eindproduct in mijn hoofd, besloot ik me de skills eigen te maken die daarvoor nodig zijn. Maar gedurende dat proces kwam ik erachter dat ik eigenlijk veel beter met anderen kon samenwerken om mijn droom te realiseren. Dat was wel een eyeopener, ik deed altijd alles zelf. Samen met een 3D-ontwerper is hij nu bezig met samplen: ze maken ruwe prints om te kijken wat qua materiaal en vorm haalbaar is. 'Het is nieuw voor mij dat ik creatief soms iets moet inleveren vanwege de grenzen van de techniek. We zijn nog aan het puzzelen op de juiste formule.' Hij hoopt dat zijn schoen straks een plek in de buurt van de Schilderswijk krijgt: 'Ik wil kunst graag wat dichter bij de mensen die hier wonen brengen.'


Tekst: Willemijn de Jonge
Inez Naomi

Inez Naomi

Elf stoere vrouwen op een knalroze voetbalveld. Ze zijn cool, zelfbewust en trots op hun lijf, enkel gehuld in een trendy bikini gemaakt van tweedehands voetbalshirts. Het zijn de eerste campagnefoto's waarmee Inez Naomi Correa Alves haar merk Versatile Forever lanceert. Een jaar geleden besloot ze om naast haar ontwerp- en stylewerk voor gevestigde retail- en modemerken zelf een modelabel te starten met een heel andere insteek. Versatile Forever blijft ver weg van fast fashion.

'Ik begon me te storen aan hoe het er in de modebranche aan toe gaat', zegt Correa Alves, die hiermee voor een maatschappelijker aanpak kiest. 'En ik wilde mijn krachten als stylist en ontwerper graag bundelen, kijken hoe ik zelf in die rol kon groeien.' Door tweedehands kleding om te vormen tot nieuwe collecties, laat ze nu een tegengeluid horen. Daarbij gooide ze alles over een andere boeg: in plaats van te werken vanuit een vooraf uitgewerkt ontwerp, begon ze aan de andere kant, bij het maakproces. Door dat leidend te laten zijn, ontstaan creatieve verrassingen. Voor de eerste release dacht ze aan tops, die veranderden op de pop in jurken, maar uiteindelijk werden de reststukjes daarvan de ingrediënten voor de zomerse primeur. Ze omschrijft het onconventionele maakproces als 'learning by doing', waarbij ze vooral heeft geleerd hoe belangrijk het is om gewoon te beginnen: 'Een kwestie van dóen en vertrouwen op je eigen gevoel.'

Het startpunt was een sorteerbedrijf van tweedehandskleding. Correa Alves vertrok er met tassen vol oude voetbalshirts en -sjaals om een serie te maken met als thema teamspirit. In dit concept zijn de benchwarmers, de spelers die altijd op de bank zitten of als laatste worden gekozen, de echte winnaars. De eerste campagne, Not Your Soccer Wife, presenteert een divers team van super babes. De prijs wordt bewust toegankelijk gehouden voor een brede doelgroep, maar het is geen standaard confectie: 'Voor retail moet elke trui exact hetzelfde zijn, maar bij Versatile is elk kledingstuk uniek om de diversiteit te vieren. Het zijn one of a kind stukken, maar wel onderdeel van een reeks.'

De grootste uitdaging nu is opschalen: 'Deze bikini's hebben we zelf gemaakt, het is nog best lastig om als klein beginnend merk een collectie in productie te laten nemen.' Ze is nu in gesprek met verschillende maatschappelijke instellingen met naaiateliers om dat voor elkaar te krijgen. De voetbalbikini's zijn deze zomer nog te bestellen via de website van Versatile Forever. En de drop voor als het iets koeler wordt buiten staat al klaar; dat zijn die jurken van dezelfde sjaals en shirts.


Tekst: Willemijn de Jonge
Irakli Sabekia

Irakli Sabekia

Kunstenaar Irakli Sabekia is geboren in een Georgische stad die nu in bezet gebied ligt. Op jonge leeftijd verhuisde hij naar Tbilisi waar hij een medische opleiding volgde. Na de oorlog in Zuid-Ossetië in 2008, begon hij zich te richten op grafisch ontwerp, communicatie en artdirection. In 2015 startte hij zijn opleiding aan de Design Academy in Eindhoven in de richting Man and Leisure (nu Studio Urgencies), waar hij in 2019 cum laude afstudeerde met een project over de Russische bezetting van Georgië. 'Met mijn praktijk wil ik de kijker aanzetten tot reflectie en uitnodigen tot discussie over de problematiek die ik agendeer in mijn werk. Het centrale thema hierin is de frictie tussen mens en systeem.' Als getuige van de gevolgen van de bezetting in Georgië in het begin van de jaren negentig vertaalt hij zijn ervaringen naar methoden om onderwerpen te benaderen. 'Verhalen van kleine en grote gemeenschappen die zijn onderworpen aan verschillende machtssystemen moeten worden verteld. Dat doe ik via multimediale installaties en interventies. Ik creëer artistieke onderbrekingen in het functioneren van bestaande systemen. Daarbij gebruik ik mijn wetenschappelijke achtergrond om de instrumenten van de gevestigde macht te bevragen. Het verbinden van mensen door middel van ideeën vormt hierin de kern.'

In de interactieve installatie Voicing Borders belicht Sabekia de realiteit die schuilgaat achter de in prikkeldraad gehulde grens van door Rusland bezet Georgië. Aan de hand van oude en nieuwe satellietbeelden en een kort bericht in morsecode brengt hij de destructie van zestien dorpen in kaart. Een eerder project, de speelse publieke interventie Ministry of Reasonable Chaos, is een commentaar op het Nederlandse bestuurssysteem en de overvloed aan sociale controle die weinig ruimte overlaat voor spontaniteit. Met felgekleurde bakstenen kunnen mensen samen bouwen aan nieuwe structuren die de eentonige en soms steriele publieke ruimte doorbreken.

Momenteel werkt Sabekia aan zijn project The Archive of Spatial Knowledge. 'Het is een experimenteel digitaal opensourceplatform dat fungeert als een ruimtelijke interventie en wordt gevormd door een verzameling gecensureerde narratieven die niet mogen worden weergeven in de openbare ruimte. Zoals verhalen uit de bezette gebieden van Georgië die aanwezig zijn in de herinneringen van de lokale bevolking, maar uit de omgeving zijn gewist.' In de toekomst wil Sabekia zijn artistieke praktijk op het snijvlak van wetenschap en beeldende kunst verder ontwikkelen.


Tekst: Manique Hendricks
Jean-Francois Gauthier

Jean-Francois Gauthier

'Trees first' is het motto van Jean-François Gauthier als het op stedenbouw aankomt. Het was de titel van zijn afstudeerscriptie aan de Amsterdamse Academie van Bouwkunst, die bekroond werd met de KuiperCompagnons Afstudeerprijs. In plaats van bomen het sluitstuk te laten zijn bij de inrichting van de openbare ruimte, pleit hij ervoor ermee te beginnen. En dan moeten we niet denken in losse bomen, maar in bossen. Hij haalde inspiratie uit het onderzoek van bosecoloog Suzanne Simard, die ontdekte dat bomen een community vormen. 'Men dacht dat ze met elkaar concurreerden, maar ze blijken juist samen te werken', zegt Gauthier. 'Hun wortels zoeken contact met elkaar, de een zorgt voor de ander. Er is een heel systeem van volwassen moederbomen die zorgen voor de jongere aanwas.' Goed nieuws voor de levensverwachting van stadsbomen: terwijl single exemplaren vaak maar twintig jaar oud worden, kan dat getal vertienvoudigen als je ze dichter bij elkaar zet.

'Er wordt veel gepraat over het aanplanten van meer bomen in de stad, maar het gekke is dat niemand echt weet hoe je dat het beste kunt doen', zegt Gauthier. Met de beurs van het Stimuleringsfonds lukte het hem zijn afstudeeronderzoek een praktisch vervolg te geven met een pilot op het Slachthuisplein in den Haag. Bewoners hadden een verzoek ingediend bij de gemeente voor meer bomen op het plein, waar ze wel een specialist bij konden gebruiken. 'Die zijn er eigenlijk niet', zegt Gauthier. 'Je hebt landschapsarchitecten en boomverzorgers, maar zij zijn niet gewend om met elkaar te praten.' Hij greep het project aan om al doende zelf die specialist te worden; begin 2021 begon zijn eerste gelaagde stadsbos hier te groeien, met berken en lijsterbessen als pioniers, eiken en esdoorns als hun langzaam groeiende opvolgers en een beschermende, voedende onderlaag van struiken en kruiden.

De geleerde lessen – zoals het belang van die drielaagse aanpak en een methode om de bodem duurzaam te verrijken – houdt hij bij in zijn atlas. Daarin wordt ook de noodzaak van onderzoek naar de 'natuurlijke' omstandigheden benadrukt. 'Die verschillen per locatie. Soms zijn de bodem, de wind en de zon vergelijkbaar met een berglandschap, soms met een canyon, en in het geval van het Slachthuisplein met een duinlandschap. De slagingskans vergroot aanzienlijk als je dan voor vegetatie kiest die het goed doet in de duinen.' De verschillende scenario's worden visueel gemaakt in artistieke collages. Die zouden gemeentes net dat zetje kunnen geven om met Sylva, het dit jaar opgerichte bedrijf van Gauthier, in zee te gaan voor een stad vol groene reuzen.

Tekst: Willemijn de Jonge
JeanPaul Paula

JeanPaul Paula

Over het algemeen bestaat er een vrij strikte scheiding tussen kunst en mode, maar voor JeanPaul Paula is er geen onderscheid tussen de verschillende dingen die hij doet. Of hij nu fotograaf, stylist of artdirector is, het komt allemaal voort uit dezelfde creatieve impuls – die steeds een andere uitingsvorm vindt. Hij is al bijna twee decennia bezig met het ontwikkelen van zijn praktijk, en heeft wereldwijd met de grootste merken en artiesten gewerkt, maar de gelegenheden in Nederland bleven beperkt. 'Ik heb het afgelopen jaar expliciet gekozen om verantwoordelijkheid te nemen voor mijn kunstenaarschap en duurzaamheid centraal te stellen. Onderdeel van dat proces is dat ik meer samenwerk met mijn familie.' Na een drastische en ingrijpende breuk in zijn late tienerjaren – met als reden zijn gay-zijn – is er sinds kort weer contact. De herstelde relatie is een emotioneel en uitgebreid proces van elkaar hernieuwd leren kennen. Onderdeel daarvan is het aangaan van het gesprek over onder meer de cultuur en persoonlijke beweegredenen die tot de breuk en tot de toenadering hebben geleid.

De gesprekken vormen de basis van nieuwe uitingen en staan in relatie tot de context van de ervaringen en problematische omgang met LGBTQIA+-personen in de Curaçaose en bredere Caraïbische gemeenschap. 'Hier worden constant LGBTQIA+-mensen van kleur vermoord door mensen uit de eigen gemeenschap. Velen van hen worden – net als ikzelf – uit huis gezet en hebben geen sociaaleconomisch vangnet.' Het zijn volgens Paula consequenties die voortkomen uit gedrag dat is aangeleerd, doorgegeven en genormaliseerd. 'Ik focus met name op de Caraïbische context, waar de nasleep van kolonialisme, religie en masculiniteit zorgt voor een giftige cocktail aan factoren die voor deze dodelijke uitwassen zorgen.' Paula vraagt zich in die lijn af wat het betekent om van kleur en/of gay te zijn in deze wereld en hoe je hier kunt overleven?

Naast foto's, leidt het huidige onderzoek tot een film waarin het persoonlijke verhaal van Paula en de relatie tot zijn familie aan bod komen. Dit is ingebed in een omgeving die bredere culturele aspecten aanspreekt. Hij wil aandacht genereren voor psychologie en mental health binnen de zwarte gemeenschap. Tegelijk speelt mee dat mensen van kleur binnen de queer-gemeenschap grotendeels onzichtbaar zijn gemaakt, of er is een commercieel belang dat boven de daadwerkelijke langetermijnbijdrage en representatie wordt gesteld die voorbeeldstellend kunnen zijn voor komende generaties. Om die reden wil hij het project zo veel mogelijk zichtbaarheid geven en bij een zo groot mogelijk publiek onder de aandacht brengen.


Tekst: Vincent van Velsen
Johanna Seelemann

Johanna Seelemann

'Disaster studios' klinkt misschien als een ontwerpbureau waarbij je liever uit de buurt blijft. Maar in deze tijden van klimaatverandering, bijbehorende extreme weersomstandigheden en een globale pandemie, moeten we mogelijk juist dichter tegen de ramp aan kruipen en onderzoeken hoe we er het beste mee kunnen omgaan. En dat is precies wat Johanna Seelemann de afgelopen tijd deed samen met de IJslandse risicomanagementexpert Uta Reichardt binnen het project Disaster Studios. Wie denkt dat ontwerpen voor (na) de ramp uitnodigt tot extreme functionaliteit en rationaliteit, heeft het mis. 'Juist ook de esthetiek en het irrationele spelen daarbij een grote rol', zegt Seelemann. 'Rationaliteit biedt bijvoorbeeld geen troost tijdens of na de ramp. En de effectiviteit van infographics – veelvuldig ingezet tijdens de coronacrisis – is deels afhankelijk van hun esthetische kwaliteit.' Het resultaat van Reichardts en Seelemanns interdisciplinaire project is een onlinekompas – draaiend op een eigen server op zonne-energie – plus een publicatie voor wie geïnteresseerd is in de vraag wat kunst en design kunnen betekenen in de context van een crisis.

Seelemann is al langer gefascineerd door aanpassingsvermogen, veerkracht en verandering (van esthetiek). In eerder werk, Terra Incognita, onderzocht ze via industriële klei de rol van irrationaliteit en veranderlijke esthetiek in ons consumptiegedrag. Net als de mode-industrie doet de auto-industrie aan opzettelijke veroudering om consumptie te stimuleren en dat proces krijgt allereerst en steeds weer vorm in klei. 'Het is fascinerend dat een inmiddels hypertechnologisch product, de auto, nog altijd begint als een kleisculptuur!' zegt Seelemann. Terra Incognita resulteerde in een serie stabiele, maar eindeloos aanpasbare objecten uit industriële klei. Doordat hetzelfde materiaal steeds wordt hergebruikt, is het spel met esthetiek opeens verenigbaar met duurzaamheid.

De thema's duurzaamheid en veranderlijkheid wil Seelemann de komende tijd verder uitdiepen binnen het project Perpetual Change (werktitel); een onderzoek naar lokale materiaalstromen en productietechnieken. 'Daarbij wil ik me weer richten op het materiaal als verteller en hopelijk leidt het tot mooie samenwerkingen!'


Tekst: Merel Kamp
Josse Pyl

Josse Pyl

'Hoe we communiceren, afspraken maken, dingen vastleggen en het afwezige aanwezig maken met taal fascineert me', zegt Josse Pyl. Met taal bedoelt Pyl hier de visuele taal, niet per se de gesproken taal. Afhankelijk van je taal-filosofische uitgangspositie, kun je stellen dat taal altijd vertaalt: de relatie tussen taal en werkelijkheid is niet een-op-een. Taal ís niet de werkelijkheid. En ook geen letterlijke kopie daarvan. Maar een kopie is wel weer een vertaling van een stukje werkelijkheid. En het is juist die vertaling, die Pyl zo bezighoudt. Zijn meest recente project behelst dan ook onder meer een vertaling en herinterpretatie van eigen werk. Pyl maakte frottages van details en installatiebeelden van dat werk. 'Bij het maken van een frottage, maak je een soort kopie van een origineel met reliëf, je legt een vel papier over bijvoorbeeld een muntje en gaat daar dan met een krijtje overheen'. Zijn frottages verzamelde Pyl, naast nieuw werk, in een publicatie die in september uitkomt bij Uitgeverij Roma Publications. 'Het is geen catalogus van mijn werk geworden', zegt Pyl, 'maar echt een werk op zich, een object met niets dan beeld. Nog nooit was ik zo lang met één ding bezig.' Altijd al wilde hij een boek maken, omdat dat een uitgelezen medium is voor visuele taal. Maar naast het boek zijn er nu ook videowerken. In de stop-motion video Inner World Outer World zit je als kijker opgesloten in een mond. Je ziet een gebit van de achterzijde waarin langzaam gravures – omgekeerd reliëf – ontstaan: enkele details uit eerder werk en zwierige tekst op kiezen en snijtanden. 'Een woord begint in de maag. Deze ademt het vervolgens door naar de borst en nek, die zijn timbre vormt. Via de stembanden, waar de toonhoogte wordt bepaald, gaat het de mond in, waar de tong en tanden de uiteindelijke structuur meegeven, alvorens het woord de lucht in wordt geduwd', aldus Pyl. Video is een nieuw medium in zijn werk en beschouwt hij als een verrijking van zijn praktijk. 'Dus dat zie ik wel in de toekomst: meer frottages en meer video die zich dan hopelijk weer zullen vertalen naar het volgende.'


Tekst: Merel Kamp
Khalid Amakran

Khalid Amakran

Fotograaf Khalid Amakran doet onderzoek naar de identiteit van Marokkaans-Nederlandse mensen. Hierin staan millennials centraal, maar ook de generaties daaromheen komen aan bod. 'Binnen de Nederlands maatschappij worden mensen met een Marokkaanse achtergrond vaak negatief besproken. De verhalen worden meestal in reactieve context verteld: na een negatief voorval worden we ter verantwoording geroepen en moeten we “ons” ten overstaan van een kijkerspubliek bij wijze van spreken verdedigen aan talkshowtafels. Voor het kleine, genuanceerde en alledaagse verhaal lijkt geen ruimte te zijn.' Deze negatieve positionering en perceptie zijn met name sinds de eeuwwisseling ontstaan: nieuws over de Marokkaanse jeugd en stigmatiserende uitspraken van politici speelden daarin een rol. Amakran wil die beeldvorming in eigen hand nemen en als spoken word artist ook in de taal een ander voorbeeld stellen. 'Ik wil een manier vinden om in te gaan op wat die politisering doet met mensen.'

Na een aantal jaar van werken in opdracht en onder meer een wekelijkse rubriek in NRC Handelsblad, is hij nu op zoek naar meer ruimte voor zijn autonome positie. Voorheen lag zijn focus voornamelijk op de mens en diens omgeving. Nu wil hij deze twee los van elkaar beschouwen om enerzijds in te kunnen gaan op de positie van het individu en tegelijk de invloed van een omgeving aandacht te geven. De leefomgeving en situatie waarin iemand opgroeit, hebben serieuze invloed op de persoonlijke vorming. 'Het gaat om sociologische systemen duiden en ruimte geven aan emotionele beweegredenen.' In dit proces ziet Amakran fotografie niet als doel op zich, maar als middel om de wereld vast te leggen, te analyseren en een verhaal te vertellen. 'Ik ben niet geïnteresseerd in alleen mooie plaatjes. De boodschap die je verkondigt en verhalen die je vertelt, moeten zo effectief mogelijk de wereld in gaan.'

Hij richt zich op drie generaties: allereerst op de ouders die voornamelijk als 'gastarbeiders' naar Nederland kwamen. Voor hen is er weinig ruimte geweest om hun ervaringen publiekelijk te delen. Ook kijkt Amakran naar hun kinderen. Zij werden gedwongen te kiezen tussen hun Marokkaanse en Nederlandse cultuur. Deze valse keuze, waarbij de twee elkaar zogenaamd exclusief uitsluiten, speelt een belangrijke rol in de identiteitsvorming van Marokkaans-Nederlandse millennials. 'Vaak wordt gezegd dat zij niet helemaal vrij kunnen zijn en waar dan ook een deel van zichzelf moeten verschuilen waardoor zij altijd met een geheim rondlopen.' Deze geheime kant wil Amakran belichten. 'Ik wil tonen dat er een gedeelde ervaring is, dat er een groep is met een overeenkomstige beleving die daarom ook legitiem is. Zo laat ik zien dat de derde generatie de toekomst heeft.'


Tekst: Vincent van Velsen
Lesia Topolnyk

Lesia Topolnyk

Lesia Topolnyk is een architect met aandacht voor de bredere betekenis van haar vakgebied. Ze is geïnteresseerd in het potentieel van haar professie binnen onze geconstrueerde werkelijkheid, niet per se in bouwen. 'Het gaat om ideeën die via een onderzoeks- en ontwerpproces vorm krijgen en nieuwe typologieën voortbrengen.' Voor haar is het niet genoeg om de wereld reactief en in lijn met wat er al bestaat vorm te geven: 'Architecten worden weliswaar gezien als de personen die ruimtes ontwerpen, maar we ontwerpen ook relaties.' Met name in deze turbulente politieke tijden is het nodig om te kijken naar de manier waarop de wereld is vormgegeven om te begrijpen in welke context een project plaatsvindt. 'Soms reflecteer ik op de grotere problemen op wereldniveau en andere keren gaat het over de ruimte in het hoofd van een individu.'

Topolnyk heeft zelf een achtergrond in Oekraïne en ging tijdens haar afstuderen van de Academie voor Bouwkunst in op de situatie van de Krim. Ze maakte een voorstel voor een gebouw dat voornamelijk uit wandelgangen bestond. Daar waar overleg en interacties plaatsvinden die uiteindelijk de grootste invloed hebben op de beslissingen die worden gemaakt. Het continu mediëren van de situatie stond daarin centraal. De architectuur symboliseerde en ondersteunde de mentale ruimte van de betrokkenen. In dit eindeloze gangenstelsel, met referentie naar de agora, zouden zij continu in gesprek kunnen blijven, zodat ook het overleg constant kon plaatsvinden: politiek is een gesprek dat gaande moet blijven. Ook in haar eigen visie op architectuur en binnen haar proces van onderzoek en ontwerpen gaat het om gesprek, bijdrages van verschillende posities en het betrekken van uiteenlopende kennis. Daarom werkt ze vaak samen met mensen die vanuit een ander vakgebied opereren. Want 'je kan leren van anderen en ze brengen waardevolle inzichten en posities met zich mee'.

Haar huidige onderzoek gaat in op de verschillende crises waar we ons als mensheid in bevinden, waarbij haar interesse met name uitgaat naar politieke systemen en de betekenis van democratie – en de Griekse beginselen. Ze gaat daarin terug op de manier waarop deze bestuursvorm historisch werd vormgegeven en hoe architectuur dat ondersteunde en uitbeeldde. 'Het gaat over hoe we verandering kunnen vormgeven en de manier waarop we de wereld gezamenlijk beter kunnen besturen.' Daarin kan architectuur een rol spelen middels ontwerpoplossingen die het besluitvormingsproces ondersteunen.


Tekst: Vincent van Velsen
Louis Braddock Clarke

Louis Braddock Clarke

Het werk van ontwerper/onderzoeker Louis Braddock Clarke is gebaseerd op luisteren: luisteren naar anderen en naar het landschap. Hij bouwt instrumenten voor landschapsonderzoek, voor manieren om het landschap te lezen, te indexeren en te voelen. Veranderingen in het landschap, zoals verschuivende magnetische waarden, worden omgezet in geluid, waardoor deze processen voor mensen waarneembaar worden. 'Veel van mijn werk is gericht op narratieven die tussen kunst en wetenschap in liggen en die normaal gesproken vrij complex en onzichtbaar zijn. Ik probeer creatieve manieren te vinden om ze bloot te leggen, met behulp van nieuwe technologieën.'

Altijd komt hij weer terug bij hetzelfde materiaal: ijzererts, het metaal dat magnetische veranderingen in de ruimte om ons heen creëert. Voor zijn nieuwste project onderzoekt hij een plek in Groenland waar tienduizend jaar geleden een meteoriet is geland. Een gebeurtenis die naast een grote magnetische verandering ook een hoop verhalen in gang heeft gezet voor de lokale bevolking en de latere koloniale overheersers (Groenland heeft pas sinds 2008 weer zelfbestuur). Door het smelten van het ijs en de rijkdom van de grond spelen er ook nu enorme geopolitieke belangen rondom deze coördinaten die weer voor nieuwe narratieven zorgen.

Via internetveilingen heeft Braddock Clarke kleine stukken van de meteoriet, die over de hele wereld verkocht en verspreid zijn, bij elkaar gezocht. Het idee is deze brokjes terug te brengen naar de exacte plek van landing. Door ter plekke de stukken tot hoge temperatuur te verhitten worden de magnetische waarden, gestold op het moment dat de meteoor insloeg, gereset en nemen ze de nieuwe verhoudingen aan van dat moment en die plek. Alle geschiedenis in de steen, in het bijzonder de koloniale, wordt als het ware gewist. Het materiaal krijgt een nieuwe start op de plaats waar het 'aards' thuishoort (hoewel het natuurlijk oorspronkelijk uit de ruimte komt) en blijft daar ook.

Het terugbrengen van de meteoriet staat in schril contrast met alles wat aan deze plek is onttrokken. Dit resoneert bij de lokale bevolking waar Braddock Clarke mee samenwerkt, naast onder andere wetenschappers, technici en natuurhistorische musea. Eigenlijk voelt het ongemakkelijk dat alleen zijn naam aan deze talentontwikkelingsbeurs is verbonden, want zijn praktijk is gericht op samenwerking. 'Ik ben geobsedeerd door samenwerking', zoals hijzelf zegt. 'Voor mij is het de toekomst om binnen deze intensief samenwerkende dialoogruimtes te opereren.'


Tekst: Victoria Anastasyadis
Luuc Sonke

Luuc Sonke

'Ik zoek naar een antwoord op wat ik beschouw als het ruimtelijke vraagstuk van de eenentwintigste eeuw,' zegt architect Luuc Sonke. En dat is: hoe kunnen we ruimtes ontwerpen die gebruikers uitdagen tot flexibel gebruik, in aansluiting op het hedendaagse leven? Dat leven is door de voortschrijdende digitalisering steeds 'vloeibaarder' geworden. Grenzen tussen publiek en privé, werk en vrije tijd vervagen. Zoom haalt de buitenwereld in huis, de keukentafel wordt een bureau. En tegelijkertijd zitten mensen met laptops in het café waar ze vroeger kwamen om hun vrienden te ontmoeten en worden intieme gesprekken zonder gêne gevoerd in de bus of trein.

Terwijl de wereld zich steeds meer ontworstelt aan de vaste structuren van werk, kerk en relaties, blijft de gebouwde omgeving daarbij achter. De maatschappij is veel veranderlijker dan de architectuur waarmee we ons omgeven. Sonke onderzoekt die discrepantie en wil de kloof graag dichten. 'Gebouwen worden nog steeds ontworpen met vooraf bepaalde functies. Oké, we hebben tegenwoordig open keukens, maar architecten tekenen nog steeds slaapkamers en een woonkamer in een plattegrond. Hebben we die definities nog wel nodig?'

Zijn onderzoek ligt in het verlengde van zijn afstudeerproject aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Het heet Liquid Life, naar een boek van socioloog Zygmunt Baumann over het constant veranderende leven. Sonke ging bij vijftien huishoudens op bezoek om in kaart te brengen hoe gebruikers met hun privéruimte omgaan. Hij interviewde bewoners, tekende plattegronden, noteerde zijn observaties en begon op basis daarvan nieuwe modellen te maken. Maquettes die spelen met een 'vrije indeling'; je weet niet goed waar de ene ruimte eindigt en de andere begint en ook de functie is nog niet bepaald. In plaats van wanden met deuren dagen halve wandjes en hoogteverschillen in plafond en vloer de gebruikers uit tot een flexibel gebruik.

Het afgelopen jaar heeft Sonke steeds meer lagen aan zijn onderzoek toegevoegd. Hij maakt nu bijvoorbeeld ook 3D-scans van binnen- en buitenlocaties om mee te experimenteren. Stukjes van onze leefruimte die hij losweekt van de context door er stukken vanaf te halen in de virtuele wereld. Een soort open kijkdozen die hij intuïtief maakt, en die gaandeweg een plek in het onderzoek krijgen. 'Ik gebruik zo'n 3D-scan nu voor het ontwerp van een tapijt met de texturen en kleuren van een publieke plek; dat is weer een andere manier om het publieke domein in de privésfeer te brengen.' Interessante vondsten gedurende het traject worden gedocumenteerd op Sonkes website. Hier vind je geen portfolio zoals je op een architectensite zou verwachten, maar een verslag van een ontdekkingsreis door de vloeibare ruimte.


Tekst: Willemijn de Jonge
Marlou Breuls

Marlou Breuls

Objectification of the body, het meest recente werk van Marlou Breuls, is een voortgaand onderzoek naar de grenzen en mogelijkheden van de mode en Breuls' eigen positionering op de as mode-ontwerper/autonoom kunstenaar. 'Ik voel niet de noodzaak om kleding te maken', zegt Breuls. 'Ik wil dingen oprekken, grenzen opzoeken. In de mode zoals die er nu uitziet, is iedere vorm van verwondering verdwenen. Die wil ik met mijn werk terugbrengen.'

Breuls zou mode liever benaderen als 'een cultuur van stof' dan als (het maken van) iets draagbaars en kwam zo uit bij experimenten met uit uiteenlopende materialen vervaardigde verlengstukken van het menselijk lichaam. Ook zijn er in porselein gedipte kledingstukken, een aaibare stoel uit harige siliconen en een getuft tapijt met daarin versmolten het 3D-silhouet van een vrouw. De werken kunnen gelezen worden als gedachte-experimenten: Tot waar is iets nog draagbaar? Wanneer is iets nog mode? Wat ís eigenlijk mode? Maar ook: Wat ben ik, modeontwerper of autonoom kunstenaar?

Om deze vragen te beantwoorden en zich te bekwamen in het werken met verschillende materialen en technieken beoogde Breuls een aantal samenwerkingen. Bijvoorbeeld met: David Altmeyd, Katie Stout en Branko Popovic & Ronald Schinkelshoek. Een aantal daarvan kon wegens covid-19 (nog) niet (fysiek) plaatsvinden. Het project liep daardoor enige vertraging op. 'Ik had verder willen zijn met het formuleren van een antwoord.' Tegelijkertijd geeft Breuls toe dat de vragen die ze met haar werk stelt misschien wel nooit sluitend kunnen worden beantwoord. 'Het is voor mij belangrijk om mijzelf te blijven herontdekken. Daarom ga ik ook graag ongewone samenwerkingen aan, zowel met theaters als grote bedrijven.' Jezelf steeds opnieuw uitvinden is niet altijd even gemakkelijk: 'Zodra ik me buiten de mode begeef, wordt het spannend. Wat ben ik aan het doen? Waarom blijf ik niet bij wat ik kan? Maar ik weet ook: Deze spanning heb ik nodig om de volgende stap te kunnen zetten. Ik wil niet op de automatische piloot.'


Tekst: Merel Kamp
Mirjam Debets

Mirjam Debets

Als animator, VJ en illustrator begeeft Mirjam Debets zich op het snijvlak van bewegend beeld, 2D en live performance. Ze studeerde animatie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en rondde deze studie in 2017 als enige uit haar jaar af met live visuals tijdens een concert in Tivoli de Helling in Utrecht. 'Sindsdien ben ik op zoek naar nieuwe, multidisciplinaire manieren om illustraties en animaties te vertalen naar een fysieke ervaring voor publiek. De concepten hiervoor ontstaan vanuit muziek of samenwerkingen met onder meer muzikanten, ontwerpers en verschillende opdrachtgevers en resulteren in visuals die veel abstracter en vrijer zijn dan je met bijvoorbeeld het narratief van een animatiefilm kunt bereiken.'

'De inspiratie voor mijn werk haal ik uit de samenkomst van en de relatie tussen mens en natuur.' Vanuit mythologische legendes, filosofische verhalen en biologische verschijningen komen fantasiefiguren en organische vormen in eclectische patronen tot leven. In haar getekende wereld krioelt het van de bijzondere wezens en kronkelende planten in felle kleuren. Met een speelse blik schijnt Debets een poëtisch licht op de geschiedenis van de wereld en de manier waarop de mens al eeuwenlang in verbinding staat met zijn natuurlijke omgeving. 'De projecten die ik sinds mijn afstuderen heb gerealiseerd, zijn zeer uiteenlopend; van videoclips tot textiel design en van korte animatiefilms en gifjes tot een monumentale video-installatie op locatie.' In opdracht maakte ze onder meer een geanimeerde boektrailer voor het boek van de maand voor televisieprogramma De Wereld Draait Door, animaties voor een VPRO-documentaire over de aarde, een openingsfilm voor Klik Amsterdam Animation Festival en de introductiefilm en educatiemateriaal voor de tentoonstelling Bes, Small god in ancient Egypt in het Allard Pierson Museum in Amsterdam.

'In de toekomst wil ik nieuwe wegen verkennen binnen mijn praktijk door onderzoek te doen naar verschillende presentatievormen en het effect hiervan op het publiek. Immersieve ervaring en interactie met de toeschouwer ga ik daarin centraal stellen.' Komende projecten zullen om die reden volledig worden geproduceerd door Debets in samenwerking met professionals uit andere disciplines, van concept tot eindproduct.


Tekst: Manique Hendricks
Moriz Oberberger

Moriz Oberberger

Het afgelopen jaar noemt grafisch ontwerper en illustrator Moriz Oberberger 'een goed broedjaar'. Tijd om te focussen, tijd om een nieuw werkritme te ontdekken en een nieuwe uitdaging aan te gaan. Want dat is hoe hij graag werkt, door zichzelf 'poëtische uitdagingen' op te leggen. 'Ik probeer altijd kleine, absurde systemen voor mijn werkwijze te bedenken, die intensief zijn qua werk, maar tegelijkertijd een heel humoristische en speelse benadering hebben.'

Zijn nieuwste project zit tussen een meditatief dagboek en een lang animatieproces in. Elke dag werkt hij aan een animatie, frame voor frame, minstens vijftig tekeningen per dag. De volgende dag gaat hij verder waar hij is gebleven. Er is geen storyboard; het verhaal ontwikkelt zich spontaan en intuïtief, alsof je gaat wandelen zonder bestemming of doel. Zoals de twintigste-eeuwse schilder Paul Klee het beschreef: 'tekenen is een lijn meenemen voor een wandeling'. Dit werkproces neemt het tekenen zelf als uitgangspunt. De ene keer volgt Oberberger een lijn waarin hij is geïnteresseerd, maar er zijn ook concrete figuren waaromheen zich kleine scènes uitspinnen. Het ene vloeit over in het andere, potentieel oneindig.

De tekeningen die samen de animaties vormen (de frames) bundelt hij in werkboeken, die elk het werk van twee maanden beslaan, met de datum en het tijdstip waarop hij begon met tekenen. Ook worden de frames doorgenummerd: het zijn er nu al duizenden. De bundels maken het mogelijk de tekeningreeksen in verschillende ritmes te volgen. De lezer bepaalt zelf het tempo en de verbindingen tussen de beelden. Op de blanco omslagen van de werkboeken, die Oberberger in kleine oplages maakt, tekent hij ook nog eens, waarmee hij het idee van een afgerond boek bevraagt en uitdaagt. Ook is hij op basis van de figuren en lijnen die zich in de animaties ontwikkelen verhalen gaan schrijven en op zichzelf staande tekeningen in kleurpotlood gaan maken. In een tentoonstelling zal hij verschillende onderdelen van het project vertalen in een multimediale installatie, met naast de tekeningen en animaties onder andere ook geluid.

Het jaar Talentontwikkeling gaf eveneens ruimte om na te denken over hoe zijn praktijk breder te ontwikkelen, te communiceren en distribueren. Zo werkt hij aan een nieuwe website en een publicatieplatform. Alleen al het meer naar buiten treden op sociale media levert nieuwe contacten en opdrachten op. 'Dankzij deze financiering kan ik overtuigender zijn over de dingen die ik doe en vloeiendere overgangen creëren tussen zelfgeïnitieerde projecten en opdrachten.'


Tekst: Victoria Anastasyadis
Philipp Kolmann

Philipp Kolmann

Philipp Kolmann is ontwerper, chef en boer met een fascinatie voor fermentatie. Hij beschrijft bacteriën en schimmels als een onzichtbare link tussen de mens, andere soorten en het land dat we bewonen. En hij ziet kansen door micro-organismen via voedsel in te zetten voor een gezondere balans op aarde. Momenteel is Kolmann bezig met het vinden van plantaardige varianten voor dierlijke producten; plantaardige kaas bijvoorbeeld. Daar is meer voor nodig dan het vinden van de juiste combinatie van bacteriën in een lab, vertelt hij: 'Dat heeft alles te maken met de connectie tussen product, mens en land.' Zijn onderzoek naar de manier waarop de zuivelindustrie tot in de haarvaten van onze cultuur zit verweven, is een eerste stap naar een milieuvriendelijk alternatief.

Hoewel onze huidige kaas een ambachtelijk, eerlijk imago heeft, is de meeste kaas die we consumeren allang losgezongen van de natuurlijke relatie tussen mens en land, vertelt Kolmann. Hij wil dan ook ver wegblijven van industrieel geproduceerde kaas en verdiepte zich de afgelopen tijd in de traditionele handmatige productie van rauwmelkse kazen. Hij vertrok naar Zwitserland, om ter plekke kaas te maken, zich te bekwamen in het proces van fermentatie en de microben te bestuderen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Hij keek overigens niet alleen naar de microben in kaas, maar onderzocht allerlei fermentatietechnieken die wereldwijd worden gebruikt voor bijvoorbeeld yoghurt, kefir, miso, soja en boter. Hij onderzocht hoe smaak en geur ontstaan, hoe die worden bepaald door de lokale omstandigheden en daarmee de identiteit van een plek kunnen uitdragen. Kolmann: 'Ik wil met dit project de symbiotische relatie tussen de mens en zijn directe leefomgeving herstellen.'

De volgende stap is om de dierlijke zuivel ertussenuit te strepen. Er wordt al veganistische kaas gemaakt, maar daarvoor worden vaak ingrediënten uit Azië gebruikt, zoals kokosmelk en cashewnoten uit Indonesië. Kolmann wil weten wat lokale plantaardige ingrediënten kunnen doen voor kaas waar geen koemelk aan te pas komt. In september start hij in het microbiologische lab van de Vrije Universiteit in Amsterdam met de analyse van lokale microbiomen, om daar een startercultuur van te kunnen maken. Hij gaat aan de slag met verschillende soorten gras, bonen en linzen, zaden en noten. 'Ik probeer honderden jaren van zuivelcultuur om te zetten in iets anders, waar dezelfde waarde aan kan worden gehecht. De uitdaging is een plantaardig substituut te maken dat net zo sterk verankerd raakt in onze cultuur.'


Tekst: Willemijn de Jonge
Renee Mes

Renee Mes

Renee Mes is een multidisciplinair ontwerper. Ze studeerde aan de Design Academy Eindhoven, waar ze zich richtte op het kritisch bevragen van de manier waarop onze leefomgeving is vormgegeven. 'Onze ontworpen leefomgeving stelt voorwaarden, stuurt beweging en geeft mogelijkheden tot gebruik die zijn vastgelegd in de manier waarop een voorwerp zich presenteert. Aan de overwegingen die uiteindelijk het potentieel van een object bepalen en wat deze voorwerpen voorstellen qua gebruik, liggen ontwerpvragen ten grondslag. Die verhouden zich tot de maatschappij en wat deze vraagt, maar ook wat deze afwijst.'

Mes stelt vast dat de meeste vormgeving is gericht op able-bodied heteronormativiteit. Hierdoor wordt een deel van de bevolking, hun manier van zijn, bewegen en leven, niet ondersteund. Mes maakt ons met haar ontwerpen enerzijds bewust van deze heersende status quo en gaat anderzijds in tegen de norm en normalisering van deze inrichting. Dit doet ze op een speelse manier, ondersteund door een veelal kleurrijke vormgeving. De aantrekkingskracht hiervan werkt uitnodigend, zodat mensen kennis kunnen maken met de vraag die ze opwerpt.

'Door met herkenbare beeldtaal te spelen en deze opnieuw in te zetten, ontstaan er nieuwe verhalen en mogelijkheden.' Het bevragen van de betekenis van objecten is ook iets wat Mes doorvoert in haar project A Queer Anthology – visual stories from a chosen family, waarin het niet draait om het kerngezin van een vader, moeder, een zoon en een dochter, maar om families die zijn samengesteld uit mensen die geen bloedrelatie met elkaar hebben. 'Zij kiezen ervoor om samen te leven, hebben mogelijk andersoortige relaties en verhoudingen en leven logischerwijs samen op een manier die afwijkt van het heteronormatieve.' In het project werkt Mes samen met Queer People of Colour (QPOC) en mensen met een biculturele achtergrond. In vijf films worden de geportretteerden aan de hand van een voor hen representatief voorwerp gevraagd hoe hun omgeving eruit zou kunnen zien en uitgenodigd om deze daadwerkelijk te ontwerpen als ruimte waarin zij hun eigen verhaal, op eigen voorwaarde aan het publiek kunnen presenteren. Door stereotypering te doorbreken en zich te richten op zichtbaarheid en sociale acceptatie, zet Mes zich in voor het meer toegankelijk maken van onze leefomgeving, met name voor geracialiseerde en queer lichamen, los van heteronormatieve verwachtingspatronen.


Tekst: Vincent van Velsen
Seok-hyeon Yoon

Seok-hyeon Yoon

Duurzaamheid staat voorop in het werk van Seok-hyeon Yoon. De mens moet zorg dragen voor zijn omgeving. Helaas stroken veel industriële productieprocessen en producten niet met deze plicht. Zelfs als een product een natuurlijke oorsprong heeft, is het vaak niet circulair, door een bewerking later in het productieproces. Keramiek wordt vervaardigd uit een natuurlijk materiaal (klei) en is dus in principe herbruikbaar – gebakken klei kan als chamotte in nieuwe klei worden verwerkt. Maar keramiek wordt geglazuurd: 'Omdat de twee componenten, glazuur en klei, in de oven samensmelten, is het onmogelijk om ze nog te scheiden en de materialen te hergebruiken', zegt Yoon. Hij ging op zoek naar een alternatief voor glazuur en vond dit in zijn eigen cultureel erfgoed. Traditioneel gebruikt men, in onder andere Korea, Japan en China, een hars van de lakboom om materialen variërend van hout en metaal tot zelfs papier af te werken. Deze harslak hoeft niet op een hoge temperatuur te worden gebakken, hecht zich bijzonder goed aan uiteenlopende oppervlakken en is hitte- en watervast. In zijn materiaalonderzoek kwam Yoon erachter dat de lak bij zeer hoge temperaturen vervliegt. Alleen de aardewerken ondergrond blijft dan nog over en is dus recyclebaar. Een echt alternatief voor glazuur is het nog niet. Vanwege de arbeidsintensiviteit van het oogsten en verwerken van de hars, is deze afwerkingstechniek enorm duur. 'Dat vind ik soms wel frustrerend', zegt Yoon. 'Ik probeer als ontwerper mogelijkheden te laten zien, maar meer dan eens loopt het dan stuk op een businessmodel.' Tegelijkertijd weet Yoon ook dat het misschien wel vooral waardevol is dat hij laat zien dat je ook op een andere, minder conventionele manier over materialen en hun gebruik kunt nadenken.

'Het potentieel van materialen onderzoeken', zegt Yoon 'daar gaat het mij om.' Inmiddels is hij ook bezig met andere alternatieven voor glazuur – op basis van voedselafval bijvoorbeeld. Door zich intensief in keramiekproductie te hebben verdiept, weet Yoon nu bovendien dat porselein eigenlijk helemaal geen glazuur nodig heeft. 'Het is van zichzelf waterdicht.' Zo'n inzicht ontsluit weer nieuwe denkrichtingen. Yoons uitgebreide onderzoek naar keramiek en alternatieve afwerkingstechnieken zal uiteindelijk worden gepresenteerd in een solotentoonstelling in Keramiekmuseum Prinsessenhof.


Tekst: Merel Kamp
Sherida Kuffour

Sherida Kuffour

'(…) Indians and half-breeds. Absolute savages (…) no communication whatever with the civilized world. Still preserve their repulsive habits and customs.' Zo worden de 'Savages', de Wilden, gekenschetst in de dystopische klassieker Brave New World (1932) van de Britse auteur Aldous Huxley. Voor Sherida Kuffour vormde dit werk de inspiratie voor haar project Brave New Lit.

Kuffour verhuisde op jonge leeftijd van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk en leerde Engels door het lezen van Britse literatuur. In haar huidige praktijk als grafisch ontwerper en schrijver houdt ze zich bezig met de vraag hoe we het best met literatuur kunnen omgaan. Kuffour benadert deze vraag dus niet alleen als lezer maar ook als vormgever en schrijver van tekst. 'De eerste keer dat ik Huxley las, vond ik het maar niks. Ik was geraakt door de stereotype en koloniale beschrijving van de 'Savages' en had bovendien moeite met zijn literaire stijl.' Bij een recente herlezing van Brave New World en het begeleidende voorwoord van de Canadese auteur Margaret Atwood (bij de meesten bekend als de auteur van de dystopie The Handmaid's Tale), bemerkte Kuffour wat de invloed van de paratext – de context van een tekst in de breedste zin des woords – is op de ontvangst van een tekst. 'Toen ik meer wist over de tijd waarin het werk is geschreven en de gebeurtenissen in het persoonlijk leven van de auteur veranderde mijn beleving van de tekst', zegt Kuffour. Dit inspireerde tot het ontwerpen van een literary playground. Deze onlineomgeving moet een zo compleet mogelijke lezing van een tekst mogelijk maken. Tekst en paratext zijn er gelijktijdig aanwezig en worden verrijkt met beeld en audio, wat resulteert in een multisensorische leeservaring. De lezer wordt permanent uitgenodigd tot interactie met de tekst, die zo niet langer een statisch gegeven is waar je je individueel toe verhoudt, maar een organische ontmoetingsplek. Met haar werk werpt Kuffour cruciale vragen op als: Wat is lezen? Voor wie is lezen toegankelijk? Hoe kan lezen van een individuele en elitaire bezigheid – boeken zijn duur! – tot een inclusieve, gemeenschappelijke en multi-sensorische ervaring worden gemaakt?


Tekst: Merel Kamp
Sophia Bulgakova

Sophia Bulgakova

Sophia Bulgakova studeerde beeldhouwkunst in Kiev, Oekraïne voordat ze aan de University of Arts in Londen een opleiding fotografie en time based media deed, gevolgd door een bachelor ArtScience aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. In 2019 studeerde ze af met de participatieve performance Inevitably Blue. Het publiek kon zich gemaskerd op een schommel in het midden van ruimte door een performer heen en weer laten duwen. Door de zintuigen van perceptie en waarneming op deze manier uit te dagen ervaren de deelnemers de ruimte alleen op basis van kleur en eigen gedachten en kunnen ze voor een kort moment voelen hoe het is om te zweven door een omgeving die enkel bestaat uit kleur en ruimte.

'Gepersonaliseerde perceptie en de manier waarop bepaalde herinneringen individuen definiëren zijn belangrijk in mijn werk.' In haar immersieve werken komen sensorische deprivatie en de prikkels van zintuiglijke ervaring samen. Hierbij onderzoekt ze telkens hoe je jezelf kunt begrijpen door je te verhouden tot een bepaalde omgeving, en wat voor effect kleur hierop heeft. Vorige zomer ontwikkelde Bulgakova tijdens een residentie MINDSCAPES, een augmentedrealityfilter voor Instagram die herinneringen verbeeldt van plekken die niet meer toegankelijk zijn, zoals in de bezettingszone in Kiev. 'Hiervoor organiseerde ik workshops met mensen uit deze omgeving die hun herinneringen aan verschillende plekken deelden.'

Momenteel houdt Bulgakova zich voornamelijk bezig met onderzoek naar paganisme en magische eeuwenoude tradities en rituelen uit verschillende culturen, en hun relatie met hedendaagse technologie. 'Bewustwording van het klimaat en de natuur staat hierin centraal. Hoe kun je verbinding maken met de natuurlijke wereld om je heen door middel van technologie?' Met een combinatie van Virtual Reality, gesproken verhalen en performance gaat Bulgakova een interactieve ervaring creëren die ingaat op de lokale tradities en rituelen van de plek waar ze het werk tentoonstelt. Daarnaast zal ze gaan werken aan de Duitse kustlijn in samenwerking met scholen en wetenschappers, om door middel van een kunstproject aandacht te genereren voor klimaatbehoud, vogeltrek en het zeeleven in dit gebied. 'Ik heb de ambitie om grootschalige projecten en producties met hybride media voort te zetten waarbij samenwerking centraal staat. Daarbij zal ik mij focussen op zowel antropologisch onderzoek als perceptiepsychologie. Vanuit mijn afkomst en persoonlijke motivatie zal ik blijven proberen bruggen te slaan tussen Oost-Europa en Nederland.'


Tekst: Manique Hendricks
Stefano Murgia

Stefano Murgia

Geluidskunstenaar Stefano Murgia bezoekt vanaf jongs af aan graag concerten, maar ziet vanwege zijn lengte vaak enkel de ruggen van andere bezoekers. 'Om onder andere deze reden ben ik gaan nadenken over de manier waarop muziek wordt gepresenteerd en waargenomen.' Na een studie geluidstechniek volgde Murgia een bachelor ArtScience aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. In 2017 studeerde hij af met het experimentele onderzoeksproject Acoustics Based on Volume: Aluminium, een geluidsinstallatie bestaande uit een kubus, een bol en een viervlak van aluminium. Als geheel vormen de objecten een nieuw soort instrument met elk een eigen geluid. Door middel van elektronica kunnen de drie vormen worden geactiveerd als akoestische klankkamers. De performatieve installatie werd na zijn afstuderen op verschillende plekken in Europa getoond in tentoonstellingen en op festivals zoals het Amsterdam Dance Event, Prototyp festival in Brno en Spektrum in Berlijn.

De afgelopen periode heeft Murgia gereflecteerd op zijn werkwijze en geïnspireerd op akoestiek (de wetenschap van geluid), een methode bedacht om toekomstige projecten te starten. 'Ik neem daarbij de volgorde waarin geluid ontstaat van de geluidsbron via het medium/de route naar de ontvanger als uitgangspunt en stel mezelf constant de vragen: Waar en in wat voor ruimte staat het geluidskunstwerk? En hoe neemt het publiek het geluid waar?' Na zijn afstuderen ging Murgia verder met zijn onderzoek naar akoestiek, en ruimtelijke composities waarbij hij onder meer gebruikmaakt van zelfgemaakte instrumenten en synthesizers.

Momenteel werkt Murgia aan een onderzoek naar 'street canyons' en sonische architectuur en de functie die geluid hierin kan hebben. Street canyons, ook wel urban canyons genoemd, zijn plekken in de stad waar de wind wordt versterkt door de hoge gebouwen in de omgeving. Zo ontwikkelt hij samen met twee wetenschappers van de TU Delft gespecialiseerd in architectuur en aerodynamica een nieuw sculpturaal werk voor in de publieke ruimte waarbij het verschil tussen wind en geluid centraal staat. 'Het doel van dit project is door geluidssculpturen te plaatsen een onaangename plek met sterke wind aangenamer te maken. Geluid en wind zijn beide een beweging van lucht waarbij geluid lucht vibreert en wind lucht verplaatst.' Vanuit dit idee vraagt Murgia zich af: Hoe kan ik geluid en wind naar elkaar transformeren zonder energie te verliezen? 'Ik droom ervan om in de toekomst een muzieklabel voor geluidskunst op te richten en om daarnaast een fysieke plek te creëren waarin mensen met een interesse in geluid kunnen samenkomen en experimenteren, van kunstenaars tot filosofen en wetenschappers.'


Tekst: Manique Hendricks
Sydney Rahimtoola

Sydney Rahimtoola

Sydney Rahimtoola is geïnteresseerd in manieren waarop we kunnen werken aan (meer) maatschappelijke gelijkheid en een volwaardige, bestendigde visuele representatie van gemarginaliseerde groepen. Ze doet dit vanuit een achtergrond in fotografie en gebruikt het medium met het bewustzijn dat het zich door de geschiedenis heen op een problematische manier heeft verhouden tot de politiek van representatie. 'Fotografie is als medium medeplichtig geweest aan het construeren van het beeld van “de ander”. Er is nauwelijks ruimte voor de persoonlijke geschiedenis van gemeenschappen van kleur. Maar juist die persoonlijke geschiedenis, folklore en persoonlijke mythologieën informeren en zorgen voor een representatie waartoe mensen van kleur zich kunnen verhouden, die hen een gevoel van geschiedenis geven waarin zij hun plaats kunnen bepalen.'

Vanuit een persoonlijke achtergrond onderzoekt ze hoe structuren binnen de maatschappij invloed hebben op haar (leef)omgeving en directe naasten. Haar onderzoek baseert ze grotendeels op informele en officieuze kennis die niet voor eenieder toegankelijk is. Een situatie die herkenbaar is voor gemeenschappen van kleur. Je moet mensen kennen om toegang te hebben tot deze informatie. 'Dat is ook een belangrijke reden dat in mijn werk vooral vrienden en familie een voorname rol spelen. Ik maak werk met en over hen. Ook dit keer is het beginpunt een persoonlijke narratief: de mentale worsteling van mijn oom.'

Momenteel kijkt ze specifiek naar de psychedelic renaissance, zijnde het inzetten van psychadelica voor het eigen welzijn – waaronder microdosing of cleansing rituals. 'De kennis over het gebruik van psychadelica komt veelal van inheemse en andere gemeenschappen van kleur en wordt voornamelijk ingezet voor het welzijn van de witte medemens en het verrijken van de westerse wereld – de koloniale dan wel imperialistische of kapitalistische structuren. Het gaat daarbij onder meer over zelfverbetering (self improvement) en zelfzorg (self care) om het leven aangenamer te maken; maar de gemeenschappen bij wie de kennis vandaan komt, hebben zelf niet de mogelijkheid om ervan te profiteren. Zij hebben zelfs nauwelijks toegang tot basale zorg of andere voorzieningen die voor velen vanzelfsprekend zijn.' Momenteel werkt Rahimtoola aan een passende manier om de betekenis en verreikende implicaties die de psychadelic renaissance kan hebben op de maatschappij, diens structuren en haar eigen familie in beeld te brengen. Dat doet ze onder meer in de vorm van een film die losjes is geïnspireerd op het verhaal van haar oom.


Tekst: Vincent van Velsen
Thom Bindels

Thom Bindels

Met een been op de baggerboot en het andere in de ontwerpwereld, zo omschrijft onderzoekend ontwerper Thom Bindels zijn praktijk. Na zijn afstuderen heeft hij zijn energie gestoken in een stichting die lokaal geproduceerde anti-erosiestructuren van karton voor ontwikkelingslanden wil faciliteren. Een leuk, maar ook rationeel en praktisch proces. Nu is het tijd voor wat nieuws naast dat doorlopende project. 'Ik wil eindelijk weer gaan spelen zoals ik dat op de academie deed. Kan dat? Kan ik zo mijn geld verdienen? Kan ik zo een project doen dat voor mezelf ook meerwaarde heeft?'

Zijn interesse ligt nog steeds bij hetzelfde onderwerp: onderzoek doen naar de menselijke relatie met zijn omgeving. 'Waar ik achter ben gekomen: mijn werkveld heeft eigenlijk altijd met het boerenleven te maken, met de agrarische sector, natuur- of gebiedsbeheer. Wat is dat? Misschien een soort van rentmeesterschap? Het is een soort van verantwoordelijkheidsgevoel voor je omgeving en je plek daarin.'

Concreet hebben zijn interesses dit jaar tot de ontwikkeling van een locatiegebonden podcast geleid. Hij verzamelt verhalen van mensen die binding hebben met een bepaald landschap: omdat er in de toekomst iets te gebeuren staat wat zij fantastisch vinden, of juist vanwege de geschiedenis van een plek of de ecologische uniekheid. Door ter plekke anderen naar hun verhalen te laten luisteren, wil Bindels meer mensen zich onderdeel van die locatie laten voelen, want daar zit volgens hem een oplossing in.

Aanvullend op de verhalen gaat Bindels het startpunt van de geluidswandelingen markeren met een landschapsinterventie; een ingreep die hijzelf in het landschap doet met ingrediënten die ter plekke aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan een manshoge bijenkorfvorm, gemaakt van riet, die als opslag kan dienen voor opgebaggerd slib. Deze verhoging in het landschap is voor Bindels ook een welkome poëtische onderbreking, een druppeltje variatie in de monocultuur van de platte polder. Tegelijkertijd is het een spel met de typisch Nederlandse maakbaarheidsmentaliteit: alles om ons heen is immers vormgegeven in Nederland, ook de natuur.

Die maakbaarheid is de kern van het onderzoek. Op wat voor manier kan maakbaarheid goed zijn? Wat voor impact kun je maken en hoe leren we dat in symbiose te doen? Het zijn grote vragen die hij zichzelf stelt, maar daar houdt Bindels juist van. Als hij van tevoren het antwoord al zou weten, hoeft hij er niet aan te beginnen.


Tekst: Victoria Anastasyadis
Vera van de Seyp

Vera van de Seyp

Als creative coder en grafisch ontwerper beweegt Vera van de Seyp zich tussen het digitale domein en toegepaste vormen. Van gehackte breimachines tot generatieve kunstwerken, modulaire lettertypes, eigen gebouwde computers en speelse websites. Daarbij zijn openheid, toegankelijkheid en kennisdeling belangrijke waarden binnen haar praktijk. In 2016 studeerde Van de Seyp af aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag in de richting grafisch ontwerp. Vanwege haar fascinatie voor computer science en kunstmatige intelligentie vervolgde Van de Seyp haar opleiding aan de Universiteit Leiden, waar ze in 2020 een master Media Technology afrondde.

'Voor mijn afstudeerproject onderzocht ik de manier waarop een generatief antagonistennetwerk, een model waarbij twee neurale netwerken tegen elkaar concurreren waardoor nieuwe output tot stand komt, kan worden ingezet om albumhoezen te ontwerpen. Ik gebruikte een trainingdataset gebaseerd op 150.000 bestaande albumcovers afkomstig van de opensourcegemeenschap van muziekwebsite Discogs. De uitkomst was een enorme reeks van gegenereerde hypnotiserende ontwerpen voor niet bestaande muziekalbums.'

Vanuit haar eigen ervaring met opensourceplatforms en codes, waarbij ontwerpers voortbouwen op het werk van anderen dankzij kennisdeling, wil Van de Seyp verandering teweegbrengen in het veld waarin ze opereert. Zo maakt ze onder meer deel uit van het netwerk Freelance Female Developers en was ze onlangs co-organisator van een hackathon in samenwerking met Creative Coding Utrecht. 'De creatieve sector is in mijn ogen nog altijd een door mannen gedomineerde wereld, zeker op het gebied van creative coding. Door online gratis workshops te organiseren voor zich als vrouw identificerende personen en gender nonconforming kunstenaars, ontwerpers en geïnteresseerden verlaag ik hopelijk de drempel die zij ervaren en kan ik hen een opstapje bieden in de sector.'

Geheel in de ideologie van opensourcetechnologie – vrije toegang tot bronmaterialen voor iedereen – gaat Van de Seyp samenwerkingen aan en stimuleert deze tegelijkertijd via haar initiatieven. 'Al mijn eigen geschreven codes inclusief do-it-yourself tutorials ga ik publiceren op een website. Zo hoop ik een toegankelijke plek te maken voor beginnende ontwerpers.' In de toekomst wil Van de Seyp verder gaan met het organiseren van workshops en zich aansluiten bij internationaal opererende communities van creative coders en programmeurs door middel van een residentie of fellowship buiten Nederland.


Tekst: Manique Hendricks
Wesley Mapes

Wesley Mapes

In de praktijk van Wes Mapes staan waarde en (her)waardering centraal. De beeldtaal en het gebruikte materiaal hebben zowel een symbolische als metaforische betekenis. Met het materiaal, dat veelal een herkomst in de bouw heeft, verwijst hij naar het gegeven dat de hele wereld is gebouwd door zwarte mensen. Tijdens de slavernijperiode was het hun arbeid die voor de Europese rijkdom zorgde, zij waren het die de Nieuwe Wereld bouwden en het was hun arbeid die in de postkoloniale tijd werd gebruikt om de economieën opnieuw draaiende te krijgen. Het onderkennen van deze geschiedenis schiet drastisch tekort. En gaat verder dan alleen kleur, want het raakt ook aan hedendaagse klassenstructuren en sociaaleconomische posities. Mapes: 'Denk aan de ongelijkheid in waardering van werk en arbeidsomstandigheden waarbij fysieke inspanning van blauweboordwerkers in oncomfortabele omstandigheden plaatsvindt, minder wordt betaald dan witteboordwerk.'

De esthetiek van die omstandigheden (onder meer steigers) zet Mapes om in installaties waar ruimte is voor hem en anderen. Dit betekent ook dat hij veelvuldig samenwerkt met medekunstenaars. Hij is onderdeel van het collectief Pillars of Autumn (samen met Tobi Balogun, Walter Götsch en Dion Rosina) en maakt radio met Marcel van den Berg. Niks gebeurt alleen: overal zijn anderen voor nodig en zo ontstaan gemeenschappen van gelijkgezinden die elkaar helpen en ondersteunen. Ook hier schuilt een referentie naar het zwarte leven, waarin familie en gemeenschap van essentieel belang zijn om te (over)leven.

Met het gebruikte bouwmateriaal, wil Mapes ook tonen dat je met de meest fundamentele materialen iets van waarde kan voortbrengen. Een idee dat teruggaat op de manier waarop over de gehele wereld mensen weten te leven met minimale middelen in de meest kale omstandigheden. 'Mijn werk is raw, rugged en scrappy. Denk bijvoorbeeld aan hoe in soul food niet de meest fancy ingrediënten worden gebruikt, maar de uitkomst wel heerlijk is. In artistieke zin zie ik voorbeelden in het materiaalgebruik en de houding van onder meer David Hammons, Mark Bradford, Jean Michel Basquiat en Sam Gilleam.'

Deze werkwijze, kennis en manier van zijn draagt Mapes ook over in educatieve context. Hij geeft regelmatig les op verschillende afdelingen van de Rietveld Academie. Zo liet hij onder de titel Deconstructivist Dumpster Dive studenten kennismaken met de waarde die hergebruik van gevonden materiaal kan hebben en de inventiviteit en creativiteit die daarbij nodig zijn. Ook leert hij hen alternatieve lezingen van de wereldgeschiedenis, vanuit een pan-Afrikaanse optiek die een andere lineairiteit en netwerk van kennisoverdracht toont. Herkomsten en routes lopen anders, er is meer te weten dan wat op school wordt geleerd.


Tekst: Vincent van Velsen
Alvin Arthur
Alvin Arthur

Alvin Arthur

Momentum. Ontwerper, performer en educator Alvin Arthur is er gevoelig voor. Als de timing niet goed voelt, gaat hij er niet mee verder. Het afgelopen jaar was het aftasten wat wel en wat niet kon om productief, maar ook gezond te blijven. De voorgenomen samenwerkingen met professionals gingen om uiteenlopende redenen niet door. Het bleek echter wel het juiste moment voor zijn educatieproject 'Body.coding': programmeren met het lichaam.

Body.coding is een van de voorbeelden van Arthurs op het lichaam en beweging gebaseerde aanpak, ook bekend als kinestethiek. Hij wil dat kinderen al op jonge leeftijd begrijpen dat veel van wat zij om hen heen zien digitaal is geprogrammeerd; van de productie van een stoel, tot het bouwen van een gebouw en zelfs het ontwikkelen van een stad. En dat dit programmeren door volwassenen doorgaans stilzittend achter een scherm wordt gedaan, maar dat dat niet zo hóeft te zijn.

Voor zijn lessen aan kinderen heeft Arthur een choreografische taal gecreëerd: tekeningen met simpele geometrische vormen en kleuren die de kinderen laten zien hoe ze zich moeten bewegen om een teken uit te beelden, zodat ze uiteindelijk een hele zin kunnen programmeren. Groepsdynamiek is hierbij heel belangrijk. Wie het snel oppikt, weet vaak welke taal moet worden gebruik om het aan leeftijdsgenoten duidelijk te maken. Er is ook ruimte voor verbeelding: wat stelt de choreografie die ze samen hebben gemaakt volgens hen precies voor?

Met behulp van het scholennetwerk van het Eindhovense presentatieplatform MU heeft Arthur een aantal workshops voor verschillende leeftijdscategorieën georganiseerd om de methode verder te ontwikkelen en uit te testen. In het nieuwe schooljaar wordt het format breed beschikbaar gemaakt zodat scholen er zelf mee aan de slag kunnen.

Voor Arthur is het brengen van beweging in het klaslokaal van levensbelang. 'Er gaat veel verloren op het moment dat we kinderen op stoelen zetten. Het is handig voor ons, maar het heeft ook effect op de lange termijn.' Hij vindt dat we kinderen met te weinig vaardigheden uitrusten om de wereld die we ze geven aan te kunnen. 'Ik denk dat veel van de strubbelingen die we in de samenleving hebben, mondiaal voortkomen uit het feit dat we onszelf niet genoeg kennen, omdat we ons lichaam niet genoeg kunnen ervaren. Daarom doe ik dit, zodat we meer leren over wie we zijn vía ons lichaam.'

Tekst: Victoria Anastasyadis
Anna Fink
Anna Fink

Anna Fink

De uit Oostenrijk afkomstige Anna Fink onderzoekt de manieren van leven in specifieke landschappen en de constante interactie tussen beide. Dat noemt de landschapsarchitect 'topografisch leven'. Ze wil die relatie zowel ontrafelen als versterken door dagelijkse locatiegebonden gebruiken en culturele handelingen waarmee we het landschap vormen een nieuwe betekenis te geven.

Haar nieuwe project 'The taskscape of the forest' is een vervolg op haar afstudeerproject 'Landscape as house' en leidt naar Oostenrijk waar zij en haar familie een stukje bos bezitten. Via actief veldwerk onderzoekt ze de persoonlijke handelingen en activiteiten die essentieel zijn voor het vormen van het landschap en het behouden van de vitaliteit van een plek. Hoe geven we zo'n perceel vorm? Welke motivatie ligt er ten grondslag aan de keuze voor onderhoud, aan het planten of oogsten van bomen of aan het bos zijn gang laten gaan? Het zijn enkele vragen die Fink zichzelf stelt, net als boswachters of andere eigenaren van stukken bos. 'Mijn doel is niet te oordelen, maar om vragen te stellen, aannames omver te werpen, en een dialoog te voeren over de verschillende manieren van interacteren met de omgeving, over hoe je de natuur definieert, en wat het betekent om in een landschap te leven. Dat is anders dan er doorheen lopen of fietsen, want dan consumeer je slechts en beperk je het begrip natuur tot iets afstandelijks, tot een concept.'

Vanuit een behoefte aan het doen van onderzoek en het ontwikkelen van een methode, leek het afgelopen jaar een perfect moment om een eigen interdisciplinaire design en researchstudio op te zetten: Atelier Fischbach, toepasselijk genoemd naar de plek waar ze is opgegroeid. Ze initieerde een summer school in Oostenrijk. Voor de workshop 'Inhabiting wildernis' werkt ze samen met Nederlandse ontwerpers en lokale ambachtsmensen. In een rivierbedding gaan ze 'topografische meubels' bouwen: subtiele en vergankelijke ingrepen in het landschap die onze aanwezigheid tijdelijk vormgeven of markeren. Zo bouwt de ovenbouwer geen iconische oven waarmee iedereen uit de streek hout stookt, maar een buitenoven die verdwijnt bij hoog water, en lost de door de leembouwer vervaardigde stamp-leemvloer na enkele regenbuien op. 'Het lichamelijke werk en onze voortdurende aanwezigheid bij de rivier, scheppen verbondenheid met de plek; er ontstaat ruimte voor dialoog vanuit een gedeelde ervaring, embodied knowledge genoemd.' Fink documenteert haar onderzoek met foto's, een film en een serie kleine boeken.

Tekst: Viveka van de Vliet
Arvand Pourabbasi
Arvand Pourabbasi

Arvand Pourabbasi

De aan de KABK afgestudeerde interieurarchitect Arvand Pourabbasi heeft zich het afgelopen jaar verdiept in de begrippen 'comfort' en 'uitputting'. Productief zijn is volgens hem een geromantiseerd beeld, waarin wordt voorbijgegaan aan vermoeidheid, uitstelgedrag of angst. Vrije tijd als een moment voor rust en comfort wordt niet op de juiste manier benut, maar valt binnen een kapitalistische logica. Het is slechts een oplaadmoment om weer snel aan het werk te kunnen en een bepaald productiviteitsniveau te behouden, meent hij. Ook verkent hij de betekenissen van werk. Burn-out raak je niet zozeer door fysiek zware arbeid, maar treft de werknemers op kantoren wiens lichamen uitgeput raken van de hele dag zitten. Binnen deze omgevingen speelt 'thuis' ook een rol als de plek waar uitputting en comfort met elkaar zijn vervlochten.

Samen met Golnar Abbasi runt hij een eigen studio, heel toepasselijk WORKNOT! geheten. Hierbinnen laten ze hun licht schijnen op extreme omstandigheden die onze maatschappij vormgeven. Uit de behoefte om het begrip comfort te verkennen op een manier die verder gaat dan kunstmatige (kapitalistische) ideeën, cureerde WORKNOT! het collectieve project 'Fictioning Comfort'. Maatschappijkritische kunstenaars toonden er hun werk in relatie tot verschillende gebruiken en benaderingen rondom 'comfort'. Dat varieerde van ruimtelijke installaties, performances, historisch onderzoek, tot science fiction, beeldproductie en performatieve objecten. 'De betekenissen die aan de begrippen worden gegeven zijn zo divers, het gaat zowel over uitputting van het lichaam en het land als over de politiek. Zo'n project helpt mij nieuwe lagen aan te brengen in mijn werk.'

Om nog dieper op de materie in te gaan heeft Pourabbasi tijdens het ontwikkeltraject met verschillende professionals gesproken, zoals met fysiotherapeuten, psychologen en ontwerpers, met name Bik van der Pol die hem hielpen bij het cureren van de show en het formuleren van het complexe concept omtrent comfort en uitputting. Gesprekken met ontwerpstudio Refunc, gespecialiseerd in 'Garbage Architecture', hielpen hem bij het bedenken van een tapijt dat hij wil gebruiken in presentaties en discussies rondom zijn thema's. Voor Pourabbasi is een tapijt het meest basic product dat comfort en huiselijkheid representeert en staat voor een uitgespreid landschap.

De resultaten van zijn onderzoek brengt hij samen in een publicatie. 'Conclusies trekken, of eenduidige antwoorden geven, is niet mijn doel. Ik ben geen probleemoplosser, ik wil de puzzelstukjes bij elkaar brengen en dat doe ik in dit geval in een publicatie. Het zal een belangrijk document zijn voor bewustwording en het verbeelden van een andere toekomst.'

Tekst: Viveka van de Vliet
Chiara Dorbolò
Chiara Dorbolò

Chiara Dorbolò

Ze is opgeleid als architect, maar het is absoluut niet haar streven om zoveel mogelijk gebouwen te realiseren. Waar Chiara Dorbolò zich op focust, is de vraag wat het betekent om tegenwoordig architect te zijn. Traditioneel gezien wordt het bouwen van je ontwerp door velen gezien als het meest lonende deel van het werk. Succes wordt in belangrijke mate gemeten in het aantal gebouwen dat er van je is gebouwd. Maar voor de jongere generatie architecten ligt dat anders stelt Dorbolò vast. 'Veel van mijn generatiegenoten werken op het grensvlak van de discipline en houden zich in belangrijke mate bezig met de ethische verantwoordelijkheid richting de maatschappij die het vak met zich meebrengt. Ze willen zich niet committeren aan een winstgedreven systeem waarin weinig ruimte is voor andere motivaties en waarden.'

Zelf begeeft ze zich op het snijvlak van ruimtelijk ontwerp en sociale wetenschappen. De interesse daarvoor ontstond met haar afstudeerproject aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam, waar ze onderzoek deed naar de rol van grenzen in migratiepatronen naar het Italiaanse eiland Lampedusa, een van de belangrijkste aankomstpunten voor migranten die de oversteek van de Middellandse Zee van Afrika naar Europa wagen. 'Ik werd me bewust van de grootte van het sociale vraagstuk en realiseerde me dat je daar niet simpelweg iets voor kunt ontwerpen. Daarna ben ik me veel meer gaan bezighouden met onderzoek en ben ik steeds meer gaan schrijven over architectuur en urbanisatie, onder meer voor Failed Architecture en Topomagazine.com. Ook ben ik gaan lesgeven in architectuurtheorie op de Rietveld Academie.'

Het afgelopen jaar heeft ze zich verder bekwaamd in storytelling en creative writing door workshops, coaching en schrijfopdrachten. Haar meeste aandacht ging uit naar het samenstellen van een publicatie met een verzameling verhalen en afbeeldingen van follies – architectonische bouwwerken zonder directe functie. Daarnaast publiceerde ze het afgelopen jaar verschillende artikelen en essays, en werkte ze samen aan verschillende projecten om de ingewikkelde relatie tussen verhalen vertellen en architectuur te onderzoeken. Dat ze het ontwerp van nieuwe gebouwen niet afwijst, blijkt uit de succesvolle deelname aan een ontwerpwedstrijd voor een groot wooncomplex in Milaan, samen met een groep andere architecten. Ze droeg bij aan het vooronderzoek, het concept en de storytelling van het voorstel, dat de eerste prijs won. Een ander project waarin ze de mogelijkheden verkent om ontwerp en creative writing te combineren, is 'Stories on Earth', waarin ze met Failed Architecture een samenwerking tussen professionele ontwerpers en schrijvers begeleidt. Het project wordt in 2021 gepresenteerd op de Biënnale van Venetië.
Cream on Chrome
Cream on Chrome

Cream on Chrome

Ze studeerden beiden in 2018 af aan de Design Academy Eindhoven en sindsdien vormen ze samen Cream on Chrome. Martina Huynh en Jonas Althaus onderzoeken de sociale impact van technologische ontwikkelingen. Hun interactieve installaties, presentaties, video's en digitale toepassingen stellen vooral vragen: Wat is een betekenisvolle relatie tussen mens en techniek? Wat zijn de consequenties van onze afhankelijkheid van apparaten? En wie is eigenlijk verantwoordelijk voor de problemen die de voortschrijdende techniek met zich meebrengt?

Een project dat die laatste vraag concreet aan de orde stelt, is 'Proxies on Trial'. 'Complexe mondiale vraagstukken als klimaatverandering of de huidige pandemie blijven vaak in een abstracte discussie hangen,' zegt Huynh. Om de discussie concreter te maken en ons een gevoel van controle te geven, besloot het duo dagelijkse voorwerpen aan te klagen. In een whodunnit-video worden drie rechtszaken gevoerd: een sneaker wordt gearresteerd en vervolgd voor global warming, een wekker wordt beschuldigd van het veroorzaken van verkeersopstoppingen en een mondkapje staat terecht voor het niet op tijd aanwezig zijn om besmetting te voorkomen. Het fictieve debat tussen aanklagers en verdedigers plaatst vraagtekens bij de onderlinge verwijten en het zoeken naar een zondebok. De keuze voor verdachte voorwerpen in plaats van personen moet de jury behoeden voor vooringenomen standpunten.

Huynh en Althaus verdiepen zich graag in de herkomst van gevestigde systemen, waarbij ze te rade gaan bij verschillende filosofieën, van Bruno Latour tot Ubuntu en de Griekse oudheid. In hun Lab of Divergent Technologies keren ze de relatie tussen mens en technologie binnenstebuiten. Ervan uitgaand dat alles wat ontworpen is een weerspiegeling is van de bedenker en diens tijdgeest, presenteert Cream on Chrome alternatieven op basis van andere stromingen en opvattingen.
Zo nemen ze dagelijkse, allang ingeburgerde toepassingen onder de loep. Neem nou de klok. Onze hele maatschappij is georganiseerd rond het begrip van lineaire, meetbare tijd, wat uiteindelijk ook maar gewoon een afspraak is geweest. Dat is enerzijds heel efficiënt, maar beperkt tegelijkertijd onze vrijheid. Wat als we in plaats daarvan voor intuïtieve tijd zouden kiezen? 'De huidige technische toepassingen geven de gebruiker vaak een machteloos gevoel. Wij zetten er graag een ander ontwerp naast dat meer persoonlijke verantwoordelijkheid vraagt,' zegt Althaus. 'Met onze installaties willen we het publiek inspireren om hun eigen rol te herontdekken.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Gilles de Brock
Gilles de Brock

Gilles de Brock

Handgetufte tapijten met wilde kleurrijke patronen. Op YouTube had hij geleerd hoe hij ze zelf kon maken en bedacht dat je zoiets ook met keramische tegels zou kunnen doen. Het printen op tegels bestond weliswaar al, maar alle specifieke aspecten van glazuur op keramiek die hij voor ogen had, verdwijnen bij dat proces. Dus wat deed grafisch ontwerper, artdirector en creative coder Gilles de Brock: hij bouwde een eigen ABCNC-machine (AirBrush Computer Numerical Control). 'Wat ik nog niet wist, leerde ik via YouTube-filmpjes.' Toen alles eenmaal werkte, bracht De Brock een paar dagen door in het EKWC om samen met Koen Tasselaar en Jaap Giesen aan de samenstelling en het gedrag van glazuren te werken. 'Ik kwam er uiteindelijk achter dat ik het ambacht van experts kan gebruiken en de rest veel beter zelf online kan doen.'

De Brock kan nu tegels exact bedrukken zoals hij wil. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. Het duurde twee jaar voordat er geen puin uit de machine meer kwam, maar een glanzend geglazuurde tegel. De tegels zijn fascinerend vanwege het vervreemdende effect dat ze op de kijker hebben. Enerzijds lijken ze handgemaakt, maar daarvoor zijn ze eigenlijk te precies. De pixelachtige patronen en kleuren met een eigen esthetiek hebben iets psychedelisch en het glazuur lijkt wel op autolak. De eerste resultaten hingen op de kunstbeurs Unfair in Amsterdam. Ze hingen er als kleurrijke collages aan de muur, keurig gevat binnen de kaders van een lijst. Leuk dat een aantal kunsttableaus is verkocht, maar De Brock ziet zichzelf absoluut niet als kunstenaar, zegt hij. 'Ik ben meer een ondernemende toegepaste ontwerper die potentie ziet in samenwerkingen met architecten en interieurvormgevers. Ik zie een bar in een café of hotellobby, meubels en metrotunnels bekleed met de tegels.' In Jaap Giesen vond hij een partner die hem kan helpen dit nieuwe product commercieel in de markt te zetten.

Vanwege corona werden andere presentaties, waaronder die bij Fisk Gallery in Portland (VS), opgeschort. Maar de uitkomsten van zijn onderzoek leiden wel al tot een publicatie bij Corners, een van de betere grafisch design- en risoprintstudio's in Zuid-Korea, die ook zorgt voor de distributie van de publicatie door heel Azië. En er volgt zeker nog een expositie in Seoul.

Tekst: Viveka van de Vliet
Giorgio Toppin
Giorgio Toppin

Giorgio Toppin

Aan de kunstacademies waar hij studeerde, werd niet begrepen dat zijn concepten waren gelinkt aan zijn culturele achtergrond en was geen ruimte voor niet-westerse denkwijzen en benaderingen. Het motiveerde Giorgio Toppin zijn werk buiten de academische routes publiek te maken. Sinds 2007 heeft hij samen met zijn zus Onitcha een eigen label: XHOSA, gelijk aan zijn tweede naam. Hiermee wil hij jonge mannen die iets anders in hun kledingkast willen dan een shirt en een spijkerbroek, een gevarieerdere en bredere keuze bieden. Hij is trots dat hij zowel een in 'klein-Suriname' (Zuidoost) geboren Amsterdammer is, als een zwarte man met een Surinaamse achtergrond. 'De twee werelden mix ik tot nieuwe verhalen, vertaald in collecties die binnen de hedendaagse westerse context passen. Mode die ik en mijn klantenkring cool vinden om te dragen.'

Uit interesse voor de Surinaamse diaspora en de cultuur van zijn geboorteland, is de ontwerper het afgelopen jaar teruggegaan naar Suriname, waar hij sinds zijn eerste levensjaar niet meer is geweest. Om zijn onderzoek naar Surinaamse klederdracht, het vakmanschap en de technieken binnen lokale ambachten meer context te geven, legde Toppin alles vast in een documentaire. Hiervoor interviewde hij ambachtsmensen over hun vak en de ontwikkeling daarvan. 'Ze gaven allemaal hetzelfde antwoord: de waarde van het behouden van een traditioneel ambacht is belangrijk én evolueert met de veranderingen in de maatschappij. Hoe dat ook kan, heb ik laten zien: ze stonden versteld dat ik hun stoffen en patronen vertaalde naar een kledingcollectie.'

Die bestaat bijvoorbeeld uit een trui waarin inheemse knooptechnieken met kwastjes zijn toegepast. De winterjas kreeg een met de hand geborduurde traditionele print uit het district Saramacca. En de Creoolse 'kotomisi', die uiterst moeilijk is aan te trekken, heeft een nieuw en makkelijk draagbaar silhouet. 'In Suriname gaan de vrouwen in vol ornaat naar culturele feestjes, die outfits worden van generatie op generatie overgedragen, terwijl die traditie niet geldt voor mannen. Zij komen zelden verder dan een broek met T-shirt. Zonde.' Daarom zorgt zijn nieuwe collectie dat mannen én vrouwen, hier én in Suriname een grotere variëteit aan kleding hebben die bovendien iets nieuws toevoegt aan het straatbeeld. Vanwege de uitbraak van covid-19 kon de collectie niet worden gepresenteerd tijdens de New York Fashion Week, maar een lancering dichter bij huis ligt in het verschiet. Ook is hij van plan bezichtigingen voor inkopers van winkels te organiseren.

Tekst: Viveka van de Vliet
Jing He
Jing He

Jing He

Het had een jaar van reizen en van de uitvoering van een aantal concrete, ambitieuze plannen moeten worden. Voor Jing He werd het echter een periode van stilzitten en reflecteren op de eigen praktijk. 'Dit jaar heb ik de kans gekregen om te ontdekken hoe ik mezelf kan gebruiken.'

Het startpunt voor haar projectplan 'Elysium' was de transformatie van haar Chinese geboortestad. 'Ik kan niet echt aantonen dat ik in die stad ben opgegroeid. Ik heb geen bewijs, want alle gebouwen uit mijn kindertijd zijn verdwenen.' Ze zijn vervangen door moderne kantoren en winkelcentra. En om de stad extra uitstraling te geven staat er sinds kort bovendien een levensgrote kopie van de iconische Arc de Triomphe uit Parijs. Geen exacte imitatie, maar een aangepast ontwerp, in gebruik als kantoorpand en huisvesting voor een kunstgalerie.

Het idee was deze Arc en nog twee andere Chinese kopieën te bezoeken, evenals een aantal andere plekken in China waar het imiteren en herinterpreteren van de Europese cultuurgeschiedenis te zien is. Kopieerpraktijken en identiteitsvorming als sociale fenomenen staan vaak centraal in het werk van He. Een bezoek aan Parijs, 'het origineel', zou de onderzoekstrip afmaken en genoeg inspiratie moeten opleveren voor een reeks objecten. De opkomst van het coronavirus, allereerst in China, gooide echter roet in het eten. De reis ging niet door.

Opeens was er tijd om na te denken over een vraagstuk waar He telkens weer naar terug cirkelt: hoe vertaal je onderzoek naar een sociaal fenomeen in een ontwerp, een object, in iets tastbaars? Hoe maak je het visueel? 'Soms is een idee een idee, maar maken is een ander pad.' Met behulp van coachinggesprekken met oud-docenten van de Design Academy en de Gerrit Rietveld Academie heeft ze nieuwe manieren om tot maken en tot andere routines te komen onderzocht. Zo maakte ze met behulp van vers fruit samengestelde objecten, die snel weer vergaan. Ook een vondst was tekenen; niet doelmatig schetsen, maar tekenen als vrij middel om tot ideeën te komen. 'Dit gaf me moed, omdat ik erachter kwam dat ik het resultaat niet van tevoren hoef te weten.'

Door het tekenen en online onderzoek zijn er ideeën en inzichten bijgekomen, die hun weg naar visualisatie en materialisatie nog moeten vinden. Zodra het kan, wil ze haar oorspronkelijke plan alsnog uitvoeren.

Tekst: Victoria Anastasyadis
Juliette Lizotte
Juliette Lizotte

Juliette Lizotte

'Mijn fascinatie voor de subversieve figuur van de heks begon op jonge leeftijd', zegt Juliette Lizotte, ook wel bekend als jujulove. 'Maar gedurende de tijd is hij wat op de achtergrond geraakt. Sinds enkele jaren heeft de heks haar belangstelling weer en is het onderwerp van onderzoek. Ze is met name geïnteresseerd in de relatie van heksen met de natuur, en legt een link met ecofeminisme. Deze sociale en politieke stroming gaat terug tot de jaren zeventig en veronderstelt een verband tussen de onderdrukking van vrouwen en de achteruitgang van het milieu. 'Als onderwerp is de heks heel geschikt om actuele thema's aan te hangen. Haar kwade imago is niet verdiend. De heks is toe aan een moderne lezing; ze is juist een autonoom iemand, een ontwrichtend, revolutionair karakter dat bewust omgaat met haar omgeving en haar verantwoordelijkheid neemt richting de flora en fauna om haar heen.'

Met haar videowerk en LARP-games wil de aan het Sandberg Instituut opgeleide en uit Frankrijk afkomstige Lizotte de discussie over klimaatverandering aanwakkeren, mensen wakker schudden en ze aanzetten tot het heroverwegen van hun milieubelastende gedrag. Ze wil toegankelijk werk maken, dat ook buiten de kunstwereld de belangstelling trekt. 'Ik richt me op een jong publiek. Juist jongeren zouden zich uitgedaagd moeten voelen door de klimaatproblematiek. Maar het onderwerp wordt vaak als saai beschouwd, brengt schuldgevoelens met zich mee en veel andere sociaal-politieke kwesties lijken urgenter.'

Het afgelopen jaar volgde ze dans-, performance- en schrijfcursussen. Ze werkte samen met dansers en theatermakers, maakte met een modeontwerper uit gerecycled plastic kostuums voor de dansers in haar video's, verdiepte zich in de mogelijkheden van LARP-gaming en kreeg onder meer advies over hoe ze haar werk het beste kan presenteren. Dit alles met als doel haar onderzoek te verdiepen en vorm te geven, en een parallelle wereld te scheppen die anderen inspireert. Door de uitbraak van het coronavirus is de presentatie van haar werk uitgesteld. 'Videoshoots konden niet doorgaan en zijn uitgesteld. Maar we hebben ons herpakt en afgelopen week zijn we voor het eerst weer bijeengekomen om te filmen. Dat was best spannend.' Lizotte documenteert haar onderzoek online en in een publicatie.
Kasia Nowak
Kasia Nowak

Kasia Nowak

Al van jongs af aan is ze gefascineerd door de relatie tussen kunst en omgeving. Met haar afstudeerproject 'Art in context', waarmee ze de Archiprix 2016 won, onderzocht ze de optimale ruimtelijke omstandigheden van kunst en hoe deze worden ervaren. Het project waar ze het afgelopen jaar research naar deed, is een voortzetting van dat concept. Maar ze verlegde de aandacht van 'een locatie in de stad' naar 'een specifieke locatie': Museum Boijmans van Beuningen. Als curator van haar eigen narratief formuleert ze een nieuwe, andere museumtypologie, een positief kritische blik op de manier van exposeren.

De keuze voor Museum Boijmans van Beuningen is niet willekeurig. Kasia Nowak ziet het als buitenkans dat het museum aan de vooravond staat van een renovatie. Daarnaast sluit de gedachte van architect Adrianus van der Steur aan bij haar ideeën: 'Hij hield bij zijn ontwerp van het oorspronkelijke gebouw rekening met specifieke kunstwerken, en dacht na over bijvoorbeeld het vermijden van schaduw in hoeken van de ruimtes. Dat zou veel vaker moeten gebeuren.' Zelf gaat ze dieper in op de architectonische context van kunstwerken. Hiervoor focust ze op aspecten die vaker in musea worden verwaarloosd of zelfs genegeerd. 'Wanneer je een kunstwerk in een verkeerde context plaatst, krijg je een incomplete ervaring van het werk.' Daarvan heeft ze tal van voorbeelden gevonden, waarbij plaatsing, natuurlijke lichtval, kunstlicht, of juist een donkere ruimte het verschil kunnen maken in de manier waarop een werk wordt getoond en geïnterpreteerd. Ze sprak historici, las biografieën en interviews met kunstenaars waaruit duidelijk wordt dat veel kunstenaars specifiek benoemen wat hun wensen zijn in relatie tot hoe hun werk wordt getoond. Nowak onderzocht daarnaast waar bepaalde kunstwerken zijn geweest, of ze speciaal voor een locatie zijn gemaakt, en al dan niet waren geïntegreerd in de architectuur.

De resultaten van haar onderzoek 'Art in the city' worden waarschijnlijk getoond in het Depot van Museum Boijmans van Beuningen zelf. Maar vooralsnog is ze bezig met het maken van schaalmodellen van objecten in een ruimte en experimenteert ze met alternatieve materialen, transparantie, vormen en kleuren. 'Het is bijzonder om curator te zijn van je eigen expositie over hoe je anders kunt exposeren,' besluit ze.

Tekst: Viveka van de Vliet
Kuang-Yi Ku
Kuang-Yi Ku

Kuang-Yi Ku

Voor zijn 'Tiger Penis Project' kreeg Kuang-Yi Ku twee jaar geleden de Gijs Bakker Award van de Design Academy Eindhoven. Het project, dat een duurzaam alternatief wil bieden voor het gebruik van beschermde diersoorten in de traditionele Chinese geneeskunde, is actueler dan ooit. Nu de consumptie van wilde dieren in China debet lijkt aan een pandemie, wordt de urgentie voor een alternatief alleen maar groter. 'Ik heb al zitten bedenken hoe we kunstmatige vleermuizen en schubdieren zouden kunnen maken,' zegt Ku, 'zodat we tradities kunnen koesteren zonder rampen te veroorzaken.'

Ondertussen is hij – tijdelijk vanuit Taipei – bezig met de drie projecten waarvoor hij een aanvraag deed bij het Stimuleringsfonds. Als social designer en bio-artist met een achtergrond in tandheelkunde ontwerpt hij vergaande scenario's voor het menselijk lichaam. Het gaat over gezondheid, seksualiteit en de interactie met andere soorten en onze planeet. Ku zoekt naar methodes om design en de medische wetenschap met elkaar te verbinden. En om de dagelijkse context niet uit het oog te verliezen, voegt hij daar graag een vleugje sociologie en politiek aan toe.

Het zijn vaak beklemmende toekomstscenario's, die de grens opzoeken van wat we nog acceptabel vinden en wat niet. Zo schetst het project 'Delayed Youth' een dystopische wereld die is ontstaan omdat de conservatieve partij in Taiwan de seksuele voorlichting uit de schoolboeken wil halen. Want waarom zou je dan niet meteen een injectie uitvinden die de puberteit en geslachtsdrift uitstelt tot seks écht mag – als je achttien bent? Een video toont hoe uniform de wereld eruit zou zien als we tot ons achttiende nauwelijks van elkaar verschillen, tot de broekrokken aan toe voor de genderneutrale jeugd. Het tweede project verkent de ethische aspecten van hedendaagse voortplantingstechnieken. 'Grandmom Mom' introduceert het draagmoederschap van gepensioneerde vrouwen voor hun eigen dochters, die in dat geval 'gewoon' voor hun carrière kunnen gaan.

Ook het derde project waaraan Ku werkt, heeft te maken met seksualiteit en voortplanting. Samen met een onderzoeker in animal ecology aan de Amsterdamse VU vergelijkt hij een tweeslachtige slak met andere hermafrodieten; wat bij een slak normaal is, geldt bij mensen als abnormaal. 'Perverted Norm, Normal Pervert' doet een biologisch boekje open over de discriminatie van seksuele minderheden.

Tekst: Willemijn de Jonge
Lieselot Elzinga
Lieselot Elzinga

Lieselot Elzinga

Vrouwelijk en stoer, met een ruig randje. Zo karakteriseert Lieselot Elzinga het modelabel Elzinga, dat weliswaar naar haar vernoemd is, maar dat ze samen met Miro Hämäläinen heeft opgericht, vlak na hun afstuderen aan de Rietveld Academie in 2018. Je ziet de podiumliefde van beide ontwerpers erin terug. Hämäläinen deed naast de kunstacademie ook de theaterschool, en Elzinga treedt al vanaf haar twaalfde op als zangeres en bassist in verschillende bands. 'Dan moet je er staan, een entree maken in een split second. Onze kleding is extravagant, maar niet té, precies genoeg om je lekker te voelen op het podium.' Het merk viert de mode en de muziek, met simpele, heldere vormen en veel kleur. De ontwerpen appelleren aan de fifties, sixties, de Teddy Girls, popart en rock-'n-roll, maar dan wel à la 2020. En dat valt in de smaak. De afstudeercollectie van Elzinga werd gespot door modeagentschap Parrot Agency, die het tweetal meteen binnenhaalde en aan het Londense MatchesFashion wist te koppelen.

Toen begon het: de vertaalslag van een afstudeercollectie, waarin de focus niet direct op draagbaarheid lag, naar een duurzame collectie voor de commerciële markt. 'In de stukken voor mijn afstuderen had ik bijvoorbeeld nog pvc verwerkt. Eigenlijk heb ik me op de kunstacademie nooit beziggehouden met de toepasbaarheid van wat ik maakte. Dat werd nu ineens belangrijk.' Het duo voelde zich er niet door beperkt en maakte een vliegende start. 'We hebben natuurlijk van alles fout gedaan, maar uiteindelijk leer je toch het meest door het gewoon te doen.' En ze deden veel in hun eerste jaar: de lancering van vier collecties, een presentatie op de London Fashion Week en de opening van die in Amsterdam – heel toepasselijk in bluescafé Maloe Melo.

Daar tussendoor deden ze nog stoffenonderzoek in een Spaanse weverij en werkten ze aan hun professionele bedrijfsvoering. Elzinga: 'Ineens is het geen liefhebberij meer, maar een onderneming. Dan moet je gaan nadenken over financiën en bedrijfsvoering – vrij vreselijk. Het leuke is dat het steeds sneller gaat: de eerste collectie kostte acht maanden, de tweede vier en de laatste nog maar twee.' Inmiddels is de vijfde collectie in de maak, dit keer niet meer exclusief voor MatchesFashion. De stijl wordt wat ingetogener. 'Mode is gelinkt aan het gedrag van de mens. Wij maken veel feestkleding, maar in deze tijd zijn er niet zoveel feestjes. De nieuwe collectie wordt daarom ietsje stiller.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Marco Federico Cagnoni
Marco Federico Cagnoni

Marco Federico Cagnoni

'Super blij en super moe.' Zo voelt ontwerper Marco Federico Cagnoni zich na een jaar onderzoek doen naar latex producerende eetbare planten in samenwerking met de Universiteit Utrecht. Het heeft hem wel een flinke stap dichter bij zijn doel gebracht: een échte bio-plastic, volledig biologisch afbreekbaar met alle voordelen en eigenschappen van een synthetische plastic. De twaalf maanden Talentontwikkeling zijn slechts het begin van de periode die Cagnoni denkt nodig te hebben voor het ontwikkelen van het materiaal. Hij schat dat het nog enkele jaren duurt 'van het zaadje tot het materiaal'.

Bij de universiteit mag hij gebruikmaken van een kas in de hortus botanicus, waar hij een kleine selectie planten kweekt die potentieel veel latex kunnen opleveren, onder andere de 'vergeten groente' schorseneren. Latex (de basis van onder andere rubber) bevat – in tegenstelling tot bekendere bio-plastics gemaakt uit algen of paddenstoelen – geen cellulose. Met cellusosehoudend materiaal maak je geen goed presterend bio-plastic volgens Cagnoni. Al tijdens zijn afstuderen aan de Design Academy in Eindhoven hield hij zich bezig met deze materie. Dankzij het ontwikkeljaar heeft hij de ruimte om zijn ideeën en aannames in de praktijk verder te onderzoeken.

Het monitoren van de cyclus van een plant neemt veel tijd in beslag, de natuur laat zich niet haasten. Vanwege coronamaatregelen was het tijdelijk niet mogelijk de planten te verzorgen, waardoor de oogst mislukte. Gelukkig kon er van een eerder monster een chemische analyse worden gemaakt. En wat blijkt? 'Waar het op neerkomt, is dat we een nieuw materiaal hebben ontdekt dat ongelooflijke eigenschappen heeft en voor zeventig procent overeenkomt met Poly-Ethyleen-Vinyl-Acetaat (PEVA) rubber.' Nu kennen ze dus de 'vingerafdruk' van het materiaal, hoe het precies is opgebouwd. Maar dan ben je er nog niet. 'We hebben waarschijnlijk de sleutel gevonden, nu nog het slot.'

De volgende stap is het materiaal testen onder verschillende condities. Om het project echt te laten slagen, is een enorme schaalvergroting nodig; veel plek om te verbouwen, grotere machines om de latex aan de wortels te onttrekken of een industrie die zich aan het onderzoek verbindt. Elke stap kost Cagnoni veel energie, maar het doorontwikkelen tot een massaproduceerbaar materiaal is essentieel voor hem. Als social designer wil hij de vertaalslag van wetenschap naar ontwerp maken. En dan niet voor de 'één procent', maar zodat de gehele aarde en haar bewoners daar wat aan hebben.

Tekst: Victoria Anastasyadis
Mark Henning
Mark Henning

Mark Henning

Het zijn interessante tijden voor Mark Henning. Zijn afstudeerproject 'Normaal' aan de Design Academy Eindhoven in 2017 was de start van een onderzoeksperiode naar wat men beschouwt als normaal en wat niet. Naar aanleiding van Rutte's opmerking 'de norm hier is dat je elkaar de hand schudt', ontwierp hij the perfect handshake. Die heeft hij op de millimeter nauwkeurig uitgemeten en met instructielijnen op een trainingstafel gezet voor het inburgeringstraject van nieuwkomers in de Nederlandse cultuur – op het absurde af. Sindsdien is hij doorgegaan met speelse interventies die te maken hebben met interpersoonlijke ruimte en de gebaren die daarbij horen. Zijn werk was in maart nog in de VS te zien in het Philadelphia Museum, op de expositie 'Designs for Different Futures'.

En toen kwam de pandemie. Inmiddels spreken we met zijn allen van 'het nieuwe normaal'. De wereld op zijn kop; het kan een geschenk zijn voor een ontwerper die toch al vraagtekens zette bij de opvattingen van hoe het hoort. Henning zit middenin de herbeschouwing van zijn werk. De zorgvuldig gezette lijnen op zijn trainingstafel en oefenspiegel, hebben in de praktijk plaatsgemaakt voor iets anders. Waar Hennings lijnen bedoeld zijn om de mensen nader tot elkaar te brengen, zijn onze publieke ruimtes inmiddels volgeplakt met lijnen die juist de onderlinge afstand moeten bewaren. Een hand geven is nu uit den boze: 'Een gebaar dat vertrouwen moest wekken, is een risico geworden.'

Henning noemt het surrealistisch. Natuurlijk is hij allang weer aan het observeren en aan het spelen met de complexiteit van social distancing. Hij werkt aan een aangepaste installatie voor Designs for Different Futures, die zich binnenkort naar het Walker Art Center in Minneapolis verplaatst. De vraag is hoe nabijheid en intimiteit nieuwe vorm krijgen. Wat hem vooral boeit, is hoe het straks gaat als we uit de lockdown komen: 'Hoe gaan we om met de interpersoonlijk ruimte tijdens het afbouwen van de lockdown? Krijgen we ooit weer vertrouwen in handen schudden? Hoe ziet sociale interactie er over zes maanden uit?' Hij werkt aan een gedramatiseerde documentaire die de tradities documenteert. 'We weten niet hoelang dit proces gaat duren, maar wat als we het straks allemaal opnieuw moeten leren?' In dat geval bieden de tools van Mark Henning uitkomst. En kunnen we allemaal weer met een knipoog inburgeren in wat we ooit normaal vonden.

Tekst: Willemijn de Jonge
Marwan Magroun
Marwan Magroun

Marwan Magroun

'Je zou een heel goede vader zijn… net als je moeder.' Op een Tunesisch strand, uitkijkend over de Middellandse Zee, vertelt Marwan Magrouns moeder hoe het voor haar was, drie kinderen in haar eentje opvoeden in Rotterdam. Magrouns vader was er niet voor zijn kinderen – iets wat het stigma over vaders met een migratieachtergrond lijkt te bevestigen. Maar in zijn huidige vriendenkring ervaart de foto- en videograaf iets heel anders. Hij ziet gescheiden vaders met Kaapverdiaanse, Antilliaanse en Surinaamse roots vechten voor hun kinderen, zeer bewust bezig zijn met wat ze hun kinderen meegeven, en worstelen met de vraag of ze het wel goed doen. Hij besloot een fotoserie en film te maken om het negatieve beeld over bi-culturele vaders te weerleggen. 'Sinds 9/11 wordt er iets op je geprojecteerd. Ik zoek naar manieren om dat te pareren. Ik wil naast het vooroordeel over de hele groep een genuanceerder, persoonlijker beeld neerzetten.'

In de halfuur durende documentaire 'The Life of Fathers' volgt hij drie alleenstaande vaders. Terwijl hij zijn vrienden interviewt en dicht op de huid fotografeert, wordt zijn zoektocht naar de nuance gefilmd onder regie van Rien Bexkens. 'Wij denken allemaal in stereotypes,' zegt Magroun, 'tot je de mensen om wie het gaat leert kennen. De vaders die ik spreek, willen hun kinderen zien, betrokken zijn en ze opvoeden tot een zo goed mogelijk persoon.' De film was in januari te zien op het IFFR en is nu in de running voor verschillende internationale festivals. Magrouns streven is om meer van dit soort zelfstandige producties te gaan maken – 'betekenisvolle verhalen' noemt hij het zelf.

Zijn passie voor fotografie begon eigenlijk bij toeval, toen hij in 2012 een oude spiegelreflexcamera uit 1967 kreeg, gevonden tussen de rommel op straat. Hij kocht een rolletje bij de HEMA en ging foto's maken van de stad waar hij geboren en getogen is. Vier jaar later kocht hij een nieuwe camera en zei hij zijn baan als organisatiedeskundige op; in 2017 won hij de Kracht van Rotterdam. Nu is hij zijn onderneming aan het opschalen. 'Ik begin nu in de positie te komen dat ik kan doen wat ik tof vind. Er liggen nog genoeg verhalen te wachten om verteld te worden.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Maxime Benvenuto
Maxime Benvenuto

Maxime Benvenuto

Design research. Er wordt veel over gezegd en geschreven, maar wat ís het eigenlijk? Of beter gezegd: wat verstaat men eronder? Toen Maxime Benvenuto vorig jaar op de graduation show van de Design Academy Eindhoven rondliep, waar hij zelf in 2016 cum laude afstudeerde, viel hem op dat de meerderheid van de exposanten zich beriep op design research. 'Maar kun je dat wel zo noemen als je een boek hebt gelezen om een goed ontwerp te kunnen maken?' Zelf ziet Benvenuto het meer als een discipline die immateriële kennis en informatie verzamelt, zonder dat daar meteen een product uit voortkomt. Onderzoek is nooit af, er is geen eindresultaat, alleen een tussenstand. Wat hij presenteert op de Dutch Design Week zal dan ook een momentopname zijn.

Hij startte zijn eigen design research – naar de praktijk van design research. Inmiddels heeft hij zeventien onderzoekers in Nederland, Italië, Frankrijk, Engeland en Japan uitgebreid geïnterviewd. Ze vertelden hem over de discrepantie tussen onderwijs en praktijk: een Franse design researcher in een lab voor bionanotechnologie bleek alles opnieuw te moeten leren toen ze na haar studie aan het werk ging. In een interview met een Franse ontwerper worstelde Benvenuto met de vertaling van het begrip: is het 'la recherche au travers du design' of 'le design au travers de la recherche'? Design voor of door onderzoek? Er bleek al veel over geschreven te zijn, hij zit nu middenin de verhandelingen van wetenschappers als Pierre-Damien Huyghe, Alain Findelli en Christopher Frayling. 'Het maakt voor de praktijk echt uit welk voorzetsel je gebruikt, zegt Benvenuto. Een ander terugkerend thema is de subjectiviteit die erbij komt kijken. Terwijl bijna alle wetenschappers krampachtig objectief proberen te blijven, staat design research subjectieve bevindingen toe. Dat is kenmerkend, zegt Benvenuto. Net als het doen van interventies, om te zien hoe mensen daarop reageren; dat pakken ontwerpers bijvoorbeeld heel anders aan dan antropologen, die willen observeren zonder in te grijpen.

Het onderzoek naar 'de kosmologie van design research' is nog in volle gang. Het vraagt om verdieping, iets wat volgens Benvenuto nogal eens ontbreekt in de designjournalistiek. 'Design is een fast consumer product geworden, dat je in honderd woorden en met een paar sprekende beelden moet kunnen beschrijven. Maar er is meer nodig om de nuance over te brengen.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Millonaliu
Millonaliu

Millonaliu

Ruimtelijk ontwerpers Klodiana Millona en Yuan Chun Liu werken samen onder de naam millonaliu. Ze delen een diepgaande interesse in alternatieve manieren van samen wonen en leven. Ook zijn ze kritisch op de architectuur als discipline. Die vinden ze politiek, te dominant en canoniek; te veel gericht op oude voorbeelden die niet beantwoorden aan de huidige eisen van de woningbouw.

Voor hun ontwikkeljaar wilden ze twee informele woonstructuren bestuderen in de hoofdsteden van hun geboortelanden Taiwan en Albanië. In Taipei bestaat bovenop de daken een extra woonlaag van door bewoners zelf toegevoegde ruimtes. Ze worden vaak verhuurd voor relatief lage prijzen in een stad waar de huren torenhoog zijn en voorzien zo in een behoefte waar de overheid dat nalaat. In Tirana doet zich een heel ander fenomeen voor. Daar worden huizen vaak niet afgemaakt, maar zijn ze in een constante staat van verbouwing en uitbreiding. Dit komt enerzijds door regelgeving (over een huis dat niet af is, hoeft geen belasting te worden betaald), maar ook door de financiering. Vaak wordt er gebouwd met geld van familie uit het buitenland, dat in horten en stoten komt.

Door de coronacrisis kon het onderzoek in Albanië niet plaatsvinden, maar in Taiwan heeft millonaliu wél veldonderzoek kunnen doen. Aanvullend deden ze tijdens de lockdown online onderzoek. Terwijl ze onderzoek deden naar de vorming van landeigendom richtten ze zich op een genetisch gemodificeerd rijstgewas dat tijdens de koloniale overheersing van Taiwan door Japan moest worden verbouwd voor de Japanse markt, met verstrekkende gevolgen. 'Je ziet hoe slechts één soort gewas het land, de grond, de cultuur, de industrie, zelfs de rituelen kan beïnvloeden. We kijken naar de manier waarop dit gewas, en daarmee landbouw, een sterk effect heeft gehad op de omgeving, zowel fysiek als sociaal.'

Momenteel zijn de ontwerpers bezig alle verzamelde informatie te ordenen voor een online publicatie die zal worden aangevuld met vergelijkbare voorbeelden van alternatieve samenlevingsvormen. Meer nog dan de concrete uitkomsten van hun projecten, was dit ontwikkeljaar belangrijk voor millonaliu om ruimte en tijd te hebben om te onderzoeken hoe zij van hun werk kunnen leven en om te experimenteren met vormen van participatief onderzoek. 'Hoe verzamel je informatie die niet afkomstig is van de mensen die de informatie controleren? Wat betekent het om een plek te onderzoeken binnen een gemeenschap, mét de gemeenschap? Wat zijn onze waarden en waar willen we echt aan werken in dit veld?'

Tekst: Victoria Anastasyadis
Milou Voorwinden
Milou Voorwinden

Milou Voorwinden

In het laatste jaar van haar studie product design aan ArtEZ, deed Milou Voorwinden mee aan een uitwisselingsprogramma met het textiellab van Falmouth University. 'Toen ben ik verliefd geworden op weven.' Ze ging na haar afstuderen door op haar eigen handweefgetouw, en begon zich te specialiseren in textielontwerpen: niet alleen in het design, maar ook in het maakproces. Inmiddels is ze de jacquardwever bij EE Exclusives, waar ze de beschikking heeft over industriële machines met 76 kettingtouwen per centimeter – heel geschikt voor 3D-weven. Het afgelopen jaar is ze in de techniek gedoken. 'Normaliter worden stoffen gemaakt op een weefgetouw, daarna worden de patroondelen eruit geknipt en die moeten dan weer in elkaar worden gezet. Als je driedimensionaal weeft, is het af als het van de machine komt. Textiel is iets wat je op die manier heel lokaal en in één proces kunt ontwerpen.' 3D-weven brengt dus een flinke verduurzamingsslag: het scheelt veel afval, productietijd en reistijd.

Voorwinden sloeg de handen ineen met een Nieuw-Zeelandse ontwerpster die aan het promoveren is op duurzaam patroontekenen en samen maakten ze een broek. Die is nu al een aantal keer geweven, waarbij het zoeken is naar de beste input: 'Hoe dik moet de draad zijn en hoe hard laat ik de machine de draad aanslaan?' Het gaat niet zozeer om het design dat eruit voortkomt, meer om het maakproces en de mogelijke toepassingen. Ze experimenteerde bijvoorbeeld ook met spacers, die het minder duurzame schuim in kussens kunnen vervangen; daarbij zorgt een soort ingeweven hekwerk van TPU voor een verend, lichtgewicht binnenwerk.

Naast het onderzoek op de geavanceerde hightechmachines in het Brabantse Heeze, ging Voorwinden ook op zoek naar het andere uiterste. Ze vertrok naar Japan om de traditionele weefgetouwen te herontdekken. In de zijdeprovincie Kioto programmeerde ze oude machines die niet met een grijper, maar met een schietspoel en een doorlopende draad werken. 'Dat zijn vaak nog ponskaartmachines waar een kastje op is gezet dat alles met een floppy aanstuurt.' Het lukte haar om traditie en innovatie hand in hand te laten gaan: ze kreeg de oude machine aan de praat met nieuwe programmatuur. 'Ik zou graag nog een keer teruggaan om dat verder te onderzoeken.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Minji Choi
Minji Choi

Minji Choi

'In Azië hebben mensen meer respect voor elk levend wezen, ook in Zuid-Korea waar ik vandaan kom', vertelt Minji Choi vanuit haar studio in Eindhoven. En daarover gaat haar project 'The Dignity of Plants', waarin ze de culturele symboliek van planten in relatie tot het stedelijk landschap onderzoekt. Ze doet dit door niet langer de mens als middelpunt te nemen, maar het perspectief te verschuiven naar de plant. De 'waardigheid van de plant', of de 'rechten van de plant' gebruikt ze als uitgangspunt om onze houding ten opzichte van andere levende wezens te herdefiniëren, want die is vaak gebaseerd op valse sentimenten en morele oordelen over wat goed en slecht is, of natuurlijk en kunstmatig. 'Hoe wij de natuur zien, is hoe wij de wereld zien. Door je te verplaatsen in een plant kun je op een andere manier naar de natuur kijken.'

Afgelopen jaar werkte Choi dit gegeven uit in een casestudie over invasieve planten, waarvan de Black Cherry er een is. Geroemd om zijn vitaliteit, kracht en schoonheid, importeerden Nederlanders deze bomen in 1740 uit Amerika. Leek de Black Cherry in eerste instantie een stimulerende rol te hebben in de aanleg van productiebossen bestaande uit dennen, op den duur bleek de boom de groei van dennenbomen te belemmeren en het bos te gaan overheersen. Zo kreeg de aanvankelijk bewonderde Black Cherry hier een negatieve connotatie. Ecologen ontwikkelen intussen manieren om juist te profiteren van invasieve planten in onze natuur. Ze leveren immers zaden aan vogels en bieden insecten en andere dieren beschutting. 'In plaats van invasieve bomen te verwijderen, zouden we het ecosysteem moeten beschermen en de biodiversiteit kunnen stimuleren, zodat er een gezonder bos met betere bodemkwaliteit en meer balans ontstaat.'

In de uitsluiting van invasieve plantensoorten ziet Choi parallellen met de uitsluiting van mensen en de wijze waarop we migranten, vluchtelingen of zware mensen behandelen. 'Ik wil als ontwerper verhalen delen met een groter publiek, en onze manieren van denken helpen veranderen.' Dat doet Choi met een serie publicaties zoals een videodocumentaire, een animatiefilm en interviews met onder andere ecologen. Daarnaast wil ze haar eigen 'Garden of Eden' realiseren en zich bekwamen in tuindesign. 'Daarmee daag ik mijzelf uit om mijn ideale tuin te creëren en het maakt mijn casestudie alleen maar sterker.'

Tekst: Viveka van de Vliet
Mirte van Laarhoven
Mirte van Laarhoven

Mirte van Laarhoven

Mirte van Laarhoven ontwikkelt geen gangbare parken of pleinen, maar voelt zich als een vis in het water bij artistieke landschapsarchitectuur. Ze werkt aan grootschalige visies over klimaatadaptatie en herstel van biodiversiteit door kleine ingrepen te doen die een bijdrage leveren aan een gezond landschap. Ze gaat niet uit van het beheersen of veroveren van de natuur, maar van het meebewegen mét de natuur. Door het water de ruimte te geven om vrijer te stromen, onderzoekt de in 2017 aan de Academie van Bouwkunst afgestudeerde landschapsarchitect hoe beter kan worden geprofiteerd van natuurlijke processen.

Maar hoe bouw je artistieke landschapsarchitectuur die iets toevoegt aan het landschap? Een voorbeeld is haar 'Onderwaterbos' van dood hout dat allerlei beestjes aantrekt, de stroming beïnvloedt, en een graadmeter vormt voor de ecologie. Of land art-interventies, zoals speeltoestellen of een sculpturentuin, die niet alleen aantrekkelijk zijn voor de flora en fauna, maar evengoed voor de mens. 'Mijn idee erachter is dat je spelenderwijs de natuur leert kennen, beter leert kijken en interacteert met alles wat leeft.'

Afgelopen jaar zette ze grote stappen. Zo begon ze haar eigen studio: Living Landscapes. Vanuit haar praktijk bouwt ze verder aan haar portfolio. Het nieuwe instrumentarium dat ze aan het ontwikkelen is, vraagt om nieuwe kennis en kunde. Ze betrekt ecologen, ambachtsmensen en architecten bij haar ambitie om projecten te realiseren in openbare waterwegen. Dat gaat niet vanzelf ervaart ze. 'Overheids- en natuurorganisaties zijn enthousiast, maar de overlegcultuur en de veiligheidsaspecten maken processen traag en beleidsmatig. Ik hoop een weg te vinden om sneller pilots te realiseren en stapsgewijs mijn ambities te testen, middenin de krachten van de natuur.'

Een mooie bijkomstigheid is dat haar schoonfamilie onlangs een kavel kocht in Klarenbeek. Een stukje dood bos weliswaar, maar het doel is om dit door droogte gestorven fijnsparrenbos nieuw leven in te blazen. 'Een bosbouwer zou het waarschijnlijk platgooien en in een keer nieuw aanplanten, ik kijk naar de huidige situatie. Eigenhandig een bos revitaliseren heet nog geen landschapsarchitectuur, maar het past wel bij mijn manier van werken: ik ontwikkel een heldere visie, gevolgd door een organische vertaling naar de praktijk. Zo kan ik ter plekke bekijken wat nodig is en maatwerk leveren. Een werkproces dat stroomt als het water, dat is mijn ideaal.'

Tekst: Viveka van de Vliet
Nadine Botha
Nadine Botha

Nadine Botha

Research designer en journalist Nadine Botha was zich altijd al bewust van de rol van verhalen binnen een cultuur, en niet zomaar verhalen, maar stigmatiserende, op angst gebaseerde of propagandistische verhalen. Om een gesprek uit te lokken, gebruikt ze dagelijkse 'onschuldige' onderwerpen als gereedschap om niet-vertelde verhalen over onderdrukking, gerechtigheid en kolonialisme bloot te leggen en te nuanceren. Dat doet ze onder andere door archiefonderzoek, interviews en samenwerkingen met wetenschappers, door de sociopolitieke en culturele waarden die achter de onderwerpen schuilen samen te brengen in installaties op tentoonstellingen, via digitale media, in performances, publicaties en workshops.

Zo brengt ze in haar doorlopende researchproject 'Sugar: A Cosmology of Whiteness' op allerlei niveaus suiker voor het voetlicht en vertelt ze aan de hand van dit zoete onderwerp over de donkere kant van de de transatlantische slavenhandel en de hedendaagse voedselindustrie. Nu werkt ze voor 'Projecting Other-wise' samen met epidemioloog Henry de Vries. Dit project, waarvoor ze een Bio Art & Design Award (BAD) won, gaat over volksgezondheid, stigma's en virussen en de relatie met zombies. 'Zombie-apocalypsfilms brengen de mythologie van de hedendaagse samenleving over ziekte en de gevreesde ander samen', vertelt ze. De zombie vindt zijn oorsprong in de Haïtiaanse folklore, waar hij werd gebruikt om het verzet van slaven in te luiden, en uiteindelijk de Haïtiaanse revolutie die leidde tot de afschaffing van de slavernij. Later, in Hollywood-films, werd deze folklore gebruikt om de angst van blanken voor zwarte mensen als ziektedragers te verbeelden, een vooroordeel dat voortkwam uit de manier waarop epidemiologie in de koloniale tijd werd ingezet om segregatie en genocide te rechtvaardigen. 'In de loop der jaren zijn de films geëvolueerd en laten ze zombie-uitbraken zien die worden verspreid door een virus. De zombies zelf representeren “de ander” in actuele maatschappelijke verhalen rond terrorisme, vluchtelingenproblematiek, de HIV/Aids-epidemie en nu het coronavirus.

Het ontstaan van die angst voor de ander wil ze bespreekbaar maken, mede door haar jeugd in Zuid-Afrika en master op de Design Academy Eindhoven. 'Racisme en kolonialisme maakten geen deel uit van welk gesprek over ontwerp dan ook.' Daarom zoekt ze de interactie met het publiek en wil ze gesprekken mogelijk maken die te weinig worden gevoerd. Zo probeert ze met haar werk bij te dragen aan het vertellen van alternatieve, genuanceerde verhalen die het bestaande verhaal bevragen, en daarmee op den duur ons begrip van wat we als vanzelfsprekend beschouwen in de wereld.

Tekst: Viveka van de Vliet
Nastia Cistakova
Nastia Cistakova

Nastia Cistakova

'Bittere Ernst'. Het is de werktitel van de game waarmee Nastia Cistakova de quarterlife crisis op de hak neemt. 'Te veel keuzes in je jonge leven – dat is héél zware problematiek natuurlijk.' Cistakova durft het zoeken naar zingeving te ridiculiseren in woord en beeld, won met haar afstudeerproject aan de HKU de Blink Youngblood Award, voor het sublieme gevoel van ongemakkelijkheid dat het opriep. De hoofdpersoon voor deze nieuwe game had ze toen al: een roze aardappel. 'Een niksige vorm, die de hele zoekende generatie en hun geestelijke chaos kan verbeelden.'

Het afgelopen jaar dook ze in de identiteit van haar dolende aardappel. Ze nam het internet als orakel, struinde fora af, googelde naar oplossingen met vragen als: how to spice up your life? 'Dan krijg je van die heerlijk suffe suggesties als: ga eens een dromendagboek bijhouden, leer nieuwe mensen kennen, step out of your comfort zone.' Cistakova associeerde erop los, maakte
storyboards waarop ze haar aardappel laat bungeejumpen, worstelen met nieuwe ontmoetingen, of vluchten voor een loslopend gebit. Het absurdistische wordt tot kunst verheven – zonder boodschap zegt ze zelf. 'De gedachte is meer: hoe kan ik het leven nog raarder maken dan ik het al vond? Kleinschalige drama's nog net wat verder laten ontsporen? Daar word ik echt blij van.'

De game is nog niet af; het maakproces is een zoektocht naar nieuwe technieken en methodieken. Ze heeft beter leren tekenen in die tijd, zich verdiept in animaties, video, interactive design en 3D-objecten. 'Eigenlijk tekende ik nog altijd met de hand, om daarna de fouten te corrigeren met Photoshop. Ik heb nu een iPad gekocht en digitaal leren tekenen, zodat ik in één keer door kan.' Naast het werk in opdracht voor onder andere De Volkskrant, De Correspondent en Het Parool, waarin het toch vooral gaat om wat anderen ervaren, draait haar autonome werk nu veel meer om haar eigen verhaal. Houd de release van Bittere Ernst de komende maanden in de gaten, voor een verrassend inkijkje in Cistakova's eigen chaotische geest.

Tekst: Willemijn de Jonge
Nikola Knezevic
Nikola Knezevic

Nikola Knezevic

Spatial stage designer Nikola Knezevic bedenkt concepten gericht op de relatie tussen lichaam, geest en omgeving. In de afgelopen jaren heeft hij een eigen methodiek ontwikkeld. Hij gebruikt technieken uit zijn eigen ontwerp- en architectuurachtergrond en betrekt choreografen en dansers bij het ontwerpproces.

In feite heeft de uit Servië afkomstige Knezevic zijn eigen vakgebied uitgevonden. Hij is een pionier zonder leermeesters. Het toekennen van de talentontwikkelingsbeurs noemt hij een erkenning binnen een nieuw vakgebied waar hij zelf sterk in gelooft en waarin hij zich met toewijding en geduld bekwaamt. 'Om erachter te komen hoe mensen bewegen, wil ik het zelf ervaren. Hoe ervaart een danser, stuntman, of sporter een ruimte? Ik wil weten hoe het lichaam reageert op of zich aanpast aan een ruimte. Wat is de werking van de menselijk perceptie? En waar stopt het lichaam en begint de ruimte?' Recentelijk verplaatste hij zich bijvoorbeeld in een atleet en leerde hij hordelopen, samen met choreograaf Florentina Holzinger. 'Ik ben gefascineerd door hoe je een obstakel als het nemen van een horde, beteugelt en vrienden wordt met het object. Daardoor leer je hoe het object ons kan helpen het te gebruiken.'

Onderdeel van zijn ontwikkeltraject was een Body Weather-workshop. In deze workshop, die wereldwijd door een groep choreografen wordt gegeven, leer je hoe het landschap en het weer reflecteren op het lichaam en onze stemmingen. 'Zo leer ik emoties beter begrijpen en train ik mijn eigen geest en lichaam.' Ook ging hij bij de Sloveense choreograaf en filosoof Mala Kleyne in de leer. Zij ontwikkelde een methodologie om via meditatie emoties te stimuleren die worden opgeroepen bij beelden die in je hoofd opkomen. Zo gaat Knezevic' onderzoek naar het onbewuste, herinneringen en dromen, ook over spacial design, maar dan de mentale ruimte.

Uiteindelijk moeten al zijn kennis en ervaringen van de afgelopen tijd worden geïntegreerd in een aantal publieke theaterperformances. Vanwege covid-19 besloot Knezevic min of meer noodgedwongen samen te werken met kunstenaar en programmeur Fred Rodrigues aan een digitale covid-proof performatieve installatie met VR-bril. Deze wordt momenteel gefilmd. Het levert Knezevic alweer nieuwe kennis op.

Tekst: Viveka van de Vliet
Ottonie von Roeder
Ottonie von Roeder

Ottonie von Roeder

'Ik zit nu in Marokko en heb net geleerd hoe ik een tapijt moet weven.' Het is de voice-over van de schoonmaakster die samen met Ottonie von Roeder de robot heeft gebouwd die je in de video aan het werk ziet – zonder haar. Zij heeft in Von Roeders 'Post-Labouratory' gewerkt aan haar eigen vervanging, zodat zij kan gaan reizen. Tegenover de angst voor de voortschrijdende automatisering plaatst Von Roeder een optimistisch scenario. In navolging van filosoof Hannah Arendt maakt ze onderscheid tussen work (werk) en labour (arbeid). En dat laatste omvat de klussen die we liever kwijt dan rijk zijn. Als je daar zelf een robot op maat voor kunt maken, houd je controle en kun je je tijd ondertussen besteden aan iets waar je écht blij van wordt.

Na haar afstuderen aan de Design Academy Eindhoven is Von Roeder doorgegaan met haar onderzoek naar de transitie van arbeid naar werk. Ze merkte dat de ontwerpers om haar heen haar zelfgebouwde robots een interessante oplossing vonden voor fysieke beroepen, maar het experiment niet op zichzelf betrokken. 'Designers denken, zoals zovelen, dat hun eigen taken niet kunnen worden geautomatiseerd,' zegt Von Roeder. 'Maar computers zijn al superbelangrijk in ons vak, we doen bijna alles met softwareprogramma's.' Haar design research naar de toekomst van creatieve beroepen verkent de mogelijkheden, maar ook de sentimenten hierover. Zelf zou ze graag een bot willen maken voor het afhandelen van haar administratie en subsidieaanvragen. Om de grenzen tussen saaie en inspirerende werkzaamheden af te tasten, experimenteert ze ondertussen ook met software die modellen kan ontwerpen.

Momenteel werkt Von Roeder aan een chatbot voor de Dutch Design Week, die bezoekers hierover gaat bevragen. 'Is creativiteit een menselijke eigenschap, of kan een computer het ook? Kunnen we design simuleren? Heeft het dan nog wel dezelfde kwaliteit? En hoe ziet de toekomst van ons vak er dan uit?' Uiteindelijk wil ze het publiek activeren. 'Automatisering is bedreigend als je passief toekijkt hoe de technologie het overneemt. Maar je kunt ook een actieve rol aannemen. Als je de techniek naar je hand zet, het in een vorm giet waar je iets aan hebt, wordt het positief. Ik zie het als een uitdaging om mensen om te vormen van consumenten naar actieve deelnemers.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Paradyme

Paradyme

Ze zijn dit jaar bezig geweest met de herpositionering van hun studio: Florian Mecklenburg en Karolien Buurman begonnen als Goys & Birls, maar zijn nu Paradyme, Practice for Visual Culture. 'Een paradigma is een set regels die bepaalt hoe je naar de wereld kijkt,' zegt onderzoeker en artdirector Karolien Buurman. 'Wij hebben die regels maar meteen overtreden door het woord fout te spellen.' De ongrijpbare kaders van het visuele domein houden het tweetal bezig. Waar het eerst de ontwerpers, illustratoren en fotografen waren die de wereld van beeld domineerden, is iedereen met een smartphone nu beeldmaker. Die cultuuromslag wordt op de voet gevolgd door Paradyme. Hun nieuwe insteek is meer gericht op design research dan op het opleveren van een eindproduct. 'Onderzoek en strategie was altijd al een groot onderdeel van ons ontwerpwerk, maar nu zien we het meer als iets wat op zichzelf kan staan,' zegt grafisch ontwerper Florian Mecklenburg.

De afgelopen tijd stond in het teken van het vinden van hun eigen plek in de visuele cultuur en het oprekken van de grenzen die ze daarbij tegenkwamen. Zo sloegen ze de handen ineen met een schrijver en denker, voor de publicatie van een serie rapporten over de invloed van beeldcultuur. En ze maakten hun eigen font – juíst omdat ze geen typografen zijn. 'Het fijne is dat je dan de regels voor letterontwerpen ook niet strikt hoeft te volgen,' zegt Buurman. Hun font heet 'Crop Top' en is geïnspireerd op het naveltruitje, dat door de jaren heen symbool staat voor verzet tegen de maatschappelijke norm. Ze beschouwen het als een karakter in de breedste zin van het woord. Het is vooral het achterliggende verhaal dat hen interesseert: 'De crop top legt maatschappelijke vraagstukken bloot over politiek, ras, gender en religie.' Ze hebben er uitgebreid onderzoek naar gedaan, om dat vervolgens weer in een visuele publicatie te gieten.

Een andere nieuw geleerde skill is virtual 3D-sculpting. Maar omdat 'de oplossingen niet allemaal in de computer zitten,' heeft het duo daarnaast ook iets heel aards en tastbaars opgepakt: keramiek. Ze zitten middenin het onderzoek naar tactiele vormen en structuren en willen nog niet te veel zeggen over de objecten die daaruit voortkomen. Maar daar gaat het uiteindelijk ook niet om; dat was nou juist het hele punt van dit onderzoeksjaar.

Tekst: Willemijn de Jonge
Post Neon
Post Neon

Post Neon

Als student aan de Design Academy Eindhoven waren ze jarenlang huisgenoten. Vito Boeckx en Jim Brady studeerden in 2018 beiden af op een virtual reality-project, dat ze naast elkaar in de huiskamer ontwierpen. Als Post Neon zijn ze samen doorgegaan met het ontwerpen van steeds geavanceerdere virtuele 3D-content. Inmiddels is jeugdvriend Jeremy Renoult ook aangehaakt. 'Wat wij doen is objecten of situaties uit de echte wereld nabouwen in een digitale vorm, die je kunt modificeren. De uitdaging is de grens tussen realiteit en virtualiteit zo te vervagen dat je soms niet meer weet wat je nou eigenlijk écht hebt gezien. Dat surrealistische element maakt het interessant,' zegt Jim Brady.

Naast surrealistisch is het ook buitengewoon praktisch, een database vol digitale 3D-objecten, die je onbeperkt kunt manipuleren en op de gekste plekken kunt inzetten voor campagnes, communicatie en kunst. Ze vroegen de beurs bij het Stimuleringsfonds aan om hun technische skills voor de verschillende vormen van content te vergroten. De werkelijkheid is niet in één programma te vangen: zo is een gebouw simuleren iets heel anders dan een kledingstuk. Dat laatste hadden ze bijvoorbeeld nodig voor het in elkaar zetten van de digitale collecties van de streetwearmerken Edwin en Lores. Maar ze hebben ook een AR-installatie ontworpen voor Cinekid en MU, waarbij kinderen een colafles of bloem konden modificeren op hun iPad, en verdiepten zich in de vormentaal van zand – dat valt onder de zelfgeïnitieerde 'passieprojecten'. Brady: 'We zagen een documentaire over zandschaarste. Wist je dat er minstens veertienduizend dagelijkse voorwerpen worden gemaakt met zand? Als we zo doorgaan zijn er over zestig jaar geen stranden meer. Daar wilden we iets mee. De vormentaal van zandkorrels is fascinerend, een bron van inspiratie. We zijn nu samen met Fontys bezig daar een VR-ervaring van te maken.'

Het resultaat is lastig te omschrijven, VR moet je zien. Er wordt dan ook gewerkt aan een showreel, waarin de highlights uit het eerste Post Neon-jaar in een paar minuten worden samengevat. Hopelijk bevat die ook het 3D-werk voor het nieuwe album van Ronnie Flex, een opdracht van platenlabel Top Notch. 'Ronnie heeft de release uitgesteld, dus ik mag er nog niet al te veel over zeggen. Maar we hebben de creative direction en productie van de virtuele content voor het hele album gedaan.' Dat betekent dat straks bij elke track werk van Post Neon te zien is op Spotify Canvas; muziek om te luisteren én te kijken dus.

Tekst: Willemijn de Jonge
Rosita Kær
Rosita Kær

Rosita Kær

Kunstenaar Rosita Kær (28) werkt aan een serie doorlopende projecten in samenwerking met haar grootmoeder Karen-Hanne Stærmose Nielsen (87). Het uitgangspunt van haar doorlopende onderzoek is de textielverzameling van haar oma. In 2018 werd de verzameling verkocht en is als een gevolg daarvan uiteengevallen.

Wat betekent het wanneer de verzamelaar of collectie verdwijnt en welke creatieve potentie biedt dat, is een van de vragen die Kær bezighouden. Haar oma's eclectische verzameling bestond uit een mix van textiel uit de bronstijd tot stukjes kapotte of afgedragen stof die anderen mogelijk als afval beschouwen, maar waar zij de potentie van inzag. Dat haar grootmoeder deze collectie van de hand wilde doen vanwege haar hoge leeftijd, vond Rosita Kær aanvankelijk moeilijk omdat de stukken zo'n groot deel van haar grootmoeders leven uitmaakten. Omdat het dierbaar, intiem en persoonlijk is als een tweede huid. Maar het project gaat ook over loslaten, over vriendschap tussen twee generaties, tussen twee vrouwen van wie de een aan het begin van haar leven en de ander aan het eind staat.

Als weefster weet Kærs oma alles van garens, spinnen en allerhande technieken. Zelf hoeft ze de technieken niet te beheersen, vertelt ze. Maar in de benadering van het materiaal tonen grootmoeder en kleindochter wel veel overeenkomsten. 'We duiken allebei als een soort archeoloog diep in de verschillende lagen, in de details, we kijken naar hoe dingen zijn gemaakt, versleten, en gerepareerd. Een weeffout in een kledingstuk heeft voor mijn grootmoeder meer waarde dan een perfect stuk stof, de fouten zeggen namelijk veel over de manier van denken van de maker. Ik houd ook van de gaten en imperfecties. Een archeoloog zoekt naar fragmenten die samen een verhaal completer maken, en ontbrekende stukjes zijn er altijd. Ik ben geïnteresseerd in gedeeltelijke conclusies.'

Het afgelopen jaar voerde ze ook gesprekken met onder meer conservatoren, archiefbeheerders en kunstenaars, over hoe zij verzamelingen interpreteren. Zelf zal ze haar onderzoek uiteindelijk in een expositie presenteren waarin haar interesse in textiel, keramiek, ruimtelijk ontwerp, tekst, archeologie en museologie een plek hebben. In de expositie en bijbehorende publicatie lopen de opgenomen gesprekken die de ontwerper gedurende de afgelopen vier jaar met haar grootmoeder voerde als een rode draad door de objecten die ze zal tentoonstellen.

Tekst: Viveka van de Vliet
Sae Honda
Sae Honda

Sae Honda

Weelderig groene tuinen met varens, Japanse bloesembomen en twee keurig opgestelde hertjes. Klimop, een pot met bloeiende hortensia's en een dikke panda. Deze kunstmatige landschapjes worden getoond in de showroom van de Chinese fabrieken in de provincie Guangdong waar artificiële planten worden geproduceerd. Sieradenontwerper Sae Honda bezocht voor haar onderzoeksproject 'Parallel Botany' een aantal van deze fabrieken om onderzoek te doen naar de gebruikte materialen en hun natuurlijk uiterlijk. Ze bestudeerde het fabricageproces en de fake planten en bloemen. 'Het is crazy, net een sciencefictionfilm.'

Als een soort hedendaagse archeoloog ondervraagt ze onze huidige waardesystemen. Het gaat Honda, die in haar interdisciplinaire praktijk behalve sieraden, ook objecten, installaties en publicaties maakt, niet om de geldwaarde maar om de intrinsieke waarde die ontstaat wanneer een materiaal met aandacht wordt behandeld, of het nu nep is of echt. Dat gold voor haar eerdere project en publicatie: 'Everybody needs a rock' (2018) en ook voor de door mensen gemaakte kunstmatige planten. 'Ik wil geen artificiële planten promoten, maar mensen bewust maken van de aanwezigheid van wat ik fake nature noem. We dichten de door mensen gemaakte natuur minder waarde toe dan natuurlijke planten, maar die nieuwe nepnatuur, voorzien van zorgvuldig aangebrachte nerven, schaduwen of regendruppels, heeft zijn eigen waarde. De craft of faking is fascinerend om te zien. Er worden zoveel verschillende industrieel geproduceerde planten gemaakt waarin je de sporen van de menselijke hand terugziet.'

Ook onderzoekt ze de potentie van imitatieparels. Voor haar project 'Faux Pearl', reisde de zelf uit Japan afkomstige ontwerper naar het Japanse Osaka. Hier bezocht ze juist kleine fabrieken en werkplaatsen waar, vaak in beperkte oplage, nepparels worden ontwikkeld die met de hand worden gecoat met parelessence. In samenwerking met een van die bedrijven en met hun technieken heeft Honda parels ontwikkeld waarbij ze experimenteerde met andere vormen dan de klassieke ronde kraal.

Om haar business te verfijnen, een sieradenlabel op te zetten en de juiste verkoopkanalen te vinden, heeft ze het afgelopen jaar de expertise ingeschakeld van Sarah Mesritz, medeoprichter van het sieradenplatform en magazine Current Obsession. Zo hoopt ze winkels te vinden voor haar nieuwe reproduceerbare collectie van in Japan gemaakte en in Nederland geassembleerde kunstsieraden.

Tekst: Viveka van de Vliet
Saïd Kinos
Saïd Kinos

Saïd Kinos

Grote, kleurrijke, grafische muurschilderingen en kunstwerken maakt hij. Dat streetartkunstenaar Saïd Kinos een achtergrond als grafisch vormgever heeft, is duidelijk. Binnen zijn ontwerppraktijk maakt hij veel gebruik van collage-, schilder- en assemblagetechnieken die resulteren in werken waarin dicht op elkaar en over elkaar geplaatste en gefragmenteerde typografie de illusie van diepte biedt. De manieren waarop mensen met elkaar communiceren, taal, symbolen, (sociale) media en de overdaad aan informatie, vormen daarbij zijn grootste inspiratiebronnen.

Kinos maakt zowel autonoom werk voor musea en galeries, als commercieel werk in opdracht. Afgelopen jaar ging hij naar Art Basel en Art Miami waar hij drie muurschilderingen maakte en er een opdracht aan overhield voor een muurschildering op een hotel in Okinawa in Japan. De talentontwikkelingsbeurs bood hem financiële rust om zich te focussen op zijn werk, en na te denken over hoe hij zijn praktijk nog internationaler en inhoudelijk verder kan ontwikkelen en verrijken. 'Ik wil het streetartlabel ontstijgen en me vanuit die niche meer als hedendaags autonoom kunstenaar profileren die toegepast kan werken', zegt hij vanuit zijn studio in Rotterdam.

Ook wil de kunstenaar zijn spectrum vergroten. Om zijn praktijk die extra dimensie te geven, bekwaamt Kinos zich in VR, animatie, projection mapping (een manier om bewegend beeld op een muur te projecteren) en AR om schilderijen tot leven te brengen. 'Mijn aanpak is niet anders dan bij tweedimensionaal werk, maar het technische deel komt erbij. Al die vormen van digitale media wil ik leren kennen om er beter over te kunnen praten met de programmeurs met wie ik wil samenwerken.' Daar horen ook online cursussen animeren bij en een werkbezoek bij de Argentijns-Spaanse streetartkunstenaar Felipe Pantone, die eveneens zijn mediamogelijkheden heeft uitgebreid.

Kinos brengt alles samen in een grote ruimtelijke installatie. Geïnspireerd door de 'Infinity Room' van Yayoi Kusama, ziet de kunstenaar een grootschalig werk voor zich van op plexiglas geprinte achter elkaar gelegde vlakken, waarbij de rest van de ruimte is gespiegeld. Daar kan de bezoeker doorheen lopen. Daarvoor is hij met schaalmodellen, schetsen en prototypes bezig. Hij had al een installatie gepresenteerd bij het POWWOW!-festival in Japan, maar vanwege corona heeft Kinos zijn andere oorspronkelijke plannen gewijzigd. Dat The Showbox, dat kunst toont in etalages van lege winkelpanden in Rotterdam, hem vroeg om zijn installatie te presenteren, is een uitgelezen kans voor zijn try-out.

Tekst: Viveka van de Vliet
Seokyung Kim
Seokyung Kim

Seokyung Kim

Seokyung Kim houdt van literatuur, gedichten en schrijven. Het project 'Alternative of Alternative Literature' waaraan ze het afgelopen jaar werkte, is geïnspireerd op een gedicht uit haar dagboek, waarin ze schrijft sinds ze in 2014 aan de Design Academy Eindhoven ging studeren. In haar projecten richt ze zich op algoritmes die menselijke taal gebruiken, waaronder machinevertalingen als Google Translate, Markov chain (een wiskundig systeem dat stapsgewijs beweegt), stemherkenning en automatische correctie. Alternative of Alternative Literature is in zekere zin een vervolg op haar afstudeerproject 'The Trace of Sorrow', een boek over verdriet, geschreven door een algoritme aan de hand van achthonderd dichtbundels en romans van onder meer Tolstoj, Brontë, Joyce en Kafka. Ze toont ermee aan dat, hoewel algoritmes geen emoties en hersenen hebben, ze wel door onze input een bepaald onverwacht taalgebruik kunnen ontwikkelen.

Voor haar recente project werkte ze samen met schrijvers en critici en gebruikte ze Markov chain. 'Doordat het systeem mijn stijl van schrijven probeert te imiteren, krijg je willekeurig vertaalde content geschreven door een soort van als dichter vermomde algoritme-auteur.' Uit interesse in hoe machines ons denken zowel beperken als onze creativiteit en verbeeldingskracht kunnen versterken, en in hoe schrijvers en recensenten erop reageren, deed ze mee aan een online schrijversworkshop. Ze las daarbij haar door Markov chain vertaalde gedicht voor, zonder dat er op dat moment bij te zeggen. Sommige deelnemers vonden het slecht, anderen noemden het een nieuwe manier van schrijven, vergelijkbaar met het conceptuele en experimentele dat ambient muziek heeft. Kim liet daarnaast de Koreaanse schrijver en criticus Young June Lee en de Nederlandse schrijvers Lars Meyer en Martin Rombouts reageren op het gedicht. De een bleek niet bang om te experimenteren met dit soort alternatieve schrijftools, de ander was ronduit kritisch.

'Ik wil laten zien dat een vertaalmachine meer potentie heeft dan slechts het vervullen van een praktische functie. Een samenwerking tussen “menselijke” schrijvers en machine-algoritmen levert niet alleen plezier op, maar kan ook een prikkelende bron zijn waar schrijvers nog niet eerder aan hadden gedacht.' De dichtkunst van het algoritme en de kritieken van schrijvers en recensenten, presenteert Kim in een publicatie. De tekst is leidend, maar ze experimenteert ook met het grafisch ontwerp. Tijdens het proces denkt ze vaak na over 'de relatie tussen boekontwerper en auteur'. Daarnaast leerde ze programmeren zodat ze al die kennis kan gebruiken om binnen haar praktijk ook interactieve designs en websites in opdracht te ontwerpen.

Tekst: Viveka van de Vliet
Sissel Marie Tonn
Sissel Marie Tonn

Sissel Marie Tonn

Sissel Marie Tonn werkt op het grensvlak van kunst en design en doet artistiek en ontwerpend onderzoek waarbij ze samenwerkingen aangaat met verschillende wetenschappen. Dit jaar won ze de Bio Art & Design Award (BAD) met haar onderzoek naar microplastics, 'Becoming a Sentinel Species', in samenwerking met microplasticexpert Heather Leslie en immunoloog Juan Garcia Vallejo, VU Amsterdam. Ze is onder andere geïnteresseerd in de complexe manieren waarop wij ons verhouden tot ecologische verstoringen in onze omgeving, zoals microplastics maar ook aardbevingen. Complexe data verwerkt ze in esthetische, audiovisuele en interactieve werken.

Na haar verhuizing naar Nederland, raakte ze gefascineerd door man-made aardbevingen die het gevolg zijn van menselijke activiteit. 'Als je kijkt naar Groningen en de aardbevingen die daar plaatsvinden als gevolg van gasboringen, werd ik geboeid door de gedetailleerde verhalen die mensen die in het aardbevingsgebied wonen me vertelden – sommigen gaven zelfs aan een paar seconden voor het begin van een aardbeving, wakker te worden. Ik stelde me voor dat zij een extreme gevoeligheid voor vibraties hadden ontwikkeld. Vergelijk het met een vogel die voor het begin van de stom letterlijk stil is en laag vliegt, of dolfijnen die aan land gaan voor een tsunami.'

In de installatie 'The Initimate Earthquake Archive' komen haar onderzoek en de persoonlijke verhalen van Groningers samen met seismische data. De harde data worden letterlijk verweven in een zacht textiele vest, ontworpen met modeontwerpers Gino Anthonisse en Christa van der Meer. Haar partner sound artist Jonathan Reus vertaalde de data in interactieve composities van sonische vibraties. 'Zo kan het publiek ervaren wat man-made geologische veranderingen inhouden, en het fenomeen aardbeving beter begrijpen.'

Het tweede doorlopende project, 'An Education of Attention', sluit hierbij aan en is geïnspireerd op een verblijf in Istanbul, dat in het verleden vaker is getroffen door aardbevingen doordat het in de buurt van een breuklijn tussen twee aardplaten ligt. In Istanbul interviewde ze mensen over wat ze zich herinnerden voor, tijdens en na een aardbeving en hoe deze herinneringen hun dagelijks leven in dit risicogebied beïnvloeden. De gegevens verwerkte ze in een textiele topografische kaart.

Om haar praktijk beter te positioneren en verder te professionaliseren, betrok ze afgelopen jaar twee mentoren: mediakunstenaar en creative coach Jennifer Kanary Nikolov(a) die zich verdiept in hoe een gedachte je lichaam, geest, gedrag en bewustzijn kan beïnvloeden, en designprofessor en criticus Alice Twemlow.

Tekst: Viveka van de Vliet
Suk Go
Suk Go
Suk Go

Suk Go

Folklore is niet bijster populair onder nieuwe generaties. Maar in tijden van globalisering en angst voor identiteitsverlies krijgen folkloristische uitingen extra waarde. 'Zo zegt volksmuziek iets over onze roots,' aldus information designer Suk Go. 'Het zijn vaak de oudere mensen die muzikale tradities levend proberen te houden, maar de strikte en ouderwetse manier waarop ze dat aanpakken, spreekt jongeren niet aan.' Go studeerde twee jaar geleden af aan de Design Academy Eindhoven met eigentijdse visualisaties van traditionele Koreaanse volksmuziek: ze koos bewust niet voor de standaard notenbalken die maar weinig mensen kunnen lezen, maar maakte nieuwe grafische weergaves en installaties om de muziek toegankelijker te maken.

Na een aantal jaar in Nederland begon Go zich ook in de Nederlandse volksmuziek te verdiepen, die eveneens dreigt te verdwijnen onder invloed van een 'suf' imago. 'Ik zoek altijd naar het vonkje dat iets tot leven kan brengen,' zegt Go. Dat vonkje vond ze in de dansen die bij de oud-Hollandse liedjes horen. Iedereen in Nederland kan zich wel iets voorstellen bij de zogenaamde 'klompendans', maar nog maar weinigen weten hoe het moet. Ook in de archieven van het Meertens Instituut was er tot haar verbazing nauwelijks iets over volksdansen te vinden. Ze struinde het internet af, dook in de boeken, praatte met muziekverenigingen, interviewde kenners en stelde zo een eigen online archief van de Nederlandse volksdans samen. Op moveround.ml is van alles te vinden over de verschillende dansen door de jaren heen: van het 'afklappertje' tot de 'driekusman' of de 'zevensprong'. De website presenteert de historie, maar ook video's en instructies. Go maakte daar animaties voor die zonder tekst zijn te volgen. Bewegende grafische icoontjes overstijgen taal, cultuur en leeftijd; je begrijpt vanzelf wanneer er gezwierd, gestampt of geklapt moet worden.

Vanzelfsprekend zijn er veel klompen te vinden op het platform. Maar de kostuums bleken veel gevarieerder dan dat. Per streek of stad worden er andere kappen, sjaals, schorten, hoeden en hemden gedragen. 'De culturele variatie is groter dan ik dacht,' zegt Go. Covid-19 heeft het lastig gemaakt die variatie verder te onderzoeken, volksdansen is tenslotte een contactsport. Maar ze werkt nu aan een installatie die haar animaties op de vloer projecteert om ze stap voor stap te kunnen nadansen – ook als je iets meer afstand houdt dan vroeger.

Tekst: Willemijn de Jonge
Telemagic
Telemagic
Telemagic

Telemagic

Algoritmes vormen de rode draad in het werk van Telemagic. Cyanne van den Houten, Roos Groothuizen en Ymer Kneijnsberg vormen samen dit art-meets-technology-collectief. Een open medialab waarin ze als uitvinders experimenteren met hedendaagse media en technologie. 'We kijken daarbij niet of iets goed is of slecht, maar naar de potentie van technologie.'

Om het medialab toegankelijker te maken in fysieke en digitale vorm, hun spectrum te verbreden en andere makers te betrekken, werken ze aan verschillende tools die ze met andere artiesten willen delen. Een daarvan is '1 Euro Cinema', een klein cinematografisch orakel dat een film voor je uitkiest na het inwerpen van een euro. Samen met twee gastcuratoren vulde Telemagic deze 'filmjukebox' met werk van ruim veertig opkomende filmmakers en kunstenaars, variërend van korte video's tot langere documentaires. 'Op deze manier bieden we generatiegenoten een platform om hun werk te tonen. Dat levert bovendien interessante perspectieven op over hoe ze naar allerlei aspecten binnen de huidige maatschappij kijken.' Op uitnodiging van filmmaker Biyi Zhu gingen ze naar Hongkong, het resulteerde in de toevoeging van films en perspectieven van buiten Europa. China biedt bovendien een mooie metafoor voor het orakel. 'Macau staat bekend als gokstad, met de 1 Euro Cinema gok je op een film.'

Een ander langlopend project is 'Concert in A.I.' dat op basis van een zelflerend muzikaal algoritme – 'AlgoRhytmics' – in staat is muzikale harmonieën te componeren en te dirigeren. In samenwerking met Valentin Vogelmann en Mrinalini Luthra en Arran Lyon filosofeerden ze hoe een deep learning algoritme in theorie nieuwe muziekstukken en -genres zou kunnen creëren. Ze ontwierpen een tool die linguïstisch werd getraind – muziek is immers ook een soort taal die je kunt ontleden. 'Het is spannend dat met onze tool waarin miljoenen data zijn opgeslagen, het algoritme zelf patronen maakt. Dat levert een nieuw gebied op uit het muzikale spectrum dat zichzelf eindeloos kan heruitvinden. Wij luisteren normaal gesproken naar een concert van een componist, dit is de metaversie van alle muziek op de wereld.'

Telemagic geeft met Concert in A.I. het algoritme het podium. In hun magische shows maken de ontwerpers telkens andere arrangementen waarbij het onzichtbare inzichtelijk en tastbaar wordt, met onder andere lichtcirkels en vloerprojecties die aangeven welke noten worden aangeslagen en wat de connecties met de instrumenten zijn. Een volgende stap zou een AI-muzieklabel kunnen zijn, een autonoom platform dat artificiële intelligentie, muzikanten en filmmakers bijeenbrengt, denken ze.

Tekst: Viveka van de Vliet
Tereza Ruller
Tereza Ruller
Tereza Ruller

Tereza Ruller

Hoog in de bergen in de Zwitserse vallei Engadin, deed communication designer en performer Tereza Ruller tijdens een design residentie onderzoek naar de traditionele kleurige symbolische ornamenten, grafische patronen en figuren die lokale mensen op de façades van huizen hebben aangebracht met de zogenoemde sgraffito-techniek. Ruller vertaalde dat in hedendaagse digitale sgraffito. Het afgelopen jaar heeft ze haar praktijk, studio The Rodina, beter gepositioneerd en geprofessionaliseerd. Daarnaast probeert ze als performative designer grip te krijgen op actuele thema's waaronder lichaam, aanwezigheid, niet-westerse perspectieven, een gelijkere verdeling van grondstoffen en arbeid en ethische kwesties. Dat doet ze door experimenteel onderzoek te doen waarbij actie, interactie, verbeelding en speelsheid een rol spelen. Een groot deel van haar performative designs is visueel, maar eigen geluid is minstens zo belangrijk, vindt ze. Zo heeft ze samengewerkt met geluidskunstenaar BJ Nilsen, aan lokale geluiden die bij haar designs op locatie horen.

Samen met ontwerper Annelys de Vet werkte ze onder andere aan ethische richtlijnen. Hierdoor kan Ruller beter bepalen hoe ze met een opdrachtgever in zee kan gaan zonder ethische concessies te doen. Voor Vlisco&Co, de Nederlandse fabrikant van Afrikaanse stoffen, ontwikkelde ze een workshop voor jonge ontwerpers uit Abidjan, Ivoorkust, waar veel van de fabrieken staan waarmee het Helmondse bedrijf werkt. 'De patronen van de stoffen worden in Nederland bedacht, maar wat als de jonge Ivoriaanse ontwerpers die zelf zouden ontwerpen, hoe zouden ze er dan uitzien?', vroeg ze zich af. Binnen dat kader wil ze voor 'Investigating Underrepresented Perspectives' in gesprek met specialisten op het gebied van social design, zoals Myra Margolin. De community-psycholoog is gespecialiseerd in film- en videoproducties die bijdragen aan sociale verandering en empowering in lokale gemeenschappen. 'Zij bracht mij tot het inzicht dat in de noodzaak om grondstoffen te herverdelen ten gunste van de mensen die het het meest nodig hebben, ook één designer iets kan bereiken op kleine schaal.'

In haar werk krijgt het publiek de beschikking over gereedschappen, zoals stickers, af te maken posters of een tapijt als speelveld, om fysiek te interveniëren en te participeren in het designproces. 'Mijn doel is dat mensen op deze manier bijdragen aan en onderdeel worden van het verhaal, het voelen en speels worden. Publiek actief laten deelnemen aan mijn performances, verrijkt het designproces. De uitkomst is elke keer verrassend anders.'

Tekst: Viveka van de Vliet
Thor ter Kulve
Thor ter Kulve

Thor ter Kulve

De in Londen gevestigde productontwerper Thor ter Kulve heeft in zijn ontwikkeljaar – ondanks de pandemie – veel van zijn voorgenomen plannen kunnen uitvoeren, al is het soms op een andere manier dan aanvankelijk gedacht.

Ten eerste was er het concrete plan een regenboogmachine te maken: een object dat het wonderlijke natuurfenomeen weet te reproduceren. En dat is gelukt. Vanuit een cirkel met een diameter van vier meter wordt naar het midden toe watermist gespoten. Als het zonlicht daar onder de juiste hoek doorheen valt, ontstaat een ronde regenboog, een verschijnsel dat je doorgaans alleen vanuit een vliegtuig kunt zien. Meer nog dan de speels-functionele objecten die Ter Kulve doorgaans maakt, gaat deze machine over verwondering, over 'hoe je natuurlijke processen in het stedelijke, het niet-natuurlijke, kan laten zien en zo verbintenis tussen mensen kunt opwekken.'

Het project past ook binnen zijn interesse voor de stad. We doen met z'n allen een steeds groter beroep op de beperkte openbare ruimte, maar van wie is die eigenlijk? En hoe kan vormgeving daar een rol in spelen? In zijn ontwerpen reageert Ter Kulve vaak op archetypes en structuren binnen het publieke domein. Door ingrepen te doen, probeert hij daar een andere functie aan te geven, om zo mensen aan het denken te zetten. Een voorbeeld daarvan is de hefboom die hij maakte tijdens de lockdown. Dit voorwerp kan over een verkeersknop worden geplaatst, zodat het niet langer nodig is die met je vinger in te drukken, maar deze met de knie of ellenboog kan worden bediend. Zo'n object kan bijvoorbeeld dienen als aanleiding om een maatschappelijk gesprek te hebben over hygiëne in de openbare ruimte.

Het denken over dit soort vraagstukken leverde ook een aantal meer conceptuele ontwerpen op, uitgewerkt in maquettes. Daarnaast maakte Ter Kulve 'romantische' collages; fotocomposities van een meer gebalanceerd leven in de stad. Eigenlijk had hij fotografie- en videocursussen zullen volgen, maar vanwege het coronavirus zijn die uitgesteld. Hij is namelijk op zoek naar een manier om zijn methodiek, het aanloopproces naar een nieuw object, aan een breed publiek te communiceren, in plaats van alleen een gelikte foto van het eindresultaat te laten zien. De schaalmodellen en beeldverzamelingen die hij is gaan maken, blijken voor hem een fijne manier om zijn denkprocessen te documenteren. Het zijn vormen om gedachtes te delen, zonder die direct uit te hoeven voeren. Een hele stap voor een maker.

Tekst: Victoria Anastasyadis
Tijs Gilde
Tijs Gilde

Tijs Gilde

Tijs Gilde begint niet met een idee om bijvoorbeeld een stoel te maken, want dan beperkt hij zich tot slechts één denkrichting, meent hij. De ontwerper neemt liever een bizarre omweg en experimenteert door technieken en materialen in een nieuwe, niet voor de hand liggende context te plaatsen. Voor die ontwerpmethodiek haalt hij inspiratie uit industrieterreinen en werkt hij graag samen met industriële bedrijven die geen raakvlakken hebben met de designwereld.

Een interessant en esthetisch commercieel eindproduct is zijn doel en daarom koppelt hij een economisch perspectief aan zijn creativiteit. 'Ik werk experimenterend, maar mijn concept moet vanaf het begin van het proces perspectief bieden, anders vind ik het te vrijblijvend.' Het afgelopen jaar heeft Gilde gebruikt om verder te werken aan 'Cored', waarvoor hij de eerste experimenten tijdens de Envisions-expositie in 2016 in Milaan liet zien. Het was Gilde's bedoeling dat de experimenten zouden resulteren in een serie meubels, maar het is inmiddels verlichting geworden. Zo gaat dat, steeds dienden zich nieuwe ideeën en onderdelen aan.

De talentontwikkelingsbeurs geeft hem de vrijheid zichzelf te veroorloven vele uren in het tijdrovende experimenteren te stoppen. Voor Cored deed hij onderzoek naar technieken en materialen uit de textielindustrie, die hij combineert met andere niet voor de hand liggende materialen. Door de kern van een gevlochten touw, die meestal bestaat uit opvulmiddel, te vervangen door ander materiaal, ontstaat een esthetische lamp die in allerlei kleuren, patronen en maten kan worden uitgevoerd en overal kan worden opgehangen. 'Ik hou van een verwisseling van de context: dat een touwfabrikant ook verlichting of stoelen kan maken, leidt tot een verrassende marktextensie voor het bedrijf.' Zo leent Gilde eigenlijk zijn wereld en een onbekende wereld aan elkaar uit.

Een goed doordachte strategie wat betreft presentatie is ook een belangrijk onderdeel van Gilde's praktijk. Helaas ging er veel niet door: zo kon hij zijn beoogde serie Cored-meubels niet op de Salone del Mobile laten zien en maakten veel industriële bedrijven vanwege covid-19 pas op de plaats. Maar het geld dat hij anders aan Milaan zou hebben uitgegeven, ging nu naar een internetpresentatie en een geheel vernieuwde website. Zijn tijdens het proces zorgvuldig geposte foto's op Instagram, leverden direct een hit op: met een groot designmerk is hij nu aan het kijken of Cored kan worden vertaald naar een serie consumentenproducten.

Tekst: Viveka van de Vliet
Tomo Kihara
Tomo Kihara

Tomo Kihara

Toen een complotdenker Tomo Kihara van zijn gelijk wilde overtuigen met YouTube-video's, werd het idee geboren. 'Bij het zien van zijn startscherm werd de bubbel waarin hij zat meteen duidelijk,' zegt Kihara, die zich als interactieontwerper bezighoudt met de link tussen menselijk gedrag en techniek. Hij beschrijft hoe de intrede van kunstmatige intelligentie het internet heeft veranderd. Een AI-bot voorspelt nu wat jij graag wilt zien, en praat dus mee in jouw straatje. Andere standpunten verdwijnen, de dingen die je toch al geneigd was te denken worden bevestigd. Dat gebeurt niet alleen op YouTube, maar ook op Netflix, Tinder, Amazon, Spotify – op alle grote platforms bepalen machines op basis van automatisch geconstateerde persoonlijke voorkeuren welke informatie jij krijgt voorgeschoteld.

Informatiebronnen zijn altijd gekleurd, maar als je The New York Times leest, weet je dat je iets anders meekrijgt dan als je Fox News kijkt. Daarentegen voeden aanbevelingsalgoritmes je mening zonder een herleidbare ideologische basis. En ondertussen hebben ze wel grote invloed op je wereldbeeld. Wie open staat voor een genuanceerder beeld, doet er dan ook goed aan om ook op andermans startpagina te kijken, zegt Kihara. Als tegenwicht voor YouTube bedacht en ontwikkelde hij TheirTube, waar je zes startpagina's van zes verschillende types vindt: een wereld van verschil. Terwijl een 'fruitarian' gefêteerd wordt op het mooie van een 'hardcore organic life', ziet de 'climate denier' bewijs dat global warming onzin is en wordt de 'conspiracist' alleen maar gesterkt in zijn geloof in complotten.

Kihara komt uit Tokio en studeerde af in Design for Interaction aan de TU Delft. Hij was een tijd creatief technoloog bij Waag in Amsterdam en werkt nu als zelfstandig ontwerper aan dit soort 'speelse interventies die sociaal-technische issues aankaarten'. Die bubbel waar we in feite allemaal in zitten, vormt een centraal thema in zijn werk. Het gaat hem erom dat we ons af en toe ook openstellen voor een ander geluid. Bij dit project is die missie geslaagd: de honderdduizend views waarop hij hoopte, werden al in de eerste week na lancering gehaald. TheirTube ging viral op Twitter. Hij haalt het gezegde 'fish will discover water last' aan, dat aangeeft hoe moeilijk het is om je ergens bewust van te zijn als je er middenin zit. Met dit alternatieve platform daagt hij die vissen uit om eens wat kritischer om zich heen te kijken.

Tekst: Willemijn de Jonge
Ward Goes
Ward Goes
Ward Goes

Ward Goes

Ward Goes woont in Parijs, waar hij naast autonoom werk, veel doet voor Nederlandse opdrachtgevers. Zo ontwierp hij dit jaar zijn eerste boek: de afstudeercatalogus van de Design Academy Eindhoven, waar hij in 2013 zelf ook afstudeerde. Een master culturele antropologie aan de Universiteit Utrecht volgde. En die mix klinkt door in zijn werk.

Goes heeft het afgelopen jaar niet stilgezeten. Hij heeft zich gericht op zelfontwikkeling en het inbedden van zijn praktijk in het vakgebied tussen visuele antropologie, grafisch ontwerp en journalistiek. Aan de hand van het thema 'objectiviteitsregimes in de journalistiek en het publieke debat' onderzoekt hij hoe hij een stempel kan drukken op belangrijke thema's die gaan over de rol van media in de beeldvorming, evenwichtige verslaggeving en de veranderende definitie van feitelijkheid. 'Als nieuwsjunkie lees ik alles. Dat integreer ik in mijn werk waarbij ik de relatie tussen inhoud en beeld verdraai. Zo ontstaat frictie. Door nieuws in een andere context te presenteren, het uit te vergroten en ermee te spelen, wil ik het debat uitlokken en mensen kritisch naar hun bronnen laten kijken.'

Hij stippelde drie parallelle trajecten uit. Allereerst deed hij veldwerk. Zijn samenwerkingen met meubelontwerper en visueel kunstenaar Arno Hoogland, informatieontwerper Irene Stracuzzi en social designer Déborah Janssen hebben hem uitgedaagd om vanuit andere methodieken en processen te werken. Tamar Shafrir was daarbij zijn adviseur die hem hielp onder woorden te brengen wat hij wil, kritische vragen stelde en literatuur en theorie aanreikte.

Ook had hij de ambitieuze wens om maandelijks de dialoog te voeren met een gevestigde ontwerper, typograaf, onderzoeker of curator om zijn netwerk te verkennen en zijn praktijk sterker te positioneren. 'Door mijzelf te dwingen het gesprek aan te gaan, sprak ik beeldmakers die ik anders niet zo snel zou durven te benaderen, zoals grafisch ontwerper Richard Niessen.' Ook met Liza Enebeis van Studio Dumbar en het jonge Franse duo van Syndicat voerde hij kritische discussies over het vak, ondernemerschap, en hoe je in het publieke debat je stempel kunt drukken.

Om zijn vaardigheden uit te breiden leerde hij tot slot zeefdrukken bij WOW in Amsterdam. Het leidde tot drie (politieke) prints die onderdeel uitmaken van zijn eindpresentatie in de vorm van een installatie en een visueel essay waarin hij inzichtelijk maakt wat de eerste twee trajecten hem opleverden.

Tekst: Viveka van de Vliet
Yavez Anthonio

Yavez Anthonio

Als Nederlander met Surinaams, Moluks en Portugees bloed, geboren en getogen in Amsterdam-Noord, kent hij het gevoel van er net niet helemaal bij horen. Tot hij vorig jaar voor het eerst in Rio de Janeiro kwam voor een videoshoot. 'Ik had een vrij stereotype beeld van Rio: samba, favela's, drugs, mooie vrouwen op het strand. Maar ik zag iets heel anders. De jongerencultuur is heel gemixt. Het is een klassensamenleving en toch mengen ze meer. Men maakt zich niet zo druk over mensen die anders zijn. Ik voelde me er meteen thuis.'

Anthonio, die in Europa fotografeert en filmt voor grote merken als Nike, Daily Paper, Adidas en Footlocker, besloot in Brazilië zijn eerste persoonlijke project te starten. Met 'Rivers of January' wil hij de jongerencultuur in al haar variatie in beeld brengen. De projecttitel is een letterlijke vertaling van Rio de Janeiro: 'Een rivier, die hoog in de bergen uit één bron ontspringt en zich daarna kronkelend vertakt in eigengereide stroompjes, vind ik een mooi beeld.' Zijn startpunt was New York, voor een cursus Portugees en lessen in documentairefotografie aan het International Center of Photography. 'Dit eigen project is iets totaal anders dan de fashion shoots die ik gewend ben te doen. Ik moet mezelf onzichtbaar maken als fotograaf. Het gaat niet om mijn verhaal, maar om dat van hen.'

Afgelopen februari was hij weer in Rio, waar hij tien jongeren met zijn camera volgde – van fashion designer tot bendeleider. Hij probeert ze 'zo puur mogelijk' neer te zetten, puzzelt nog op wat het uiteindelijk gaat worden. Het plan is een show in Rio, Amsterdam én New York volgend jaar zomer. Hij heeft ze in ieder geval ook geïnterviewd en gefilmd. Hij vroeg ze naar 'normale' dingen, zoals hun toekomstplannen, of wat ze wilden worden toen ze jong waren. 'Het gaat niet alleen over het extreme geweld, het zijn gewoon menselijke gesprekken. En dan blijkt dat we eigenlijk helemaal niet zoveel van elkaar verschillen.'

Tekst: Willemijn de Jonge
Anouk Beckers

Anouk Beckers

'Dissolving the Ego of Fashion' was voor ontwerper Anouk Beckers vooral een bevestiging van haar visie. Het boek van Daniëlle Bruggeman beschrijft de rol die mode speelt binnen sociale, ecologische en politieke ontwikkelingen in onze huidige maatschappij. In haar eigen werk zet Anouk vragentekens bij het geldende modesysteem. Ooit begonnen aan een studie psychologie studeerde ze uiteindelijk af aan de Amsterdamse Gerrit Rietveld Academie in zowel TxT (textiel) als mode. 'Tijdens mijn studie al startte ik mijn onderzoek naar een alternatieve werkvorm, op zoek naar een manier waarop ik met trots kan zeggen dat ik mode maak.'

Inmiddels richt ze zich op de introductie van een meer persoonlijk bij haar passend model van mode maken. Het voorlopige hoogtepunt van deze werkwijze is haar project 'JOIN Collective Clothes' (JOIN), waar mode collectief wordt gemaakt. 'Ik wil als ontwerper niet op mijn eigen eilandje zitten, maar juist andere professionele én non-professionele makers betrekken bij het proces om kleding te ontwerpen en maken.' Hierbij zoekt ze bewust naar een andere hiërarchische structuur.

Zelf noemt Anouk JOIN een 'manual', een handleiding voor een modulair kledingsysteem, die zowel on- als offline wordt verspreid als een open source-systeem. 'Deze handleiding zie ik als een uitnodiging voor iedereen om zelf aan de slag te gaan met een alternatieve werkwijze voor 'fast fashion'. Een methodiek die professionele ontwerpers uitdaagt, maar tegelijkertijd ook toegankelijk is voor mensen die nog nooit iets met het maken van kleren te maken hebben gehad.'

JOIN is speels, inclusief en collectief. Denk aan een soort van moderne 'quilting', waarbij vier verschillende onderdelen van een kledingstuk (top / J, mouw / O, broekspijp / I, pand van een rok / N) elk door iemand anders worden gemaakt om later te worden samengevoegd tot één kledingstuk. Anouk noemt het zelf 'spelen met materiaal en vorm'. Ook belangrijk: het materiaal waarmee wordt gewerkt, is gedoneerd of zijn 'leftovers', want ook over dat deel van het proces is nagedacht.

Tot nog toe heeft ze vier workshops georganiseerd op diverse plekken in Nederland bij instellingen als De Appel in Amsterdam en Museum Arnhem. 'Als je zelf ervaart dat je een hele dag bezig bent een mouw te maken, is de kans groot dat je kritischer kijkt wanneer je iets wil kopen dat massa-geproduceerd is.' Ze heeft JOIN ook bij zeven (mode)-ontwerpers neergelegd met de vraag binnen het modulaire systeem van JOIN Collective Clothes een kledingstuk te maken.

Met deze aanpak bevraagt Anouk Beckers ook haar eigen positie als ontwerper. 'Ik geef een voorzet, maar het fysieke proces en de uitkomst gooi ik helemaal open. Mijn ontwerpmethode reageert op een speelse manier op mode als systeem, door een ander perspectief aan te bieden en ook een dialoog.' Zo worden vragen gesteld over wie de makers zijn binnen de mode of hoe de waarde van onze kledingstukken wordt bepaald. Hoe we bepalen of iets mooi of lelijk is? Of hoe verhouden de ontwerper, de maker, en het kledingstuk zich tot elkaar? De schoonheid van een collectieve collectie zit niet alleen in de fysieke uitkomst, maar ook in het proces erachter. 'Juist dat bepaalt in mijn ogen de uiteindelijke waarde van de kledingonderdelen binnen mijn project. Door dit hele proces wordt iets van waarde gecreëerd. Hierdoor heeft het sowieso altijd een schoonheid, het kan gewoon niet lelijk zijn. Dat is zo anders dan een product uit het fast fashion-circuit.'

Tekst: Jessica Gysel
Arif Kornweitz

Arif Kornweitz

Zo'n vijftig jaar geleden verleenden humanitaire organisaties in geval van een ramp ter plekke hulp in de vorm van voedselverstrekking en medische zorg. Tegenwoordig werken zij daarnaast op afstand met technologie zoals satellieten surveillance en biometrische databanken. De effecten van deze praktijken zijn niet altijd te overzien en de ontwikkeling van ethische standaarden wordt belemmerd.

In de geschiedenis heeft de mens altijd gereageerd op nieuwe technologie door nieuwe ethische vragen te stellen. Het lijkt alsof de ontwikkeling van ethische beginselen per definitie achter die van technologische objecten aanloopt. Binnen zijn onderzoek vraagt Arif Kornweitz zich af waar de grens ligt tussen ethiek en technologie, en hoe dit verbonden is met de ontwerppraktijk. Wat gebeurt er als we ethiek beschouwen als een interface om technologie te gebruiken?

Arif volgde een bacheloropleiding in literatuurtheorie, conflictstudies en communicatiewetenschap, en behaalde daarna zijn master in Conflict Resolution and Governance en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Voor zijn afstudeerscriptie deed hij onderzoek naar humanitaire organisaties die surveillance technologie en de data die daaruit voortvloeien inzetten als bewijs voor de schending van mensenrechten. Maar na publicatie zijn deze data nog moeilijk te controleren. Daarnaast is het de vraag welke rol technologie speelt als 'objectieve transmitter'. Een bewijsstuk heeft vaak pas betekenis als iemand het bijbehorende narratief construeert.

Als docent bij de afdeling designLAB van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam vertaalde Arif Kornweitz zijn huidige onderzoek naar een les over objecten zonder duidelijke grenzen en fluïde noties van objecten. Daarnaast gaf hij meerdere lecture performances als uiting van zijn onderzoek, bijvoorbeeld over het fenomeen 'function creep', waarin data worden ingezet voor andere doeleinden dan oorspronkelijk bedoeld of de functie van een technologisch object onbedoeld wordt uitgebreid. Zowel de werkwijze van humanitaire organisaties als de data die zij verzamelen zijn aan function creep onderhevig.

Tekst: Manique Hendricks
Arvid & Marie

Arvid & Marie

Ondanks het feit dat wij als mensheid dankbaar gebruik maken van technologische ontwikkeling, zijn wij hier ook vaak kritisch over. Er wordt vaak gesproken over een strijd tussen mens en machine: denk bijvoorbeeld aan hedendaagse discussies over kunstmatige intelligentie. Arvid & Marie richten zich in hun gelijknamige ontwerpstudio op deze complexe relatie tussen mens en technologie en combineren technologische expertise met kritisch denken. Vanuit de overtuiging dat er ooit een ontwikkelde vorm van kunstmatige intelligentie zal zijn, zetten zij in op samenwerking in plaats van te speculeren over wie zal domineren.

Wij zijn als mensheid gewend om technologische ontwikkelingen enkel te bekijken vanuit menselijk perspectief. Nagenoeg alles wat wij ontwerpen is gericht op onszelf. Arvid & Marie willen dit ongebalanceerde wereldbeeld nuanceren. Vanuit deze gedachte ontwerpen zij artistieke en alternatieve concepten om het grote publiek te bewegen en aan te zetten tot kritisch nadenken. Het onderzoek naar de verhoudingen tussen mens en technologie staat hierin centraal. In vele gevallen leidt dit tot tastbare objecten, zoals een autonome frisdrankmachine, genaamd Symbiotic Autonomous Machine (SAM). Zonder menselijke interventie is SAM volledig in staat zijn productieproces te beheersen en de prijs van de frisdrank te bepalen.

Arvid & Marie bevinden zich nu in China waar duidelijk een andere kijk op technologie heerst. Aziaten staan veel meer open voor technologische ontwikkeling. In samenwerking met een Chinese partij ontwikkelen ze een massagestoel die wordt voorzien van kunstmatige intelligentie en expressief vermogen genaamd 'Full Body Smart Automatic Manipulator'.

Zeker als zij interactieve machines ontwerpen kan expressief vermogen niet ontbreken. Het gebruik van geluid is erg belangrijk voor hun projecten, het is hét middel om de emotionele lading van de interactiviteit vorm te geven. De 'stem' van de machine is van essentieel belang voor de uiteindelijke beleving! 'We houden ons bezig met een breed scala aan projecten, maar we grijpen wel vaak terug naar geluid. Het implementeren van geluid in onze technologisch ontwerpen is iets wat we vaker gebruiken voor langdurige projecten. Op de wat kortere termijn of tussentijds kunnen we ons onderzoek op muzikale wijze presenteren, het zijn een soort informatieve concertjes! Onder de naam Omninaut zijn wij bezig een EP samen te stellen, gebaseerd op (video)opnames samen met een diverse groep artiesten.'

Naast het ontwerpen, willen Arvid & Marie het debat aangaande kunstmatige intelligentie democratischer invullen. De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie is vooralsnog voorbehouden aan grotere techbedrijven. 'Als echte kunstmatige intelligentie wordt gecreëerd zit daar zoveel ethiek achter dat we dit met zijn allen dienen te bepalen in plaats van dat dit achter gesloten deuren plaatsvindt, ver weg van het grote publiek. Iedereen zou een bijdrage moeten kunnen leveren! Enerzijds omarmen wij de vooruitgang, en anderzijds schuwen we dat technologie ons zal gaan overheersen. Waarom zouden we daarvan uitgaan? Laten we de machines een kans geven om ons te leren 'kennen' en vice versa. Op deze manier kunnen mens en technologie een manier vinden om naast elkaar te bestaan én kunnen de voorwaarden voor een sociaal 'contract' van verdere blijvende ontwikkeling worden voorzien.'

Arvid & Marie typeren hun werk ook wel als design for non-humans. Vanwege hun ontwerpersachtergrond zijn ze gewend om met gereedschap een object te ontwerpen. In ontwerpstudio Arvid & Marie hanteren zij technologie als het 'gereedschap' om de samenleving van morgen te bevragen, begrijpen en vorm te geven.

Tekst: Giovanni Burke
Atelier Tomas Dirrix

Atelier Tomas Dirrix

Tomas Dirrix merkt op dat er binnen de hedendaagse architectuur weinig aandacht is voor de belevenis van een gebouw, maar dat het vooral gaat om vierkante meters en opbrengst. In zijn werk onderzoekt hij hoe dit kan veranderen. 'Een gebouw draait in eerste instantie om beschutting, maar is ook een uiting van traditie, cultuur en omgeving. Als je nu naar gebouwen kijkt, zie je een groot verlies van deze laatste waarden, doordat er op generieke wijze wordt gebouwd. Iedereen zou er kunnen wonen, ik mis het persoonlijke aspect!'

Tomas baseert zich in zijn werk op tegenstellingen die hij hanteert om zijn ontwerpmethodologie te ontwikkelen. Zo zet hij binnenruimte af tegen buitenruimte. De functie van een gebouw is naast beschutting namelijk ook het markeren van die overgang. Maar wat betekent die verhouding van oudsher en wat vandaag de dag? Het hoeft niet altijd om contrastvergroting te gaan, legt Tomas uit, maar meer om verdieping te geven aan het typeren van deze verhouding tussen twee uitersten.

'Wat ik ontwerp hoeft geen functionele architectuur te zijn. Eerder een soort verkenning van wat nog meer architectuur zou kunnen zijn. De ontwikkeling van deze “nieuwe architectuur” beperkt zich niet tot het bekijken van de eerder genoemde tegenstellingen, maar wordt ook voortgestuwd door het ontstaan van nieuwe bouwmaterialen. Wat betekent dit voor de vormen en mogelijkheden van toekomstige gebouwen?'

Vanuit deze werkwijze maakte Tomas een serie modellen, uiteenlopend van een multifunctionele muur (voorzien van ingebouwde tafel) tot een reusachtige ballon, die over een festivalpodium is te spannen. Het laatste zou je behalve als architectuur ook als kunstproject kunnen zien. Hij wisselt zijn onderzoekende werkzaamheden af met commerciële opdrachten. Ook hierin probeert hij de waarde van ontwerp te benadrukken. Zijn intrinsieke motivatie zit in het feit dat de door hem ontworpen modellen of ruimtes een groter publiek kan aanzetten tot gedachtes over hoe de nieuwe vormen van architectuur eruit zouden kunnen zien.

Omdat er zoveel expertise nodig is om een gebouw op te trekken, is samenwerking voor architecten onvermijdelijk. Zodra je het over materiaalgebruik hebt, heb je ambachtslieden nodig omdat zij dat verwerken en hier meer kennis over hebben. Maar dergelijke samenwerkingen zou je ook kunnen inzetten om op kleinere of onderzoekende schaal progressie te boeken, stelt Tomas. Op deze manier kun je grotere stappen nemen en je kunt elkaar uitdagen.

Een van de belangrijkste drijfveren voor Tomas Dirrix is mensen weer bewust te maken van magie! 'We mogen ons best verwonderen over de wereld waarin we leven, het gewone als vreemd zien of vice versa. Het zou mooi zijn als we de belevenis van een gebouw weer op waarde kunnen schatten.'

Tekst: Giovanni Burke
Bastiaan de Nennie
Bastiaan de Nennie

Bastiaan de Nennie

Contact vindt tegenwoordig met name plaats via digitale middelen en grenzen tussen het digitale en het fysieke lijken steeds meer te vervagen. We worden bovendien overspoeld met informatie en beeld, maar ook met een veelheid aan producten. Precies met deze gegevens werkt Bastiaan de Nennie in zijn artistieke praktijk. Als kind leerde hij al op de basisschool met Photoshop om te gaan en raakte op deze manier gefascineerd door computers, codetaal en printplaten. In 2015 studeerde hij af van de Design Academy in Eindhoven in de richting Man and Mobility.

In zijn werk geeft Bastiaan bestaande producten en nieuwe functie door ze samen te voegen tot een nieuw object of sculptuur. Hij maakt 3D-scans van objecten of onderdelen daarvan die hij vervolgens toevoegt aan een inmiddels omvangrijke digitale database. Dit is de bron waar hij uit put voor het vormen van nieuwe objecten die hij leven inblaast met een 3D-printer. Als een reactie op een actie stopt hij dingen in de computer en extraheert hij daar vervolgens nieuwe dingen uit. Van fysiek naar digitaal naar fysiek.

Waar de meeste vakgenoten beginnen met een idee of concept, begint Bastiaan de Nennie met een product dat hij ontleedt en vertaalt naar een idee. Zijn signatuur kenmerkt zich door felle kleuren en herhalende vormen die op verschillende manieren terugkomen, zoals bijvoorbeeld het draaiwiel van een gehaktmolen, of een 3D-scan van zijn eigen voeten. Sommige vormen zijn duidelijk herkenbaar, andere compleet geabstraheerd in neonkleuren. Fysieke objecten zijn altijd zowel de start als het eindpunt. Daartussen vinden verschillende, vaak digitale aanpassingen plaats vanuit persoonlijke intuïtie. Ook handwerk en het gebruik en toevoegen van meer traditionele materialen zoals klei vinden hun weg in dit proces.

Als grenzenloos denker en gedreven ontwerper is De Nennie mateloos geïnteresseerd in het toepassen van nieuwe technologie of technieken binnen zijn praktijk, waarvoor hij de term 'phygital', een samenstelling van 'physical' en 'digital' bedacht. Hij wil zoals hij het zelf zegt: 'met zijn ene been in het heden' en met zijn 'andere been in de toekomst' staan. Hij wil zowel professionaliseren, werken aan zijn online presentatie, als nieuwe samenwerkingen aangaan. Uiteindelijk zou hij ook zijn eigen werk weer willen recyclen, bijvoorbeeld door oude bestaande sculpturen of producten om te smelten tot een nieuw werk.

Tekst: Manique Hendricks
Daria Kiseleva

Daria Kiseleva

Daria Kiseleva rent en wandelt graag om zich te ontspannen, maar is constant op zoek naar nieuwe visies. 'Ik heb veel tabs openstaan.' Ze is afkomstig uit St. Petersburg en heeft een achtergrond in grafisch ontwerp. Ze studeerde in 2014 af aan de Werkplaats Typografie van ArtEZ in Arnhem en was in 2015-16 onderzoeker aan de Jan Van Eyck Academie. In haar werk onderzoekt en creëert ze nieuwe vertelwijzen met gevonden en origineel materiaal. Het balanceert op de grens tussen ontwerp, kunst, popcultuur en technologie. Ze verkent het bewegende beeld als communicatiemiddel om te komen tot een format voor een beeldcultuur en maakt vooral digitale essays en films. Hierbij richt ze zich op de evolutie van digitale beeldtechnologie en grijpt ze terug op de eerste toepassingen daarvan in het vroege ruimteonderzoek, wetenschappelijke experimenten en de cinema. Ze put inspiratie uit sciencefictionscenario's en uit de observatie van manieren waarop technologieën in verschillende contexten worden gebruikt, van het leger tot de consumentenwereld. Ze gebruikt deze referenties in haar werk, dat gaat over voorspellen en een toekomstige – maar zich nu al voltrekkende – dystopie.

'Het is onmogelijk geworden om de realiteit te begrijpen zonder een begrip van de hedendaagse technologie, vooral beeldvormingstechnieken. Omdat ze een grote rol spelen in het vormen van de realiteit zelf. Bijvoorbeeld hoe algoritmes worden gebruikt om te voorspellen wie een grotere kans heeft een crimineel te worden. Of hoe een computer het verschil kan bepalen tussen vechten en omhelzen. Of wat 'normaal' is en wat niet. En hoe deze 'feiten' als verantwoording worden gebruikt om te koloniseren en manipuleren. Wat mij betreft gaat het niet over paranoia, maar over het blootleggen van verborgen mechanismen. Ik zie mezelf als visueel antropoloog', legt Daria uit. Met betrekking hierop is ook interessant wat Daria schrijft in haar meest recente digitale essay 'Field of Vision': 'In de huidige realiteit van een constante vlees aan beelden en signalen worden het begrip 'vision' en de mate van zichtbaarheid steeds relevanter. […] Ik vind het interessant om de twee definities van het woord 'vision' naast elkaar te zetten - gezichtsvermogen en het vermogen te voorzien wat er zal of kan gebeuren - in relatie tot het digitale beeld (en verwante technieken), door een prisma van de eeuwige tweedeling mens en machine, natuurlijk en kunstmatig.'

Daria Kiseleva werkt vooral met film, ze schrijft kritisch teksten en maakt publicaties in druk en online. 'Ik ben geïnteresseerd in de verschillende vormen van digitale cultuur, maar heb ook een voorliefde voor drukwerk.' Samen met grafisch ontwerpersduo Mevis & Van Deursen werkte ze aan catalogi, posters en beeldmerken voor kunstenaars en instellingen als Documenta 14 in Kassel en Museum Krefeld. Momenteel is ze als onderzoeker lid van de 'The Shock Forest Group' met Nicolás Jaar, in het kader van Chapter 2WO van Het Hem. 'Ik vind het onze verantwoordelijkheid als makers, gebruikers en onvrijwillig onbetaalde arbeiders, om de structuren van productie, representatie en consumptie te bestuderen, onthullen, hacken en bespelen, om zo de verborgen mechanismen bloot te leggen.'

Tekst: Jessica Gysel
Darien Brito

Darien Brito

Darien Brito kwam naar Nederland als klassiek violist om te studeren aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag, waar hij afstudeerde in Compositie en Sonologie, een bredere benadering van artistiek geluid, met de focus op elektronische en digitale middelen. Door te werken met computers en synthesizers kon hij zich bevrijden van de verplichting als componist, om stukken publiekelijk te laten uitvoeren. Hij bleef zich richten op compositie, maar verlegde zijn interesse naar programmeerbare apparaten, vrije esthetiek en geluidsstructuren. Hij benaderde elektronische muziek en programmeren grotendeels als autodidact, met eclectische referenties naar Bach, laat twintigste-eeuwse spectrale muziek en de huidige elektronische underground-muziek.

Darien kwam voor het eerst in aanraking met algoritmes bij zijn verkenning van generatieve systemen om te componeren, maar zag ze niet alleen als handige middelen om iets te creëren. Zijn behoefte om te begrijpen hoe ze werkten bracht hem van geluid naar visual graphics, waar de patronen die elk algoritme voortbracht eenvoudiger waren te analyseren. Uiteindelijk vielen zijn gelijktijdige experimenten in beide media samen in de vorm van generatieve audiovisuele werken, minder als voltooide composities dan als meeslepende liveoptredens. Maar het trok hem ook dieper in het domein van programmeren en computeralgoritmes. Hij ging zich steeds meer bezighouden met de technologie 'achter de schermen', met de culturele impact van kunstmatige intelligentie en de vragen die dit in bredere zin opwerpt voor de huidige maatschappij.

In die geest onderzoekt Dariens recente werk machinaal leren (ML). Het concept ML wordt tegenwoordig bekeken met een mengeling van fascinatie en vrees, omdat onze sociale infrastructuur ervan is doordrongen, van gezichtsherkenning en muziekaanbevelingen tot sollicitatieprocedures en ordehandhaving. Het is ook de basis voor denkbeeldige, zij het onwaarschijnlijke speculaties over intelligente en creatieve machines. Maar, er is een enorm kennisvacuüm ten aanzien van de werking van ML bij mensen die er dagelijks op talloze manieren mee te maken hebben. In de loop der jaren zijn de drijfveren van Darien Brito pedagogischer geworden. Hij wil niet het eindproduct van een leerproces laten zien. In plaats daarvan wil hij laten zien hoe een computer leert.

Daarvoor moest hij zichzelf leren om vanuit het niets een ML-algoritme te schrijven en vertrouwd te raken met geavanceerde wiskundige formules. Hij begon met een classificeerder, die bepaalt of een input tot een bepaalde klasse behoort of niet, en trainde die met behulp van een dataset die hij zelf had gemaakt. Het resultaat is een bibliotheek van ML-algoritmes voor het softwareprogramma Touch Designer. Zijn zelfverkregen toegepaste kennis deelt Darien via tutorials, met het uiteindelijke doel dat digitale gebruikers de hen ter beschikking staande technologie beter begrijpen en hun kritische en morele beoordelingsvermogen gebruiken.
Tekst: Tamar Shafrir
Elvis Wesley

Elvis Wesley

Hij heeft een lange blonde pony, die sluik over de bovenste helft van zijn gezicht valt en waar zijn neus net onder vandaan piept. Een brede glimlach van oor tot oor en een puntige kin. Zijn huid, tanden en haar zijn groen, geel, roze, blauw en paars. Dit fictieve karakter, genaamd Elvis Wesley, is het mysterieuze alter ego van ontwerper Wesley de Boer. De Boer ging na zijn opleiding Art & Design aan het Grafisch Lyceum in Rotterdam in 2016 studeren aan de Design Academy in Eindhoven, richting Man and Identity. Tijdens zijn afstuderen in 2017 kreeg Elvis Wesley wezenlijk vorm in 'The Birth of Elvis Wesley', een surrealistische animatiefilm die zich afspeelt in een andere kosmos vol met kleur en in elkaar overvloeiende vormen. De Boer maakte gebruik van VR-kleitechnieken en biedt daarmee een interessante kijk op de eindeloze mogelijkheden van 3D-modelleringssoftware.

Als kind zat Wesley de Boer vaak urenlang voor de televisie en keek hij het liefst naar cartoons. Terwijl hij werd opgezogen door de televisie, fantaseerde hij over de mogelijkheden van de eindeloze, kleurrijke werelden waarin de cartoons zich afspelen en bouwde hij sets met zelfgemaakte poppetjes en actiefiguren om deze niet bestaande omgevingen na te bootsen. De geboren Rotterdammer vindt de inspiratie voor zijn huidige praktijk nog altijd in cartooneske figuren en omgevingen en het creëren van nieuwe werelden buiten de bestaande realiteit. Daarnaast vormt social media een inspiratiebron voor hem en is hij vooral geïnteresseerd in de online representatie en expressie van identiteit.

Met Studio Elvis Wesley bouwt De Boer aan een persoonlijke en herkenbare vormentaal – gekenmerkt door felle kleuren en opmerkelijke, vaak artificiële vormen - en verwijst hij tegelijkertijd naar popcultuur en fictieve karakters en de representatie daarvan. De Boer ziet zijn werk als een kruisbestuiving van verschillende technieken en disciplines waarbij Elvis de verbindende factor speelt. Met Studio Elvis Wesley maakt De Boer naast veel vrij werk ook veel opdrachten voor verschillende opdrachtgevers, die uiteenlopen van festivals tot musea. Deze opdrachten vinden hun uiting in verschillende media zoals onder meer in animatie, sculptuur, fotocampagnes, maar ook producten als lampen en behang.

Dankzij het Stimuleringsfonds richt Wesley de Boer project voor project de wereld in waarin Elvis Wesley zich begeeft. Het liefst zou hij de leefomgeving van zijn alter ego willen uitbreiden naar een immersieve ervaring waar iedereen even kan voelen hoe het is om Elvis Wesley te zijn. Tussen tropische bloemen die gemaakt lijken te zijn van rode, paarse, gele en groene lichtbuizen, denderen monstertrucks in felle kleuren langs steden die zijn opgebouwd uit donkere kubussen met fluorescerende patronen en worden bewoond door rondvliegende drones. Op deze wonderlijke plek tussen fantasie en realiteit smelten visuele kunst en design samen en vervagen de grenzen tussen animatie, installatie, object en het digitale.

Tekst: Manique Hendricks
Gino Anthonisse

Gino Anthonisse

Dat Gino Anthonisse probeert – zoals hij zelf zegt – 'redelijk bewust het traditionele modepad niet te bewandelen' is een understatement. Hij studeerde in 2014 af als modeontwerper aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en werd direct gevraagd om als vierde persoon toe te treden tot Das Leben am Haverkamp, het Haagse kunstenaarscollectief bestaande uit Anouk van Klaveren, Christa van der Meer en Dewi Bekker. Zij studeerden een jaar eerder al af.

Voor Gino voelde het alsof hij in een warm bad terechtkwam. 'We delen dezelfde ideeën, en hoewel we als collectief opereren, heeft het collectief zelf geen vast profiel en is het feitelijk de optelsom van onze vier individuele praktijken.' Een werkruimte delen ze wel en ook nemen ze met elkaar grotere projecten aan om invulling te geven aan hun gezamenlijke passie: het onderzoeken wat mode meer kan zijn dan het vormgeven van het draagbare kledingstuk.

Ze begonnen via de gebaande paden: een eerste collectie, twee keer een showroom in Parijs, twee shows tijdens Amsterdam Fashion Week. Maar het modecircuit beviel niet zo: 'te veel ontwerpers, te veel collecties, veel te veel kleding'. Tijdens één van de showrooms organiseerde het collectief een aansluitende tentoonstelling en haalde hier zoveel voldoening uit dat ze besloten om de meer autonome kant van mode dieper te verkennen. Voor Gino betekende dit concreet werken in 2D, 'werken vanuit collages; compromisloos in vorm', om het vervolgens te vertalen naar het driedimensionale en te zoeken naar relevante links tussen mode en lichaam.

In 2017 deed Das Leben am Haverkamp een interventie bij het Zeeuws Museum in Middelburg. De aanleiding hiervoor was een make-over van de modezalen en de vraag hoe een nieuwe generatie bezoekers van het museum kijkt naar eeuwenoude gebruiksvoorwerpen die ze vaak nog nooit eerder hebben gezien. Das Leben am Haverkamp ontwikkelde een nieuwe serie objecten: kleding, maar ook accessoires en gebruiksvoorwerpen. Als uitgangspunt namen ze veertig voorwerpen uit de collectie die willekeurig werden uitgekozen aan de hand van een lijst. Elke tiende bezoeker kreeg de opdracht om de objecten te beschrijven, zonder expliciet te vertellen wat het object precies was. Het collectief creëerde vervolgens de veertig stukken, gebaseerd op deze beschrijvingen, zonder de originele objecten daadwerkelijk te hebben gezien. Het resultaat mondde uit in een groot 'curiosity cabinet' bestaande uit turquoise, rode, gele of roze voorwerpen – elke ontwerper had een eigen kleur – zoals een oversized vissersjas, een totem, een masker en een met gouden ballen beplakte turquoise baby. Het leverde ook een kleurrijk boek op met essays, documentatie van de show en met name ook veel procesbeeld.

Gino Anthonisse is in zijn werk voortdurend op zoek naar verwondering, steeds vanuit een andere invalshoek. Op dit moment werkt hij veel met voor hem nieuwe materialen, zoals gips, foam en keramiek, met de bedoeling toeschouwers te inspireren tot nieuwe ideeën, vragen op te roepen, en het publiek überhaupt aan het denken te zetten. Daarnaast werkt bij anderhalve dag per week op de kunstacademie in Den Haag, waar hij instructeur is op de textiel- en modewerkplaats. 'Ik ben geen docent, ik beoordeel niet maar help studenten, dat is voor mij een prettige positie'.

Tekst: Jessica Gysel
Irene Stracuzzi

Irene Stracuzzi

Als grafisch ontwerper is Irene Stracuzzi gefascineerd door cartografie. In haar werk concentreert ze zich op het effect van technische, esthetische en logistieke ontwerpkeuzes op grotere politiek, milieugerelateerde en sociale verschijnselen. Ze stelt namelijk vast dat er een tegenstelling bestaat tussen het ogenschijnlijk objectieve en op details gerichte ontwerpproces van plattegronden en het sterk politieke gebruik van plattegronden voor vooropgezette doeleinden. Door verzamelde cartografische data te materialiseren in een representatief medium, geven ontwerpers invloedrijke personen en instituten concrete instrumenten in handen om hun retorische claims te ondersteunen. Zo speelt de ontwerper een instrumentele rol in territoriale onderhandelingen.

Haar master Information Design aan de Design Academie Eindhoven rondde ze af met het project 'The Legal Status of Ice'. Uitgaand van het thema internationale grenzen in de Noordelijke IJszee omvatte dat project uiteindelijk een reeks thema's omtrent wettelijke kaders, dataverzameling, grenspolitiek, natuurlijke bronnen en klimaatverandering. De relevantie van haar onderzoek zorgde ervoor dat ze werd uitgenodigd voor uiteenlopende exposities, van 'Broken Nature' op de Triennale di Milano tot 'GEO–DESIGN: Alibaba' in het Van Abbemuseum.

Irene benadert haar interessegebieden door middel van een rigoureus researchproces dat bestaat uit historisch, wetenschappelijk, statistisch en technologisch onderzoek en een strikte ethiek inzake het verantwoord gebruik van datasets. Ze ziet grote mogelijkheden voor samenwerking met wetenschappers en experts op andere gebieden, vooral als hun urgente waarnemingen onopgemerkt blijven doordat ze slecht of helemaal niet worden gevisualiseerd. Ze richt zich met name op de klimaatcrisis door de desinformatie en het gebrek aan begrip onder het grote publiek als het wordt geconfronteerd met tegenstrijdige theorieën, gepolitiseerde wetgeving, geïsoleerde datapunten en anekdotische ervaringen. 'Ons onvermogen om collectief een voorstelling van klimaatverandering als systematisch wereldwijd fenomeen te maken, in plaats van een reeks losstaande lokale gebeurtenissen, kan verklaren waarom we weinig actie ondernemen of onze invloed op het milieu ontkennen. Design kan een belangrijke aanzet zijn tot mobilisatie.'

Tegelijkertijd is Irene zich zeer bewust van de rol van de ontwerper bij het overbrengen van data via concrete beelden of voorwerpen. Datapunten en -sets hebben op zich weinig betekenis, totdat er meer lagen worden aangebracht met andere gegevens, en de inhoud en esthetische keuzes die worden gemaakt bij het genereren van samengestelde datavisualisaties hebben grote invloed op de interpretatie ervan door de kijker. Sterker nog, haar Noordelijke IJszee-onderzoek laat zien dat plattegronden zelf grenzen mogelijk hebben gemaakt. In haar werk stelt Irene Stracuzzi zowel de zeer technische GIS-software als subjectieve beeldvorming aan de kaak met de gigantische opblaasbare wereldbol die ze maakte voor 'GEO—DESIGN', met feloranje oceanen en de wereld die op zijn kop staat, want de Zuidpool zit aan de bovenkant. Ze toont de niet-erkende invloed van de ontwerper op de wereldorde, net als de behoefte aan een zorgvuldige en onderbouwde benadering van data.

Tekst: Tamar Shafrir
Job van den Berg

Job van den Berg

Job van den Berg heeft een fascinatie voor industriële maakprocessen. Zijn passie hiervoor is opgewekt door een vrij alledaags object, namelijk stoelen. Hij staat in zijn vriendenkring ook wel bekend als de 'stoelenman'. Met meer dan honderd exemplaren bast zijn collectie letterlijk uit zijn voegen waardoor hij bepaalde exemplaren noodgedwongen bij vrienden heeft staan.

Dagelijks gaat hij aan de slag in zijn atelier dat vol staat met kasten, ruw industrieel materiaal, glazen bolwerken én uiteraard stoelen. Job ontwikkelt hier diverse objecten die zich op het grensvlak van industrie en kunst bevinden. 'Ik ben altijd op zoek naar een vondst op industrieel gebied, iets wat een grote impact kan maken. Als ik een nieuwe techniek ontwikkel waardoor het produceren van bijvoorbeeld een meubel meer mogelijkheden krijgt of er meer waarde aan kan worden toegekend, dan ben ik in mijn element.'

Naast werk dat meer op kunst is gericht, richt Job zich ook op het produceren voor een wat groter publiek. Zo heeft hij een houten kast ontworpen die hij in staal heeft laten persen, een samensmelting van industrieel en natuurlijk materiaal. Dit proces verhoogt de decoratieve waarde én tegelijkertijd ook de duurzaamheid. Het project, genaamd 'Metal Skin Cabinet', heeft Job geïnspireerd om een nieuw project te starten waarbij hij speelgoedauto's perst in een aluminium plaatje ter grootte van een ansichtkaart. Door deze en andere samenwerkingen met fabrikanten, labels en galeries wenst hij in de toekomst zijn werk steeds meer te delen met het grotere publiek.

Zijn projecten lopen door elkaar heen en ontwikkelen zich als onderdeel van een groter organisch en creatief proces. Hij wil zich niet alleen ontwikkelen als creatief maker en 'brand', ook wil Job een tiendaagse 'silent retreat' meditatiecursus volgen om zijn energie beter te leren kanaliseren. 'Mijn eigen ontwikkeling staat centraal dit jaar, ik leer graag nieuwe meditatietechnieken aan om de juiste focus te hebben voor mijn projecten. Maar daarvoor hoef ik echt niet per se helemaal naar het Verre Oosten hoor', grinnikt Job.

Gevraagd naar zijn ultieme einddoel als creatief maker, geeft Job van den Berg aan dat dit doel gaandeweg zal verschuiven, maar dat hij zich wil richten op ontwerp dat mensen inspireert en bijblijft. 'De waardering en de vrijheid die je geniet als bekend ontwerper vind ik bijzonder fijn, maar de impact van je werk is toch waardevoller dan bekendheid.'

Tekst: Giovanni Burke
Johanna Ehde

Johanna Ehde

Johanna Ehde mag dan werkzaam zijn in de wereld van het narcistische, door mannen gedomineerde, marktgerichte en in zichzelf gekeerde grafisch ontwerp, de kern van haar business, in alle betekenissen van het woord, wordt gevormd door een diepe, intrinsieke liefde voor het feminisme. Niet feminisme in de huidige modieuze betekenis, maar als doorleefde, dagelijkse praktijk en bovenal levenslange steunpilaar.

Johanna studeerde in 2016 af in grafisch ontwerp aan de Rietveld Academie in Amsterdam met 'Lady Taxi', een project over een gratis taxidienst voor hoofdzakelijk oudere vrouwen. De inspiratie hiervoor lag in Chantal Akermans' iconische film 'Jeanne Dielemans' en diens verbeelding van de beperkte ruimte die vrouwen hebben in onze samenleving. Lady Taxi werd het informele startpunt van Johanna's groeiende project '(Post-) Menopausal Graphic Design Strategies'. Dit project gaat over de opgave om praktische kennis te verwerven over de vraag hoe je een levenslange grafische ontwerppraktijk kan ontwikkelen en behouden ten overstaan van kwesties als leeftijdsdiscriminatie, seksisme en vrouwelijke gezondheid. Waarbij levenslang niet alleen verwijst naar een volledig werkzaam leven, maar ook naar gezonde, stimulerende en veilige arbeidsomstandigheden. Sommige titels op de site van het project spreken voor zich: 'The Woman Destroyed', 'They Will Never Sell Vaginal Dryness', 'All that is left is the killing of time', 'Legacy in Typography'.

Omdat samenwerking een cruciaal onderdeel is van een feministische ontwerppraktijk, werkt Johanna ook samen met Elisabeth Rafstedt, onder de naam Rietlanden Women's Office. In dit verband lezen, schrijven en publiceren ze twee dagen per week samen. 'We willen constructief en vol lust werken. Onze focus ligt vooral op de teksten die we publiceren. We proberen diep een tekst in te gaan, hem een paar keer te lezen, en via die tekst te ontwerpen.' Voor hun laatste nummer van 'MsHeresies', zoals de uitgave die ze maken heet, hebben ze onderwerpen besproken als social media-activisme, gecommodificeerd feminisme en het belang van de geschiedenis voor een onderzoek naar heersende structuren. Tot nu toe zijn er twee nummers uitgekomen, die het thema werk en samenwerkingsmogelijkheden onderzoeken vanuit feministisch perspectief.

Johanna heeft ook een zwakke plek voor typografie en lettertypes. 'Ik probeer roekeloos om te gaan met lettervormen, in een poging een nieuwe definitie te vinden voor het begrip erfenis in typografie. Erfenis refereert hier zowel aan de geslachtsbepaalde (door mannen gedomineerde) geschiedenis als aan de huidige staat van het letterontwerp, bijbehorende concepten als goddelijkheid en harmonie, alsook de fysieke aspecten, die historisch gezien neerkomen op zwaar werk in lettergieterijen (met kans op loodvergiftiging). In de huidige tijd zou je een parallel kunnen trekken met het reële probleem van werken, of wegkwijnen, achter een computerscherm.'

Onder dit alles ligt een manifestachtige benadering om een nieuw ontwerpethos te vormen. Maar in een recent interview problematiseert Rietlanden Women's Office het gemakkelijk gecommodificeerde format van een manifest: 'Een punt of statement uit een manifest is perfect voor de social mediaversie van activisme (…), iets wat we steeds meer als probleem zijn gaan zien. Een vandaag geschreven tekst is morgen al oud — of zelfs na enkele seconden — in een drukke, doorrollende feed. Deze vooruitgang, de snelheid waarmee alles gaat, is verbonden met consumentisme en economische groei, en dat geldt ook voor teksten en beelden! Maar misschien bewegen we zelfs achteruit — of in kringetjes — als het om feministische 'vooruitgang' gaat.'

Johanna geeft toe dat ook zij meedoet aan de werk-ratrace, en te veel werkt en stress heeft. Dat lijkt symptomatisch te zijn voor het huidige systeem. Hoewel ze wel enige zelfopgelegde vooruitgang boekt. Onlangs stelde ze een rustpauze in, midden op de dag. Ze denkt dat even uitrusten zeer radicaal kan zijn.

Tekst: Jessica Gysel
Jung-Lee Type Foundry

Jung-Lee Type Foundry

Letterontwerp is meer dan een ambacht, techniek of vak voor Jungmyung Lee. Het is voor haar nauw verbonden met de manier waarop we onze gevoelens uitdrukken, interpreteren en ervaren. Ze ontwerpt haar lettertypes als visuele vormen met een specifieke context. Fonts die met baby's te maken hebben bijvoorbeeld, krijgen vaak ronde vormen in plaats van puntige. Maar Jungmyung kijkt verder dan de visuele stijlfiguren van popcultuur of branding. Ze ziet een lettertype als een volwassen karakter met een complex levensverhaal, dat ze onderzoekt door middel van creatieve fictie. De combinatie van een sterke nadruk op letterontwerp en haar multidisciplinaire praktijk van schrijven, publiceren, performance en muziek, weerspiegelt haar opleiding, die begon met industrieel ontwerp in Seoul, waarna ze zich specialiseerde in grafisch ontwerp aan de Aalto Universiteit in Helsinki, en haar vaardigheden en kennis verfijnde in de Werkplaats Typografie van ArtEZ.

Jungmyung onderzoekt de esthetiek van gevoelens in 'Real-Time Realist', een zelf opgezet magazine medegeredigeerd door Charlie Clemoes. In elk nummer wordt in het magazine aan de hand van één emotie een link gelegd tussen grafisch ontwerpers, kunstenaars en schrijvers. Het idee voor dit tijdschrift ontstond toen Jungmyung en Charlie, beiden 'artist in residence' bij WOW Amsterdam, een discussie aangingen over het emotionele spectrum en de schematische weergave hiervan door verschillende theoretici, zoals Robert Plutchiks wiel van acht primaire emoties in variërende intensiteiten en combinaties. Het eerste nummer onderzocht de tak die loopt van verbazing via verrassing naar afleiding, terwijl het volgende ingaat op extase, blijdschap en sereniteit.

Het magazine is een forum voor Jungmyung om aspecten te verkennen van haar ontwerpmethodologie en kritisch perspectief die ze niet kan inpassen in haar professionele carrière. Ze gebruikt het met name om de betekenis van haar lettertypen te contextualiseren bij niet-commerciële toepassingen, en om anderen de kans te bieden om vrijelijk met haar ontwerpen te werken. Het mainstream discours over ontwerp erkent typografie vaak alleen in relatie tot branding, waarbij vage beweringen worden geciteerd over moderne waarden en esthetiek. Real-Time Realist cultiveert juist kalme, contemplatieve en dromerige reflecties op het lettertype als vertelstem.

Hierdoor kan Jungmyung ook experimenteren met nieuwe manieren om iets te maken, hoe onnauwkeurig en obscuur ook. Acht jaar geleden leerde ze letters ontwerpen in een vaste volgorde: letters eerst één voor één schilderen met een penseel, dan scannen, vectoriseren en de uiteindelijke geometrie digitaal afwerken. Dit standaardproces leek gevoelens te onderdrukken, terwijl zij juist aangetrokken wordt door ontwerpprocessen die een emotionele investering vragen, zoals houtsneden. Maar moderne digitale technieken, lettertypes en interfaces bieden evenveel mogelijkheden voor emoties, hoewel het medium, de snelheid en de fysieke en virtuele sociale structuren bij computerinteractie andere emoties kunnen oproepen. In een tijd van constante en maximale communicatie richt het werk van Jungmyung Lee zich op de onbewuste en emotionele beleving van de gebruiker van het vaak onopgemerkte medium dat het lettertype is.

Tekst: Tamar Shafrir
Kostas Lambridis

Kostas Lambridis

De meeste mensen kennen Kostas Lambridis van zijn notoire 'Elemental Cabinet', dat hij in 2017 maakte als afstudeerproject voor zijn master Contextual Design aan de Design Academy Eindhoven. Die kast is gebaseerd op het ontwerp van de beroemde 'Badminton Cabinet', dat in de Florentijnse periode gemaakt is door dertig vaklieden en in 1730 werd voltooid na zes jaar werk. Kostas voltooide zijn project met twee handen (de zijne) in drie maanden tijd. De kast is exemplarisch voor zijn manier van werken. 'Ik ontwerp niet graag. Ik neem liever een bestaande vorm of kies een vorm die me bevalt. Ik wil geen design-expert zijn. Voor mij gaat het erom onbevreesd te werken, terwijl je je naïviteit omarmt en bestaande ideeën over schoonheid negeert. Het gaat erom tijdens dat proces vrij te zijn en jong te blijven.

Kostas, geboren en getogen in Athene, studeerde techniek op het Griekse eiland Syros, aan de enige designschool in Griekenland. Omdat die basis vooral theoretisch was, besloot hij een meer creatieve en praktische vorming te ondergaan als stagiair bij ontwerper Nacho Carbonell in Eindhoven. 'Design is in Griekenland iets heel anders dan in Nederland.' Het beviel hem zo goed dat hij ruim zeven jaar bleef en aan een masteropleiding begon aan de Design Academy. In het eerste semester gaf zijn docent Maarten Baas hem de opdracht een lamp te ontwerpen. 'Ik stelde mezelf de vraag: Wat is een lamp? Een lamp is een gloeilamp. Het is uit steen gemaakt glas en metaal. Ik combineerde de verschillende materialen, en maakte een gloeilamp.'

Hij noemt Robert Rauschenberg als zijn grote inspiratiebron, vooral door de manier waarop hij materiaal benaderde vanuit conceptueel oogpunt, door na te denken over de artistieke nederigheid van materiaal. 'Alles kan dienstdoen als materiaal. Zodra je dat principe omarmt, zijn de mogelijkheden onbegrensd.' Hij zet zijn materiaal in op twee even belangrijke assen: primitief en hightech. In al zijn creaties combineert hij oude en nieuwe productietechnieken; een mix van materialen van veel of weinig waarde als brons, keramiek en borduurwerk, maar ook gesmolten oude plastic stoelen. 'De basis van dit alles is het idee van non-hiërarchie in materiaal. Alles komt voort uit de aarde. Goud is kostbaarder dan modder, maar voor de planeet zijn ze hetzelfde. Het concept waarde is bedacht door de mens.'

Hij werkt momenteel met de Carpenters Workshop Gallery aan een aantal nieuwe projecten. Hij heeft al een bank gemaakt ('Her') en een kroonluchter ('Jupiter') en is nu een lage tafel en een boekenplank aan het ontwikkelen. 'Ik begon volledige voorwerpen te maken, Dat ben ik aan het terugschroeven en ik maak nu eenvoudiger werk. Maar het proces is even moeilijk. Ik probeer er modernere periodes bij te betrekken en het materiaal op enigszins logische wijze te gebruiken.'

Hij is aan het terugverhuizen naar Athene, om dichter bij zijn familie te zijn. 'Ik ga beginnen aan mijn tweede leven als kunstenaar en hoop hetzelfde gemeenschapsgevoel te kunnen creëren dat ik ervaren heb in Eindhoven.' Hij noemt zijn vader zijn grootste inspiratiebron. 'Hij was een maker; hij had een bijzondere manier van werken. Dat zit in mijn DNA. Als je een goede maker bent, kook je lekker en maak je goed schoon, met aandacht voor detail, en dat vind ik cruciaal.'

Op de vraag of hij ooit vrij neemt citeert hij een van zijn docenten, kunstenaar Gijs Assman, die zei dat je moet blijven leven terwijl je probeert te werken. Daarom gaat hij in het weekend zeilen, een van de voordelen van het leven in Griekenland.

Tekst: Jessica Gysel
Lena Knappers

Lena Knappers

Lena Knappers is als stedenbouwkundige geïnteresseerd in grootstedelijke vraagstukken die een integrale aanpak vereisen. Zo staat migratie centraal in haar onderzoek- en ontwerpproject. 'Als je kijkt naar de manier waarop migranten worden gehuisvest, zie je dat een stedelijke strategie ontbreekt. De migrantenstatus - denk aan asielzoeker, arbeidsmigrant of internationale student - waarmee iemand in ons land terechtkomt, bepaalt voor een groot deel hoe de ruimtelijke leefomstandigheden van diegene eruit zien.' Naast het nationale beleid richting migranten, houdt ook het Europese beleid op dit gebied Lena bezig. De aanleiding hiervoor was een verblijf in Istanbul in de tijd dat veel Syrische migranten het Zuidoost-Europese land binnenkwamen. In datzelfde jaar bleek Nederland slechts zestig migranten te hebben opgenomen.

'Rethinking the Absorption Capacity of Urban Space', waarmee ze in 2017 haar master Urbanism aan de TU Delft afrondde, bevat ontwikkelde strategieën om migranten op duurzame wijze in de ontvangende maatschappij op te nemen. 'Migratie wordt vaak bekeken als een tijdelijk fenomeen. Het wordt beantwoord met tijdelijke containerhuisvesting, buiten het stadscentrum. Beleid dat is gericht op een duurzamer verblijf ontbreekt. Maar het mengen van deze kwetsbare groepen met de bestaande bevolking is van enorm belang', vertelt Lena. In haar scriptie onderzocht ze alternatieve, inclusievere vormen van opvang, gericht op de invulling van de publieke ruimte. De penitentiaire inrichting Overamstel, in de volksmond de 'Bijlmerbajes', is hier een goed voorbeeld van en vormde een geschikte plek om de ruimtelijke interventies te doen die Lena ontwikkelde. De voormalige gevangenis functioneerde van augustus 2016 tot februari 2018 als opvangplek voor duizenden asielzoekers. Naast de Bijlmerbajes bevond zich een containerdorp voor internationale studenten. Ze deelden dezelfde leefruimte, maar de twee groepen leefden totaal langs elkaar heen.

De ontwikkelde strategieën en ruimtelijke interventies kunnen ook worden uitgerold naar andere plekken in Europa, zoals Athene. Lena bezocht de Griekse stad, die ook staat voor het migratievraagstuk, al enkele keren. Aan de hand van diepte-interviews met verschillende migranten én Grieken wil ze de problematiek aan de oppervlakte krijgen. Met de hieruit verkregen gegevens zal zij zich gaan focussen op passende ontwerpoplossingen. Na afronding van haar lopende onderzoek in Athene wil ze haar bevindingen bundelen in boekvorm.

De ideaaltypische inclusieve stad is iets waar Lena Knappers zich voorlopig nog in zal vastbijten. Niet alleen het thema migratie, maar de invulling van de publieke ruimte en de ongelijkheid die deze over het algemeen in stand houdt interesseert haar. Omdat ze deels in loondienst werkt, en via deze dienstbetrekking samenwerkt met gemeenten, woningcorporaties en uitvoerende organisaties zoals het COA, zijn er nog voldoende raakvlakken en mogelijkheden tot verder onderzoek in ontwikkeling. 'In Den Haag werk ik aan grote complexe projecten met veel verschillende stakeholders en belangen. Deze projecten vergen tijd en afstemming, maar leren je tegelijkertijd om vanuit verschillende perspectieven te kijken. Als ik aan mijn eigen onderzoek- en ontwerpproject werk, heb ik alle vrijheid en kan ik mijn verbeelding gebruiken om creatieve alternatieven te openbaren.'

Tekst: Giovanni Burke
Manetta Berends

Manetta Berends

Manetta Berends gelooft dat vakmanschap en ethiek essentieel zijn voor de ontwerppraktijk, en daarbij doen digitaal ontwerp en online gemeenschappen niet onder voor traditionelere fysieke media. Na haar studie Graphic Design aan ArtEZ en Media Design aan het Piet Zwart Instituut zette ze samen met een grotere groep mensen 'varia' op, een ruimte in Rotterdam waar ze nieuwe vormen van collectiviteit onderzoeken gericht op technologie.

Voor Manetta biedt varia een proeftuin om haar designfilosofie toe te passen: ze maakt uitsluitend gebruik van gratis/vrije (free/libre) en open source software (FLOSS) en onafhankelijke digitale infrastructuren die geen onrecht doen aan de gebruikers door hun data te verzamelen, auteursrechten af te dwingen of hun codes ontoegankelijk te maken. Inmiddels is varia uitgegroeid en hebben ze een eigen server en communicatie- en organisatiesysteem, inclusief chatprogramma en gedeelde kalender. Op hun website bieden ze hun gratis software aan, slaan ze projectdocumenten op voor zowel medewerkers als bezoekers, en schrijven ze posts waarin ze de technische en conceptuele kennis delen die ze al doende hebben vergaard. Daarnaast publiceren ze hun aantekeningen van live workshops, bijeenkomsten en conferenties met behulp van Etherpad, een real-time collectieve editor.

Als een van de vijf leden van varia met leidinggevende verantwoordelijkheden ontwikkelt Manetta ideeën over wat een grafische ontwerppraktijk en een samenwerkingspraktijk vandaag de dag zouden kunnen zijn. Zoals in ambachtsgildes eeuwen geleden, is het resultaat van het ontwerpproces maar één element van een grotere cultuur, die ook het maken van werktuigen omvatte, sociale inclusiviteit, het opdoen van praktische kennis en het delen van kennis met anderen. Deze brede aanpak wordt bij varia gecultiveerd met vrij toegankelijke evenementen als 'Relearn', een collectief leerexperiment en zomerschool waar docenten en studenten op gelijke voet samenkomen. Manetta gelooft dat de professionele praktijk zo de nieuwsgierigheid, energie en het plezier kan vergroten van mensen in het ontwerponderwijs.

Deze kenmerken resoneren ook in haar eigen werk. Haar 'cyber/technofeminist cross-reader', onderdeel van de expositie 'Computer Grrrls' in 2019 in La Gaîté Lyrique in Parijs en MU in Eindhoven, is een reeks manifesten waarin technologie en feminisme, in de periode 1912 tot nu, zijn vervlochten. Tegelijkertijd is het een instrument dat de taalkundige verbanden tussen de manifesten aantoont met behulp van het TF-IDF (Term Frequency Inverse Document Frequency) algoritme, en gebruikers in staat stelt tegelijkertijd meerdere manifesten te lezen door er citaten uit te lichten die hetzelfde woord gebruiken. De cross-reader bevat tevens een gedetailleerde uitleg van het algoritme, met terminologie die ook niet-programmeurs kunnen begrijpen. En ten slotte is het een onderzoek naar de taal van manifesten. Het toont het belang aan van communicatie in bewegingen voor maatschappelijke verandering. Manetta Berends geeft een ontwerppraktijk vorm waarin kritisch denken, activisme en sociale verantwoordelijkheid elk facet benadrukken van esthetische keuzes tot pragmatische verplichtingen.

Tekst: Tamar Shafrir
Mirte van Duppen

Mirte van Duppen

Met haar werk geeft Mirte van Duppen nieuwe invulling aan de rol van grafisch ontwerpers in de huidige samenleving. Ze is geïnteresseerd in de gedeelde omgeving; een interesse die tijdens haar studies Graphic Design aan ArtEZ en Design aan Sandberg verder vorm kreeg. Hoe wordt de gedeelde omgeving door individuen waargenomen en hoe gedragen ze zich er? Wat betekent vrijheid nog op openbare pleinen in Nederland? En wat is de betekenis van transparantie in moderne gebouwen?

Mirte richt zich met name op het Nederlandse landschap, op variabele schaal, en de manier waarop het vormgegeven is door politici, industriëlen, en architecten, maar ook door excentrieke individuen met een fascinerende visie. Haar film 'The Dutch Mountain', bijvoorbeeld, heeft als uitgangspunt de droom van wielerjournalist Thijs Zonneveld om een tweeduizend meter hoge berg te bouwen in Nederland, en visualiseert die droom in concrete details door middel van naadloos gemonteerde beelden van verschillende plekken in het Nederlandse landschap. Een voice-over beschrijft de berg als een 'fait accompli' en citeert wetenschappelijke experts die ze vroeg naar de gevolgen voor het milieu. In een split-screencompositie zet ze idealistische visies tegenover banale benodigdheden als fiets- en wandelpaden en openlijke kunstgrepen als dierentuinen en pretparken.

In haar onderzoek denkt Mirte na over het spanningsveld tussen het vermogen van de mens om het terrein naar believen te modelleren aan de ene kant, en diens affiniteit met romantische of techno-utopische natuurconcepten aan de andere. 'Territory of the Beings', een recente opdracht van KAAN Architecten, kan omschreven worden als een natuurdocumentaire over moderne kantoorwerkers in hun open habitat. Haar film analyseert de strategieën (zowel surreëel als cynisch) die worden gebruikt in hedendaagse architectuur om bij gebruikers de indruk te wekken van vrijheid, welzijn en persoonlijke ruimte. Tegelijkertijd speelt het leentjebuur bij de esthetiek van de architectuurfotografie om de nadruk te leggen op de uitdaging om je aan te passen aan de geretoucheerde, geperfectioneerde utopie van de moderne werkplek.

Haar laatste project richt zich intussen op het werkgebied van de industriële landbouw in Nederland. Door boeren te interviewen heroverweegt ze de iconografie van het futurisme in het licht van de anekdotes die ze heeft verzameld, inclusief het hacken van machines, bloemenflats, kunstlicht en robottuinmannen en -aspergetelers. Hoewel ze fictie en dichterlijke vrijheid omarmt als creatieve middelen, is Mirte van Duppen zich ook bewust van haar retorische invloed als ontwerper en editor. Ze gaat op zoek naar personen die directe kennis bezitten over urgente onderwerpen en geeft ruimte aan hun perspectieven, die vaak weinig gelijkenis vertonen met de groteske fantasieën die populair zijn gemaakt in de mainstream media. Ze is even kritisch over de overmoedige menselijke manipulatie van de natuur als over fatalistische of paniekzaaierige verhalen als dramatisch stijlmiddel, en laat de totale technologische verzadiging van elk onderdeel van onze maatschappij zien, ongeacht hoe 'natuurlijk' het ook lijkt. Met haar werk wil ze haar publiek stimuleren tot fascinatie, contemplatie en intelligente actie.

Tekst: Tamar Shafrir
Munoz Munoz

Munoz Munoz

Lucas Muñoz Muñoz werkte al als productontwerper toen hij per toeval uitkwam bij wat nu zijn creatieve obsessie is. Een paar jaar nadat hij was afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven met een master in Contextual Design ging hij naar Thailand om een ex-klasgenoot op te zoeken. Toen ze hoorden over een raketfestival in een dorp in Isan, wilden ze dat graag met eigen ogen zien. De traditie bestond al eeuwen en ontstond mogelijk onder invloed van migranten uit het huidige China die hun kennis over buskruit meebrachten. De raketten worden door boeddhistische monniken gemaakt van bamboe en tegenwoordig ook van pvc-pijpen. De grootste zijn acht meter lang, bevatten 120 kilo buskruit en bereiken hoogtes tot acht kilometer. Tijdens het festival, dat een maand duurt, worden ongeveer vijfhonderd raketten gelanceerd, waarvoor het vliegverkeer elk jaar moet worden omgeleid.

Lucas en zijn vriend bezochten het festival niet alleen als toeschouwer. Ze wilden met de monniken aan het werk en brachten twee maanden bij hen door om raketten te leren bouwen. Intussen kwamen er een paar nieuwsgierige filmmakers langs en ontstond spontaan het idee om een documentaire te maken - iets wat nog niemand van hen eerder had gedaan. Ze verzamelden beelden, waarbij ze een brede kijk hanteerden op de rol van de raket als instigator van tijdelijke sociale vrijheden, maar ook als symbool van de afhankelijkheid en kwetsbaarheid van boeren in relatie tot de jaarlijkse regentijd. Ze kozen ook een andere invalshoek door zich te richten op de 'oral history' rond de hoofdmonnik van het dorp, die recent was overleden en beroemd was om zijn zwarte magische krachten.

Voor Lucas is de raket een object dat dwars door schijnbaar ver uit elkaar gelegen culturen, thema's en geschiedenissen snijdt. Een raket met een atoombom kan de wereld vernietigen, maar een raket kan mensen ook voor uitsterving behoeden door ze naar een andere planeet te vervoeren. Het is niet meer dan een vliegende cilinder die voortgedreven wordt door een chemische reactie, maar dit ene voorwerp is een vehikel voor een veelvoud aan technologische dromen, culturele overtuigingen, politieke conflicten en existentiële angsten. Die verschillende betekenissen vormen de basis voor een serie documentaires, die elk een bepaalde typologie onderzoeken in een complexe sociale context.

Lucas keek bijvoorbeeld naar de raket als wapen in Libanon en werkte hiervoor samen met NGO's die met vluchtelingen opvangen die van huis en haard zijn verdreven door raketten en andere vernietigingswapens. Om dit onderwerp met gevoel te benaderen, koos Lucas een meer associatieve benadering door het verhaal persoonlijk te maken. Hij vroeg Syrische en Palestijnse kinderen om hun herinneringen aan thuis te beschrijven en reconstrueerde elke herinnering vervolgens met behulp van archiefmateriaal, als bespiegeling op de mogelijkheden en paradoxen van interculturele empathie. In een andere aflevering interviewt hij onderzoekers van de Newcastle University en maakt hij een beschouwing van de raket als katalysator voor discussies over wetgeving, kolonisatie en mijnbouw in de ruimte. Lucas Muñoz Muñoz werkt nog als maker, maar hij wil ook vraagtekens zetten bij verwachtingen van de manier waarop objecten creatieve processen inspireren en eruit voortkomen, en hoe onderzoek zich manifesteert in de ontwerppraktijk.

Tekst: Tamar Shafrir
NINAMOUNAH

NINAMOUNAH

Er heerst een geconcentreerde drukte in het atelier van Ninamounah Langestraat midden in de Amsterdamse Jordaan. Amper en paar jaar geleden afgestudeerd aan de Rietveld Academie werkt ze nu in nauw partnership met haar brandmanager Robin Burggraaf, en een bonte verzameling medewerkers. Het atelier barst uit z'n voegen, Ninamounah denkt erover om de hele onderneming naar Zaandam te verhuizen: 'daar is het tenminste betaalbaar, en is er ook ruimte'. Ze is meer op zoek naar een community dan een broedplaats, en fantaseert over een eigen plek aan de Nieuwe Meer in Amsterdam, waar een hechte kunstenaarskolonie resideert.

Niet verwonderlijk voor iemand die opgroeide in Ruigoord, de Amsterdamse vrijstaat die haar grootouders mee hebben opgericht. 'Mijn grootmoeder was één van de spilfiguren van Roze Maandag, ik draag nog steeds haar oorring', een zilveren object bestaande uit drie in elkaar hakende feministische tekens.

Tot nog toe maakte ze vijf collecties, met namen als '001 Mothers Nature is a Slut ', '002 Smell my Pheromones' en '004 Evolve Around Me'. De collecties hebben elk een eigen nummer, omdat Ninamounah doelbewust niet met seizoenen werkt. Ze maakte ook een paar films waarvan de tweede, 'Hormones are my Master' genomineerd is voor prijzen van meerdere (mode)filmfestivals.

Op dit moment werkt ze met de Amsterdamse fotograaf Paul Kooiker aan een boek en een expositie en ze ontwikkelde met kunstenaar Anna Gray een parfum. 'Ik hou van geuren die alarmeren, die aangeven dat er iets mis is, maar tegelijkertijd ook heel aantrekkelijk zijn'. Ninamounah heeft een achtergrond in biologie, en volgde tijdens een boswachteropleiding een cursus taxidermie. Om vervolgens op de Rietveld Academie te belanden, eerst richting textiel en uiteindelijk mode. Ze had vaak discussies met docenten, maar zegt lachend dat het uiteindelijk wel goed is gekomen. Ze doet nog steeds af en toe aan taxidermie, met name voor hondjes of poezen van vrienden. En ze heeft ook nog heel veel in het vriesvak liggen, maar op dit moment ontbreekt het haar aan tijd.

Ninamounah overleefde als kind de vliegtuigramp in Faro, samen met haar ouders, die van plan waren om zich permanent in Portugal te vestigen. Ze kan zich er niets van herinneren. Haar moeder nam haar daarna mee op wereldreis, en dat heeft haar natuurlijk gevormd. Ze is een 'survivor', en houdt van sterke persoonlijkheden, een gegeven dat als een rode draad door haar werk loopt. De collecties mogen dan wel verschillend zijn, ze werkt vaak met een moederpatroon dat het dominante karakter mee vorm geeft. Daar horen ook een aantal 'key items' zoals de iconische 'body blazer' of de getailleerde 'chaps' bij. Deze komen in elke collectie terug, weliswaar steeds in een andere vorm. Ze vindt het belangrijk dat er zowel dure als betaalbare stukken in elke collectie zitten. Maar geen gesimplificieerde merchandise. 'Onze merchandise is een integraal onderdeel van de collectie, niet een simpel ding met een logo erop. Ik zorg steeds voor iets bijzonders als een borduursel of iets dat met de hand is gemaakt.' Ze werkt veel met natuurlijke materialen, het leer is gerecycled en al het andere materiaal komt van 'dead stock'. Het is niet eens een issue, het is gewoon de realiteit. Verder is alles unisex en wordt het allemaal in en rond Amsterdam geproduceerd. 'Je kan hier echt wel grote producties doen, er zijn zoveel mogelijkheden hier. Het maakt de kleren wel duur, maar ik kan het onmogelijk op een andere manier doen'.

Haar grootste ambitie is om onafhankelijk te blijven, en dingen in haar eigen tempo te ontwikkelen. 'Ik heb zelden stress, ik ben een super workaholic, ik voel me heel erg gesteund door mijn familie en vrienden.'

Tekst: Jessica Gysel
Philip Vermeulen

Philip Vermeulen

Philip Vermeulen rondde in 2017 de interdisciplinaire ArtScience master van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten af en studeerde af aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij is afkomstig uit een meer traditionele kunstscholing, maar was ook toen hij nog schilderde al geboeid door licht en directe experimenten met apparatuur waarin licht de hoofdrol speelt, zoals projectoren, stroboscopen en schermen. Gefascineerd door deze effecten wilde hij ze gebruiken om de kijkervaring intenser te maken.

In zijn speelse experimenten met huis-, tuin- en keukenvoorwerpen als ventilatoren, tennisballen en tl-lampen tot industriële componenten als driefasenmotoren gaat Philip net zo ver tot ze het begeven of stilvallen, om zo hun grenzen te bepalen. Hoe snel kunnen ze draaien? Hoeveel kracht kunnen ze absorberen? Hoe ver kunnen ze worden opgeschaald? Hoe kunnen ze worden gehackt? Op de limiet van hun functionele integriteit beginnen de voorwerpen te veranderen en hun normale kenmerken in het dagelijkse leven te overstijgen. Philip beschouwt dat moment als de expressie van een uniek karakter. Vervolgens kan hij met elk karakter werken als componist of regisseur, door het in een scenario te verwerken waarin het zijn uitgebreide functie kan tonen, en zichzelf soms zelfs vernietigt in een apotheose.

Als toeschouwers ervaren we elk karakter als een bijzondere fenomenologie via onze verschillende zintuigen; we horen trillingen als gezoem, we beschouwen gebroken wit licht als een regenboogspectrum of we zien bewegende delen bij bepaalde snelheden als gevlamde patronen of vaste vormen. Zo bestaan de kunstwerken van Philip alleen als ervaringen waarbij zowel de materiële componenten als de waarnemers een cruciale rol spelen. Daardoor is er altijd een zekere mate van onvoorspelbaarheid. Philip stelt dat de materialen een eigen leven leiden, en zijn creatieve proces kan soms een machtsstrijd met zich meebrengen, wanneer de elementen zijn verwachtingen tarten of logenstraffen.

In die zin vertoont zijn werk een verband met twintigste-eeuwse experimentele kunstenaars als John Cage of Hans Haacke. Hun schematische composities en real-time-systemen omarmden het toeval, zonder dat alles vooraf was bepaald. Ook zij brachten de mysterieuze kwaliteiten en latente mogelijkheden van alledaagse materialen, technologieën en mensen naar voren die samenkwamen in hun werk. Vijftig jaar later breidt Philip deze benadering uit naar nieuwe middelen, zoals computerprogrammering, Arduino, sensoren en 3D-prints. Tegelijkertijd legt hij de eigenaardigheden vast van spoedig verouderde technologieën en de bezielde lichamelijkheid van mechanische installaties. In een periode waarin zintuiglijke effecten steeds vaker worden geproduceerd vanuit de zwarte doos van de computer, en gebruikers geen begrip hebben van het proces of de invloed op het resultaat, kan Philip Vermeulens kunst worden beschouwd als een daad van verzet.

Tekst: Tamar Shafrir
Pim van Baarsen

Pim van Baarsen

Pim van Baarsen studeerde Man and Activity aan de Design Academy in Eindhoven. Om zich heen zag hij dat er veel producten werden bedacht die niemand nodig had en een praktische toepassing misten. En tijdens zijn opleiding betrapte hij zichzelf op het eigenhandig creëren van een probleem om dit weer te kunnen verhelpen door middel van design. Maar zijn creativiteit wilde hij liever inzetten om daadwerkelijke problemen op te lossen. Pim: 'Design is bereikbaar voor zo'n tien procent van de wereldpopulatie en dat is nog ruim genomen. Als het gros van de ontwerpers zich op deze groep richt, wie bedient die andere negentig procent dan?'

De eerste buitenlandse ervaring met als doel design zinvoller in te zetten bracht Pim in Nepal, waar hij samen met compagnon Luc van Hoeckel het gebruik van medicatie onderzocht. Inhoudelijke kennis van medicijnen ontbrak, maar als ontwerpers waren ze wel opgeleid om praktische problemen van oplossingen te voorzien. Zo bedachten ze een aantal concepten om medicatie en het gebruik ervan te versimpelen door middel van design en verbeeldingskracht. Veel Nepalezen in de buitengebieden zijn namelijk ongeletterd. Gedurende een stage in Malawi realiseerden ze later een collectie zorgmeubilair, volledig gebaseerd op lokaal beschikbare materialen en technieken. Met deze twee projecten hebben de heren, ook wel bekend onder de naam Superlocal, hun werkmethode verfijnd en hun eerste successen geboekt. In feite een moderne vorm van ontwikkelingshulp.

'In minder ontwikkelde economieën kan het wat lastiger zijn om je einddoel te realiseren. In het Westen zijn wij gewend aan hele gestructureerde of gestroomlijnde productieprocessen. We moeten vaak vanuit opdrachtgevers mensen 'pushen' om het werk op tijd af te krijgen, dat maakt het er niet altijd makkelijker op. Het kan overkomen alsof wij Westerlingen wel even komen uitleggen hoe het werkt. Dat proberen we te allen tijde te voorkomen. Toch voelt dat weleens zo en dat kan frustrerend zijn.' Pim duidt het belang van een gelijkwaardige relatie. Door de lokale ambachtslieden vanaf dag één te betrekken in het proces voelen zij zich hiervoor ook medeverantwoordelijk. Zo kunnen de projecten na het vertrek van Superlocal worden voortgezet. 'Wij willen ons misbaar opstellen. Ontwerpers hebben vaak de neiging om zichzelf in de spotlight te plaatsen, wij zetten liever onze lokale partner in het zonnetje'.

Momenteel is Pim in Rwanda. Een jaar geleden is hij benaderd door de MASS Design Group, een architectenbureau uit Boston (Verenigde Staten). Hun hoofdkantoor zit in de Rwandeese hoofdstad Kigali. Het is geen onbekende partij voor Pim die al sinds de start van Superlocal bekend is met het bureau. Maar andersom was dat dus ook het geval. Na enkele publicaties op internationale designplatforms die duidelijk maakten welke successen Superlocal de afgelopen jaren heeft geboekt, legde MASS Design Group contact. Het bureau is in Rwanda bezig met de bouw van een agrarische universiteit. Terwijl zij zich toeleggen op alle bouwtechnische zaken, vroegen ze Superlocal om het complete interieur voor de campus te ontwerpen. 'MASS Design Group is een groot voorbeeld. Ze werken altijd vanuit lokale ambachten, technieken en materialen en aan hun ontwerpen gaat grondig onderzoek vooraf. Hun doel is om werkgelegenheid te creëren en het stimuleren van de lokale economie. Wat zij betekenen voor architectuur, willen wij betekenen voor productontwerp!'

Tekst: Giovanni Burke
Studio Bernhard Lenger

Studio Bernhard Lenger

Bernhard Lenger richt zich in zijn gelijknamige designstudio op ontwerp waarin een sociaal, communicatief thema zit verweven. Zijn doel is een positieve impact op de maatschappij uit te oefenen. Door het begrijpelijk maken van internationale wetgeving, politiek en mensenrechten wil hij verandering in gang zetten. 'De besluitvorming op internationaal niveau heeft grote impact, maar gaat toch aan een groot deel van de bevolking voorbij. Daarom probeer ik de boodschap te versterken dan wel te versimpelen.'

Bernhard werkt vaak alleen, maar is ook actief als oprichter van het collectief Foundation We Are. Dat de leden uit verschillende disciplines afkomstig zijn, maakt het mogelijk om vanuit diverse invalshoeken aan grotere thema's te werken.

Tijdens zijn studie industrieel en mechanisch ontwerp in Oostenrijk, waar hij werd geboren, zag Bernhard dat veel draaide om het commercieel herontwerpen van producten. Daadwerkelijke probleem werden daarentegen niet verholpen. Deze gedateerde manier van denken kon zijn aandacht niet lang vasthouden, waardoor hij zich nu vooral richt op de eerder genoemde thema's. Een vervolgstudie aan de Design Academy in Eindhoven maakte het mogelijk om meer te experimenteren en zich uiteindelijk op deze thema's toe te leggen.
Sinds vorig jaar is hij bezig zijn ontwerpmethodologie verder te ontwikkelen. Gedurende dit proces landde het besef dat hij dit op een zo hoog mogelijk niveau moet zoeken omdat internationale wetgeving, politiek en mensenrechten daar uiteindelijk worden bepaald. Denk aan de Europese Unie. 'Het afgelopen jaar heb ik bekeken hoe ik de samenwerking kan aangaan met Europarlementariërs. Als overkoepelend orgaan heeft de EU zijn goede en slechte kanten. Als het erin zou slagen de (communicatie rondom) de internationale wetgeving en problematiek beter over te brengen aan het publiek zou het een hele stap vooruit maken. Ik heb zelf meerdere uren besteed aan het uitpluizen van VN-publicaties en daar is echt niet doorheen te komen!'

Bernhard zou graag willen ondersteunen in het uitdragen van het beleid en goede intenties van deze Europarlementariërs. Daarnaast is hij in samenwerking met een vertegenwoordiger van Justice and Peace Nederland afgelopen jaar gestart met onderzoek gericht op design in Burundi. De LHBT-gemeenschap staat daar onder grote druk, homoseksualiteit is illegaal en als gevolg hiervan vinden er veel onrechtmatige arrestaties plaats. Bernhard wil zijn ontwerpmethodologie graag aanwenden om de situatie te verbeteren. De eerste stap daartoe is het opbouwen van een ondersteunend netwerk, waardoor de jeugd in Burundi zich beter kan organiseren én dat een oplossing kan bieden voor lokale problemen, bijvoorbeeld door design praktisch in te zetten. Het onzekere politieke klimaat, verband houdend met aankomende landelijke verkiezingen, zorgt ervoor dat dit project voorlopig stilstaat. Maar Bernhard is vastberaden het tot een succesvol eind te brengen.

Vragend naar zijn einddoel geeft Bernhard Lenger aan dat hij vooral erkenning wil. Niet persoonlijk, maar erkenning voor het feit dat ontwerpers kunnen helpen om bruikbare oplossingen te vinden voor maatschappelijke problemen. 'Diverse organisaties met een grote impact op onze samenleving kunnen hier enorm baat bij hebben. Als ontwerpers kunnen we de schakel vormen tussen politiek en maatschappij. Ingewikkelde maatschappelijke thema's kunnen door middel van design en verbeeldingskracht de boodschap begrijpelijk overbrengen!'

Tekst: Giovanni Burke
Studio Knetterijs
Studio Knetterijs

Studio Knetterijs

Samen sta je sterker. Dat dachten ook de negen, inmiddels acht, illustratoren van Studio Knetterijs toen ze in 2016 afstudeerden aan de Groningse Academie Minerva. Om het bekende zwarte gat na de academie als groep te overbruggen, startten ze direct het collectief Knetterijs. Inmiddels hebben Douwe Dijkstra, Jaime Jacob, Jan Hamstra, Kalle Wolters, Maarten Huizing, Megan de Vos, Senne Trip en Tjisse Talsma een ware trend gezet op de academie waar ze zelf nog regelmatig terugkeren als gastdocenten. Aan Minerva studeren inmiddels namelijk steeds vaker kunstenaars en ontwerpers af die hun krachten bundelen in een collectieve vorm.

Bij Studio Knetterijs komen de esthetiek, technieken, persoonlijke interesses en ambities van acht verschillende illustratoren samen. Binnen het collectief heeft iedereen zijn eigen expertise en functie, van analoge druktechnieken, zoals risoprint en zeefdrukken, tot digitale illustratietechnieken en het bijhouden van de Studio Knetterijs-webshop. Het zijn dan ook de onderlinge tegenstellingen die hen tot een veelvormig geheel maken.

Dankzij het Stimuleringsfonds kon Studio Knetterijs de afgelopen periode werken aan een drietal collectieve projecten in de vorm van een 'zine'. De kleine publicaties zijn de uitkomst van een onderzoek naar de mogelijkheden en grenzen van het medium met een hoog 'do-it-yourself'-gehalte en proberen dit tegelijkertijd te overstijgen. Door middel van ambachtelijke technieken en nieuwe technologische middelen verhief Knetterijs de zine naar een nieuw soort genre, ingegeven door interactie en een zekere mate van speelsheid.

'The Rottumereye Tragedy' is een mysterieuze detective bestaande uit een rijke dossiermap met daarin een verscheidenheid aan kleine boekjes, prints, een leporello en een poster in verschillende stijlen op verschillende soorten papier die samen de hints vormen om de moord op het waddeneiland Rottumeroog op te lossen. De tweede zine, genaamd 'The Octagon Pentalogy' is een multidimensionale ervaring bestaande uit vijf audiotracks over avontuur in de ruimte. Elke audiotrack, ingesproken door Amerikaanse stemacteurs, is anders. Door de verschillende audiotracks te combineren met de geprinte zine ontstaan er vijf verschillende narratieven. Alle uitgaven van Studio Knetterijs zijn met de hand gemaakt en worden verkocht in kleine oplagen via de eigen webshop of op beurzen. Voor hun meest recente project en derde zine 'Mushrooms & Magic, an interactive odyssey' werkt Knetterijs momenteel samen met een programmeur die gelaagde tekeningen van de illustratoren omzet naar een digitale interactieve zine, waarin de lezer door zelf keuzes te maken invloed heeft op het verloop van het verhaal.

Tekst: Manique Hendricks
Studio Koen Steger

Studio Koen Steger

De inspiratie voor zijn vak ontdekte Koen Steger al vroeg. In zijn jonge jaren besteedde hij talloze uren aan het ontwerpen van onder andere vliegende auto's en zelfs een tijdmachine; een uitvinder pur sang. Als je Koen zijn studio aan de Transformatorweg in Amsterdam binnenloopt dan zie je dat ook terug aan de een wirwar van kabels, draden, lampjes en printplaten. Niet voor niets startte hij na de middelbare school aan de TU Delft met de opleiding industrieel ontwerpen. Maar al vrij snel kwam hij erachter dat hij binnen deze opleiding zijn fantasierijke ingevingen niet volledig kwijt kon. De opleiding scenografie aan de academie voor Theater en Dans (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten) sloot hier beter op aan. Vooral de samenwerking en overlap tussen verschillende disciplines (regie, productie en artiesten) bood Koen de juiste voedingsbodem om zich te ontwikkelen in een richting die hem enorm interesseert: werken met licht.

Als beginnend creatief maker speelt Koen met ruimte én licht met als eindproduct een object of installatie. Uiteindelijk wil hij niet ontwerpen om het ontwerpen, maar door middel van een combinatie van technologie en kunst het publiek een beleving bieden. 'Door verbeeldingskracht kun je mensen laten fantaseren, inspireren maar ook simpelweg laten ontspannen. Je kunt techniek inzetten om een beleving te delen.' Koen vertelt dat hij ooit een droom heeft gehad waarin hij zich in een geheel oranje ruimte bevond, en dit als zo fijn ervoer dat hij het gevoel wilde nabootsen om dit te delen met anderen. Om het idee van oneindige ruimte te creëren, zocht hij verbinding met wetenschappelijke partners. Door licht gelijkmatig te projecteren binnen een bolvormig object ontstaat het idee dat je je bevindt in het stadium tussen wakker zijn en in slaap vallen, oftewel 'hypnagogia'. De hersengolven die in dit stadium worden opgewekt, kunnen mensen die tegen een burn-out aanzitten helpen hun fysieke gesteldheid aanzienlijk te verbeteren. Niet zo gek dus dat dit een prettige en indrukwekkende ervaring is.

Het afgelopen jaar heeft Koen Steger zich qua werkzaamheden van theater in de richting van decorontwerp voor televisie en lichtinstallaties verschoven. Ook is hij van plan om muziek in combinatie met licht vorm te geven middels een 'luchtsynthesizer'. Wat duidelijk mag zijn is dat Koen zich niet in projectmatige hokjes laat drukken. Hij zoekt de samenwerking met andere disciplines, wil zich zo breed mogelijk blijven ontwikkelen en maakt wat hij wil. Via een paar omwegen is hij zo weer de uitvinder die hij altijd wilde zijn.

Tekst: Giovanni Burke
Teis De Greve

Teis De Greve

Na afronding van de bachelor- & masteropleiding audiovisuele kunsten aan de LUCA School of Arts in België richtte Teis de Greve zich al vrij snel op de kern van de interactie tussen mens en computer. 'Ik wil mezelf en anderen ertoe bewegen kritisch na te denken over onze relatie met technologie', vertelt Teis. Hij neemt doorgaans bestaande technologie als startpunt, zoals oude mobiele telefoons of draadloze netwerken. 'Ik maak het uiteindelijke ontwerp met als doel bewustwording te creëren voor de impact van deze technologie op ons dagelijks leven. Dit alles probeer ik te doen zonder daar mijn eigen waardeoordeel in te verwerken. Dat laat ik aan het publiek over.'

Zijn afstudeerproject ging over draadloze netwerken. 'In de publieke ruimte hebben die netwerken een private functie, ze zijn namelijk afgeschermd en daardoor dus niet altijd toegankelijk. Bij de grenzen, afgebakend door deze netwerken, staat men niet snel stil omdat ze niet met het blote oog waarneembaar zijn.' Ook 'smart homes' hebben zijn interesse. Binnen smart homes is een slimme thermostaat een populair en veelgebruikt product vandaag de dag. Teis heeft geprobeerd een slimme thermostaat te ontwerpen met simpele voor de hand liggende technologie als fundament. Oude smartphones die thuis in de kast liggen te verstoffen, kunnen worden gebruikt om een 'toolkit' te ontwikkelen. 'Zo'n oude smartphone heeft ontzettend veel sensoren en andere ingebouwde technologie die kan dienen als basis om zelf slimme apparatuur te ontwikkelen voor je woning. Zelfs mijn oma kan op haar smartphone simpelweg de wekker zetten. Dat programmeren op microniveau kan al worden toegepast op de aansturing van huishoudelijke apparaten. Ook het contact maken via de simkaart in zo'n mobiel biedt leuke mogelijkheden voor DIY-projecten.'

Sinds zijn verblijf in China is Teis de Greve gegrepen door het fenomeen 'smart city'. Hij kreeg er lucht van de deelfietssystemen die van de ene op de andere dag 'live' gaan. Doordat het economisch klimaat in China niet voor iedereen het gebruik van deze deelfiets mogelijk maakt, wordt hier veel mee gesjoemeld. Men hackt het digitale slot en eigent zich de deelfiets toe door er een eigen slot om te plaatsen. Teis heeft een zelfontworpen slot op een beurs voor start-ups gepresenteerd, een vrij onethisch ontwerp. Maar het is Teis niet te doen om het stelen van fietsen makkelijker te maken. Met zijn ontwerp wil hij het initiëren en mensen laten nadenken over een deelsysteem en de sociaal-economische uitwerking daarvan.

Tekst: Giovanni Burke
Théophile Blandet

Théophile Blandet

Na een bachelor Design Object in Reims volgde Théophile Blandet zijn masteropleiding aan de Design Academy in Eindhoven in de richting Contextual Design. In 2017 studeerde hij af met een zelfgebouwde computer die digitaal geld produceert, getiteld 'Fountain of Money'. De aanleiding hiervoor was zijn fascinatie voor virtuele valuta, zowel qua vorm als functionaliteit. Daarnaast presenteerde hij meerdere olieverfschilderijen onder de titel 'Fountain of Knowledge' die niet op canvas of paneel waren opgezet, maar hun uiting vonden op de gladde ondergrond van een computerscherm. Wat op het eerste gezicht screenshots leken van openstaande tabs, pop-upreclames en social media timelines waren in werkelijkheid minutieus geschilderde taferelen waar Théophile meer dan drie weken per voorstelling aan werkte.

Precies deze tegenstelling, het contrast tussen de traditionele techniek van een olieverfschilderij, de digitale voorstelling en de ongebruikelijke ondergrond kenmerkt de artistieke praktijk van Théophile Blandet. In beide gevallen vervult de fontein als artefact een symbolische rol met water dat zich opsplitst en in grote hoeveelheden wordt uitgespuwd.

Het liefst maakt hij alles zelf vanuit zijn werkplaats op Strijp-S in Eindhoven en stort hij zich eens in de zoveel tijd op een nieuw materiaal waar hij vervolgens alle mogelijkheden van onderzoekt. Hij vergelijkt zijn werkwijze met die van een modeontwerper, die eens in de zes maanden een nieuwe collectie maakt met soms nieuwe materialen, technieken of uitgangspunten. Voordat hij aan het onderzoeken van een nieuw materiaal of een nieuw project begint, stelt Théophile altijd zelf een set regels op. Zo limiteerde hij zichzelf eens tot het enkel gebruiken van vijftien plastics die hij op verschillende manieren omsmolt om ophangsystemen en boekenplanken te produceren. Zijn praktijk bevat een hoge mate van ambacht, waarbij hij altijd begint bij het materiaal en daar uitvoerig onderzoek naar doet voordat hij begint met zagen, snijden, schuren, knippen of verhitten. Vanuit de mogelijkheden van het door hem gekozen materiaal ontstaan vervolgens ideeën voor nieuwe vormen van objecten.

Alle objecten die Théophile Blandet ontwikkelt hebben een zekere mate van sculpturale kwaliteit en zijn nooit hetzelfde. Momenteel werkt hij bijna alleen nog maar met een bepaald soort aluminium dat hij toepast in het maken van unieke met de hand vervaardigde stoelen en tafels. De uitkomsten van zijn materiële onderzoeken presenteert hij altijd en hij ziet nooit iets als een mislukking. Het is onderdeel van de uitkomst van zijn onderzoek en daarmee waardevol. Hoewel gebruikelijk in de designwereld, meerdere modellen maakt hij nooit. De uitkomst van zijn onderzoek is altijd het eerste en tegelijkertijd laatste model.

Tekst: Manique Hendricks
Vera de Pont

Vera de Pont

Vera de Pont heeft een grote interesse voor machines. Tijdens een werkperiode bij Hella Jongerius' Weavers Werkstatt – een tijdelijke textiel research workspace bij Lafayette Anticipations in Parijs – onderzoekt ze momenteel de mogelijkheden van het TC2-weefgetouw. 'Je kan elke draad afzonderlijk optillen, dat maakt het mogelijk om complexe tekeningen of constructies in meerdere lagen te weven. Het onderzoek is een zijtak van mijn 'Pop•up'-project uit 2015, waarbij ik een complete jas heb geweven op een weefgetouw van 150 cm breed.' In haar ontwerponderzoeken kiest Vera bij voorkeur voor een additief productieproces. Hierbij gebruik je precies de hoeveelheid materiaal die je nodig hebt om tot het eindproduct te komen. Met andere woorden: je bouwt geen restmateriaal op. Dat gebeurt wel in een subtractief proces, waarop het huidige modesysteem grotendeels op is gebaseerd. 'Het TC2-weefgetouw heeft een standaard breedte, dat is juist niet hoe ik zou willen werken want op die manier krijg je wel restmaterialen. Ik probeer de vlakke machine zo te ontwikkelen dat ik 3D-vormen kan maken, of joints die meerdere richtingen kunnen opgaan. Ik vind het te gek dat ik hier de kans voor krijg.'

Het is een typische Vera de Pont uitdaging. Met een achtergrond in biomedische wetenschap en design is ze eerder toevallig de modewereld ingerold. Catwalks en het hele gedoe eromheen interesseren haar niet. Haar missie is de inefficiëntie van het modesysteem met wetenschap en creativiteit oplossen. 'Ik heb jarenlang in boeken gelezen hoe eiwitten zichzelf kunnen opvouwen om een bepaalde functie te krijgen. Die kennis pas ik nu toe in textiel.' In haar onderzoek is ze ook bezig met het ontwikkelen van software die digitale blueprints ontwikkelt voor bijvoorbeeld de breimachine of 3D-printer. 'In mijn wereld vallen technologie en creativiteit heel erg samen, ik zie het als mijn schilderskwast. We ontwerpen eerst onze gereedschappen en tools voordat we hetgeen maken wat eruit komt. Ik kan razend enthousiast worden als ik over beide tegelijkertijd nadenk.'

Samen met Martijn van Strien schreef ze het 'Open Source Fashion Manifesto' ('The future designer is a facilitator, developing the platform for designing and creating the final garment'). Met Anouk van de Sande creëerde ze AnoukxVera, een studio die zich bezighoudt met Trendforecasting en textiel. Zo begonnen ze in 2015 met sports wearables, een extensie van haar hobby's boulderen, fietsen en motorrijden. En ze zit in Taskforce Fashion waar ze in opdracht van het Stimuleringsfonds met veertien andere ontwerpers nadenkt over brandende maatschappelijke vraagstukken en hoe ontwerp hierop een antwoord kan geven. Het is duidelijk dat Vera niet van competitie houdt. 'Samen kom je veel verder dan alleen. En kan je ook meer grootschalige projecten doen. Je wordt uit je eigen hoofd getrokken.'

Het gaat haar niet om geld verdienen, liever investeert ze in kennisontwikkeling en ook meer intense samenwerkingen met mensen van wie ze kan leren, Hella Jongerius bijvoorbeeld. Ze droomt ervan om ooit samen te werken met Nasa of ESA. 'Ik haal de meeste inspiratie uit de wetenschap, een materiaal dat ultralicht is en tegelijkertijd megasterk boeit me mateloos. Ik ben gefascineerd door de overlap tussen hi-tech en natuur. Daar wil ik me echt op focussen.'

Tekst: Jessica Gysel
Waèl el Allouche

Waèl el Allouche

Zoals veel andere ontwerpers concentreert Waèl el Allouche zich op data en de mogelijkheden die ze bieden voor creatief onderzoek. Maar binnen dat specifieke veld staat zijn benadering lijnrecht tegenover de verwachte aanpak. In plaats van data te isoleren uit de realiteit of generatieve of parametrische software te gebruiken om ideale modellen of voorspellende simulaties te produceren, is Waèl geïnteresseerd in de materialiteit van informatie en de onlosmakelijke band van data met hun context. Zijn onderzoek gebruikt data niet om problemen 'op te lossen'; in plaats daarvan bestudeert het de geschiedenis van berekening en data in de menselijke cultuur, en tracht het data te verzamelen als een geografisch verankerd, sociaal verstrengeld en fysiek opgevoerd ritueel.

Waèl studeerde Conceptual Design aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en Design by Data aan de École des Ponts in Parijs, maar heeft nooit echt een oplossing gevonden voor existentiële vragen over zijn eigen positie in het veld. Nadenkend over zijn familiewortels in Algerije en Tunesië, ging hij het construct identiteit onderzoeken in uitgebreide geschiedenissen en geografieën van kolonialisme en migratie, waarin dataverzameling en profilering endemisch zijn gebleken. Tegelijkertijd zette hij vraagtekens bij de hedendaagse perceptie van wiskunde en wetenschap, als voorbeelden van Westerse uitvindingen en vooruitgang in plaats van collectieve resultaten van culturele uitwisseling door de eeuwen heen, van de klassieke oudheid tot Byzantium, het Perzische rijk, de islamitische Gouden Eeuw en de Renaissance.

De laatste jaren heeft Waèl een non-lineaire researchmethode ontwikkeld, door zijn onderzoeken uit te voeren als intuïtieve algoritmes, gestuurd door zowel een kinderlijke nieuwsgierigheid als een ethisch oog voor context. In 'Ways of Knowing: Materialising the Gaze' besloot hij zijn eigen kennis te creëren door de kleur van licht te meten op verschillende plekken, gerelateerd aan de geschiedenis van de islamitische wetenschap. Daartoe bouwde hij zijn eigen instrument door een 3D-printer te nemen en de printkop te vervangen door een spectrograaf, een gaatjescamera die een hyperspectrale lichtband meet, van infrarood tot ultraviolet. Het proces waarmee hij originele data verzamelde, bood hem een toegangspoort tot complexe geografieën en geschiedenissen, zoals in zijn huidige veldwerk in Algerije en Tunesië.

Tegelijkertijd duikt hij in de historische verhalen van kennisoverdracht die de ontwikkeling van de Westerse wetenschap hebben gevormd met zijn project 'Orientalising Science—plekken als Béjaïa, in de streek Kabylië in Algerije, waar Fibonacci islamitische wiskunde en de Hindoe-Arabische getallennotatie leerde kennen; of Utica in Tunesië, een van de belangrijkste Punische steden en Romeinse koloniën; of Djerba, een eiland voor de Tunesische kust met een lange historie van Joods-islamitische cohabitatie en handvaardigheid. Op deze locaties kijkt hij naar facetten van hybriditeit, van historische verslagen in institutionele archieven tot architecturale bouwwerken waarin marmeren platen uit Italië, Griekenland en Tunesië zij aan zij liggen. Uiteindelijk biedt Waèl el Allouche noch simpele verklaringen noch datasimulaties; zijn doel is om dialogen aan te zwengelen die gebaseerd zijn op gedeelde bronnen van ontdekking, conflict en identiteit.

Tekst: Tamar Shafrir
Alice Wong
Alice Wong
Alice Wong

Alice Wong

Ben je getrouwd? Deze vraag kreeg Alice Wong dagelijks te horen toen ze in 2016 meerdere onderzoekstrips naar China ondernam voor het Amsterdamse ontwerpbureau Thonik. “Ik raakte geïnteresseerd in de benaming 'leftover women' (overgebleven vrouwen) die werd gebruikt voor ongetrouwde vrouwen in de 20,” legt ze uit. Dit zorgde voor een drijfveer voor haar nieuwe project waarin ze de maatschappelijke druk onderzocht die door de Chinese regering wordt uitgeoefend op ongetrouwde, opgeleide vrouwen.

“Vanwege het één-kind-beleid zijn er juist veel mannen 'over': overbodige mannen.” Wong legt uit dat veel alleenstaande mannen in een gemeenschap kan leiden tot chaos en dat de regering daarom druk uitoefent op vrouwen om met ze te trouwen. Voor het project Leftover Woman maakte Wong een interactieve website die een experiment is in niet-lineaire storytelling door een gegamificeerde film. De gebruiker speelt een jonge hoogopgeleide vrouw in China die een aantal beslissingen moet nemen waarbij de tegenstelling tussen individuele vrije wil en de collectieve wil van een samenleving een rol speelt.

Wong is geboren in Nederland en opgegroeid in Rotterdam en Hongkong. Door haar positie tussen de Westerse en Chinese cultuur in kan ze deze culturele incongruenties onderzoeken vanuit een kritisch maar mededogend perspectief. “Als je iets uitlegt in het Westen en dan aan mensen vraagt of ze het snappen, dan zeggen ze dat ze het begrijpen, maar ook of ze het er wel of niet mee eens zijn,” geeft ze aan. “In China zeggen mensen dat ze het niet begrijpen, terwijl ze bedoelen dat ze het er niet mee eens zijn. Dan komt het erop aan om mensen ertoe te bewegen om het ermee eens te zijn. Beide zijden kunnen iets leren van elkaar.” Zulke culturele eigenaardigheden zien we terug in de opbouw van verhalen.

“Verhalen geven vorm aan dingen die mensen geloven. Op hun eigen manier kunnen ze vorm geven aan samenlevingen en de ideologieën daarvan.” Wong zegt dat ze zichzelf ziet als een verhalenontwerpster, sinds ze in 2015 haar master in Information Design behaalde aan de Design Academy Eindhoven. Haar meervoudig onderscheiden afstudeerproject Reconstructing Reality was een zeer persoonlijk onderzoek naar de omstandigheden rondom de dood van haar vader. Dit bood een inkijkje in de manieren waarop families hun eigen verhalen voor het leven maken en hoe deze zowel bevrijdend als onderdrukkend kunnen zijn. Net als Leftover Women leunt de film op gevonden beelden, wat kenmerkend is voor haar werk.

“Er is tegenwoordig niets nieuws. Zelfs als ik een nieuwe video van de zee zou maken, hoe uniek of anders is die dan ten opzichte van wat ik kan vinden op Shutterstock?” vraagt Wong zich af. Tijdens de Dutch Design Week presenteert ze nieuw werk over de bijna mythische capriolen van Jack Ma, de CEO van Alibaba.com. “Voor mij is het interessanter om iets bestaands door andere ogen te bekijken, dat in een andere context te plaatsen, en vervolgens frictie te creëren en er nieuwe betekenis aan te geven.”

Tekst: Nadine Botha
Anne Geenen
Anne Geenen
Anne Geenen
Anne Geenen

Anne Geenen

Als partner bij het in Mumbai gevestigde architectuur- en ontwerpbureau Case Design heeft Anne Geenen projecten in landen als Indonesië, India en de Verenigde Arabische Emiraten ontworpen en begeleid. Ook is ze medeoprichter van Casegoods, een collectie van meubels, verlichting en objecten die oorspronkelijk voor architectonische projecten is ontwikkeld maar nu ook daarbuiten wordt verkocht. Anne's ontwerpen zijn altijd sterk verbonden met de plek waar wordt gebouwd. Zo wordt er veel met lokale materialen gewerkt, net als met traditionele technieken en detaillering, die altijd op hedendaagse wijze worden toegepast.

Ambachtslieden spelen een grote rol in haar praktijk, die stoelt op de overtuiging dat wanneer andere experts ruimte krijgen om hun deskundigheid en creativiteit aan een project toe te voegen, de uitkomsten van een hoger niveau zullen zijn. Door delen van een ontwerp pas later in het proces in te vullen nodigt ze vaklui, eindgebruikers en anderen uit voor een dialoog over de uitwerking. Keuzes voor materiaal, ruimtelijke inrichting en afwerking komen zo gaandeweg tot stand. Als architect presenteert ze vaak geen definitief ontwerp maar gebruikt ze schetsen, maquettes en mockups als gelegenheid tot gesprek en gedeeld eigenaarschap.

De sterke maakcultuur in India – gekenmerkt door een grote aanwezigheid van ambachtsmensen, een lage mate van standaardisering en de notie dat details zich geleidelijk kunnen uitkristalliseren – heeft haar werkwijze mogelijk gemaakt en versterkt. De mentaliteit van collectieve inspanning wordt toegepast op verschillende schalen: van productontwerp en tentoonstellingsvormgeving tot gebouwen en landschapsarchitectuur.

Na vijf jaar voornamelijk vanuit Mumbai te hebben gewerkt heeft Anne de ambitie om de door haar ontwikkelde werkwijze uit te breiden naar Nederland en Europa. In dit deel van de wereld gelden vaak andere bouwconventies dan in India maar relaties tussen verschillende professies kunnen volgens haar interessanter worden opgebouwd. Door bijvoorbeeld een onconventioneel materiaal als sloopafval te hergebruiken wordt een creatief gesprek tussen aannemer en architect geforceerd, zodat samen wordt nagedacht over ontwerp en detaillering. Ook onderzoekt Anne hoe bouwprocessen wat betreft samenwerking en materialen in een Europese context meer plaatsgebonden kunnen zijn. Presentatiemomenten op onder andere de Architectuurbiënnale van Venetië hebben geholpen op haar praktijk te reflecteren en deze te verduidelijken.

Tekst: Mark Minkjan
Camiel Fortgens
Camiel Fortgens
Camiel Fortgens
Camiel Fortgens

Camiel Fortgens

“Maar waarom dan?” Deze simpele vraag is voor modeontwerper Camiel Fortgens leidend. De vraag stellen leidt voor hem tot vernieuwing. Waarom is de norm zoals die is? Waarom ziet iets eruit zoals het eruit ziet? Om vervolgens van die standaard af te wijken.

Fortgens is niet opgeleid als modeontwerper, maar studeerde aan de Design Academy Eindhoven. Een ontwerpopleiding waar bij uitstek geleerd wordt om dingen zelf uit te vinden, trial & error, en open te staan voor toevalligheden en inspirerende 'fouten'. Het modevak heeft hij dus in de praktijk geleerd. Hij tekent en knipt niet patronen 'zoals het hoort', maar gebruikt onder andere tweedehands kleding als basis en 'boetseert' met kleren totdat er nieuwe vormen en ideeën ontstaan.

Voor zijn eerste collectie stuurde hij modellen gekleed in oversized, archetypische kleding de catwalk op, met als ondersteuning niets anders dan het geluid van voetstappen. Een kaal effect, makkelijk op te vatten als commentaar op de glitter en glamour van de modewereld. Het snelle en commerciële van mode staat Fortgens tegen. Evenals het schermen met duurzaamheid als PR-middel. Toch blijken de modeconventies niet zo makkelijk te doorbreken. De Fashion Weeks zijn nog altijd leidend voor de inkoop door winkels. En verantwoord produceren op kleine schaal is een grote uitdaging.

Inmiddels is Fortgens zes collecties verder. Nu er vraag is naar wat hij doet, voelt hij de ruimte om normen proberen te veranderen, meer te gaan dicteren. Als een Trojaans paard, van binnenuit. Voor zijn nieuwste collectie wil hij de grenzen van draagbaarheid en herkenbaarheid oprekken. Om zijn boodschap kracht bij te zetten, is Fortgens ook op zoek naar andere vormen van communicatie. Zo wil hij een fotoboek maken en zijn website een prominentere plek geven. Online is nog veel ruimte voor experiment en de mogelijkheid om zoveel mogelijk mensen bij zijn werk te betrekken.

Volgens Fortgens is het taboe anno 2018 'het echte'. De realiteit van zijn generatie ziet hij nauwelijks gereflecteerd in de beelden die de modeindustrie voorschotelt. Kleding is bij uitstek geschikt om de schijn op te houden en identiteit en omgangsvormen te bepalen. Meer nog dan het verduurzamen of verlangzamen van mode, wil Fortgens in zijn kleding een tijdsgeest vastleggen en een nieuw soort realisme aansnijden, als tegenreactie op al het 'fake'. In een wereld waarin er eigenlijk al genoeg kleding is, probeert hij een cultureel middel te zijn om vragen te stellen bij hoe we leven. En vooral: waarom dan?

Tekst: Victoria Anastasyadis
Carlijn Kingma
Carlijn Kingma
Carlijn Kingma
Carlijn Kingma

Carlijn Kingma

Tot in de twintigste eeuw werden maatschappelijke vergezichten regelmatig verbeeld, vaak met architectuur als expressie van idealen. In de afgelopen decennia lijkt de productie ervan te zijn stilgevallen. Carlijn Kingma is in dit voorstellingsvacuüm gestapt en heeft de kunst van het vergezicht tot haar praktijk gemaakt. Anders echter dan veel van de wervende techno-utopische of sterk politieke toekomstperspectieven uit de geschiedenis, zijn Carlijns overrompelende tekeningen beschouwend, genuanceerd en meerstemmig.

Om verhalen te vertellen over menselijke ambities, sociaal-politieke geschiedenissen en mogelijke toekomstscenario's gebruikt ze architectuur – waarin ze is afgestudeerd – als medium. De taal van de bouwkunst spreekt tot de verbeelding, waardoor het de metaforische kracht heeft om het verhaal van de mensheid te vertellen en ons denken over de toekomst aan te wakkeren. Anders dan gangbaar in de moderne beeldcultuur is architectuur in Carlijns werk geen eindbeeld met de pretentie van perfectie, maar een open suggestie naar een toekomst in wording. Haar cartografie van ideeën volgt paden uit de geschiedenis en extrapoleert ze naar mogelijke toekomstroutes.

De metersgrote tekeningen zijn complexe beeldkaarten die vaak meerdere werelden naast elkaar tonen om keuzes te verbeelden waarvoor de mensheid zich bevindt. De complexiteit van het werk zit niet alleen in het fijnmazige tekenwerk, maar ook in de gedachtewerelden die worden gerepresenteerd. De beelden nodigen de kijker uit erin te verdwalen en na te denken over de wenselijkheid van diverse sociaal-politieke manifestaties door zowel hun schoonheid als schaduwzijden te laten zien. Ze zijn een oproep ter verdieping, waarmee Carlijn mensen hoopt te enthousiasmeren voor grote en kleine verhalen uit verschillende culturen en tijden.

Voor de totstandkoming van de tekeningen werkt ze altijd samen met andere wetenschappers, architecten, kunstenaars of schrijvers. Hiermee voedt ze haar eigen onderzoek naar thema's als kapitalisme, religie en technologie en maakt ze voorstellingen van de ideeën van anderen. Bij een tekening verschijnt altijd een publicatie en een verkenningsvideo.

Momenteel ontwikkelt Carlijn aanvullende methodes om de uitgebeelde verhalen en werelden over te brengen. Ook wil ze haar publiek uitnodigen met haar en elkaar in gesprek te gaan. Hiervoor worden verschillende media ingezet, waaronder hoorspelen, performatieve situaties en presentaties waarin een deel van het onderzoek wordt ontsloten. Professioneel heeft ze haar praktijk verder gebracht door een ontwerper in te huren voor de vormgeving van dialogen rond haar werk.

Tekst: Mark Minkjan
Chen Jhen

Chen Jhen

Grafisch ontwerpers in Nederland proberen door middel van hun werk al meer dan 50 jaar lang de parameters van onderzoek, subjectiviteit en mediarepresentatie te verkennen. Jan van Toorn heeft hierin altijd een belangrijke rol gespeeld. Vandaag de dag is de Taiwanese designer Chen Jhen de belichaming van deze methode van kritische reflectie en experiment, waarbij zij fundamentele vragen stelt over hoe we plaatsen, mensen en dingen begrijpen. Is het mogelijk om een onbevooroordeelde indruk te krijgen van een stad ergens ver weg, in een tijd waarin we worden overspoeld door satellietkaarten en sociale media met geo-tagging? Wat betekent het eigenlijk om een gebeurtenis vast te leggen en hoe is dit proces anders naarmate iemand zich native of foreign voelt met betrekking tot de culturele context? Hoe is daarnaast de praktijk van hedendaags graphic design verweven met de idee van een persoonlijke identiteit en agenda?

Het afgelopen jaar, na het afronden van haar studie aan de Design Academy Eindhoven, onderzocht Jhen deze thema's. Ze bouwde hierbij verder op haar masterscriptie, waarin ze de Taiwanese identiteit, de synthetische cultuur en taal van Taiwan, en de iconografie van de voormalige leider Chiang Kai-shek onderzocht. Terugkijkend op dit project realiseerde ze zich dat haar zoektocht naar de factoren die Taiwan anders maken dan China zelf een politieke onderneming was geworden. Vorig jaar stelde ze zichzelf ten doel om naar een onbekende plaats te reizen en deze te bestuderen vanuit een onbevooroordeeld perspectief. Maar toch – en ondanks dat ze de stad nog nooit had bezocht – leken haar foto's en observaties van Jakarta een gevoel van snelheid, dichtheid en sociale ongelijkheid te hebben die Chen op passieve wijze via de media had meegekregen.

Jhens nieuwste werk vraagt zich af wat het betekent om een veel banaler onderwerp te observeren, namelijk iemand die zit te lunchen. Tijdens haar lunches op het werk in Nederland maakte Jhen bijna obsessief gedetailleerde notities over het gedrag van de personen tegenover haar, inclusief wat ze aten, in welke volgorde ze dat deden, hoe ze hun lichaam bewogen, hoe ze hun bestek vasthielden, hoe ze dingen op hun bord legden, wat ze niet opaten. Ze legde haar notities vast als een script dat de basis vormde voor een optreden door een Taiwanese acteur die, evenals Jhen, niet bekend was met Nederlandse eetgewoonten. Net als Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs van Georges Perec onderzoekt het werk van Jhen de rol van de toeschouwer, de taal en de lezer bij het vastleggen van een complexe en zich ontvouwende realiteit in documentaire vorm.

Tekst: Tamar Shafrir
Daniel de Bruin
Daniel de Bruin
Daniel de Bruin
Daniel de Bruin

Daniel de Bruin

“Ik kan ze gebruiken. Ik kan ze slopen. Ik kan ze opnieuw bouwen. Instinctief bouw ik altijd machines.” Daniel de Bruin is (nog) geen filosoof, maar ondanks zijn oprechtheid – die van een man die met zijn handen creëert en denkt – laten de inzichten van zijn interactieve tentoonstellingsapparaten een diepgang zien die bij deze woorden past. Tot zijn werken behoren het eenvoudige Opal, wat in essentie een kinderspel is waarbij wordt gespeeld met jaloezieën om de fijne tactiliteit en onschuld van onze huiselijke omgeving op te roepen; het verontrustende j8d-001001-s (gemaakt in samenwerking met Jelle Mastenbroek), dat beschrijft hoe toezicht op iedere stap die we zetten een onderdeel is geworden van onze leefomgeving; en het uitgebreide Moniac, een analoge installatie die toeschouwers uitnodigt om deel te nemen aan een mechanisch financieel systeem om abstracte economie er begrijpelijker uit te laten zien. Het werk van De Bruin is onmiskenbaar dat van een diepzinnige denker, iemand die zichzelf uitdrukt door te sleutelen in plaats van door taal.

“Soms lijkt het alsof machines leven,” aldus de ontwerper, die heen en weer pendelt tussen Utrecht en Soesterberg. Het liefste gaat hij direct aan de slag met zijn stukken, in plaats van veel tijd te besteden aan plannen en onderzoek, zodat het proces de stuwende factor achter zijn creaties is. Hij rondde in 2015 een masteropleiding in Product Design af aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, maar hij ontdekte zijn creatieve inspiratie pas echt toen hij stage liep als modelmaker bij een architect. Om financiële systemen te begrijpen voor zijn stuk Moniac, heeft hij negen maanden onderzoek gedaan door te kijken naar YouTube-video's en te spreken met experts. Hij biecht echter op dat hij daar weinig plezier aan heeft beleefd.
De divergentie tussen ontwerper en ontwerpproces, die steeds groter is geworden door de toename van computergestuurd maken, vormde de inspiratie voor De Bruins analoge 3D-printer. Voor deze printer is daadwerkelijke fysieke input van de designer nodig. “Ik wilde een relatie met de machine hebben en niet simpel het daadwerkelijke maakproces aan het apparaat overdragen,” legt hij uit. De relatie tussen mens en machine heeft alleen invloed op de mens, maar De Bruin wilde onderzoeken of de machine ook kon worden beïnvloed door interactie met de mens. De Neurotransmitter 3000 is een eenpersoons achtbaan. De machine reageert op biometrische gegevens van de inzittende.

De Bruin geeft aan dat hij niet veel tijd heeft om met zijn eigen projecten bezig te zijn. Hij wordt voortdurend gevraagd door klanten variërend van musea en marketingbureaus tot andere designers. Een van zijn meest recente opdrachten, een nieuwe samenwerking met Maasenbroek, wordt tijdens de Dutch Design Week in het Eindhoven Museum gelanceerd. Op dit moment werkt hij echter aan een serie geavanceerde flipperkasten. Hij hoopt dat hij hier een echt productassortiment van kan maken.

“Het is een basisemotie,” zegt hij op zijn typische droogkomische manier als ik hem vraag om wat meer te vertellen over de humor waarmee zijn werk is doorspekt. “Het werkt voor veel mensen en het werkt voor mij. Ik houd er niet van om superserieuze dingen te doen.”

Tekst: Nadine Botha
Frank Kolkman
Frank Kolkman
Frank Kolkman
Frank Kolkman

Frank Kolkman

Terwijl nieuwe technologieën vrijwel alle aspecten van menselijk leven beïnvloeden, blijft de culturele conventie van tweedeling tussen mens en technologie, tussen analoog en digitaal, hardnekkig. In de praktijk van experimenteel ontwerper Frank Kolkman staan speculatieve werken centraal die de evolutie van mensen en technologie als verwoven proces tonen. Met zijn werk laat hij technologie nieuwe perspectieven verschaffen op de menselijke conditie en culturele normen.

Hoewel er tegenwoordig andere technologieën en nieuwe mogelijkheden bestaan, zit de belofte van technologie nog vast in twintigste-eeuwse sjablonen. Frank beoogt een inclusiever voorstellingsvermogen rond technologie, voorbij het nauwe idee van hyperefficiëntie en gestoeld op een diversiteit aan idealen en belevingen. Technologie is niet neutraal en kan niet alleen worden ontwikkeld vanuit de belevingswereld van welvarende witte mannen van middelbare leeftijd uit de Bay Area. Daarom probeert Frank discussie over technologie in het publieke domein te brengen, zodat het een sociaal-politiek onderwerp wordt dat niet alleen aan techneuten is voorbehouden. DIY en open source zijn terugkerende thema's, waarmee technologische dictaturen, de illusie van foutloos ontwerp en de gedachte dat eindgebruikers niets aan producten kunnen toevoegen ter discussie worden gesteld.

De speculatieve ontwerpen dragen bij aan een kritisch discours rond productontwerp. Daarin is het discipline achtergebleven bij andere creatieve velden, terwijl schaalvergroting en gegroeide potentiële invloed daar wel om vraagt. Daar waar het meeste productontwerp zelfbevestigend is, zijn de ontwerpen van Frank zelfbevragend. Het werk suggereert nabije toekomsten waarin voorhanden, veelal nieuwe technologie op manieren wordt gebruikt waarvoor nog geen conventies bestaan en die ethische dilemma's opwerpen. Door de combinatie van fictie en realiteit geven de installaties het publiek een beginpunt van waaruit kan worden gedacht over de wenselijkheid van bepaalde technologieën en toekomstbeelden.

Initieel richtte Frank zich voor de ontwikkeling zijn praktijk voornamelijk op autonoom werk waarin morele grenzen rond technologische innovaties in geestelijke en lichamelijke gezondheid wordt verkend. Daarin werkte hij al samen met wetenschappers, medisch specialisten en kunstenaars. In het afgelopen jaar kwamen ook samenwerkingen tot stand met onderzoeksinstellingen en bedrijven, waarin een deel van zijn onderzoek wordt uitgevoerd en ontwerpen worden gerealiseerd. Hierdoor kunnen grotere projecten ontstaan en ontwikkelt Frank zichzelf eveneens tot mediator. Zo creëert hij condities die andere ontwerpers en studenten helpen tot ontwerp te komen vanuit nieuwe invalshoeken. Terwijl zijn autonome praktijk blijft groeien, wordt hierdoor ook zijn ontwerpfilosofie breder uitgedragen.

Tekst: Mark Minkjan
Isabel Mager
Isabel Mager
Isabel Mager
Isabel Mager

Isabel Mager

Elf jaar geleden herdefinieerde Apple de smartphone met hun eerste iPhone. Het valt niet te ontkennen dat dit apparaat de wijze waarop we communiceren, werken, liefhebben en zelfs lopen volledig heeft veranderd. Minder duidelijk is dat de iPhone ook een radicale wijziging van geografische landschappen, economische bestaansmiddelen, politiek en de soevereiniteit van bedrijven heeft bewerkstelligd. Juist deze ingewikkelde, subtiele gevolgen van een zeer zichtbaar apparaat trekken de aandacht van ontwerper Isabel Mager. Zij is kortgeleden voor vijf maanden naar Shenzen, Beijing en het platteland van China gereisd om “de productieroute van de smartphone terug te volgen”.

De ontwerpster, afkomstig uit Rotterdam, is geïnteresseerd in de impact van verborgen infrastructuren. Dit is al zo sinds ze als studente een project uitvoerde dat zich richtte op elektronisch afval dat naar Rwanda wordt gestuurd. In 2016 behaalde ze haar bachelorgraad aan de Design Academy Eindhoven met 5000times. Dit project was een analyse van verschillende mediabronnen om een onvolledige lijst op te stellen van het handwerk dat menselijke arbeiders moeten uitvoeren bij de bouw van smartphones, tablets en laptops. Alle informatie werd verzameld door nieuwsartikelen door te spitten over uitgebuite werknemers in smartphone-, tablet- en laptopfabrieken, en door geheime filmopnamen van het werk in deze fabrieken op YouTube te analyseren. Tijdens het onderzoek is ook een aantal apparaten uit elkaar gehaald en gesneuveld. Een durational performance van een ploegendienst toonde de beperkte choreografie van werknemers aan: dit heeft al velen tot zelfmoord gedreven.

“Ik vind dat design research eigenlijk gaat over reflecteren op, het begrijpen van en op bepaalde manieren ook wijzigen van de materiële wereld waarin we leven.” Mager schrijft ook over haar bevindingen, waaronder een paper over 5000times in het tijdschrift Decolonising Design. Ze vindt het echter wel belangrijk om de resultaten te presenteren in de materiële ontwerptaal van het onderwerp: “Ik vind het echt prachtig dat je daadwerkelijk vrij complexe dingen kunt communiceren door middel van ontwerptalen, grammatica en materialiteit, waardoor de complexiteiten lekker tastbaar worden.”

Ze heeft deze kenmerkende aanpak – met diepgravend onderzoek en analyses, beschouwd door een bril van economie en invloedssferen, en weergegeven in een artistieke en performatieve herinterpretatie – al toegepast op onderwerpen zoals de voedselindustrie, stedelijke winkelgebieden en de zeecontainerindustrie. In samenwerking met politiek wetenschapper Daniel Urey en ontwerper Gabriel Maher voert ze ook een langdurig onderzoeksproject uit dat draait om het concept van 'het podium' – een object waarop een gesproken handeling plaatsvindt – waarbij wordt onderzocht hoe terugkerende ontwerppatronen historisch en cultureel worden gebruikt om macht uit te drukken.

Over haar aankomende onderzoek in China zegt ze zelf dat ze is geïnteresseerd in de “resterende kolonialiteit van zo'n jonge industrietak” en in het bijzonder in hoe waarde en macht nog steeds ongelijk worden verdeeld: tussen arbeider en producent, tussen het lage marktaandeel van Apple en de hoge winsten, tussen de positie van de internationale gemeenschap met betrekking tot mensenrechten in China en de status van het land als handelsnatie en belastingparadijs. Ze erkent dat ze zich als ontwerper, en dan met name als kritische research designer die geen verhandelbaar product hoeft te maken, bovenin de piramide van waarde en macht bevindt: “Hoe kan ik dat gebruiken om duidelijk te maken dat design altijd een combinatie van innovatie en afbraak is?”

Tekst: Nadine Botha
Jason Hansma
Jason Hansma
Jason Hansma
Jason Hansma

Jason Hansma

Jason Hansma studeerde in 2013 af aan de master Fine Art van het Piet Zwart Instituut in Rotterdam. Hansma onderzoekt de maatschappelijke impact van algoritmes en digitale beeldcultuur vanuit een cultureel en politiek oogpunt. In het komende jaar doet Hansma onderzoek naar de het archiveren van afbeeldingen en teksten in een slimme database waaruit creatieve output kan worden gegenereerd door het versmelten of samenbrengen van het beschikbare materiaal.
Joana Chicau
Joana Chicau
Joana Chicau
Joana Chicau

Joana Chicau

Sommige dansvormen, zoals ballet of volksdansen, lijken tijdloos en onveranderbaar. Ze bestaan al eeuwenlang, gebruikmakend van dezelfde bewegingen en muziek. Andere dansvormen reageren echter op specifieke culturele, fysieke of technische omstandigheden, net als design of visuele kunst. Butoh ontstond bijvoorbeeld in Japan in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, als een reactie op de diepe pijn en maatschappelijke onrust die het gevolg was van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en de start van de snelle industrialisatie. Tegen de jaren negentig deed de computer zijn intrede in de danswereld via het werk van choreografen zoals Merce Cunningham. Hierdoor ontstond een directe relatie tussen het lichaam en digitale processen.

De Portugese ontwerpster Joana Chicau zet deze traditie voort door haar achtergrond als danseres te combineren met haar opleiding op het gebied van media design. Chicau, die haar master afrondde aan het Piet Zwart Instituut in Rotterdam, werd aangetrokken door het bredere blikveld bij Nederlandse grafisch ontwerpers. Zij maken gebruik van methodes en media die veel verder gaan dan de traditionele middelen voor visueel ontwerp en drukwerk. Ze benadert design niet alleen door technologische kennis op te doen, bijvoorbeeld over programmeren, maar ook door kritisch te staan tegenover de manier waarop deze technologieën controlesystemen en vooraf bepaalde resultaten produceren voor de mensen die ze vormgeven of gebruiken of ermee te maken krijgen. Haar werk bevraagt de issues van handelend vermogen, de gebruiker, computercode als taal of script, en fysieke interactie met digitale technologie. Bovendien kan computercode tijdens haar live 'choreografische programmeersessies' worden beschouwd als zowel een soort materiaal als actie, die normaliter verborgen blijft achter vlotte digitale interfaces of kantoorkolossen van grote bedrijven.

Het werk van Chicau laat een recente verschuiving zien in het ontwerpdiscours. Fysieke praktijk en performance treden meer op de voorgrond in plaats van objecten en technologie. Ze deconstrueert de website als een soort antropomorfische structuur met een hoofd (header) en een lichaam (body): de header bevat meestal meta-informatie, externe data en Javascript-functies, terwijl de body meer een secundaire contentcarrier is. Door middel van workshops, discussies en performances brengt ze diverse community's en skillsets bijeen. Veel van die skillsets vallen overigens buiten het conventionele ontwerpveld. Ze doet dit voornamelijk om te onderzoeken wat de effecten van media design zijn op hoe we ons bewegen en gedragen in de fysieke en virtuele ruimte. Ondanks dat het tot stand brengen van zo'n hybride en experimentele onderzoekspraktijk een enorme uitdaging is, blijft ze zich inspannen om mensen te emanciperen en een element van kritiek aan hun leven toe te voegen.

Tekst: Tamar Shafrir
Jos Klarenbeek
Jos Klarenbeek
Jos Klarenbeek
Jos Klarenbeek

Jos Klarenbeek

Jos Klarenbeek is in 2015 afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven in de richting 'Man and Public Space'. Als ontwerper is hij geïnteresseerd in het toegankelijk maken en vertalen van complexe data. Komend jaar wil hij zich focussen op data van satellieten. Tegenwoordig is een ongekende hoeveelheid ruwe data van de aarde gratis beschikbaar, zoals temperatuurkaarten of de golfbewegingen van oceanen. Deze data wordt door onderzoekers en de wetenschap gebruikt, maar blijft door de gebruikte codering voor het brede publiek ontoegankelijk en onbruikbaar, terwijl het een interessante bron kan zijn voor bijvoorbeeld ontwerpers. Om deze kloof te dichten is Klarenbeek van plan verschillende tools te ontwikkelen waarmee satellietdata gekoppeld kan worden aan bijvoorbeeld een weefgetouw of CNC/machine. Hiervoor wil hij een artist in residency doen bij PlanetLabs in San Francisco. Daarnaast gaat hij een samenwerking opzetten met Aliki van der Kruijs, waarin zij hun kennis willen bundelen en realtime golfinformatie van de Waddenzee gebruiken als een ontwerpvariabele.
Julia Janssen
Julia Janssen
Julia Janssen
Julia Janssen

Julia Janssen

Vandaag de dag is media-inzicht een cruciaal onderdeel van een verantwoordelijke en zelfbewuste benadering van digitale netwerktechnologie. In een tijd waarin bijna al onze online activiteiten worden verwerkt om persoonlijke gegevens te ontsluiten, hebben we allemaal een specifieke waarde die wordt vastgesteld op basis van onze onderling verbonden online profielen. Onze identiteiten zijn verworden tot consumptiegoederen voor dataverzamelaars en analisten, die hun geld verdienen door deze informatie in te zetten als voorspellende indicatoren of criteria voor gerichte reclame. De Nederlandse ontwerpster Julia Janssen raakte voor het eerst geïnteresseerd in het idee van persoonlijke gegevens als betaalmiddel tijdens haar afsluitende project aan de ArtEZ University of the Arts in Arnhem. Voor haar bachelor afstudeerproject Bank of Online Humanity verzamelde Janssen verschillende online typologieën die waren gebaseerd op individuele kenmerken, van 'oppervlakkige ambitieloze spaarders' tot 'geïnformeerde verwaande genieters', elk met bepaalde gedragspatronen en waarde in het netwerk.

Dit jaar hield Janssen zich bezig met het onderzoeken van de betekenis van de 'online gebruiker'. Hiervoor vertaalde ze haar onderzoek in een fysieke installatie die bestaat uit verschillende spellen die zich elk richten op een bepaald aspect van haar bevindingen. Ze ontwerpt hulpmiddelen voor mensen, zodat ze kunnen begrijpen hoe ze worden gevolgd en gekwantificeerd. Niet alleen op sociale media, maar ook met betrekking tot hun gezondheid, financiën, levensfase en online browsergeschiedenis. Deze gegevens worden binnen diverse platforms en systemen gecombineerd om complexere profielen samen te stellen. Verschillende profielen hebben ook een verschillende financiële waarde: profielen van zwangere vrouwen worden bijvoorbeeld gezien als zeer lucratief, omdat zij vaak nieuwe producten kopen voor hun baby, huis of voor zichzelf. Daarnaast maakt Janssen een spel dat is gebaseerd op gokkasten, waarbij mensen met hun gegevens betalen om gratis te mogen gokken. Volgens Janssen zijn we het product van onze persoonlijke informatie.

Tijdens haar onderzoeken heeft Janssen de grenzen van haar ontwerpdiscipline overstegen: haar onderzoek toont aan dat veel sociale combinaties en categorisaties als gevolg van massale gegevensverzameling onzichtbaar zijn voor de eindgebruiker, maar zeer belangrijk zijn voor de organisatie die de gegevens verzamelt, beheert of analyseert. Om een duidelijk beeld van de stand van zaken te krijgen, sprak ze met gedragswetenschappers, datajournalisten, cybersecurity-experts en analisten van de Rabobank en KPMG, evenals onderzoekers van het Institute for Information Law van de Universiteit van Amsterdam. Ze gelooft dat ze door te werken binnen de context van kunst en design deze thema's speculatiever, vreemder, sceptischer en luchthartiger kan onderzoeken. Hierdoor ontstaat een open en creatieve reactie op issues die buiten onze macht lijken te liggen.

Tekst: Tamar Shafrir
Karim Adduchi
Karim Adduchi
Karim Adduchi
Karim Adduchi

Karim Adduchi

Mode heeft een luide stem, maar wat wil je uitschreeuwen? Modeontwerper Karim Adduchi wil vooral verhalen vertellen en een sociaal aspect aan het maakproces toevoegen. Zoals hij zelf zegt: “Creating community, never being political, just social.”

Al op de Gerrit Rietveld Academie viel hij in 2015 op met zijn afstudeershow, She knows why the caged bird sings, geïnspireerd op erfgoed uit zijn geboorteland Marokko. Zijn tweede presentatie genaamd She lives behind the court yard door – de opening van de Amsterdam Fashion Week – was een eye opener en een keerpunt: zo niet verder. Na de relatieve vrijheid van de academie voelde de professionele modewereld met zijn ijzeren ritme en hooggespannen verwachtingen als een keurslijf. Zijn volgende project moest een statement worden: geheel op eigen voorwaarden, volgens zijn eigen visie.

Voor de collectie She has 99 names heeft Adduchi samengewerkt met non professionals: met huisvrouwen, studenten en vluchtelingen. Door mensen van buiten de modewereld te betrekken, probeert hij een zekere onschuld, frisheid en plezier terug te brengen in het ontwerpen. Daarnaast had Adduchi tot doel hen een platform, CV en een netwerk te geven. Door alle werkzaamheden – van het naaien tot het doorpassen met modellen – in dezelfde studio te situeren, probeert hij iedereen te betrekken bij het geheel en een 'community' te laten ontstaan. Aangezien de vaardigheden sterk uiteenlopen, is het zoeken naar de juiste samenwerkingen. De meegebrachte ervaringen, ambachten en verhalen vormen een belangrijke inspiratiebron voor Adduchi. In totaal hebben ongeveer 25 mensen meegewerkt.

Ook in deze collectie waren weer veel verwijzingen naar Adduchi's roots, zoals borduursels geïnspireerd op Noord-Afrikaanse mozaïeken en traditionele patronen. De modeshow werd buiten het seizoen in een kerk getoond. Een statement, zowel qua timing als locatie. Door de grote media-aandacht die de presentatie – zelfs al van tevoren – heeft gegenereerd, is de naam en identiteit van Adduchi als 'sociale modeontwerper' gevestigd.

De sociale impact en opzet van ontwerppraktijken krijgt steeds vaker aandacht. Hierdoor wordt niet alleen het product, maar juist ook het proces belangrijk. Dat is soms lastig tot uitdrukking te brengen in een eindresultaat. Steeds meer makers bedienen zich van sociale media om een inkijkje te bieden in het ontstaan- en ontwikkelproces van hun ideeën. Adduchi communiceert over het achterliggende idee vooral in woord, tijdens interviews en lezingen, en in persberichten. De gezichten achter zijn collectie stonden even in de schijnwerper op de catwalk, maar uiteindelijk zijn het de kledingstukken die het verhaal moeten vertellen.

Tekst: Victoria Anastasyadis
Koos Breen
Koos Breen
Koos Breen
Koos Breen

Koos Breen

Koos Breen studeerde in 2014 af aan de bachelor Grafisch Ontwerpen aan de KABK in Den Haag. In het komende jaar wil hij zijn werkwijze als 'holistisch ontwerper' verder uitdiepen. Hij formuleert voor zichzelf een serie opdrachten die op elkaar voortborduren. In deze opdrachten daagt Breen zichzelf uit om nieuwe technieken en toepassingen te verkennen en eigen te maken. Hierbij denkt hij aan weven, 3D tuften, metaal gieten en glas-, keramiek-, en kunststofbewerking. In zijn ontwikkeling schakelt hij verschillende coaches in, zoals curator Matylda Krzykowski en ontwerper Bertjan Pot.
Lilian van Daal
Lilian van Daal
Lilian van Daal
Lilian van Daal

Lilian van Daal

Kunststof zorgde in de twintigste eeuw voor een revolutie in stoelontwerp. Nu is daar een mogelijkheid aan toegevoegd: driedimensionaal printen. Ontwerper Lilian van Daal onderzoekt de mogelijkheden om maximaal comfort en functionaliteit uit deze relatief nieuwe techniek te halen.

Van Daal viel in 2014 al op met haar afstudeerproject, een geprinte stoel waarin geavanceerde techniek gecombineerd wordt met biomimicry; het 'leren van de natuur' om zo producten of processen te verduurzamen en optimaliseren. Natuurlijke verschijnselen bestuderen, analyseren en implementeren is volgens haar het antwoord voor een meer duurzame ontwerppraktijk. De aanschaf van het beroemde boek Kunstformen der Natur, van de negentiende eeuwse zoöloog Ernst Haeckel, is misschien wel een van haar belangrijkste investeringen van het afgelopen jaar. De gedetailleerde tekeningen zijn een onuitputtelijk bron van inspiratie.

Nu ze haar vaste baan bij een ontwerpbureau heeft opgezegd, is de weg vrij voor meer experiment en samenwerking. Tijdens een business challenge werd Van Daal aan Oceanz gekoppeld, een Nederlands 3D-printbedrijf. Ze is aan de slag gegaan met een door hen ontwikkelde recyclebare kunststof. Met behulp van dit nieuwe materiaal is ze gaan proberen haar afstudeerstoel, tot dan toe nog een schaalmodel (1:2), op ware grootte uit te voeren. Om dit te realiseren is Van Daal verder gedoken in de software en het digitaal tekenen van structuren om zo de modellering en productie efficiënter te maken. Het probleem zit namelijk in het bereik van de printer: die is beperkt. Waar de schaalmodellen in één keer uit de machine rolden, moeten er nu losse onderdelen geprint worden. Met efficiënte connectiepunten (zoals te vinden in de natuur) verbindt ze die aan elkaar, zonder lijm. Lijm maakt meubels – met name banken – namelijk slecht recyclebaar, een grote frustratie voor Van Daal.

De uitkomst van de samenwerking, Radiolaria (vernoemd naar micro-organismen met een bijzondere structuur), wordt tijdens de Dutch Design Week 2018 in Eindhoven gepresenteerd. Zowel de productietijd als de productiekosten zijn gehalveerd. Voor de uiteindelijke versie had ze maar één kans om te printen, met slechts een paar proefjes vooraf. Ook hier betreft het dus weer een prototype, dat nog moet worden doorontwikkeld.

Meer nog dan op een eindproduct, richt Van Daal zich op procesverbetering, inclusief recycling. Het is voor haar waardevoller om productietijd en energieverbruik naar beneden te brengen dan een trendy stoel te ontwerpen. Deze attitude past in een tijd waarin kritisch naar de duurzaamheid van ontwerpen wordt gekeken. Heeft de wereld nog een nieuwe stoel nodig? Ja, een duurzame.

Tekst: Victoria Anastasyadis
Manon van Hoeckel
Manon van Hoeckel
Manon van Hoeckel

Manon van Hoeckel

Contact met 'de ander' is het middelpunt van de praktijk van social designer Manon van Hoeckel. Vanuit een breder maatschappelijk perspectief gaan haar ontwerpen over de toenemende verwijdering tussen bevolkingsgroepen en de mogelijke politieke gevolgen daarvan. Ze ziet een samenleving waarin het beeld van vreemden is gebaseerd op berichten uit media en van sociale platforms en steeds minder op persoonlijke ervaringen.

Meer direct gaat het werk om het bevorderen van lokaal contact, waarbij het delen van een plek of een voorziening een gevoel van lokale veiligheid en sociale verbondenheid kan geven. Verrassende ontmoetingen kunnen het inlevingsvermogen in andermans perceptie vergroten en zelfs sociaal isolement verzachten. Tegelijkertijd herkent Manon een algemene tendens om plekken, systemen en producten zo efficiënt mogelijk te ontwerpen, terwijl juist frictie en inefficiëntie kunnen zorgen voor onverwachte situaties en contact met anderen.

De ontwerpen van Manon zijn daarom altijd gericht op ontmoeting en dialoog. Ze gelooft niet in het organiseren van bijeenkomsten maar des te meer in het ontlokken van een gesprek rond praktische menselijke behoeften. Zo moeten mensen van allerlei achtergronden hun was doen, hun haar laten knippen of pakketjes afhalen. Door interventies te ontwerpen rond deze praktische schakels in de maatschappij worden ongedwongen ontmoetingen gecreëerd, die op allerlei manieren kunnen worden geladen met een aanzet tot gesprek. Zo kunnen specifieke gespreksonderwerpen worden geïntroduceerd die relevant zijn voor de personen die deelnemen, voor de locatie waarin het werk is gesitueerd en voor het bredere debat. Ook kunnen meningen en verhalen worden verzameld van mensen die hun stem minder (kunnen) laten gelden in democratische processen of het publieke domein. Door de nuttige voorzieningen op een voetstuk te plaatsen laat Manon bovendien het sociale belang van collectieve plekken en publieke beroepen zien.

Anders dan aanvankelijk haar voornemen was, heeft Manon ervoor gekozen zichzelf meer als ontwerper in een web van samenwerkingen te plaatsen en niet een studio met meerdere werknemers op te richten. Ook wil ze minder gehele projecten autonoom tot stand brengen door meer onderdelen uit te besteden. De duidelijke en tegelijkertijd grenzeloze kern van haar werk – het veroorzaken van ontmoeting – maakt dat ze haar praktijk nog in velerlei vormen, gebieden en samenwerkingen kan ontwikkelen. Manon ontwerpt ook concepten voor bedrijven en organisaties, waarbij projecten na voltooiing worden overgenomen en langdurig kunnen voortbestaan.

Tekst: Mark Minkjan
Winner DDA
Márk Redele
Márk Redele
Márk Redele
Márk Redele

Márk Redele

Nadat hij zijn opleiding tot architect had afgerond, was Márk Redele wat teleurgesteld door de beperkte relevantie van het metier als onderdeel van het gestandaardiseerde bouwapparaat. Vanaf dat moment besloot hij om een meer theoretisch standpunt in te nemen en richtte hij zich met zijn ruimtelijke werk steeds meer op de kunst. Hoewel Redele zich nog steeds bezighoudt met materiaal en formele aspecten, is zijn werk bedoeld om de fysieke en mentale ruimte waarin ze worden geplaatst, opnieuw vorm te geven.

Zijn werk is agonistisch: we zien een soort strijd en tegelijkertijd een uitnodiging aan mensen om deel te nemen en te antwoorden. Het suggereert meerdere architecturale scenario's binnen één werk om de aandacht te verleggen van het fysieke naar het denkbeeldige. Márks praktijk is niet alleen een fenomenologie van materiaal en beweging, maar ook een van taal: het onderzoekt hoe ruimte moet worden herschreven.

Skeuomorfe elementen (materialen die zodanig zijn gevormd dat ze op andere materialen lijken) komen veelvuldig terug in zijn praktijk, zodat hij collectieve percepties en conventies op de proef kan stellen. Door nieuwe perspectieven te bieden op doodgewone voorwerpen, omgevingen of situaties verlegt zijn werk de aandacht naar het banale, naar alledaagse bewegingen, gebeurtenissen en gewaarwordingen. Als mensen hiermee worden geconfronteerd, worden ze uitgedaagd om tactiliteit, materialiteit en onzichtbare acties en reacties te herontdekken. Een installatie kan tegelijkertijd worden beschouwd als een designobject, een architecturale vorm en een constructie die iets anders wordt. De kwaliteit van worden vormt een ander belangrijk thema in zijn werk. Hiermee wil hij de gangbare ideeën aanvechten over volledigheid en wat 'hoort' in de ruimtelijke vormgeving, door een open uitwisseling tussen mensen en ruimten voor te stellen.

Redele ziet de wereld van de kunst als een vruchtbare omgeving, waarin hij kan werken aan zijn Trojaanse paard, waarmee hij zijn ruimtelijke aanpak naar architectonische schaal kan overbrengen. Zijn theoretische creaties krijgen vorm als installatie, waardoor ze meer kunnen zijn dan alleen architectuur op papier. Zijn doel is om op hetzelfde speelveld te acteren als de traditionele architecturale praktijk, maar dan wel om constructies te creëren die meer vrijheid bieden op het gebied van materiaal, betekenis en wat deze het individu kunnen bieden.

Zijn praktijk ontwikkelt zich op dit moment meer richting collaboratieve projecten, waarvoor hij samenwerkt met schrijvers, ontwerpers, kunstenaars en fotografen. Door anderen uit te nodigen om artistieke interpretaties van ruimtelijke fenomenen te ontwikkelen, bouwt Redele voort op zijn aanpak waarbij hij een reeks architecturale scenario's tegelijkertijd aanbiedt. Hij creëert nog steeds autonoom werk, maar hij neemt nu ook steeds vaker een rol als curator aan, waarbij hij verschillende geluiden om zich heen verzamelt die op ongewone wijze samenhangen met ruimte.

Tekst: Mark Minkjan
New State of Matter
New State of Matter
New State of Matter
New State of Matter
New State of Matter

New State of Matter

Zou je wel een kind moeten nemen? Is dat fair tegenover het kind, of tegenover de rest van de wereld, als de toekomst zo onzeker is door de uitdagingen met betrekking tot het milieu? Is het verwekken en opvoeden van een baby iets dat kan of zou moeten worden gecontroleerd? Welke invloed heeft dit op je relatie en familie? En hoe zit het met de impact op je lichaam, zeker als je de moeder bent? En je carrière, wat is nu je levensdoel? Dit zijn een aantal vragen die designer Gaspard Bos opwerpt met zijn nieuwe stuk Pathfinders, dat wordt onthuld tijdens de Dutch Design Week.

“Het is een mediator bij gesprekken,” zegt Bos over de interactieve installatie die hij ontwikkelde terwijl hij bezig was met een onderzoeksstage aan het Unstable Design Lab in Boulder, Colorado in de Verenigde Staten. Dit werk markeert een keerpunt in de ontwerppraktijk van deze Rotterdamse designer. Nadat hij in 2013 de opleiding Integrated Product Design afrondde aan de TU Delft, stond hij aan de basis van de start-up Better Future Factory (doorbouwend op de interactieve recyclinginstallatie Perpetual Plastic Project), werkte hij met wandelwagenfabrikant Bugaboo om designaspecten open source te maken en zo met een 3D-printer vervangende onderdelen te kunnen maken, werkte hij met mensen uit de omgeving om meubels te maken die werden geweven van PET-flessen, en nam hij deel aan het bewerken en herontwerpen van hulpgoederen voor vluchtelingen op Lesbos. Hij houdt daarnaast ook nog tijd over om muziek te schrijven en op te nemen, en om op te treden.

“Toen ik afstudeerde geloofde ik echt dat als je iets wilt doen om de wereld te veranderen en hem duurzamer te maken, dat je er dan ook een bedrijfsmodel aan moest koppelen.” Bos geeft toe dat hij de afgelopen jaren tot de conclusie is gekomen dat de manier waarop we zaken doen een van onze grootste problemen is. Tegelijkertijd heeft hij ook een aantal projectideeën laten varen die zich richtten op technologische optimalisatie: “Technologie brengt mensen niet bij elkaar. Mensen komen bij elkaar. Geweldige technologie of een app zorgt er niet voor dat de wereld ineens een stuk beter wordt. Dat kan alleen door sociale veranderingen worden bereikt.”

Voor de Rotterdamse ontwerper is de essentie van 'transition design' dat deze verandering mogelijk wordt gemaakt door interventies te creëren die ons helpen om onze waarden en de manier waarop we dingen doen te herdefiniëren. Het Pathfinders-project heeft Bos ertoe aangezet om zijn werk meer in deze richting te sturen. Hij blijft werken aan project waarbij 'machine learning' en tweedehands kleding een rol spelen. Het potentieel van nieuwe technologie wordt gecombineerd met de noodzaak om de wegwerpcultuur van de mode-industrie te bespreken en te herwaarderen.

Bos besluit: “Ik zal nooit meer zeggen dat ik oplossingen ontwerp. In een wereld die voortdurend verandert, zijn oplossingen al snel verouderd. We hebben meer transities nodig.”

Tekst: Nadine Botha
Studio Reus
Studio Reus
Studio Reus
Studio Reus

Studio Reus

Er bestaat geen algemene definitie die van toepassing lijkt te zijn op Jonathan Reus. Enerzijds maakt hij experimentele elektronische muziek, waarbij hij de emotionele ruimte onderzoekt die ontstaat tussen muzikanten als ze improviseren. Anderzijds is hij de geluidskunstenaar die de sonische scenografie van een aanstaande uitvoering van Brave New World door het Asko-Schönberg-ensemble moet vormgeven. Zijn werk is echter niet zo vol spektakel dat hij zich prettig voelt met de benaming media artist. Contemporary artist is misschien meer van toepassing om de subtiele conceptuele aard van zijn werk te omschrijven, maar dit is weer geen goede weergave van zijn materiaal en maakproces. Misschien is hij meer een conceptual designer, maar hij wil niet meegaan in de innovatieretoriek die hiermee gepaard gaat. Hij geeft toe dat het niet makkelijk te definiëren valt.

Maar hij voelt zich wel lekker op dit speelveld dat lak heeft aan definities. Botha begrijpt daarnaast als geen ander dat “je boven komt als je worstelt”. Nadat hij zijn bachelor had behaald in de VS, brak hij zijn rug en moest hij leren zich toe te leggen op zijn artistieke ambities. Hij moest baantjes als software engineer aannemen om zijn studieleningen en ziekenhuisrekeningen te kunnen betalen. “Dat werk zorgt ervoor dat je je neuronen traint om logisch, rationeel en lichaamloos te werk te gaan”, aldus Reus, “en veel van mijn kunst probeert daar tegenaan te schoppen.”

Dit gevecht zien we terug “vanuit een technologisch standpunt maar ook in het proces waarin artistieke hulpmiddelen worden ontwikkeld waarin verpersoonlijking, een gevoel van flow, een gevoel van het beleven van tijd, het beleven van een moment worden aangemoedigd.” Dat zijn enkele van de ruimtelijke, tijdsgebonden en vleesgeworden kwaliteiten waardoor hij zich aangetrokken voelde tot geluid als artistiek medium. Hij vraagt zich af of de recente comeback van sound art misschien een algehele uitvergroting is van zijn eigen worstelingen: “Misschien is mijn ervaring het bouwen van software gewoon een microkosmos van de ervaringen van de rest van de wereld die voortdurend wordt overspoeld met schermen.” Reus woont tegenwoordig in Den Haag , maar zijn artistieke ambities kregen in 2009 een tweede kans in Amsterdam toen hij een W. J. Fulbright-beurs kreeg om een onderzoeksproject uit te voeren bij STEIM. In 2014 voltooide hij de masteropleiding Music aan de ArtScience Interfaculty van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

Hij hunkert echter nog steeds naar een soort middenweg en hij heeft het afgelopen jaar gebruikt om een werkwijze te vinden voor zijn creatieve praktijk. De eerste stap hierin was het bouwen van een studio. Binnenkort begint hij aan een residency bij het IEM in Graz als onderdeel van het onderzoeksproject 'Algorithms That Matter' en op dit moment wil hij onderzoek doen naar alternatieve, niet-digitale algoritmische ideeën uit verschillende culturen. Deze ideeën zijn niet alleen interessant omdat ze kunnen dienen als een nieuwe benadering van elektronische muziek, maar ook omdat hij hiermee zijn werkproces kan perfectioneren: “Ik wil mijzelf uitdagen om voor mijzelf een algoritme te maken om kunst te maken”, zegt hij gekscherend. “Tegen het einde van het jaar heb ik hopelijk ofwel een geheel ironische flowchart voor het maken van werk, of een krachtig hulpmiddel dat ruimte laat aan toeval, maar gestructureerd genoeg is om identiteit te produceren.”

Tekst: Nadine Botha
Suzanne Oude Hengel
Suzanne Oude Hengel
Suzanne Oude Hengel
Suzanne Oude Hengel

Suzanne Oude Hengel

Innovatie in breien: allang niet meer een tegenstelling, zeker niet voor ontwerper Suzanne Oude Hengel. Zij probeert grenzen te verleggen en op een nieuwe manier naar de mogelijkheden van de breimachine te kijken. Ze past haar bevindingen toe in vernieuwende, naadloze schoenontwerpen.

Zo onconventioneel als haar ontwerpen zijn, zo conventioneel zijn de ontwerpvraagstukken waar ze zich mee bezig houdt: hoe gebruik je het materiaal op een eerlijke manier, zoals het zich gedraagt? Hoe sla je als onafhankelijk ontwerper een brug naar de industrie? Vooralsnog zijn de kleurrijke, opvallende schoenen die ze maakt prototypes. Haar doel is niet zozeer een eigen label te creëren. Liever doet ze zelf onderzoek, adviseert ze bedrijven op het gebied van materiaal en techniek en bedenkt ze in samenwerking met innovatieve partijen nieuwe toepassingen voor footwear.

De behoefte aan verdieping van haar technische kennis kwam vanuit frustratie met het antwoord: “nee, wat jij wilt kan niet met de machine”. Een antwoord dat lang niet altijd waar blijkt. De ruimte om te leren en uitproberen krijgt Oude Hengel in het TextielLab in Tilburg, onderdeel van het TextielMuseum. Na een stage van een jaar werkt ze er nu als technisch medewerker op de breiafdeling. Daar leert ze niet alleen de vlakbreimachines door en door kennen, maar ook de software waarmee de digitale apparatuur wordt aangestuurd. Het leren programmeren kost veel tijd en training, iets wat Oude Hengel in haar eigen tijd doet. Je zou het een digitaal ambacht kunnen noemen: oefenen, uitproberen, uren en meters maken. Doordat ze heeft kunnen investeren in software, kan ze zich nu in haar studio het programma eigen maken.

Haar eigen handbreimachines zijn een fijne, low tech manier om hands on ideeën uit te kunnen proberen en meteen ook te veranderen, iets wat moeilijker gaat op digitale machines waar je eerst alle informatie moet inladen. Ook de zolen maakt ze al sinds haar afstuderen op een laagdrempelige manier: door de bovenkant van de schoen (upper) in een rubberbad te dopen. Er komt dus geen lijm aan te pas. Momenteel onderzoekt ze de toepassing van spacers (een stof waar ruimte tussen zit, als een sandwich) om een lijmloze verbinding met de zool te creëren.

Op Europese vakbeurzen die ze het afgelopen jaar bezocht breidde ze niet alleen haar kennis van materialen en actuele ontwikkelingen uit. Het leverde haar ook zichtbaarheid en een nieuw netwerk op. Dit betaalt zich nu uit in steeds meer interessante en relevante opdrachten. Breien heeft de toekomst.

Tekst: Victoria Anastasyadis
Tenant of Culture

Tenant of Culture

De praktijk van Hendrickje Schimmel is niet makkelijk in een categorie te vangen. Ze houdt zich onder andere bezig met textiel, mode, sculpturen en conservatie. Nadat ze mode had gestudeerd in Arnhem en Textiles aan het Royal College of Art in Londen, kwamen haar interesses samen in een ongewoon genuanceerde benadering van stoffen. Ze richtte zich met haar werk daardoor minder op de mode-industrie. Schimmel is gefascineerd door mode als fenomeen: hoe het werkt, het discours dat erdoor ontstaat, hoe trends rouleren en evolueren, en welke invloed mode heeft op het leven van 'gewone' mensen. Ze probeert sindsdien een antwoord te vinden op deze vragen via textiel en kleding, zelfs als deze nooit met een lichaam in contact komen.

Schimmels werk laat een wereld zien waarin creatieve velden zich voeden met elkaar en zorgen voor kruisbestuiving. Het is een wereld waarin kleding zowel het onderwerp van als een middel voor socio-economische kritiek kan zijn. Omdat momenteel de huizenprijzen onbetaalbaar zijn voor jonge mensen en sociale media altijd en overal aanwezig zijn, is iemands kleding een krachtig statement in de publieke ruimte. Schimmel wil haar praktijk niet inkaderen in projecten die worden gestuurd door abstracte concepten. In plaats daarvan omarmt ze de rommelige complexiteiten, toevalligheden en paradoxen die ze in Londen tegenkomt. Het frivole kan net zo betekenisvol zijn als het minimalistische, en haar werk functioneert als een barometer voor de manier waarop mensen iedere dag weer omgaan met textiel. Ze geniet van de vrijheid om zich te onttrekken aan het maken van een draagbare en winstgevende collectie, terwijl ze tegelijk de aversie van de kunstwereld voor dingen die op producten lijken wil uitdagen.

Kortgeleden onderzocht Schimmel nog de dubbele retoriek van hyperfunctionaliteit en nauwgezet traditionalisme in hedendaagse kleding. Ze omschrijft deze concepten als “ornamenteel overleven” en “bucolische nostalgie”. Het romantische verlangen naar een eenvoudiger verleden is al lang een centraal thema in de menselijke cultuur, en dat geldt eigenlijk ook voor de mode-industrie. Zelfs nu technische verbeteringen ervoor zorgen dat zowel de stoffen zelf als de productie van kledingstukken steeds complexer, technologischer en performatiever worden. Schimmel beschouwt “ornamenteel overleven” en “bucolische nostalgie” als antwoorden op de kneedbare ideeën van natuur, urbanisme en moraliteit. Zowel de jas met camouflageprint als de goed zichtbare waterdichte rugzak belichamen een diepgewortelde angst voor een onbekende toekomst en een valorisatie van de jagerfiguur. Het mandje van stro roept dan weer beelden op van het organische leven op het platteland. Terwijl ze deze thema's onderzoekt, experimenteert Schimmel ook met de grenzen van draagbaarheid en conservatie, en de wisselwerking daartussen op plekken waar mensen elkaar ontmoeten.

Tekst: Tamar Shafrir
TeYosh
TeYosh
TeYosh
TeYosh

TeYosh

Sofija Stanković en Teodora Stojković kwamen vanuit Servië naar Nederland om graphic design te studeren aan het Sandberg Instituut. Ze werden aangetrokken door de open structuur van de school en de sociale en politieke betrokkenheid die er worden gekoesterd. Dit onderwijsmodel sloeg aan bij het duo, dat de ontwerper niet beschouwt als een intermediair tussen klant en printer, of als slechts degene die de ideeën van anderen visualiseert, maar als iemand die reageert op en ingrijpt in de krachten en urgenties die hun actuele context vormen. Hun Servische wortels hebben een grote invloed op hun werk: thema's zoals de patriarchale maatschappij leken geen goed idee voor een studio in Nederland, want ze wilden hun nieuwe omgeving niet al te zeer politiseren. In plaats daarvan verlegden ze hun aandacht naar het controversiële maar universele onderwerp sociale media.

Onder de naam TeYosh onderzoekt het duo het gedrag van community's die online verbonden zijn. Ver weg van hun oude vrienden zagen ze dat activiteiten op sociale media geen neutrale weergave zijn van hoe mensen met elkaar omgaan in het dagelijks leven. Het zijn eerdere gecontroleerde voorstellingen van wat iemand een 'ideale' persoon of persoonlijkheid vindt. De huidige sociale-mediaplatformen zijn verstoken van nuances zoals lichaamstaal, stembuiging en oogcontact. Ze hebben echter wel gezorgd voor geheel nieuwe uitdrukkingspatronen. TeYosh identificeert deze patronen en geeft uitleg in het almaar groeiende Dictionary of Online Behavior, waarin termen als 'clickvalue', 'forcie' en 'thrillification' zijn opgenomen. Uiteindelijk willen ze een meer bewuste relatie tot sociale media creëren, zodat gebruikers kunnen bepalen hoe hun offline identiteit daardoor wordt beïnvloed.

TeYosh is een goed voorbeeld van een creatieve praktijk waarbij scepsis, gevatheid en een kritische benadering van moderne technologie ervoor zorgen dat er naar kansen wordt gezocht buiten techbedrijven of start-ups om. Zo bewaren ze afstand en onafhankelijkheid ten opzichte van hun onderwerpen. Ze kiezen voor verschillende media, van animatie en mode tot spreken in het openbaar, en betrekken zowel het publiek als partners bij hun onderzoeksaanpak. Ze hebben ook geëxperimenteerd met virtual reality, vanwege het vermogen daarvan om het snijvlak van virtueel en fysiek nog dichter bij de nabije toekomst te brengen. Noch technofiel, noch technofoob: TeYosh vertaalt de rol van de grafisch ontwerper naar die van een antropoloog op het gebied van experimenteel gedrag – een die op de drempel staat van snelle technologische veranderingen.

Tekst: Tamar Shafrir
Willem van Doorn
Willem van Doorn
Willem van Doorn
Willem van Doorn

Willem van Doorn

In zijn praktijk brengt ontwerper Willem van Doorn interactie tussen mensen, objecten en ruimte teweeg. Het werk vraagt bijna altijd om actie en beweging, waardoor mensen onderdeel van een plek worden. De karakteristieken en geschiedenis van een plek en de intentie mensen ergens toe aan te zetten zijn gewoonlijk startpunten van een ontwerpproces.

Terwijl een constante informatieoverstelping ons bewustzijn beheerst en we vervreemden van onze directe omgeving, probeert Willem mensen fysiek en rationeel wakker te schudden met ogenschijnlijk simpele installaties en activiteiten. Door hun directheid lokken ze een hernieuwd besef uit van menselijke basisbehoeften en de kwaliteiten van een plek. Startmaterialen zijn vaak alledaags en op locatie gevonden, maar door hun ongewone toepassing realiseert Willem onverwachte situaties. Zo vangen de projecten aandacht en forceren ze contact met het object, de plek of andere aanwezigen.

Veel van Willems ontwerpen ontstaan gaandeweg door te maken, te testen, modellen te bouwen en al doende nieuwe onderzoekspaden te volgen. Om deze processen te voeden werkt hij vrijwel altijd samen met andere kunstenaars en ontwerpers die zijn werk aanvullen met onder meer technisch inzicht, verhalende concepten en begrip van natuurlijke processen.

Een goede werkplek die vrijheid en rust biedt en door zijn uitrusting inspireert tot maken is voor Willem cruciaal. Middelpunt van zijn praktijk is dan ook de werkplaats die hij na zijn afstuderen oprichtte op de boerderij van zijn familie in De Kwakel. Deze grote maakomgeving vol werktuig biedt de ruimte voor productie, experiment en samenwerking. Zo is de boerderij zich aan het ontplooien van boerenbedrijf tot proeftuin voor ideeën en ontwerpen. In het verlengde hiervan heeft Willem ook een gastenverblijf ontwikkeld. Hierdoor kunnen andere kunstenaars en ontwerpers voor korte of langere tijd in de werkplaats komen werken, bijvoorbeeld aan eigen ruimtelijke projecten of voor samenwerkingen. Voor de bouw van het verblijf wordt (rest)materiaal uit de directe omgeving van de boerderij gebruikt.

Recentelijk heeft Willem geïnvesteerd in het professionaliseren van zijn praktijk en ontwikkeling naast zijn plaats- en tijdgebonden werk. Belangrijk onderdeel hiervan is een nieuwe online presentatie. Aangezien zijn ontwerpen zich moeilijk lenen als verkoopproduct, maar wel op allerlei evenementen en plekken toepasbaar zijn, is een verhuurmodel opgezet. Daarnaast wordt de werkplaats stapsgewijs geperfectioneerd. Ook hoopt Willem meer ruimtelijke projecten te gaan doen, al dan niet in samenwerking met architecten, musea of decorbouwers.

Tekst: Mark Minkjan
Yamuna Forzani
Yamuna Forzani
Yamuna Forzani
Yamuna Forzani

Yamuna Forzani

Queer-gemeenschappen zijn altijd al ware broedplaatsen voor radicale culturele innovatie geweest. Dit werd duidelijker dan ooit in de twintigste eeuw, toen groeiende stedelijke bevolkingen, veranderende sociale normen en onafhankelijke mediakanalen de groei van alternatieve ruimten en solidariteitsnet-werken, vieringen en activisme aanwakkerden. Terwijl leden van de queer-gemeenschap vaak werden vergeten of verketterd door de 'gewone maatschappij', en verstoken bleven van financiële en sociale steun, bloeide hun creativiteit op in de minder rigide nachtclubs en kunstlokalen. Met name de ball-cultuur in het New York van de jaren tachtig bood alle ruimte aan performance en kostuumdesign, maar ook aan cultureel commentaar, vriendschappen en aandacht voor aids. Hier konden gender en seksualiteit worden onderzocht in een gemeenschap die deze vrijheid koesterde.

Yamuna Forzani studeerde af aan de afdeling Textile & Fashion van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Ze viert de ball-cultuur in een multidisciplinaire praktijk die mode, fotografie, dans, installaties en social design combineert door middel van inclusieve publieke events. Het ball wordt een gedeeld platform waarop deze creatieve methodologieën samenkomen, en daarmee eer betuigen aan de balls van de jaren tachtig, terwijl ze tegelijk experimenteren met nieuwe formats of thema's. Haar Utopia Ball Fashion Show volgt de ball-traditie door een competitie-element toe te voe-gen dat is gebaseerd op verschillende complexe performancecategorieën, van 'Virgin Runway' tot 'Executive Realness'. Deze veelheid aan categorieën vormt de erkenning van een geschiedenis waarin queer mensen zochten naar verschillende vormen van zelfexpressie en zelfbescherming, evenals een nieuwe hedendaagse esthetiek. Forzani's collectie van vierentwintig veelkleurige gebreide outfits wordt voor het eerst getoond tijdens het ball, waardoor de ontwerpen verweven raken met de context waardoor ze zijn geïnspireerd. Haar collectie is ontworpen om niemand buiten te sluiten, maar om juist 'genderful' te zijn. Hiermee wordt de veelheid aan rollen en identiteiten die we spelen binnen sociale structuren gevierd.

Door dergelijke events te houden volgt Forzani een ontwerppraktijk die haar interesses buiten het ont-werpveld weerspiegelt. Ze biedt ruimte aan haar artistieke en politieke activisme als lid van het Kiki House of Angels in Nederland en internationaal lid van House of Comme Des Garçons uit New York. In plaats van persoonlijke perspectieven te onderdrukken in overeenstemming met het idee van 'neu-trale professionaliteit', kunnen designers vandaag de dag een bijdrage leveren aan de belangrijkste gespreksonderwerpen, van klimaatverandering en migratie tot automatisering en privacy. Het werk van Forzani toont de fantasierijke en retorische kracht van creatieve productiviteit en het resulterende ver-mogen om de grenzen van de designindustrie te overstijgen.

Tekst: Tamar Shafrir
Alissa + Nienke
Alissa + Nienke

Alissa + Nienke

Uit hun gedeelde fascinatie voor de interactie tussen mens en ruimte, hebben de ontwerpers Alissa van Asseldonk en Nienke Bongers een gezamenlijk ontwerpstudio opgericht. Beide behaalden hun diploma aan de Design Academy Eindhoven in de richting van Man & Well-Being. Samen beogen ze met hun werk nieuwsgierigheid te stimuleren en spontane ontdekking in het dagelijks leven mogelijk te maken. Dit bewerkstelligen zij door tactiele, interactieve materialen en oppervlaktes te ontwikkelen waarin zintuiglijke ervaring centraal staat. Voor het aankomende jaar hebben de ontwerpers zich ten doel gesteld om hun studio inhoudelijk, artistiek en technisch verder te ontwikkelen zodat hun ontwerpen daadwerkelijk geïmplementeerd kunnen worden in het dagelijks leven en zo bijdragen aan het welzijn van de mens. Hiervoor gaan zij zich middels cursussen verdiepen in onder andere filosofie en psychologie maar ook in programma's zoals SketchUp of Solidworks en Arduino. Verder worden drie projecten uitgewerkt, namelijk 'BioMirror', 'Mirabilia' en 'Dangling Grid'. Tevens wordt een materiaal bibliotheek ontwikkeld en toepassing van stopmotion-video verkend. Om het werk daadwerkelijk bruikbaar te maken voor het dagelijks leven worden publieke testmomenten georganiseerd en wordt met de producenten en wetenschappers samengewerkt. Deze verschillende trajecten zien de ontwerpers als verschillende stappen binnen één groot onderzoek dat zich richt op 'experience-changing surfaces'.
Amy Suo Wu
Amy Suo Wu
Amy Suo Wu

Amy Suo Wu

Amy Suo Wu is in 2012 afgestudeerd aan de master Media Design van het Piet Zwart Instituut. Haar werk staat bijna altijd in het teken van de politieke dimensie van informatie en hoe informatie ingezet wordt door machtsstructuren. In deze context is Wu in 2015 het onderzoekproject 'Tactics and Poetics of Invisibility' gestart, waarin ze op zoek gaat naar tactische en innovatieve vormen van onzichtbaarheid om communicatie tussen burgers en gemeenschappen te maskeren. In het aankomende jaar wil Wu hier verder onderzoek naar doen door zich toe te leggen op de principes van steganografie, het principe binnen de cryptografie waar informatie wordt verborgen in onschuldig ogende objecten. De focus van de maker ligt hierbij op onzichtbare inkt, als oud medium dat als niet meer relevant wordt beschouwd door veiligheidsdiensten. Concreet moet het onderzoek onder andere leiden tot een inkjetprinter die met onzichtbare inkt print. Op het gebied van professionele en artistieke ontwikkeling volgt Wu onder andere een tweetal residentietrajecten in Beijing en Leipzig.
Atelier Frank Verkade
Atelier Frank Verkade

Atelier Frank Verkade

In 2012 studeerde Frank Verkade af aan de afdeling Product Design aan Artez in Arnhem. Sindsdien is hij als sieradenontwerper gefascineerd door de symbiose tussen verschillende organismen, met name tussen de mens en dier. Dit raakt volgens hem aan de oorsprong van sieraden aangezien deze van oudsher ontwikkeld zijn door natuurvolkeren in de vorm van dierlijke en natuurlijke materialen om hun (mythische) krachten over te nemen. Heden ten dage zorgen volgens de ontwerper de ontwikkelingen binnen bio-design tot vervagende grenzen tussen de mens en technologie. De maakbaarheid van het menselijk lichaam is dan ook een uitgangspunt van zijn doorlopend ontwerpend onderzoek 'Paradise', dat hij komende jaar wil uitbreiden tot een multidisciplinair project waarin sieraden, dans, video en fotografie samenkomen. Frank Verkade stelt zich het aankomende jaar ten doel zich te ontwikkelen tot een multidisciplinair vormgever. Hij gaat zijn kennis en vaardigheden nader ontplooien middels cursussen voor programma's Rhino en CAD, film-editing en edelsmederij. Daarnaast gaat hij inhoudelijke verdieping zoeken onder begeleiding van de Amerikaanse filmregisseur Andrew Thomas Huang en ontwerpers Ted Noten en Bart Hess. Ook neemt hij deel aan de Artist in Residence van ArtEZ Product Design en staan verschillende presentaties op de planning zoals een duo-solo expositie bij Gallery Four in Gothenburg, Zweden.
Benjamin Sporken
Benjamin Sporken

Benjamin Sporken

In 2014 behaalde Benjamin Sporken zijn master aan de Media, Art & Design-Faculty, te Hasselt, in de richting grafische vormgeving en met specialisatie type design. Zijn ontwerppraktijk kenmerkt zich door een multidisciplinaire aanpak en speciale aandacht voor de wisselwerking tussen grafisch- en letterontwerp. Benjamin Sporken stelt namelijk dat typografie de communicatieve basis vormt voor vrijwel alle media, zowel in de digitale als printvorm. Hij merkt op dat de ontwikkeling van letterontwerp lijkt te stagneren, met name doordat er een voorkeur lijkt te bestaan voor de algemene leesbaarheid van letters. Om bij te dragen aan de positie en ontwikkeling van letterontwerp, wil Benjamin Sporken de aankomende tijd een eigen platform opzetten, getiteld ONMIN. Om het ontwerpen van lettertypen in een historisch context te plaatsen gaat Benjamin Sporken deelnemen aan de masterclass Expert Class Type Design. Daarnaast wordt advies ingewonnen bij het Britse ontwerpbureau FIELD en verschillende vooruitstrevende letterontwerpers en zogenaamde 'type foundries'. Stapsgewijs wordt gewerkt aan nieuwe letters, innovatieve productiemethodes, toepassingen en tentoonstellingsformats voor letterontwerp. Door een eigen type foundry te starten meent Sporken conventies uit te dagen en zich te onderscheiden binnen het ontwerpveld. Tevens biedt het concept van ONMIN de mogelijkheden om een verdienmodel te ontwikkelen dat bijdraagt aan het ontwikkelen van zijn professionele praktijk.
Chrissie Houtkooper
Chrissie Houtkooper

Chrissie Houtkooper

Chrissie Houtkooper heeft zich tijdens haar opleiding aan de ArtEZ Fashion Masters, die zij in 2015 behaalde, gespecialiseerd in modeaccessoires en met name footwear. Volgens haar vormen schoenen de kern van kledingdracht en identiteit. Haar werk kenmerkt zich ook door persoonlijk erfgoed en de combinatie van streetwear, minimalisme, moderniteit en vakmanschap. Experimenten met materiaal, vorm en constructie staan daarin centraal. Het komende jaar wil zij besteden aan het verstevigen van de fundamenten van haar ontwerppraktijk, met name op het gebied van sustainability, vakmanschap en traditie. Hiervoor wil zij twee collecties ontwikkelen en haar positionering in het buitenland onder de loep nemen. Tijdens verkennende reizen naar Londen en Japan wil zij met verschillende partijen in gesprek gaan en reflecteren op haar ontwerppraktijk. Binnen de collecties staat het onderzoek naar zowel nieuwe als traditionele technieken, materialen en productiemethodes centraal. Zo gaat ze een nieuwe accessoire-collectie ontwerpen getiteld 'Modern Heritage 2.0' die tot moderne interpretatie van tradities moet leiden. Daarnaast wil ze in samenwerking met de modeontwerper David Laport een draagbare accessoire-collectie maken. Beide collecties worden gepresenteerd tijdens Paris Fashion Week en Dutch Design Week.
Christiaan Bakker
Christiaan Bakker

Christiaan Bakker

Christiaan Bakker heeft in 2013 zijn master-diploma behaald aan het Sandberg Instituut te Amsterdam. Bakker wil als vormgever verhalen vertellen door ruimtes te vormen. Tijdens zijn ontwerpproces gebruikt hij modellen en maquettes als voornaamste ontwerptool. Bakker gaat het aankomende jaar verschillende aspecten van de maquette onderzoeken. Hij verwacht daarmee dichter bij de toepasbaarheid van modellen in het ontwerpproces te komen. Bakker kiest ervoor om op een ruimtelijke en experimentele wijze onderzoek te doen vanuit een theoretisch kader. Het onderzoek bestaat uit drie fases. In fase één analyseert Bakker de verschillende aspecten van het model. Deze aspecten zijn onder andere functie, vormtaal, proportionaliteit en materiaalgebruik. Daarna voert hij een serie ruimtelijke experimenten uit. Tot slot worden de opgedane inzichten toegepast in het ontwerpen met modellen. De vorm waarin de resultaten van het onderzoek tot uitdrukking komen laat hij bewust open. Gedurende het onderzoek raadpleegt Bakker een aantal experts uit andere disciplines, waaronder een scenograaf, een filmmaker, kunstenaars en grafische ontwerpers. Om zich technisch te ontwikkelen op het gebied van representatie en augmented reality gaat de ontwerper werkstages aan bij een fotograaf en een AR-specialist. Ook zet de ontwerper twee coaches in om te reflecteren op het gehele ontwerpproces.
Dieter Vandoren
Dieter Vandoren

Dieter Vandoren

Dieter Vandoren studeerde in 2012 af aan de opleiding ArtScience van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag. Vandoren maakt audiovisuele installaties en performances waarin de lichamelijke ervaring centraal staat. Het werk slaat daarin altijd een brug tussen het architecturale en de audiovisuele ervaring. Naast zijn werk als maker is Vandoren een van de initiatiefnemers van het iii platform, dat zich heeft ontwikkeld tot een (inter)nationale plek voor uitwisseling op het gebied van audiovisuele kunst. In zijn ontwikkelplan omschrijft Vandoren drie onderdelen die samen tot een eindproject leiden. Zo volgt Vandoren samen met maker Mariska de Groot een residentie bij STEIM om hun LFS1 werk verder te ontwikkelen en te finaliseren. Daarnaast ontwerpt en realiseert Vandoren een nieuw werk met behulp van de 4DSOUND installatie. Met het derde project wil de maker zich begeven op het gebied van stage-design. Hierbinnen gaat Vandoren een samenwerking aan met een muzikant om te komen tot een visuele architectuur die een ruimtelijke context biedt aan de muziek. Het eindproject wordt gevoed door de drie andere projecten en moet een grootschalige ervaring worden op het raakvlak van de academische en techno-cultuur.
Donna van Milligen Bielke

Donna van Milligen Bielke

Donna van Milligen Bielke studeerde in 2012 af aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. In haar werk is de architect voortdurend bezig met het herdefiniëren en positioneren van grenzen. Daarbij opereert Van Millegen Bielke op de grens van architecuur en stedenbouw en beweegt ze zich vrijelijk door verschillende schaalniveaus, van het architectonische interieur tot het stedelijk weefsel. In het aankomende jaar richt de architect zich op een ontwerpend onderzoek dat moet leiden tot nieuwe stedelijke typologieën voor Amsterdam. Deze typologieën moeten de stad geschikt maken voor toekomstige groei en een antwoord bieden op de almaar groeiende toeristenstroom. Het ontwerpend onderzoek bestaat onder andere uit een analyse van de geschiedenis en context van Amsterdam en een reeks excursies naar diverse stedenbouwkundige typologieën in New York, Parijs, Rome en Berlijn. Verder wil de architect een reeks experts als visiting critics bij haar onderzoek betrekken, zoals Zef Hemel, Pier Vittorio Aureli, Martino Tattara en Ton Schaap.
Elisa van Joolen
Elisa van Joolen
Elisa van Joolen

Elisa van Joolen

Elisa van Joolen behaalde in 2012 haar master Fashion Design aan Parsons in New York. Van Joolen is geïnteresseerd in het hele spectrum van de mode-industrie en werkt vanuit de overtuiging dat de modewereld toe is aan een nieuwe sociale benadering van kledingproductie. In de projecten van Van Joolen ligt de nadruk op samenwerking en participatie. Een voorbeeld hiervan is haar doorlopende onderzoeksproject 11”x17”. Van Joolen bevraagt met dit project de gangbare waardesystemen in de mode-industrie en verkent nieuwe productiemethoden. Zij vraagt zich bijvoorbeeld af hoe het zou zijn als kleding van verschillende merken in een collectie terecht komen. Zo combineert ze onderdelen van kledingstukken van verschillende merken tot een uniek ontwerp. Komend jaar geeft Elisa een vervolg aan 11”x17” en gaat een nieuwe serie kledingstukken ontwikkelen getiteld 'One-to-One'. Gedoneerde kledingstukken van verschillende merken gebruikt Van Joolen als printing tools. Een met inkt besmeerde zijde van een kledingstuk wordt met een pers op een ander kledingstuk gedrukt. Zo ontstaat een reeks gedeeltelijk bedrukte kledingstukken, vergelijkbaar met een kettingreactie: ieder kledingstuk is origineel én draagt een letterlijke kopie van een ander stuk. Verschillende onderdelen van 'One-to-One' zullen worden getoond in het Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans van Beuningen, The Hole Gallery NYC, Patta Store en Zeedijk 60 in Amsterdam. Tevens gaat ze een publicatie ontwikkelen waar 'One-to-One' vanuit diverse invalshoeken wordt belicht.

Foto: Blommers / Schumm
www.11x17.nl
Giuditta Vendrame
Giuditta Vendrame
Giuditta Vendrame

Giuditta Vendrame

Giuditta Vendrame behaalde in 2015 haar master in design aan de Design Academie Eindhoven. Haar werk bevindt zich op het snijvlak van vormgeving en wetgeving. In haar ontwerppraktijk wil Vendrame een uitwisseling tussen vormgeving en het rechtstelsel uitlokken, waarbij zowel de theoretische als de praktische aspecten aan bod komen. Door design - het produceren en moduleren van een esthetische effect - wil Vendrame ruimtes creëren waar de dialoog over het burgerschap plaats kan vinden. In het komende jaar wil Vendrame haar onderzoek en interventies richten op drie pijlers; de stedelijke schaal (de stad Eindhoven), de internationale schaal (de rivier Donau) en de supranationale schaal (het Schengengebied). Hiervoor heeft zij verschillende experts benaderd, zowel uit het vormgevingsveld als uit het juridisch domein.
Hannah Schubert

Hannah Schubert

Hannah Schubert is in 2015 afgestudeerd als landschapsarchitect aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. Schubert's projecten bevinden zich op het grensvlak van architectuur en landschap. In haar afstudeerproject onderzocht Schubert hoe de kracht van de natuur ingezet kan worden om een leegstaand of 'gefaald' gebouw langzaam te transformeren naar een landschap. De landschapsarchitect wil het archetype van de ruïne op een niet nostalgische manier benaderen om zo te komen tot waardevolle plekken, waar de natuur regeert en de mens eventueel op bezoek kan komen. Voor haar ontwikkeltraject omschrijft Schubert drie onderdelen: het ontwikkelen van meer ecologische kennis, kennis van verschillende representatietechnieken en het uitdragen van de eigen onderscheidende positie binnen de (landschaps)architectuur. Binnen deze onderdelen worden mentoren ingezet, excursies ondernomen, ontwerpend onderzoek gedaan en presentaties gemaakt. Schubert wil haar eigen ontwikkeling vastleggen in een online journaal. Daarnaast werkt de landschapsarchitect aan een presentatie in Kasteel Groeneveld waar zowel de verdieping van het ontwerpend onderzoek als de ontwikkeling in representatietechnieken tot uiting kunnen komen.
Isabelle Andriessen

Isabelle Andriessen

Isabelle Andriessen behaalde in 2015 een Master Beeldende Kunst aan de Malmö Art Academy en studeerde daarvoor af aan de Gerrit Rietveld Academie en het Fashion Institute in Amsterdam. Andriessen onderzoekt het contrast tussen eindigheid en het verlangen naar
onsterfelijkheid. In haar sculpturen en ruimtelijke installaties staan tijdelijkheid, transformatie en de zintuiglijke waarneming centraal staan. Ze werkt veelal met materialen die van tijdelijke aard zijn en met ontastbare 'materialen' zoals licht, geur en geluid. Haar doel is om een unieke relatie te laten ontstaan tussen de bezoeker, de (architectonische) ruimte en het materiaal. De werken zijn voornamelijk 'site-specific' en 'time based'. Andriesse voerde onlangs onderzoekstrajecten uit bij het EKWC en het KNAW. De resultaten hiervan wil ze in het komende jaar concreet maken door verschillende nieuwe werken te ontwikkelen en te presenteren. Met het nieuwe werk wil ze de relatie onderzoeken tussen architectuur, de consumptiemaatschappij en de natuur.
Janna Ullrich
Janna Ullrich

Janna Ullrich

Janna Ullrich streeft naar het toegankelijk en bespreekbaar maken van complexe, politieke onderwerpen voor een breed publiek. Deze maakt zij op speelse wijze zichtbaar in haar werk door dystopische en utopische scenario's te schetsten die het publiek middels een spel kan doorgronden. Zo heeft zij voor haar afstudeerproject aan het Sandberg Instituut in 2015 een bordspel 'No Man's Land' ontwikkeld in samenhang met de animatie film 'So You Think You Can Immigrate'. Het spel is gebaseerd op de fictieve hyper-surveillance van het actuele asielbeleid en de asiel-industrie van Europa. De komende periode wil Janna Ullrich inzetten om het spel verder te ontwikkelen en de eigen ontwerppraktijk te professionaliseren. Hiervoor organiseert de maker speelsessies voor experts op het gebied van burgerschap, vluchtelingbeleid en de security industrie. Met hen wordt gereflecteerd op de inhoudelijke en conceptuele uitwerking van het spel waarbij de ontwerp- en onderzoeksmethode van de ontwerper ter discussie wordt gesteld. Daarnaast volgt zij cursus technische vaardigheden in After Effects, Cinema 4D en 3D software. Ook werkt ze met professionele gamemakers, waar onder Erno Eekelhout en Filip Milunski, aan de technisch verbetering van het spel. Verder werkt Ullrich met documentairemaakster Paramita Nath en producent Karen Ella Harnisch aan een gaming-documentaire. Het spel wordt gepresenteerd op universiteiten, theaters, scholen, bedrijven, buurthuizen. Ook werkt de ontwerper samen met leden van het vluchtelingen collectief We Are Here en Stichting Here To Support. Hiermee beoogt zij het spel in de 'realiteit' te toetsen.
Jules van den Langenberg

Jules van den Langenberg

Jules van den Langenberg is onafhankelijk curator en tentoonstellingsmaker. Zijn werk bestaat uit zelf geïniteerde tentoonstellingsformats en daarnaast uit opdrachten voor musea, bedrijven en particulieren. Zijn projecten richten zich op de vakgebieden vormgeving, toegepaste kunst en architectuur. Centraal staat het bevragen en onderzoeken van het medium 'tentoonstelling'. In 2017 wil Van den Langenberg op reis om te zoeken naar de ideologie van het nieuwe tentoonstellen. Door leerling-meester relaties aan te gaan met relevante curatoren en tentoonstellingsmakers, en het doen van werkbezoeken van ontwerpstudios, ateliers, musea en culturele instellingen poogt hij in 80 werkbezoeken een bibliotheek van 80 schetsen voor tentoonstellingsformats te ontwikkelen.
Mariska de Groot
Mariska de Groot
Mariska de Groot

Mariska de Groot

Mariska de Groot studeerde in 2012 af aan de opleiding ArtScience van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag. In haar werk richt De Groot zich op het gebied van optisch geluid, waarbij licht direct naar geluid wordt getransformeerd en vice versa. De maker baseert zich daarbij vaak op oude en vergeten media, bijvoorbeeld de bromtol en de haromonograaf. De Groot legt de techniek achter deze historische machines bloot door de onderdelen uit te vergroten en uit elkaar te halen. Dit leidt tot kinetische licht- en geluidinstallaties waarin de maker het rationele tot een sensitieve en immersieve ervaring vertaalt. In haar ontwikkelplan omschrijft De Groot dat ze behoefte heeft aan een periode van onderzoek en reflectie als tegenhanger van haar praktijk. De eerste van de twee onderzoekslijnen betreft het fenomenologisch gedrag van plasmalampen bij de transformatie van licht naar geluid. Het tweede onderzoek komt voort uit een persoonlijke fascinatie voor ronde geometrische patronen. Binnen deze lijn onderzoekt De Groot ronde patronen uit allerlei invalshoeken; anatomisch, mystiek, cultureel. Naast het onderzoek vinden er enkele residenties plaats waaronder een bij STEIM, gericht op het werk LFS1. Op het gebied van professionalisering wil De Groot een mentor inzetten om haar te helpen sneller besluiten te leren nemen. Verder neemt de maker zich voor om een aantal trainingen te volgen op het gebied van media presentatie.

Mariska de Groot over de beurs:
Vaak blijft na de productie van een nieuw performatief instrument of installatie te weinig tijd over voor diepgaand onderzoek naar de artistieke mogelijkheden van het instrument.
De Deelregeling Talentontwikkeling heeft mij de mogelijkheid gegeven om een nieuwe werkroutine aan te leren. Een routine waarbij het artistiek theoretisch- en praktisch onderzoek meer ruimte krijgt en daarmee in een meer duurzame verhouding vormt met de productie en presentatie van werk. In 2016 en 2017 heb ik mij met name kunnen focussen op de ontwikkeling van meerdere vormen van compositie voor mijn performatieve instrumenten en installaties. Hiervoor heb ik een aantal digitale tools kunnen laten ontwikkelen, samengewerkt met onder andere een componist en een meisjes fanfare en hieruit zijn er een aantal nieuwe projecten en samenwerkingen ontstaan.
Max Dovey
Max Dovey

Max Dovey

Max Dovey studeerde in 2015 af aan de Media Design & Communication master van het Piet Zwart Instituut. Dovey gebruikt performances en installaties om kritische vragen te stellen bij de beloften en gevaren van big data, artificiële intelligentie en het gebruik van computers. In het aankomende jaar ontwikkelt Dovey een scenario gedreven live action game over blockchain technologie. Een blockchain is een gedistribueerde database die een gestaag groeiende lijst bijhoudt van data-items die gehard zijn tegen manipulatie en vervalsing. Met een blockchain kan ervoor worden gezorgd dat een derde partij niet nodig is om de betrouwbaarheid van een transactie te waarborgen. Spelers komen in het spel in aanraking met de betekenis die blockchain technologie kan hebben voor alternatieve vormen van economische organisatie en nieuwe vormen van maatschappelijk bestuur. De maker werkt hiervoor samen met professor Chris Speed (Design Informatics, University of Edinburgh). Om zijn kwaliteiten op het gebied van performances te ontwikkelen volgt Dovey een residentie bij Blast Theory, een Engels theatergezelschap. Verder werkt hij samen met het initiatief 'Design my Privacy' aan een aantal publicaties en evenementen over het onderwerp van digitale privacy.
Paula Arntzen
Paula Arntzen

Paula Arntzen

Paula Arntzen behaalde in 2015 haar master Design Products aan de Royal College of Art in Londen. Tijdens haar master viel haar op dat interactief design vaker wordt toegepast in de ruimtelijke installaties dan in product ontwerp. Dit inspireerde haar om nader te onderzoeken hoe het komt dat objecten en meubilair een statisch karakter hebben ondanks de kansen die technologie biedt. Zo heeft ze voor haar afstudeerproject 'Blue Hour' een lichtobject ontwikkeld die geprogrammeerd is om een bepaalde choreografie uit te voeren. Het komende jaar wil zij een vervolg geven met het research project 'Performa'. Deze research zoomt in op de tegenstelling tussen entertainment in de publieke ruimte en de statische huiselijke omgeving. Hierin spelen verlichting en beweging wederom een belangrijke rol.
Aan de realisatie van dit doorlopend onderzoek werkt Paula Arntzen samen met verschillende professionals en verdiept ze zich in programma's zoals Sketchup en Rhino. Verder gaat ze onder begeleiding van een artistieke en een zakelijke coach de ontwikkeling van haar studio onder de loep nemen. Ook presenteert Arntzen zich op nationale en internationale beurzen. Tot slot wilt ze de mogelijkheden onderzoeken om actief deel te nemen aan een internationaal design collectief.
Rasmus Svensson
Rasmus Svensson

Rasmus Svensson

Rasmus Svensson studeerde in 2013 af aan het Sandberg Instituut, met een Master Design. Zijn werk bestaat onder meer uit digitale platforms, audio-visuele websites, films en visuele essays. Thema's die hij onderzoekt zijn financiële informatiesystemen, blockchains, recht- en machtsstructuren en de relatie van de fysieke tot virtuele territoria. In het ontwikkelplan stelt hij samen met Hanna Nilsson drie projecten voor. In het speculatieve design project 'Ambient Design Group' staan toekomstige interfaces centraal, die voorbij het 2-dimensionale scherm bestaan. Via het project 'Google Soil' onderzoeken de ontwerpers het belang (of de irrelevantie) van het land met betrekking tot onze schijnbare zogenaamde 'free-floating sharing economy'. In het project 'Node Pole' bevragen ze hoe verschillende fysieke, sociale en financiële stromen zich door de samenleving heen bewegen. Hun onderzoek voeren ze uit in het stadje Boden in Noord-Zweden dat beschouwd wordt als een ideale data haven. De ontwerpers willen zich gedurende het jaar verdiepen in diverse domeinen. Hiervoor hebben zij onder meer ontmoetingen voor ogen met organisaties als lock.it, Ascribe.io, CCC Chaos Computer Club, Next Nature Network en Ethereum Foundation. Tevens bezoeken zij specialisten op het gebied van recht en blockchain zoals Florian Glatz en onderzoekers zoals Tor Björn Minde, onderzoeker aan het SICS Interactive institute, Luleå en Michael Nilsson, onderzoeker aan het Cloudberry Datacenters, Luleå. Gedurende het jaar publiceren de ontwerpers drie visuele essays.
Roomforthoughts

Roomforthoughts

Jennifer Kanary Nikolov(a) vraagt subsidie aan voor het updaten en opschalen van het project 'Labyrinth Psychotica'. Het project behelst een Virtual Reality ervaring waarin de werkelijkheid wordt gemanipuleerd met behulp van cognitieve trucs, zoals verstoring van ruimte- en tijdservaring. Door de VR-ervaring krijgt de deelnemer inzicht in hoe mensen met een psychose hun omgeving waarnemen en ervaren. Het project is ontwikkeld met advies van verschillende professionals en experts op het gebied van psychoses. In de huidige vorm is de simulatie door verouderde hard- en software ontoereikend voor onder meer het zelfstandig gebruik door derden en groei op de internationale markt. De aanvraag behelst een doorontwikkeling en verbetering van de inhoud van de simulatie alsook de software en hardware van de wearables. Nikolov(a) werkt hiervoor samen met o.a. Johnson & Johnson Citizenship Trust, Fonds Psychische Gezondheid en Janssen.
Rudy Guedj
Rudy Guedj
Rudy Guedj

Rudy Guedj

Rudy Guedj studeerde in 2013 af aan de Gerrit Rietveld Academie aan de afdeling grafisch ontwerp. Guedj is geïnteresseerd in de constructie en de ontwikkeling van de verhalende mogelijkheden van ontwerp. Vorm en inhoud zijn voor de ontwerper van even groot belang. Tekenen is een steeds terugkerende vorm binnen zijn praktijk. Via de lijn van het tekenen onderzoekt hij de vele manieren waarop een verhaal kan worden benaderd. Zo onderzoekt hij architecturale vormen, het ornament, het typografische, het gedeconstrueerde, de fictieve, de referentiële, de schetsmatige, de drie-dimensionale, het abstracte of de figuratieve vorm. Het komende jaar wil Guedj zich onder meer verdiepen in rationele architectuur en de werkwijze van Lina Bo Bardi. Daarnaast zal hij samenwerken met de schrijver Will Pollard waarvoor hij onder meer een visuele taal ontwikkelt en zal hij workshops geven in samenwerking met ontwerper en uitgever Anton Stuckardt (designer and publisher) rondom het werk van de Franse auteur Raymond Roussel.

Rudy Guedj over zijn ontwikeltraject:
In the context of the Talent Development Program 2016–2017, Rudy Guedj has developped Building Fictions as a publishing project. BF is the imprint under which he published Tummy Rumble (To Me Rubble), a collaboration with the writer Will Pollard, resulting in an installation, a video work and a book. Tummy Rumble (To Me Rubble) is the first of a series of collaborative works exploring the potential of fiction as a possible tool to (de/re)construct spaces (or the potential of spaces as the possible tools to (de/re)construct fictions). The works created and published will tend to depart from spatial situations or constructions, looking into how design, artistic, architectural or litterary practices can relate to one another and foster the creation of new forms in terms of narrative building. While investigating fictional strategies and their potential within artistic production, BF is also interested in finding out where those strategies are at play in the context of real constructions, could those be made of concrete or be more ephemeral, metaphorical, thus anchoring the effects of fictions within the real world. Often departing from research, the works created will introduce processes of figuration and abstraction within language and form (drawing being a recurring element at play), in an attempt to play along the border defining Histories and singular stories.
Ruiter Janssen
Ruiter Janssen
Ruiter Janssen

Ruiter Janssen

Ruiter Jansen behaalde in 2013 een Master Vacant NL aan het Sandberg Instituut, Amsterdam. Door het visualiseren van data brengt hij actuele thema's uit de samenleving in kaart. Hiermee bevindt zijn werk zich op de gebieden Journalistiek, Information design en Autonoom ontwerp. Het komend jaar wil Ruiter Jansen aan twee projecten werken: Apartheid Revisited en Two sides of New Amsterdam.
In een interactief datalandschap wil Jansen de geschiedenis van apartheid in beeld brengen en zo het besef en de kennis hiervan voor de huidige generatie vergroten. Voor dit project werkt hij reeds samen met een oud-correspondent in Zuid-Afrika en expert op het gebied van apartheid, Bart-Luirink. Daarnaast beoogt hij een samenwerking met Bureau Buitengewone Zaken uit Rotterdam. Met het project 'Two sides of New Amsterdam' onderzoekt de ontwerper het proces van toeëigening van het historische verleden. Hij stelt dat er door termen als 'ons verleden' en 'wij hebben vroeger...' een claim wordt gelegd op de geschiedenis. New York (voormalig Nieuw Amsterdam) zal hij als voorbeeld inzetten. Voor het laatste project wil de ontwerper onder meer samen werken met historicus Jaap Jacobs, expert op het gebied van Nederlandse immigranten in de VS.
Simone C. Niquille
Simone C. Niquille
Simone C. Niquille
Simone C. Niquille

Simone C. Niquille

Simone C. Niquille behaalde haar master of design diploma in 2013 aan het Sandberg Instituut te Amsterdam. Als grafisch ontwerper produceert Niquille objecten, films, beelden en strategieën rondom thema's als persoonlijke data en de representatie van het menselijk lichaam in de virtuele ruimte. In haar ontwikkelplan omschrijft de maker de ambitie om een onderzoek te doen, een korte film te maken en kennis over onder andere gamesoftware op te doen. Voortbordurend op het eerdere project Internet of Bodies onderzoekt Niquille de processen, technologie en esthetiek van de digitalisering van het menselijk lichaam. Het ontwerpend onderzoek Avatardesign speculeert over de mogelijke avatars die kunnen ontstaan in de wereld van social media, biometrische gegevens en motion capture.

Simone C. Niquille looking back at her use of the grant:
My proposal for the Talent Development Grant focused on developing a field of design research around Avatardesign and developing the project Internet of Bodies. During the year these plans evolved and became multiple projects, some of which are ongoing and carried over into the new year. What the Grant allowed is for time and focus to further my practice Technoflesh on digital identity, data ownership, imaging technology and the resulting power structures affecting real bodies. Avatardesign developed into a personal methodology of practice as research around 3D software and digital bodies. Through the fund I got the time to speak to experts, deepen my technological skills and create work. Internet of Bodies developed into a set of workshops around biometric data, digital identity and obfuscation strategies. Also I got the chance to document a Hillary Clinton lookalike during the final days before the 2016 US Presidential Elections. This developed into the short film The Fragility of Life, a portrait drenched in physical and virtual multiplicity and simulation. The film premiered at the opening of Impakt Festival 2017. During the year I established a focus on 3D scanning and motion capture technology, their history, development and influence on digital representation. At its inception, virtual space was seen as one where physical bodies do not live. It promised a freeing of physical realities, making possible a multitude of identities and truths. By challenging bodily parameters of 3D character creator software, 3D scanning protocols and motion capture technology, I question if such ability of expression is possible in the binary language of computation or if it generates a parametric truth. I have been invited as contributor to the Dutch Pavilion at the Venice Architecture Biennale 2018, within this context this work continues focusing specifically on digital human models created for ergonomic simulation software and the challenge of addressing diversity within such design strategies.
Simone Post
Simone Post

Simone Post

Simone Post is in 2014 afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven. Post is een textielontwerper die naast haar eigen ontwerpbureau ook cofounder van het collectief Envisions is. Het combineren van experimenteel werk en de uitkomsten hiervan vervolgens toepassen in de industrie is de rode draad in het werk van Post. In het komende jaar wil zij zich zowel specialiseren als verbreden. Vanuit het experiment en in samenwerking met de industrie zal zij zich focussen op textiel en kleur. Daarnaast zal zij onderzoek doen naar verschillende technieken en werkwijzen om deze in haar ontwerppraktijk te kunnen combineren. De professionalisering van haar ontwerpbureau neemt het komende jaar ook een centrale positie in. Post reserveert een substantieel gedeelte van het professionaliseringsbudget voor het inschakelen van coaches die haar helpen bij het verbeteren van haar bedrijfsvoering. Ook zal zij afreizen naar India en Japan om daar samenwerkingsverbanden aan te gaan met verschillende werkplaatsen.
Sophie Hardeman
Sophie Hardeman
Sophie Hardeman
Sophie Hardeman

Sophie Hardeman

Sophie Hardeman studeerde in 2015 af aan de Gerrit Rietveld Academie. In hetzelfde jaar lanceerde zij het denimlabel HARDEMAN dat gelijk veel internationale aandacht kreeg. Zo presenteerde ze haar collectie OUT OF THE BLUE tijdens de New York Fashion Week. Haar werk kenmerkt zich zowel door het gebruik van denim, een alledaagse stof, als door de vervreemding in perspectief die zij aanbrengt in haar silhouetten. Daarnaast onderzoekt en bevraagt Hardeman bestaande conventies in het huidige mode-systeem, waarin het vooral draait om het economisch perspectief. Met haar collecties zoekt Hardeman de confrontatie op, waarin zij het abnormale tot een nieuwe realiteit benoemd. In het komende jaar wil zij twee projecten realiseren; de collectie HEROES, waarin de mens als idool en als Messias gezien wordt zonder zijn falen te verstoppen, en het project JEANS COUTURE, een 'Red Carpet Event' waarin de link wordt gelegd naar productverheerlijking en imago accreditatie.
Studio Amir Avraham
Studio Amir Avraham

Studio Amir Avraham

Amir Avraham studeerde in 2015 af aan de Werkplaats Typografie in Arnhem. Als grafisch ontwerper onderzoekt hij zijn rol als auteur en het ontwerp als een vorm van schrijven. Het komend jaar richt hij zich specifiek op twee projecten; Virtual Gleaning,' en 'Exterritorial Alefbeit.' Het eerste project is een onderzoek dat zich richt op de nieuwe digitale vormen van informatie en kennisdistributie. Het tweede project is een selectie van een persoonlijk archief van digitaal gevonden materiaal. Het concept van de collectie richt zich op de Hebreeuwse taal, één die is aangeduid als een "dode taal" tot het begin van de 20e eeuw, toen het gebruik ervan veranderde van een heilige naar een natuurlijk gesproken en geschreven taal. Het komend jaar wil hij hierover een publicatie uitgeven.
Studio Iwan Pol
Studio Iwan Pol
Studio Iwan Pol

Studio Iwan Pol

Iwan Pol studeerde af aan de Design Academie Eindhoven in 2014. Zijn ontwerpproces kenmerkt zich door een onderzoekende houding gericht op materiaal en techniek. Het eindproduct ligt door de experimentele werkwijze niet vast. Zijn werk is gericht op zintuigelijke ervaring en gegrond in de fysieke wereld. Pol reageert hiermee naar eigen zeggen op de verwaarlozing van de de onbegrensde mogelijkheden van onze zintuigen en de verwondering die daarbij hoort in het digitale tijdperk. Het komende jaar wil Pol zijn projecten Happy Concrete en Fluid Walls verder uitwerken, waarbij hij de samenwerking met de Universiteit Twente opzoekt. Hij wil zich voornamelijk verdiepen in het productieproces. Daarnaast wil Pol met zijn samenwerkingsproject Envisions een volgende stap zetten: de pioniersrol vervullen om een 'proces' als product te verkopen.
Studio RAP

Studio RAP

Studio RAP is opgericht door architecten Wessel van Beerendonk, Léon Spikker en Lucas ter Hall. Alle drie behaalden zij hun diploma aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. De samenwerking is opgezet als een ontwerp- en fabricagestudio waarbij digitale ontwerptechnieken en innovatieve productiemiddelen centraal staan. De samensmeltende rol van architect en producent omschrijft RAP als de digitale bouwmeester.
Studio RAP omschrijft in haar ontwikkelplan hoe ze zich het komend jaar willen ontwikkelen en profileren in deze rol. Daarvoor werkt de studio aan een hybride manifest dat bestaat uit een ontwerpend onderzoek en een literatuuronderzoek. RAP tracht daarmee het digitale bouwmeesterschap in een historische context te plaatsen door te laten zien dat nieuwe productie- en ontwerptechnieken altijd leiden tot nieuwe architectuur. In het ontwerpend onderzoek combineren de makers een parametrisch ontwerpproces met digitale fabricage om tot een 1 op 1 prototype te komen dat de visie op digitaal bouwmeesterschap belichaamt. Naast het perfectioneren van het parametrisch ontwerpproces en de digitale fabricage van elementen richt een groot deel van het onderzoek zich op het assembleren van deze elementen met behulp van robotarmen. RAP verwacht dat de stap in het digitaliseren en automatiseren van de fabricage tot expressievere vormen kan leiden. De studio wil de resultaten van het ontwerpend onderzoek presenteren op verschillende plekken zoals architectuurcentra, maar ook publieke plekken als het Centraal Station in Rotterdam.
Op het gebied van professionalisering van haar praktijk richt de studio zich voornamelijk op het verbeteren van haar communicatie.
Studio Truly Truly
Studio Truly Truly
Studio Truly Truly
Studio Truly Truly

Studio Truly Truly

Studio Truly Truly is uitgenodigd om in september een solo tentoonstelling van hun werk te presenteren in het Dutch Pavilion tijdens de London Design Fair. Behalve Dutch Design internationaal te representeren, is hun doel om een nieuw publiek te bereiken en verbindingen te maken in de ontwerp industrie in Londen.
SulSolSal
SulSolSal

SulSolSal

De Zuid-Afrikaanse grafisch ontwerper Johannes Bernard studeerde in 2013 af aan het Sandberg Instituut, met een Master Design. Samen met de Braziliaanse architect Guido Giglio vormt hij de ontwerpstudio SulSolSal. Hun praktijk en onderzoek verbinden drie continenten: Amsterdam (Nederland), São Paulo (Brazilië) en Kaapstad (Zuid Afrika). De ontwerppraktijk bevraagt het paradigma van het huidige model van de mondiale economische ontwikkeling. Door ontwerpprojecten, publicaties, lezingen, foodperformances en workshops onderzoeken ze de betekenis van de economische ontwikkeling voor ontwerp, met name in Afrika, Latijns Amerika en Europa. Het komend jaar wil de studio zich onder meer richten op het ontwikkelen van hun ontwerpmethodologie, verdiepend onderzoek doen en twee nieuwe werken produceren. De multi-screen film 'A Rising Tide Lifts All Boats' is een onderzoek naar de rol van design in marketing 'vooruitgang' in Brazilië, Zuid Afrika en Nederland. Daarnaast publiceert de studio een 'Global Crisis Cookbook': over strategieën in tijden van crisis middels eetcultuur, ontwerp en teksten.
Thomas Trum
Thomas Trum
Thomas Trum

Thomas Trum

Thomas Trum studeerde in 2014 af aan de Design Academy, afdeling Man en Leisure. Trum is onder meer geïnteresseerd in verf en de fysieke eigenschappen ervan, in kleurvlakken en het effect daarvan op de ruimte. Hij experimenteert met gereedschappen, verven, inkten en bewerkingstechnie¬ken in en buiten zijn atelier. Zijn werk bestaat oa uit series vormexperimenten op doek, de buitenmuur en papier. Het komend jaar wil Trum een serie vorm- en materiaalexperimenten maken op grote oppervlaktes in de publieke ruimte zoals muren, vloeren of plafonds. In 2016 neemt Trum, op uitnodiging van Koen Taselaar, deel aan een residentie in de Calcutta Art Research Foundation. Hier zal hij zich verdiepen in het vakmanschap op het gebied van zeefdruk, blockprint en signpainting. Daarnaast zal hij in India verschillende verffabrikanten bezoeken. De muurschilderingen die hij gedurende het jaar creëert brengt hij samen in een publicatie en tijdens een presentatie op de Dutch Design Week.
Ting Gong
Ting Gong

Ting Gong

Ting Gong studeerde in 2015 cum laude af aan de Gerrit Rietveld Academie. In haar werk onderzoekt Gong de grenzen van modevormgeving. Dit doet zij onder meer door gebruik te maken van lichtinstallaties, performances en documentaires. In plaats van zich te richten op het produceren van een product is zij meer geïnteresseerd in het experiment en de artistieke waarde van haar werk. In haar afstudeerproject staat het thema onzichtbaarheid centraal. In een wereld die vol staat van beelden zoekt zij het 'verdwijnen' op. De ontwerpmethode die ze daar voor ontwikkelde is nu haar signatuur geworden. Belangrijke aspecten hierin zijn de relatie tussen lichaam en ruimte, materiaal en techniek en de vertaling hiervan naar futuristische kleding. In haar ontwikkelplan benadrukt Gong het belang om industriële materialen en technologie te integreren in haar ontwerppraktijk om zo op zoek te gaan naar innovatie. In het komende jaar wil zij onder andere een diepgaand onderzoek doen naar verdwijnende materialen in samenwerking met de TU Eindhoven.
Yaolan Luo

Yaolan Luo

Yaolan Luo is interdisciplinair ontwerper. Ze studeerde in 2015 af aan de Design Academy Eindhoven, richting information design. Daarvoor studeerde ze Art & Design aan de Sun Yat-sen University, Guangzhou, en behaalde een bachelor Product en Industrial Design aan het Central Saint Martins College in London. Haar werk bestaat onder meer uit graphics, boekontwerp, product design, performances en geluidsexperimenten. Yaolan Luo is daarbij geïnteresseerd in de politieke, maatschappelijke en technologische context van de hedendaagse samenleving. Een belangrijk onderzoeksproject is 'Amnesia State'. Dit project wil ze het komend jaar voortzetten. Een case van medisch falen waarbij een student overleed en alle online comments verdwenen, stelt ze daarbij centraal. Luo wil zich onder meer professionaliseren op het gebied van coded language en storytelling.
Aisha Madu
Aisha Madu

Aisha Madu

Aisha Madu is in 2014 afgestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (Animatie). Madu maakt korte, humoristische 2D animaties. Het komend jaar wil ze een nieuwe animatiefilm ontwikkelen en daarbij een aantal kleinere werken zoals illustraties en GIF's die de film complementeren.
Chloé Rutzerveld
Chloé Rutzerveld
Chloé Rutzerveld

Chloé Rutzerveld

Chloé Rutzerveld studeerde in 2014 af aan de TU/e met een bachelor Industrial Design. Rutzerveld is food- en concept designer en ontwerpt experimentele diners en voedselconcepten. Hierbij legt ze verbindingen tussen design, wetenschap, technologie en cultuur. Voedsel zet ze in als middel om maatschappelijke vraagstukken bespreekbaar te maken met een breed publiek. Het komend jaar wil ze zich ontwikkelen op het gebied van gastronomie, sensory- en experience design. Hiervoor zal ze onder meer een stage bij Kitchen Theory volgen.
David Laport
David Laport

David Laport

David Laport studeerde in 2012 af aan de afdeling mode & textiel van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Aankomend jaar richt Laport zich op onderzoek naar innovatief textiel en een grensverleggend gebruik ervan. Hiervoor zal hij in Zwitserland onderzoek doen waar onder meer structuren en totaal open geweven stoffen ontwikkeld kunnen worden. Dit textiel zal hij digitaliseren als virtueel 3D textiel. Resultaten van het onderzoek zullen zijn nieuwe collectie bepalen. De collectie wil hij presenteren als abstract multidisciplinair tableau vivant. Modellen, dansers of andere figuren kunnen de ontwerpen presenteren. Ook zal hij zich richten op het accessoire.
Elejan van der Velde
Elejan van der Velde

Elejan van der Velde

Elejan studeerde BA Fine Arts aan de ArtEZ te Arnhem (2012-2014) en behaalde een MA Interior Architecture in 2014 aan het departement Studio for Immediate Spaces aan het Sandberg Instituut te Amsterdam. Vanuit een autonoom perspectief ontwerpt Elejan van der Velde ruimtes. Daarbij is hij geinteresseerd in zowel de fysieke als de mentale aspecten van ruimte. Zo onderzoekt hij herinneringen aan ruimtes en objecten en de sporen in ruimtes die een visueel geheugen vormen aan de oppervlaktes van gebouwde leefomgevingen. Ook is hij geinteresseerd in begrippen als 'tijd' en 'herinnering' in relatie tot materialen. Het komend jaar richt hij zich op vier projecten. Ten eerste The reminding remains 2, een vervolg op de'The Reminding Remains' uit 2014, een reconstructie van een herinnering gemaakt in chemisch gebonden zand. Het tweede project is een onderzoek naar de niet herbouwde Sukharev toren in Moskou. Hier werkt hij samen met alumni en studenten van The Strelka Institute te Moskou. Daarnaast volgt hij op uitnodiging van het Galerie Ferdinanda Baumanna een Artist in Residence in Praag en neemt hij deel aan het Performing Arts Forum onder leiding van Jan Ritsema.
Enzo Pérès - Labourdette
Enzo Pérès - Labourdette
Enzo Pérès - Labourdette
Enzo Pérès - Labourdette

Enzo Pérès - Labourdette

Enzo Pérès - Labourdette studeerde communicatieve vormgeving met een specialisatie in illustratie. Pérès - Labourdette ontwerpt illustraties en textiel waarin beeldende verhalen een rol spelen. Het komend jaar wil hij via een podcast-project 'A Room Of One's Own' nieuwe mogelijkheden voor illustratoren onderzoeken. Daarnaast doet hij onderzoek naar de vergankelijkheid van nieuws in het digitale tijdperk. Dit wil hij doen door wandkleden te ontwerpen geïnspireerd op wereldgebeurtenissen die een sterke cultureel impact hebben zoals de Charlie Hebdo aanslagen of het neerstorten van vlucht MH017. Hiermee bevraagt hij welke verhalen onderdeel worden van een collectieve geschiedenis.
Eric Schrijver
Eric Schrijver
Eric Schrijver

Eric Schrijver

Eric Schrijver (Amsterdam, 1984) behaalde in 2013 zijn master Grafisch ontwerp aan KASK in Gent. Als grafisch ontwerper, software ontwikkelaar en auteur voegt hij zich niet naar een veranderend technologisch en sociaal landschap, maar speelt hij een actieve rol in de vormgeving ervan. Eric ontwikkelt hybrid publishing workflows waar een ontwerp voor scherm en voor print binnen éénzelfde proces wordt uitgewerkt. Hierbij werkt hij vaak samen met de Brusselse ontwerpcaravaan Open Source Publishing. Eric heeft over de hele wereld workshops gegeven en is docent aan de KABK, Den Haag. Hij dirigeert het blog 'I like tight pants and mathematics' dat ontwerpers en kunstenaars motiveert om zich te verdiepen in de cultuur van computerprogrammeurs.

De beurs voor talentonwikkeling stelt Eric in staat de publicatie 'Legal Advice voor Artists' te maken: een tegendraadse gids in het auteursrecht. LAfA biedt stelt kunstenaars in staat de paradoxen van hedendaags intellectueel eigendom te navigeren. Voor kunstenaars en ontwerpers is auteursrecht namelijk een tweesnijdend zwaard: het vergroot in potentie de mogelijkheden om eigen werk te exploiteren, maar tegelijkertijd vergroot het de kans dat het werk inbreuk maakt op de rechten van een ander. LAfA bekijkt de basisparameters van het auteursrecht: Wie krijgt het? Waarvoor? Hoe? En voor hoe lang? Het onderzoekt de onderliggende concepten, zoals auteurschap en de originele expressie. Dan: hoe werkt het auteursrecht in verschillende media? En wat gebeurt er wanneer een werk vertaald wordt naar een nieuw medium? En hoe verhoudt het auteursrecht zich tot morele rechten, portretrecht, handelsmerken, patenten?

LAfA wil kunstenaars niet alleen het auteursrecht doen begrijpen, maar ze ook een stem teruggeven in het debat rond de wettelijke randvoorwaarden van hun eigen beroep. Tenslotte aarzelen noch politici noch de media industrie om de figuur van de kunstenaar in te zetten binnen een discours dat om een strenger auteursrecht roept. Zelfs culturele instellingen kunnen zich tegen kunstenaars en het publiek keren door onrechtmatig auteursrecht te claimen over werk in hun collecties. LAfA wil gereedschap zijn voor kunstenaars die zich het intellectueel eigendomsrecht eigen willen maken, en die zelf hun antwoorden willen formuleren op de vragen waarvoor het auteursrecht ons vandaag stelt. Daarnaast is LAfA zelf een wettelijk experiment: de publicatie is geillustreerd met beelden waarvan de wettelijke status wordt gecontesteerd.
Gabey Tjon a Tham
Gabey Tjon a Tham
Gabey Tjon a Tham

Gabey Tjon a Tham

Gabey Tjon a Tham studeerde in 2012 af aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag met een Master in ArtScience. Ze creëert installaties die door middel van bewegende machines, licht en geluid ruimtes transformeren tot zintuigelijke omgevingen die inspelen op de beleving van de waarnemer. Hierbij ontstaan choreografieën die zowel een mechanisch als natuurlijk karakter hebben. Zij ontwikkelt hiervoor technieken en geeft mechanische sculpturen vorm die verschillende materialen belichamen en zich op diverse poëtische niveaus manifesteren.
Ze wil de kinetische licht- en geluidsinstallatie 'Red horizon' verder ontwikkelen. Deze bestaat uit een veld van dubbele pendules waarin gedurende een onbepaalde tijd verschillende collectieve expressies ontstaan. De experimenten die hieruit voortkomen wil zij onder meer voortzetten tijdens een residencies bij STEIM in Amsterdam en Werktank in Leuven. Tijdens deze residencies wil ze haar kennis vergroten op het gebied van cybernetics en complexe systemen.
Tjon a Tham gaat tevens samenwerken met wetenschappers en kunstenaars aan het project 'Jumping power plant', waarbij fysieke energie wordt omgezet naar licht. Het project is geïnitieerd door Stichting Hopestep Japan, een organisatie bestaande uit Japanners die woonachtig zijn in Nederland en zich bezighouden met kwesties die zijn ontstaan sinds de Sendai zeebeving op 11 maart 2011.
Ivan Henriques

Ivan Henriques

Ivan Henriques behaalde in 2011 zijn master Artscience aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, te Den Haag. Natuur, wetenschap en technologie zijn altijd bronnen van inspiratie geweest voor Henriques. In zijn onderzoek streeft hij naar het vinden van een balans tussen natuur en technologie – hij gelooft dat natuur een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de technologische wereld. In de afgelopen 5 jaar ontwikkelde hij diverse werken die gebaseerd zijn op dergelijke concepten zoals het heruitvinden van het milieu, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, hybriden vormen van levende organismen en machines, techno-wetenschappelijke mutaties en 'tools' om samen te kunnen smelten met natuurlijke systemen.

In zijn artistieke praktijk laat Henriques machines een dialoog aangaan met levende organismen, en maakt hen één – een kinetische sculptuur – die een weg tussen de evolutionaire ontwikkeling van machines en natuur illustreert en een nieuwe kant op stuurt. In zijn werk bestudeert hij levende systemen en verkent hij hybride vormen van natuur en (technologische) cultuur, waarbij hij nieuwe vormen van communicatie tussen de mensheid en andere levende organismen creëert.

Henriques heeft samengewerkt met ingenieurs van de Technologische Universiteit in Rio de Janeiro, met wetenschappers van het Laser Lab aan de Vrije Universiteit Amsterdam en met wetenschappers van het Laboratorium van Microbiële Ecologie en Technologie – LabMET in Gent, gespecialiseerd in waterbehandeling en microbiële elektriciteit, om nieuwe werken te ontwikkelen en om het onderzoek naar antropogene omgevingen, interactiviteit en communicatie tussen micro-organismen te verdiepen.
Karel van Laere
Karel van Laere
Karel van Laere

Karel van Laere

In 2012 studeerde Karel van Laere aan de Performance opleiding van de Toneelacademie in Maastricht. Tevens studeerde hij New Media Arts aan de Taipei National University of Arts,Taiwan (2013). Van Laere werkt als kunstenaar op de grens van performance, film en technologie. In zijn werk plaatst hij menselijke en mechanische beweging naast of tegenover elkaar en onderzoekt deze. Met een team van geluidsontwerpers, filmmakers en producenten werkt hij het komende jaar aan diverse projecten in binnen- en buitenland.
Vanuit zijn studio in Den Haag werkt Van Laere momenteel met een klein team aan de korte film 'Largo' die in maart 2016 in première gaat in EYE Amsterdam tijdens het festival Cinedans. In 'Largo' wordt een weerloos lichaam gevolgd dat wordt voortgesleept door verschillende omgevingen in Nederland. De beelden worden ondersteund met geluidsopnames van interviews met mensen die leven met verlamming. In het kader van vooronderzoek heeft Van Laere zich afgelopen november 24 uur lang aan een tafelblad vast laten zetten om te ervaren hoe het is om van top tot teen immobiel te zijn. Van deze 24 uur is een registratie gemaakt, 'Paralysis', die eveneens vertoond zal worden in EYE Amsterdam.
Tevens gaat Van Laere drie maanden lang als artist in residence werken in Taipei aan het nieuwe werk 'mind your step'. Voor dit werk zal hij de beweging en het gedrag van mensen op een roltrap in Taipei vastleggen en onderzoeken: Een moment van rust in een hectische wereldstad als Taipei. 'Mind your step' wordt eind 2016 op meerdere plekken in de openbare ruimte in Nederland vertoond.
Kim David Bots
Kim David Bots
Kim David Bots
Kim David Bots

Kim David Bots

Kim David Bots studeerde in 2012 af aan de afdeling Illustratie van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Bots werkt met uiteenlopende media, waarbij het bestuderen van de narratieve vorm centraal staat. Hij is geïnteresseerd in de kloof tussen de intentie van een verhaal en de onbedoelde onderliggende betekenis ervan. Met het project 'The Time Is Nigh' (werktitel) zal hij zich hier verder in verdiepen. In de vorm van een boek zullen de thema's 'de stad', 'de vreemdeling' en 'de dreiging' verkend worden. Komend jaar zal hij de vocabulaire van narratieve vormen en verschillende beeldtalen onderzoeken en de mogelijkheden hiervan verder uitdiepen.
Kirstie van Noort
Kirstie van Noort

Kirstie van Noort

Kirstie van Noort studeerde in 2011 af aan de Design Academy Eindhoven. Van Noort richt zich op het onderzoekend ontwerpproces. Ze is gespecialiseerd in het werken met porselein. Binnen haar ambacht zoekt ze naar innovatie. Het komend jaar wil ze een aantal projecten verder ontwikkelen. Ze zal onder meer samenwerken met het lab Imerys Minerals in Tsjechië, het EKWC/FabLab en met Tichelaar Makkum.
KNOL
KNOL
KNOL
KNOL

KNOL

Celine de Waal Malefijt en Jorien Kemerink
L.O.C.C.H.

L.O.C.C.H.

L.O.C.C.H.
Liselore Frowijn
Liselore Frowijn
Liselore Frowijn

Liselore Frowijn

Liselore Frowijn studeerde in 2013 af aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten met een Bachelor in Fashion Design met de collectie 'Afternoon of a Replicant'. Met deze collectie won zij in 2013 de Frans Molenaar prijs en werd ze in 2014 verkozen tot finalist bij de Internationale modewedstrijd Hyėres International Festival de la Mode. Aldaar won ze de Prix Chloé met een ontwerp dat zij voor het modemerk maakte.
In de zomer van 2013 liep ze stage bij het innovatie team van het textiel bedrijf Mantero Seta S.p.A in Como, Italië. Ze werkte daar onder andere aan de ontwikkeling van exclusieve geverfde stoffen voor cliënten in het hoogste segment van de mode industrie zoals Prada, Chanel, Kenzo en Gucci. Vervolgens heeft ze gewerkt voor verschillende bedrijven zoals Vlisco waar ze een mode collectie ontwikkelde die gebaseerd is op Igbo textiel. Ze keerde daarna weer terug naar Mantero Seta als creative director van de Mantero 1902 Archive collectie. Bij Mantero kreeg ze volledige creatieve vrijheid en werkte autonoom met het Mantero archief en nieuwe seizoensgebonden thema's. Zowel het concept als de colorcards en de grafische lay-out werden door haarzelf ontwikkeld.
Frowijn werkt met de hand ontworpen stoffen en aan de basis van elke collectie ligt een onderzoek naar materiaal en dessin. Zij put inspiratie uit kunst, muziek, vrienden en indrukken opgedaan uit het nieuws en films. Haar collecties zijn als schilderijen waarbij elke 'look' opgebouwd is uit diverse lagen waarbij transparante materialen een eclectisch spel spelen met de voor- en de achtergrond.
Het komende jaar zal Frowijn zich toeleggen op het professionaliseren van haar eigen merk. Ze zal haar zichtbaarheid bij de (inter)nationale pers en haar internationale netwerk vergroten. Onlangs is haar merk goedgekeurd door de commissie van Mode A Paris (de organisatie achter Paris Fashion Week) en zal worden toegevoegd aan de officiële kalender van de aankomende 'pret-a-porter' Fashion Week. Op 1 maart zal Frowijn een nieuwe, grotere collectie presenteren met ongeveer 22 looks, een significante kans om de (internationale) zichtbaarheid van het merk te vergroten. Frowijn is van mening dat de beste manier om verandering te bewerkstelligen in de mode van binnenuit is, en streeft ernaar om deel uit te maken van de mode industrie zoals deze is. Dit jaar zal ze gebruik maken van materialen die zij in haar omgeving vindt, onder andere afval afkomstig uit textiel fabrieken. Ze wil hiermee de nadruk leggen op een onontkoombare benadering die iedereen die in de ontwerp industrie werkt zal moeten omarmen omwille van het milieu.
Lotte Lara Schröder
Lotte Lara Schröder
Lotte Lara Schröder
Lotte Lara Schröder

Lotte Lara Schröder

Lotte Lara Schröder is grafisch ontwerper. Ze behaalde in 2014 haar master typografie bij de Werkplaats Typografie in Arnhem. Schröder maakt autonoom en toegepast werk waarin ze verschillende manieren van publiceren onderzoekt. In haar praktijk legt ze zich toe op het gebruik van persoonlijke ervaringen en interesses. De onderwerpen die hieruit voortkomen worden gemanifesteerd in de vorm van tekeningen, archieven, verzamelingen en teksten. Door middel van een duidelijke ontwerp strategie - het formatteren en publiceren van deze vormen op een duidelijk leesbaar/bruikbaar object en/of drager – geeft ze haar persoonlijke interesses en onderwerpen een vorm die toegankelijk is voor buitenstaanders. Het komende jaar zal Schröder met name aan 2 projecten werken: 'Volcanic Energy' is een persoonlijk onderzoek naar vulkanisch landschap en de invloed hiervan op het artistieke veld. In september 2015 was Schröder in IJsland voor een residency en daar voltooide ze het eerste deel van dit project. Verder werkt ze aan 'Speculative Press', een project dat toegespitst is op de functie en methoden van de (hedendaagse) uitgeverij.
Marjanne van Helvert
Marjanne van Helvert
Marjanne van Helvert
Marjanne van Helvert

Marjanne van Helvert

Marjanne van Helvert is textielontwerper, onderzoeker en schrijver. Ze behaalde een Master in Culturele Studies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen in 2007, en een Bachelor in Textiel Ontwerp aan de Rietveld Academie in 2013. Ze verkent de dynamiek tussen ontwerptheorie en praktijk en is met name geïnteresseerd in de relatie tussen ethiek en esthetiek in ontwerp, DIY-praktijken, modernisme en antimodernisme en 'gender politics'. In 2014 werd ze genomineerd voor de Simon Mari Pruys Prijs voor design kritiek met haar duurzame ontwerp manifest 'Dirty Design'.
In 2015 was ze artist in residence bij Villa Waldberta in München. Daar begon ze aan 'Dirty Clothes', een collectie met uniseks kleding gemaakt van gebruikte kleding. Het doel van deze collectie was te onderzoeken of de esthetiek van hergebruikt textiel geëxploiteerd kan worden in alledaagse kleding. Elk stuk is uniek en bestaat uit zowel overgebleven als tweedehands materialen, dit vergt kostbaar handwerk. Om te voorkomen dat deze collectie exclusief wordt en alleen toegankelijk voor diegenen die het kunnen betalen, zal Van Helvert een magazine uitgeven waarin alle patronen en instructies opgenomen zijn zodat mensen deze zelf kunnen maken. Het wordt een experiment dat mode fotografie, patronen en instructies zal combineren met essays over de mode industrie, de rol van DIY productie in het heden en verleden en de invloed van geslachtsnormen in de mode.
Haar projecten zijn een queeste naar de rol van de idealistische hedendaagse ontwerper. Wat betekent het om een ontwerper te zijn in een wereld met te veel spullen? Bestaat goed, verantwoord ontwerp? Kunnen ontwerpers verandering teweegbrengen?
Mark Jan van Tellingen
Mark Jan van Tellingen

Mark Jan van Tellingen

Mark Jan van Tellingen studeerde in 2014 af aan het Sandberg Instituut in Amsterdam met een Master in Design. Zijn werk is een visueel onderzoek naar de veranderende sociaal-politieke machtsverhoudingen binnen onze informatiemaatschappij. Door middel van speculatieve scenario's biedt hij inzicht in de nieuwe verhoudingen. Het komend jaar wil hij een speculatieve web-serie over de data samenleving ontwikkelen en een expositie samenstellen gericht op kunst gemaakt door digitale bots.
Mark Minkjan
Mark Minkjan

Mark Minkjan

Mark Minkjan is afgestudeerd als stadsgeograaf. Hij beschouwt architectuur als fysieke expressie van cultuur, maatschappelijke ambities en machtsverhoudingen, met ruimtelijk, sociaal en ecologisch effect. Zijn visie krijgt vorm in publicaties, onderzoek, onderwijs en debat; veelal binnen Failed Architecture waarvan hij hoofdredacteur is en Non-fiction, een bureau voor culturele innovatie. Het komende jaar richt hij zich op nieuwe verschijningsvormen van architectuurkritiek in samenwerking met beeldmakers en web-ontwikkelaars. Hiervoor analyseert hij onder meer architectuurmedia en voert hij gesprekken met critici, redacteuren en architecten. Digitale architectuurkritiek is een belangrijk speerpunt in zijn ontwikkelplan.
MengHsun Wu

MengHsun Wu

Menghsun Wu ontving in 2007 een bachelor Industrial Design aan het NCKU in Taiwan en in 2013 een master Social Design van de Design Academy Eindhoven. Zijn werk is gericht op de wijze waarop mensen de wereld ervaren en voelen via interacties met diverse zintuiglijke stimuli. Hij is geïnteresseerd in het herontdekken van onze zintuigen en wil daarvoor apparaten ontwikkelen voor praktisch gebruik. Het komend jaar richt Wu zich op contextueel onderzoek, zintuiglijk experiment en tool ontwikkeling.
Olivier van Herpt
Olivier van Herpt
Olivier van Herpt

Olivier van Herpt

Olivier van Herpt behaalde in 2014 zijn bachelor vormgeving aan de Design Academy Eindhoven. Centraal in zijn werk staat de fascinatie voor maakprocessen. Hierin zoekt Van Herpt de grens op tussen het maakbare en het onmaakbare. In zijn experimenten werkt de ontwerper samen met andere makers, zoals Sander Wassink en Ricky van Broekhoven. Van Herpt heeft een 3D-printer ontwikkeld die onder andere klei print. In het aankomende jaar wil de ontwerper experimenteren met verschillende materialen en technieken om de mogelijkheden van de printer uit te breiden. Daarnaast wil Van Herpt de printer gaan fabriceren zodat deze verkocht kan worden aan andere partijen die interesse in het apparaat hebben. Op het gebied van professionalisering wil de ontwerper een coach inschakelen met ervaring in het leiden van een ontwerpbureau en wil hij specifieke financiële kennis inschakelen met betrekking tot het internationaliseren van zijn praktijk.
Winner DDA
Polina Medvedeva

Polina Medvedeva

Polina Medvedeva studeerde in 2014 af aan het design departement van het Sandberg Instituut. Medvedeva is een Russisch-Nederlandse ontwerper en filmmaker. Ze is geïnteresseerd in informele economieën, alternatieve sociaal-economische stelsels en overlevingsstrategieën buiten de staat om, die hun oorsprong vinden in de kracht van het individu. Zo maakte ze de documentaire The Champagne Drinkers, waarin ze de informele economie van Rusland vanaf de achterbank van tientallen illegale taxi's in haar geboortestad filmde. Het komend jaar onderzoekt ze de informele economieën in Palestina, Brazilië en Oekraïne. In een overkoepelend project tracht ze de formele structuren te bevragen en de globale informele economie te tonen als mogelijke wereldeconomie, en het individu als de nieuwe wereldmacht. Door vormexperimenten bevraagt ze de heersende esthetiek en gaat ze op zoek naar een passende nieuwe vorm.
Renee Verhoeven
Renee Verhoeven
Renee Verhoeven

Renee Verhoeven

In haar werk als ontwerper en onderzoeker gaat de interesse van Renee Verhoeven uit naar de alledaagse realiteit van technologie in een staat van flux en transitie, gedaantewisseling of magische materialen. Ze werkt graag interdisciplinair omdat technologie verschillende disciplines binnen de ontwerppraktijk samenbrengt. Met haar projecten heeft ze onder andere nieuwe productieprocessen verkend evenals materiële wetenschappen, speculatieve economie en veiligheidsprotocollen.

In 2014 behaalde Verhoeven de master Productvormgeving aan de Royal College of Arts in Londen met het project 'ID Protocol'. Ze ontwikkelt dit project de komende tijd verder. ID Protocol gaat over de fysieke aard van digitale veiligheidsprotocollen en hoe beveiliging verankerd is in het dagelijks leven, en uiteindelijk wil ze de plek ervan binnen de cultuur definiëren.

Door mnemonische technieken te combineren met bestaande veiligheidssystemen verkent ze met dit project alternatieve beveilingsprotocollen met aan de basis van het systeem het menselijk geheugen. Door de materialiteit van digitale beveiliging te onderzoeken door middel van zintuiglijke stimuli in beveiligingsprotocollen te verwerken stelt dit project een op de individu gerichte loginmethode voor die op maat gemaakt is voor het geheugen van de desbetreffende persoon. Ze heeft zich laten inspireren door de capaciteit van het geheugen om paden en bizarre scenario's of interacties te herinneren in plaats van een reeks willekeurige karakters die normaliter worden voorgesteld voor sterke wachtwoorden. Deze capaciteit lijkt geïntensiveerd te worden door de externalisering van het menselijke geheugen naar het internet en de noodzaak om gigantische hoeveelheden informatie te verwerken.

Haar onderzoeksonderwerpen vallen binnen het veld van digitale beveiliging en cognitieve wetenschappen. Onderwerpen zijn onder andere: de materialiteit van beveiliging, digitale identiteit en concepten van kennis en geheugen. Veilig zijn en je veilig voelen zijn twee verschillende dingen en wellicht is het zinnig om te zoeken naar nieuwe narratieven om online veiligheid in het dagelijks leven te verankeren. Verhoeven wil in de loop van het project investeren in het verbeteren van haar vaardigheden op het gebied van software ontwikkeling en het begrijpen van cryptografie. Tevens wil zij haar onderzoek naar het concept van digitale identiteit voortzetten.
Roel Roscam Abbing

Roel Roscam Abbing

Roel Roscam Abbing is in 2014 afgestudeerd aan het Piet Zwart Institute bij de afdeling Networked Media. Zijn praktijk beweegt zich tussen kunst, ontwerp en theorie waarbij de betekenis van technologie als maatschappelijk fenomeen zijn uitgangspunt is. De projecten verschillen in uitingsvorm tussen installatie, tekst, software, workshop of fotografie. Het ontwikkelplan van Roscam Abbing richt zich op het maken van nieuw werk en het internationaliseren en professionaliseren van zijn praktijk. Hiervoor werkt de maker onder andere samen met kunstenaar Melle Smets en geeft hij presentaties bij buitenlandse instellingen. Tot slot wil Roscam Abbing onderzoeken waar zijn praktijk buiten de kunst- en cultuursector van toegevoegde waarde kan zijn.
Roos Meerman
Roos Meerman

Roos Meerman

Roos Meerman studeerde af aan ArtEZ in Arnhem, afdeling Product Design. Ze is geïnteresseerd in de relatie tussen wetenschap en ontwerp. Het afgelopen jaar heeft Roos Meerman met name aan het onderzoek 'Aera Fabrica' gewerkt, onder andere in een open laboratorium van Het Nieuwe Instituut. Ze werkte daar aan een onderzoek naar de 3D printer als maker van halffabricaten. Ze ging daarvoor op zoek naar de opschaalbaarheid van de techniek, de eigenschappen van PLA en het ontdekken van nieuwe vormen en toepassingen.

Door onderzoekers, ontwerpers en de bezoekers uit te nodigen in haar lab, openden zich deuren naar nieuwe onderzoeksrichtingen en toepassingen voor haar project. Daarnaast ontstonden er nieuwe vragen: Over de bescherming van ideeën; over haar rol in een proces dat van experiment naar toepassing gaat; hoe ze zelf haar eigen studio op moet zetten en hoe ze haar onderzoek moet presenteren aan de buitenwereld. De fundamentele eigenschappen van materiaalonderzoek spreken Meerman aan. Ze hoopt een onderzoekslaboratorium op te zetten waarin de kruisbestuivingen tussen wetenschap, techniek en design resulteren in nieuwe “uitvindingen”. Aan de verwoording van deze werkwijze werkt ze samen met Gert Staal in een publicatie over het fellowship die uitgegeven zal worden door het HNI. In haar studio in Arnhem werkt ze aan nieuwe onderzoeksonderwerpen: het vacuüm en statische elektriciteit. Ze gaat op zoek naar interessante eigenschappen van deze natuurlijke krachten.
Voor een aantal projecten werkt Meerman samen met KunstLAB Arnhem. In samenwerking met deze experimenteer-studio bouwt ze momenteel aan een organisatie die de zakelijke en commerciële belangen van hun (en in de toekomst ook andere) studio's zal behartigen: Art Officials. Het doel van dit label is tweeledig: Enerzijds moet het experimenten valoriseren en omzetten naar toegepaste producten, zoals met het project 'Tactile Orchestra'. Hierbij wordt de transitie gemaakt van een interactieve kunstinstallatie naar een toegepast product voor de zorg. Anderzijds is het doel te functioneren als een multidisciplinair collectief dat projecten ontwikkelt en opdrachten van derden uitvoert. De brug tussen experiment en toegepast product moet hiermee nog steviger en duurzamer worden.
Sabine Marcelis
Sabine Marcelis
Sabine Marcelis

Sabine Marcelis

Sabine Marcelis is in 2011 afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven als vormgever. Met haar studio richt ze zich op product, installatie en ruimtelijk ontwerp waarbij ze altijd een sterke focus op materialiteit heeft. Pure vormen komen samen om materiele eigenschappen te benadrukken.

Marcelis maakt autonoom werk dat verkocht wordt in galeries en werk in opdracht voor commerciële opdrachtgevers. Het is voor haar essentieel om te kunnen werken aan toegepaste projecten en aan meer experimentele, radicale, autonome werken.

Haar studio werkt vaak nauw samen met 'manufacturing professionals' om projecten te realiseren en in te grijpen in het productieproces, om nieuwe materiele combinaties te ontwikkelen en een fris esthetisch perspectief te bieden.

In 2016 zal ze zich toeleggen op nieuwe samenwerkingen met 'manufacturing professionals' om een bibliotheek met nieuw materiaal samen te stellen die gebruikt kunnen worden voor diverse projecten.
Studio From Form
Studio From Form
Studio From Form

Studio From Form

Jurjen Versteeg studeerde in 2011 af aan de Willem de Kooning Academie in de richting Audiovisueel Ontwerpen. Versteeg startte in 2012 samen met ontwerper Ashley Govers de studio From Form. From Form maakt zowel titelsequenties als korte films. Deze korte films kunnen een autonoom karakter hebben of juist commercieel, maar hebben altijd een artistieke waarde, aldus de aanvrager. De films combineren analoge en digitale filmtechnieken met een centrale rol voor ambacht. Veel voorwerpen in de films worden door de makers zelf ontworpen en gemaakt. Het komende jaar wil From Form voornamelijk investeren in gereedschappen en materialen voor de werkplaats. Daarnaast wil de studio haar internationale netwerk versterken door onder andere conferenties en evenementen te bezoeken. Tot slot wordt er een workshop gevolgd om meer kennis over typografie te verkrijgen.
Studio Ossidiana
Studio Ossidiana
Studio Ossidiana

Studio Ossidiana

Alessandra Covini studeerde in Milaan en Lissabon en behaalde haar master Architectuur aan de Technische Universiteit Delft. Als architect is Covini gefascineerd door de transformatie van materialen door invloeden van buitenaf maar ook door de tijd. In haar ontwikkelplan geeft Covini aan dat zij zich wil richten op het experimenteren met materiaal en het maken, omdat deze aspecten in haar opleiding aan de TU nog niet uitputtend aan bod zijn gekomen.

De eerste studie naar materiaalmetamorfose in dit kader is 'Petrified Carpets'. Het onderzoek richt zich op de relatie tussen het oriëntaalse tapijt en architectuur en leidde tot een serie betonnen objecten. In het onderzoek benadert Covini het tapijt als een architectonisch archetype, in tegenstelling tot de gebruikelijke Westerse benadering als interieurstuk of aankleding. In nomadische culturen is het tapijt een centraal onderdeel van het huis en heeft ook een functie in religie; het is een abstractie van de tuin en een representatie van het paradijs op aarde. In de directe leefomgeving van de nomade wordt artistieke productie, rituelen en beeldverhalen ingezet om het spirituele met het dagelijkse te verbinden. Covini meent dat deze aspecten ook door de architectonische discipline geadresseerd moeten worden. Daarnaast onderzoekt en ontwikkelt Covini zogenaamde tuin-tapijten. Dit zijn abstracties van de tuin die in beton gegoten worden met de aarde als mal.

Covini richtte samen met Tomas Dirrix Studio Ossidiana op om met behulp van materiaal experimenten de architectonische discipline te verkennen. De focus ligt hierbij op transponeren van theoretische concepten naar gematerialiseerde creaties.
S†ëfan Schäfer
S†ëfan Schäfer
S†ëfan Schäfer
S†ëfan Schäfer
S†ëfan Schäfer

S†ëfan Schäfer

Alessandra Covini studeerde in Milaan en Lissabon en behaalde haar master Architectuur aan de Technische Universiteit Delft. Als architect is Covini gefascineerd door de transformatie van materialen door invloeden van buitenaf maar ook door de tijd. In haar ontwikkelplan geeft Covini aan dat zij zich wil richten op het experimenteren met materiaal en het maken, omdat deze aspecten in haar opleiding aan de TU nog niet uitputtend aan bod zijn gekomen.

De eerste studie naar materiaalmetamorfose in dit kader is 'Petrified Carpets'. Het onderzoek richt zich op de relatie tussen het oriëntaalse tapijt en architectuur en leidde tot een serie betonnen objecten. In het onderzoek benadert Covini het tapijt als een architectonisch archetype, in tegenstelling tot de gebruikelijke Westerse benadering als interieurstuk of aankleding. In nomadische culturen is het tapijt een centraal onderdeel van het huis en heeft ook een functie in religie; het is een abstractie van de tuin en een representatie van het paradijs op aarde. In de directe leefomgeving van de nomade wordt artistieke productie, rituelen en beeldverhalen ingezet om het spirituele met het dagelijkse te verbinden. Covini meent dat deze aspecten ook door de architectonische discipline geadresseerd moeten worden. Daarnaast onderzoekt en ontwikkelt Covini zogenaamde tuin-tapijten. Dit zijn abstracties van de tuin die in beton gegoten worden met de aarde als mal.

Covini richtte samen met Tomas Dirrix Studio Ossidiana op om met behulp van materiaal experimenten de architectonische discipline te verkennen. De focus ligt hierbij op transponeren van theoretische concepten naar gematerialiseerde creaties.
Teresa van Dongen

Teresa van Dongen

Teresa van Dongen is in 2014 afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven. Van Dongen laat zich inspireren door natuur, wetenschap en ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid. Ze zet daarbij vormgeving in om wetenschappelijke ontwikkelingen zichtbaar te maken. Sinds haar afstuderen is Van Dongen gefascineerd door bioluminescentie en de mogelijke innovatieve toepassing hiervan binnen de vormgeving. Om dit onderzoek voort te zetten reist de ontwerper in het aankomende jaar naar San Francisco, het wereldwijde centrum voor bioluminescentie onderzoek. Van Dongen gaat hier samenwerken met het bedrijf Glowing Plant die haar benaderd hebben voor een gezamenlijk onderzoekstraject. Daarnaast gaat ze samenwerken met Photanol, een spin-off van de Universiteit van Amsterdam, die een alg heeft ontwikkeld die CO2 opneemt en biobrandstof uitscheidt. Op het gebied van professionalisering wil de jonge maker zich verdiepen in de verschillende aspecten van duurzaamheid door onder andere een masterclass van de TU Delft te volgen. Daarnaast heeft ze een aantal masterclasses van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers in het vizier.
Tessa Groenewoud

Tessa Groenewoud

Tessa Groenewoud studeerde in 2014 af aan Artez in Arnhem met een specialisatie in schoenontwerp. Met een experimentele, onderzoeksgerichte werkwijze, ontwerpt ze schoenen. Ze heeft daarbij met name een fascinatie voor de techniek en voor de eigenschappen van het materiaal. Groenewoud wil een collectie ontwerpen die innovatie laat zien op het gebied van comfort, functionaliteit of met een vernieuwende productiewijze gemaakt is.
Thomas Kuijpers
Thomas Kuijpers
Thomas Kuijpers

Thomas Kuijpers

Thomas Kuijpers heeft in 2009 zijn BSc Vormgeving behaald aan AKV St. Joost en is in 2011 nogmaals afgestudeerd aan dezelfde academie met een master fotografie. Kuijpers onderzoekt hoe beeld en tekst worden gebruikt om narratieven over ware gebeurtenissen te creëren. Met een grote interesse in de wijze waarop de representatie een gebeurtenis wordt geconstrueerd, zijn de werken van Kuijpers met name gebaseerd op recente gebeurtenissen en bevragen ze de waarde van beeld en het hedendaagse gebruik van beeld.

Het onderzoek van Kuijpers naar deze gebeurtenissen begint normaliter met het verzamelen van informatie omtrent het onderwerp. Van daar uit zoekt hij naar een rode draad, een fragment of een kleine metafoor die de wijze waarop het verhaal verteld wordt prijs geeft. Dit verzamelde onderzoeksmateriaal vormt de basis van het werk en wordt niet zelden onderdeel van het werk zelf.

Vanuit deze basis kan alles gebeuren. De uitkomst van het onderzoek wordt een drager voor werken die reageren op de onderzochte gebeurtenis. Binnen deze benadering is de vorm altijd ondergeschikt aan het concept van deze reactie. Soms is het resultaat een boek, soms een film, een kledingstuk of een tekening. Vaak is het herschikte onderzoeksmateriaal op zich in staat om de wijze waarop het onderwerp wordt verbeeld te bevragen.

Door simpelweg te wijzen op tegenstrijdigheden in het verhaal, onvolkomenheden in de verbeelding of door scherpe en kritische opmerkingen te maken over de wijze waarop het verhaal gepresenteerd wordt, wil Kuijpers een alternatieve blik bieden op verhalen en beelden die alom bekend en alomtegenwoordig zijn.
Alicia Ongay-Perez
Alicia Ongay-Perez

Alicia Ongay-Perez

Alicia Ongay-Perez studeerde in 2012 af aan de Design Academy Eindhoven in de richting Conceptual Design/HBO Master Design. Voor haar afstudeerwerk 'Inside Out' realiseerde Ongay-Perez een serie rubber mallen van eenvoudige huiselijke archetypes die ze vervolgens omkeerde en in vorm goot. Het ging haar hierbij niet om het ontwerpen van een product maar om het ontwerpen van een proces. Ook het komend jaar richt Ongay-Perez zich op het proces. Uitgangspunt voor haar onderzoek zijn online visuele data zoals deze te vinden zijn op Google image of Pinterest en de onderliggende systemen en codes hiervan. Ze wil de potentie onderzoeken voor een toekomstig 3d-print productieplatform dat een designalgoritme inzet om producten te creëren op basis van persoonlijke online visuele data of zoektermen. Hiervoor werkt ze eventueel samen met een programmeur maar het is mogelijk dat het een puur speculatief project wordt. Daarnaast wil ze een film maken die de esthetiek onderzoekt van online profielen in vergelijking tot de werkelijke levens van de personen. Naar aanleiding van haar onderzoek wil ze tevens aantal fysieke objecten maken in samenwerking met Fablabs.
Amber Veel
Amber Veel
Amber Veel

Amber Veel

Amber Veel studeerde in 2011 af aan de Gerrit Rietveld Academie in de richting textiel. In haar werk als wijkverpleegkundige ontdekte Veel haar fascinatie voor huid. Tijdens haar studie aan de Gerrit Rietveld Academie heeft zij zich gespecialiseerd in het werken met dierlijke huiden door de toepassingen van looien en villen. Zij maakte onder andere knuffeldieren met echte dierenvachten. In het ontwikkelplan van Amber staat huid wederom centraal. Ze wil drie onderzoeksprojecten uitvoeren waarin ze meer kennis opdoet over de mogelijkheden en eigenschappen van huid en haar techniek in de bewerking van huid verdiept. Hierin gaat ze onder andere op zoek naar de toepassing van oude fotografietechnieken voor het inzichtelijk maken van informatie uit een huid. Naast het presenteren van de resultaten wil ze een manier zoeken om haar maak- en onderzoeksproces publiekelijk te maken. Tot slot wil ze haar zichtbaarheid vergroten en gericht op zoek gaan naar haar publiek.
Anne Dessing
Anne Dessing

Anne Dessing

Anne Dessing studeerde in 2012 af aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam in de richting Architectuur. Het afstudeerwerk van Dessing genaamd 'omgevingsarticulaties' is een onderzoek naar strategieën om bijzondere woonhuizen in Amsterdam te ontwerpen. Dessing brengt hierin verschillende tekortkomingen van een bedrijventerrein, een naoorlogse wijk en een park in kaart. Door selectief concessies te doen aan het wooncomfort en het toestaan van woningbouw op deze locaties worden de onvolkomenheden van de plek geadresseerd. De concessies maken de woningen specifiek en daarmee aantrekkelijk. In haar ontwikkelplan beschrijft Dessing dat ze verder onderzoek wil doen naar de condities van de parklocatie. Aan de ene kant door een theoretisch onderzoek te doen naar de gevoeligheden en kansen van een situatie die 'wringt'. Aan de ander kant door een praktisch onderzoek te doen naar de relatie tussen architectuur en context met als case study het ontwerpen van een huis in een park. Door 1 op 1 testopstellingen te bouwen wil Dessing het antwoord vinden op verschillende ontwerpvraagstukken.
Anton Lamberg
Anton Lamberg
Anton Lamberg

Anton Lamberg

Anton Lamberg studeerde in 2012 af aan de Koninklijk Akademie voor Beeldende Kunsten, Den Haag in de richting Grafisch Ontwerpen. Anton Lamberg is grafisch ontwerper. In zijn werk richt hij zich onder meer op datavisualisatie en de onderliggende structuren en systemen. Het komend jaar wil hij methodes en middelen ontwikkelen voor het illustreren van big data, van grote verzamelingen data zonder een onuitgesproken verhaal. Met de nieuwe methodes wil hij niet alleen het proces van het openbreken en het verbeteren van de esthetiek van infografics onderzoeken maar zich ook richten op de democratische aspecten van publiek toegankelijke databronnen. Het onderwerp voor het datavisualisatieproject is Data Reflections: 300 days of Holland. De data over Nederland worden verzameld via publieke overheidsbronnen en statistieken alsook door middel van minder gestructureerde bronnen als sociale mediakanalen en forums. Lamberg publiceert een boek waarin het resultaat van het onderzoek als ook de methodologie worden gedeeld. Hiermee wil hij een discussie starten over de toegankelijkheid van data, de rol van datavisualisatie en gevolgen hiervan voor de maatschappij. Tevens publiceert hij zijn onderzoek via een open source platform en heeft hij de ontwikkeling voor een open source toolkit voor ogen.
Arnout Meijer
Arnout Meijer
Arnout Meijer
Arnout Meijer

Arnout Meijer

Arnout Meijer studeerde in 2012 af aan de Design Academy Eindhoven in de richting Man & Activity. Arnout Meijer ontwerpt objecten waarin lichttechnologieën, elektrotechniek en vormgeving samenkomen. Zijn producten, installaties en sculpturen zijn gebaseerd op verschillende aspecten van licht. Productiemethodes waarmee Meijer werkt zijn onder meer CNC frezen en glasbewerkingen. Daarnaast gebruikt hij ledtechnologie en elektronica zoals zelf ontwikkelde printplaten. De symbiose van technologie en vormgeving wil hij verder ontwikkelen door grotere en complexere werken te maken. Het komend jaar ontwikkelt Meijer twee projecten. 'Thanks for the Sky' is een onderzoek naar zelfvoorzienende verlichting die aan de hand van data reageert op de omgeving. 'Play of Brilliance' wordt een lampenserie die met moderne materialen de golflengtes van licht ontleedt.
Barbara Langendijk

Barbara Langendijk

Barbara Langendijk studeerde in 2013 af aan de masters van de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem in de richting Fashion Design. In haar werk gaat Barbara Langendijk op zoek naar de ambachten en stijlkenmerken van een bepaald gebied, om deze toe te passen in haar eigen collecties. De focus van haar afstudeercollectie lag op de traditionele Japanse mode. Dit resulteerde in een collectie waarin stoffen met weinig modellering door middel van klemmen om het lichaam werden gevormd. Deze techniek stelt Langendijk in staat om stukken te maken die een uniforme maatvoering hebben, en afwijken van het gangbare modebeeld. In haar ontwikkelplan legt Langendijk veel nadruk op onderzoek naar het duurzaam produceren van materialen en collecties. Zij wil aan het einde van het jaar in staat zijn om high-fashion bedrijven advies te geven over dit onderwerp. Dit onderzoek zal gedeeltelijk in Nederland plaatsvinden en gedeeltelijk tijdens een reis in Japan. Tijdens deze reis bezoekt Langendijk zowel kleine dorpen waar oude ambachten worden uitgeoefend alsmede steden waar moderne toepassingen worden gezocht. Zij gaat op zoek naar uitwisseling met lokale modestudenten. Tevens zal Langendijk tijdens een stage bij Nike in de Verenigde Staten een ander perspectief op duurzaamheid opdoen. De resultaten van het onderzoek, en een aantal bezoeken aan internationale bijeenkomsten, dienen als input voor een nieuw te ontwikkelen product. Deze wil Langendijk presenteren tijdens de London Fashion Week.

Terugblik door Barbara Langendijk
De eerste maanden van mijn 'Deelregeling Talentontwikkeling' jaar heb ik besteed aan het volgen van lezingen, workshops en het bezoeken van exposities op het gebied van mode en technologie en biologie. Ik heb mij hierdoor kunnen verdiepen in de laatste ontwikkelingen binnen deze onderzoeksgebieden en ik heb makers en denkers kunnen ontmoeten die zich binnen deze vakgebieden bezighouden met het ontwikkelen van mode, textiel en materiaal. Ik heb dit onderzoek kunnen voorzetten in Japan. De focus lag hierbij op crafts, slow fashion en materiaal onderzoek. Ik heb lezingen gevolgd van een Japanse modecriticus, Japanse 'slow fashion' mode ontwerpers ontmoet, fabrieken in natuurlijk textiel bezocht, bamboe leren vlechten van een master craftsman in een dorpje bij Tokyo en veel musea in kunst en crafts bezocht.
Terug in Nederland heb ik een collectie ontwikkeld voor de Amsterdam Fashion Week. Deze collectie was geïnspireerd op een Japans object, 'Shimenawa' genaamd. Dit is een heilig object, gemaakt van gedraaide rijst stro. Door de techniek en vorm van dit object, kwam ik op het idee om rechte lappen stof in elkaar te draaien, waardoor het gebruiken van patroondelen overbodig wordt en er geen afval ontstaat.
Gedurende de Amsterdam Fashion Week heb ik tijdens het 'downtown' programma een performance ontwikkeld samen met perfomance kunstenaar Lisette Ros. Deze performance was een interpretatie van de Japanse thee ceremonie, waar ritueel, harmonie en tijd centraal staan. Vanaf februari heb ik gewerkt aan een collectie voor MOAM collective 2015. Tijdens dit project heb ik samen met vier andere recentelijk afgestudeerde ontwerpers gewerkt aan onze eigen stoffen in het Textiel Museum in Tilburg. We hebben onze ontwerpen kunnen realiseren samen met de Opleiding Meester Coupeur en hebben de collectie gepresenteerd in het Rijksmuseum.
In samenwerking met choreograaf Juanjo Arques en stylist Anna Hoffmann heb ik de kostuums voor de dansvoorstelling 'Departure' ontwikkeld. Het was interessant om met de dansers van het Nationaal Ballet en Codarts te werken en mijn eerder ontwikkelde 'gedraaide' techniek toe te passen in de context van een dansvoorstelling en een lichaam in beweging.
Samen met de Wageningen Universiteit, het ArtEZ Modelectoraat en verschillende bedrijven, hebben we een voorstel geschreven voor de Research Through Design call van het NWO. Binnen deze call staat de samenwerking tussen onderzoekers en designers centraal. Onze aanvraag was gefocust op de ontwikkeling van de hennep teelt voor de verwerking tot een modeproduct in Nederland en China.
Bennie Meek
Bennie Meek
Bennie Meek
Bennie Meek
Bennie Meek

Bennie Meek

Bennie Meek studeerde in 2012 af in de richting Social Design aan de Design Academy in Eindhoven. Meek onderzoekt nieuwe relaties met de eigentijdse Nederlandse natuur en richt zich daarbij onder meer op spontane vegetatie in de stedelijke omgeving. Met het project Living Pavement, een open modulair tegelsysteem, streeft Meek naar een meer natuurlijke, dynamische stadscultuur. Hiermee stelt hij het hedendaags beheer van openbaar stedelijk groen ter discussie. Bij Living Pavement is 'wilde vegetatie' onderdeel van het ontwerp en wordt het niet beschouwd als onkruid of achterstallig onderhoud. Het komende jaar wil Meek het project Living Pavement verder ontwikkelen, uitwerken en werkelijk toepassen op diverse testlocaties. Rondom het thema spontaan stadsgroen zet hij een interactief platform op. Meek heeft diverse samenwerkinsgpartners voor ogen waaronder onderzoekers aan de TUe en de Groene Campus in Helmond. Daarnaast wil hij zich onder leiding van diverse professionals zoals een stadsecoloog, een geohydroloog en gemeentebeleidsmedewerkers verdiepen in het ontwerp van de openbare ruimte.
Bora Hong

Bora Hong

Bora Hong studeerde in 2013 af aan de Design Academy in Eindhoven in de richting Contextual Design. Hong is geïnteresseerd in de relatie tussen het lichaam en de consumentencultuur. Ze ziet het lichaam als plek waar designinterventies kunnen plaatsvinden. Net als producten is het lichaam volgens haar onderhevig aan trends en stijlen. Haar project Cosmetic Surgery Kingdom begon met een onderzoek naar de extreem groeiende cosmetische chirurgie-industrie in Zuid-Korea. Als ontwerper nam ze de rol van een plastische chirurg op zich. Zo maakte ze onder meer een serie draagbare neuzen en een serie designobjecten. Hiervoor transformeerde ze een alledaagse stoel tot een iconische Eames-stoel en vervolgens tot een Maarten Baas-model. Het komend jaar zal ze haar visie en ideëen rondom de plastische chirurgie verder ontwikkelen. Ze verricht theoretisch onderzoek naar lichaamswijzigingen en hoe het lichaam als object en lifestyleproduct wordt gezien. Hiervoor interviewt ze onder meer plastische chirurgen en hun cliënten in Zuid- Korea. Tevens maakt Hong draagbare objecten en een serie producten waarvoor klassieke Nederlandse designobjecten het beginpunt zijn. Daarnaast werkt ze aan visuele en interactieve communicatie, een boek en een tentoonstelling.
Christa van der Meer

Christa van der Meer

Christa van der Meer studeerde in 2013 af aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag in de richting Textiel en Modevormgeving. Het werk van Christa van der Meer kenmerkt zich door een combinatie van 2D en 3D ontwerpen. Aan de basis van haar collecties liggen portrettekeningen, die als uitgangspunt dienen voor zowel outfits als schilderwerken. De collecties zijn geïnspireerd op folklore uit andere landen of culturen, voornamelijk in Afrika en Azië. De stoffen die Van der Meer gebruikt worden veelal door haarzelf gemaakt of bewerkt. In haar afstudeercollectie 'Iminjunju' gebruikte ze batiktechnieken en zeefdrukken om tekeningen over te brengen op textiel. In haar ontwikkelplan schrijft Van der Meer dat ze een nieuwe collectie wil maken, bestaande uit zeven outfits en een serie schilderijen, die voortborduurt op de weg die ze met haar afstudeercollectie is ingeslagen. Deze zal ze niet tijdens een show presenteren, maar door middel van een beeldende presentatie in foto en/of film. Hiervoor zal ze samenwerken met David Joosten en Freek Zonderland. Daarnaast wil ze haar praktijk versterken door een groter netwerk op te bouwen. Ze heeft onder andere voornemens om een residency te doen bij A Word Of Art in Kaapstad.
Donna Verheijden
Donna Verheijden
Donna Verheijden
Donna Verheijden
Donna Verheijden

Donna Verheijden

Donna Verheijden studeerde in 2013 af aan het Sandberg Instituut met een Master of Graphic Design. Verheijden is onder meer geïnteresseerd in de werking van massamedia, diens verleidingen en onderliggende machtsstrategieën. Zo reflecteert ze met haar film All the World's a Stage – Ways of Seeing op de hedendaagse ogenschijnlijke 'staged realities' en analyseert en bekritiseert hier de verleiding van mediabeelden. Verheijden richt zich het komende jaar op het ontwikkelen van storytelling. Ze werkt hiervoor specifiek aan twee projecten, gericht op de verhouding tussen het individu en de massa, tussen privé en publiek. Het filmproject Land of Desire onderzoekt de hedendaagse, (westerse) steeds groeiende consumptiemaatschappij. Verheijden stelt zich de vraag hoe verlangen ons gedrag bepaalt en welke rol de hedendaagse media hierin spelen. Het tweede project waaraan Verheijden wil werken is Cinema Arlecchino, over een verlaten bioscoop aan het Lago Maggiore in Zwitserland. Haar onderzoek zal resulteren in een korte film en een live event waarbij de film wordt begeleidt door een live performance van het Il Profondo Ensemble.
Femke Herregraven

Femke Herregraven

Femke Herregraven studeerde in 2010 af aan het Sandberg Insituut met een master in Design Research. In haar werk zet de ontwerper haar artistieke onderzoeksmethode in om vooral financiële en economische onderwerpen inzichtelijk te maken. De resultaten van dergelijke onderzoeken leiden tot verschillende eindproducten, zoals bijvoorbeeld een game, datavisualisatie of een concept voor een bank, aangepast op de onderliggende vraag. Het onderzoeksproces en de vorm van het onderzoek zijn echter evenzeer een eindproduct. Femke streeft naar een publieke dialoog door open onderzoeksprocessen op te zetten. In het komende jaar wil Femke zich nog meer verdiepen in de financiële constructies die onze wereldeconomie maken. Specifiek richt ze zich hierbij op de offshore constructies en het loskoppelen van kapitaal en fysieke locaties. Femke onderzoekt de koloniale geschiedenis van het eiland Mauritius en haar rol als belastingparadijs. Daarnaast wil de ontwerper zich breder ontwikkelen op het gebied van media. Naast grafisch ontwerpen wil zij zich bekwamen in fotografie, video, het maken van websites en games.
FredfarrowBrittavelontan
FredfarrowBrittavelontan
FredfarrowBrittavelontan

FredfarrowBrittavelontan

Britt Tan studeerde in 2010 af aan de ArtEZ Arnhem in de richting modeontwerp. Britt Tan maakt samen met Fred Farrow collecties, waarin de nadruk ligt op mode onder de noemer Fredfarrowbrittavelontan. Na een aantal presentaties tijdens de Amsterdam Fashion Week hebben ze in hun laatste presentatie gezocht naar meer vrijheid voor de ontwerpers en de bezoekers door een eigen evenement te realiseren bij Salon Waldorf in Amsterdam. Hierbij konden bezoekers de collectie van dichtbij bekijken en ervaren, en was er ruimte om de collectie in een bredere context te presenteren. In het ontwikkelplan schrijft Britt Tan dat het duo vaker maar minder wil tonen dan gebruikelijk is in fashion shows. Hiermee zoeken ze naar een nieuwe weg tussen 'fast fashion' en 'slow fashion'. Dit zal resulteren in 4 collecties per jaar van zo'n 5 stukken. Britt Tan gaat onderzoek doen naar innovatiemogelijkheden binnen traditionele ambachten en materialen, om kleding duurzamer te maken. Daarnaast organiseert Tan verschillende pop-up evenementen in binnen- en buitenland, waar de activiteiten en ontwerpen van het label worden gepresenteerd. Deze activiteiten moeten bijdragen aan een sterker totaalbeeld van het label Fredfarrowbrittavelontan en tevens de ontwerpers meer vrijheid geven om hun eigen draai te geven aan het bestaande modesysteem.
Gijs de Heij
Gijs de Heij

Gijs de Heij

Gijs de Heij studeerde in 2013 af aan de ArtEZ Arnhem in de richting Media & Graphic Design. De Heij is grafisch ontwerper en programmeur van open source software. Hij doet onder meer onderzoek naar de werking en mogelijkheden van lettertypes. Met zijn werk begeeft hij zich op het grensvlak van politiek, ontwerp en techniek. Zo realiseerde hij een installatie van twee penplotters tegenover elkaar, de een schrijft quotes van 'kandidaat' Obama, de ander reageert daarop met een quote van 'president' Obama. Ze schrijven om de beurt een brief, die ondertekend wordt. Het komend jaar wil hij een nieuwe versie voor het digitale handschrift ontwikkelen die zowel werkt op de penplotter als in de browser. Naast het technisch onderzoek richt hij zich op politieke en sociale implicaties betreffende de werking van protocollen waarmee instituten met elkaar communiceren, banktransacties, ambtelijke kabels, en het besturen van drones. In brede zin richt het onderzoek zich op veiligheid en authenticiteit in de hedendaagse, digitale maatschappij. De Heij bezoekt onder meer Atypi, een conferentie over typografie in Barcelona en de Libre Graphic Meeting in Leipzig.
Henriëtte Waal
Henriëtte Waal
Henriëtte Waal
Henriëtte Waal

Henriëtte Waal

Henriëtte Waal studeerde in 2013 af aan de Sandberg Instituut Amsterdam bij de masteropleiding Vacant NL. Het werk van Henriëtte sluit aan op behoeftes van mensen en spreekt deze aan op hun passie, zonder daarbij de eigen agenda en visie uit het oog te verliezen. Henriëtte meent dat design moet worden gebruikt als een gereedschap om ideeën over bijvoorbeeld eigenaarschap, zelf-organisatie, de relatie tussen stad en land, de verhouding tussen publiek en privaat en voedselproductie te vormen en te bevragen. Zij kent zichzelf binnen deze onderwerpen en transformatieprocessen de rol van mediator, katalysator, hacker, of klokkenluider toe. De methodiek van Henriëtte bestaat uit het, in eigen woorden, inzetten van enthousiasme, naïviteit, veldwerk en performativiteit om maatschappelijke vraagstukken bespreekbaar en inzichtelijk te maken. Het komende jaar gaat Henriëtte een boek maken over het project Hunnie waarin haar methodiek ontleed en geanalyseerd wordt. Zo moet de methode inzichtelijker worden en ook toepasbaar voor andere projecten. Daarnaast gaat de ontwerper een langdurige samenwerking starten met filosoof Clemens Driessen, onderzoeker op het gebied van ethiek onder andere in de verhouding tussen mens, dier en natuur. Deze samenwerking moet resulteren in een aantal concepten voor waterbeheer die op de designbiënnale van Ljubljana getoond worden. Op het gebied van professionalisering gaat Henriëtte samen met een coach een zakelijke en artistieke visie opstellen en volgt ze een aantal cursussen op het gebied van programmeertalen en fotografie.
Henrik van Leeuwen
Henrik van Leeuwen
Henrik van Leeuwen
Henrik van Leeuwen

Henrik van Leeuwen

Henrik van Leeuwen studeerde in 2010 af aan het Sandberg Instituut in de richting grafisch ontwerp. In zijn werk besteedt Van Leeuwen aandacht aan (verborgen) machtsstructuren die een relatie hebben met technologie. Henrik richt specifiek zijn aandacht op de hardware kant van informatie- en communicatienetwerken. Dit komt onder andere tot uitdrukking in zijn onderzoek naar de invloed van banken op de beurshandel en de machtsposities van de grote Europese telecom aanbieders. Naast grafisch werk maakt de ontwerper ook installaties om relaties aan te tonen en machtsstructuren bloot te leggen. In zijn ontwikkelplan geeft Henrik aan dat hij een zestal projecten wil ontwikkelen. Deze projecten onderzoeken verborgen mechanismen en machtsverhoudingen op het gebied van economie, communicatie technologie, social media en privacy. Zo bouwt hij een machine na, uit de jaren 50 van de vorige eeuw, de MONIAC. Deze machine simuleerde hoogst nauwkeurig economiën van bijvoorbeeld Groot Brittanie en Peru en gebruikte daarvoor een systeem van sluisjes en pompen om water tussen verschillende tanks te verplaatsen. Henrik ziet deze machine als een fraaie tegenpool voor de steeds complexer wordende economische modellen. Verder gaat Henrik een installatie maken die de ontwikkelingen rond zogenaamde Deep Packet Inspection zichtbaar moet maken. Met deze techniek kan de inhoud van netwerkverkeer worden ingezien door netwerkbeheerders.
Hozan Zangana
Hozan Zangana
Hozan Zangana

Hozan Zangana

Hozan Zangana studeerde in 2012 af aan de Design Academie Eindhoven in de richting Mens en Welzijn. In zijn werk laat Zangana zich inspireren door de vormen van het Kufii-schrift, een 7e eeuwse Perzische kalligrafie. Samen met typograaf Thomas Milo ontwikkelt hij een digitaal lettertype voor dit schrift. Daarnaast zoekt hij manieren om dit tweedimensionale schrift te vertalen naar driedimensionale objecten. Hierin zoekt Zangana naar de inspiratie die ten grondslag heeft gelegen aan het schrift, en wil deze vertalen naar nieuwe objecten. In zijn ontwikkelplan schrijft Zangana dat hij de reeds 3D ontworpen tafelproducten, die hij onder de noemen 'Shaping from Intuition' heeft vervaardigd, fysiek wil produceren. Op het gebied van concept en ontwerp wordt hij ondersteund door Stef en Aldo Bakker. De productie moet plaatsvinden bij verschillende glasblazers, keramisten, steen- en houtdraaiers en metaalbewerkers in Nederland en Japan. Met dit project wil Zangana zijn bekendheid in Nederland en het Midden-Oosten vergroten, door onder andere te presenteren op de Design Days Dubai en de Dutch Design Week.
Jelle Mastenbroek
Jelle Mastenbroek
Jelle Mastenbroek

Jelle Mastenbroek

Jelle Mastenbroek studeerde in 2012 af aan de Design Academy Eindhoven in de richting Man and Well-Being. Mastenbroek is geïnteresseerd in de ware betekenis van voorwerpen. Met zijn ontwerpen onderzoekt hij clichés en probeert opnieuw betekenis te geven aan stereotypen. Het komend jaar wil hij het thema geld, dat hij eerder adresseerde in zijn muziekkast Splendour Lender en het werk Money Socks, verder onderzoeken. De spaarpot Money Socks wil hij omzetten tot een toegankelijk, verkoopbaar product. Voor het ontwikkelen van zijn werk zal hij samenwerken met musici en componisten en tevens op technisch gebied met een programmeur. Zijn werk wil hij onder meer presenteren tijdens Salone del Mobile in Milaan en tijdens de Dutch Design Week in Eindhoven.
Jesse Howard

Jesse Howard

Jesse Howard studeerde in 2012 af aan de Gerrit Rietveld Academie in de richting DesignLAB. Howard onderzoekt alternatieve ontwerp- en productiemethodes, met name gericht op alledaagse gebruiksvoorwerpen en apparaten. Zo realiseerde hij projecten als de 'OS waterboiler and Diagrams' en 'Transparent Tools: Appliances and Manuals'. Het komende jaar wil hij de zogenaamde 'next industrial revolution' verder onderzoeken en samenwerken met hackerspaces en fablabs. Howard onderzoekt de mogelijkheid van digitale fabricage tools zoals 3d printers en CNC snijmachines om de manier waarop objecten worden geproduceerd en gedistribueerd te veranderen. Het onderzoek wordt gedeeld via een open platform en vormt de basis voor het maken van objecten die als test case fungeren voor een alternatieve productiemethode. De objecten worden niet gepresenteerd als statische objecten maar als resultaat van een collaboratief maakproces waarin de rol van de gebruiker, van de designer en van de producent worden geherwaardeerd. Tevens initieert Howard een project gericht op parametrische designprincipes, zal hij presentaties geven en onder meer deelnemen aan workshops en internationale conferenties als ThingsCon en Open Design / Shared Creativity.
Jonas Lund

Jonas Lund

Jonas Lund studeerde in 2013 af aan de Piet Zwart Institute, Rotterdam met een master Media Design and Communication. Lund bestudeert in zijn werk de kunstwereld en probeert een kwantitatief antwoord te vinden op vragen als wat een goed kunstwerk is en hoe de kunstmarkt functioneert. Door informatie van een aantal websites over kunst te verzamelen heeft Lund een database samengesteld op basis waarvan een Big Data aanpak allerlei analyses kan uitvoeren. In zijn ontwikkelplan beschrijft Lund hoe hij zich ontwikkelt aan de hand van het actualiseren en verder analyseren van de database. Hiervoor verdiept hij zich in graph databases en neurale netwerken. Met de kunst wereld als cas studie wil Lund de gevaren en kansen van Big Data laten zien. Om de resultaten inzichtelijk te maken en te presenteren gaat Lund onder andere samenwerken met onderzoeker en curator Annet Dekker en curator Gerben Willers.
Joris Strijbos
Joris Strijbos
Joris Strijbos

Joris Strijbos

Joris Strijbos combineert van verschillende thema's uit de wetenschap, technologie en kunst en legt relaties tussen communicatie systemen, emergente systemen, theorieën uit de biologie en andere wetenschap. Dit leidt tot audio-visuele en kinetische installaties. Strijbos maakt media installaties en performances die tot stand komen door een proces dat start met het afbakenen van een specifiek onderzoeksveld. De focus ligt hierbij vaak op organische structuren en organisatieprincipes. In het werk “Phase=Order” bijvoorbeeld ligt de focus op de patronen die ontstaan bij het zwerm gedrag van vogels of vissen. Strijbos bouwt veel modellen en door experiment en interactie met deze ontstaan toevalligheden die leiden tot nieuwe wegen en uiteindelijk een installatie. Deze praktische aanpak in relatie met het zoeken naar theoretische achtergronden zorgt voor een contant evoluerend proces.
In zijn ontwikkelplan beschrijft Joris dat hij aandacht wil besteden aan de theoretische achtergronden van zijn interessegebieden. Hij verwacht dat het theoretisch onderzoek aanknopingspunten zal geven voor nieuw werk. Hij richt zich hierbij specifiek op communicatie en interactie met het publiek van zijn installaties. Daarnaast wil Strijbos anderen laten reflecteren op zijn werk. Dit kunnen mensen zijn met kennis van kunst, artificiële intelligentie of zwermgedrag. Naast kennisverdieping richt Strijbos zich ook het verbeteren van zijn schrijvende kwaliteiten. Ook praktisch gezien wil de maker zich ontwikkelen, door bijvoorbeeld een cursus metaalbewerking.
Maison the Faux
Maison the Faux
Maison the Faux

Maison the Faux

Joris Suk studeerde in 2013 af aan de Artez Arnhem in de richting modevormgeving.Samen met Hans Hutting vormt Joris Suk sinds januari 2014 het modehuis Maison the Faux. Deze samenwerking is een kritische reactie op het huidige modesysteem, waarin Suk een tegengeluid wil laten horen. De 'human-wear' van Maison the Faux staat los van seizoenen en gender. Maison the Faux wil meer zijn dan een label, het beoogt een lifestyle te zijn. In zijn ontwikkelplan schrijft Suk dat Maison the Faux werkt aan een nieuwe collectie, geïnspireerd op de hedendaagse pelgrim. Hierin wordt extreme luxe gecombineerd met een basic stijl. De collectie wordt in drie presentaties aan de wereld kenbaar gemaakt. Ten eerste een presentatie tijdens de Amsterdam Fashion Week in juli 2014. Daarnaast door guerrilla acties tijdens de Fashion Week in Londen en de Fashion Week in Parijs.
Marjan van Aubel
Marjan van Aubel
Marjan van Aubel

Marjan van Aubel

Marjan van Aubel heeft in 2012 haar master in Design Products behaald aan de Royal College of Art in Londen, nadat ze in 2009 haar bachelor bij het DesignLAB aan de Rietveld Academie in Amsterdam heeft afgerond. Als ontwerper heeft Marjan van Aubel zich ten doel gesteld om sociale verandering in gang te zetten en een bewustzijn te creëren van het gebruik van energie. In haar werk is zij op zoek naar innovatieve, natuurlijke en esthetische manieren waarop nieuwe materialen en technieken in alledaagse gebruiksobjecten geïntegreerd kunnen worden. Zo heeft zij binnen de 'Current' collectie een tafel en een raam ontwikkeld die zelfstandig elektriciteit opwekken door inzet van Dye Sensitized Solar Cell in de oppervlaktes. De aankomende periode wil Marjan van Aubel doorgaan met het onderzoeken en verwerken van zonnecellen, light mapping en nieuwe zelfvoorzienende objecten ontwikkelen die een relatie met elkaar en de omgeving aangaan. Daarbij wil ze het effect van licht op de mens onderzoeken en een techniek ontwikkelen die het mogelijk maakt dat objecten automatisch de hoeveelheid licht aanpassen aan een situatie of omgeving. De nieuwe toepassingen worden in ramen en tafels verwerkt als onderdeel van de 'Current' –serie. De onderzoeksresultaten worden middels tentoonstellingen gepresenteerd. Tegelijkertijd worden prototypes nader vertaald naar gebruiksobjecten voor productie. Zo streeft Marjan van Aubel na om een zelfvoorzienend ecosysteem te creëren waarin de gebruiker centraal staat.
Mark Sturkenboom
Mark Sturkenboom

Mark Sturkenboom

Mark Sturkenboom studeerde in 2012 af aan de ArtEZ, Arnhem in de richting Interieur en accessoires. Het werk van Mark Sturkenboom legt, soms provocerende, relaties bloot tussen producten en hun gebruikers. Zo maakte hij een urn van goud en glas, die ontworpen is voor seksuele handelingen. Ook heeft Sturkenboom een vaas ontworpen die bedoeld is om waardevolle bezittingen in te bewaren, met een ingebouwd systeem om de vaas te breken. Deze vaas verwijst naar de manier waarop Joodse families vermoedelijk hun waardevolle bezittingen hebben bewaard. In zijn ontwikkelplan schrijft Sturkenboom dat hij een serie nieuwe werken onder de verzamelnaam 'Paradigma' wil uitvoeren. Een van de werken is een zelfvernietigende boot waarop het stoffelijke overschot van een overledene kan worden vernietigd. Daarnaast laat de ontwerper zich over de ontwikkeling van zijn ontwerppraktijk adviseren door Cornel Bierens. Tevens is hij voornemens nieuw werk te maken tijdens een artist-in-residence. De resultaten van het project worden gepresenteerd tijdens de Salone del Mobile 2015 in Milaan.
Matthijs Munnik
Matthijs Munnik

Matthijs Munnik

Matthijs Munnik studeerde in 2012 af aan de Koninklijke Academie Beeldende Kunst, Den Haag in de richting ArtScience. Munnik maakt audiovisuele installaties en performances. In zijn werk creëert Munnik sensorische ervaringen van fenomenen die normaal buiten onze waarneming vallen. Zo is zijn afstudeerwerk een installatie met gekleurd stroboscopisch licht in een witte ruimte, waardoor een hallucinerende werking via de fysiologie van het oog bewerkstelligd wordt. Het komende jaar richt Munnik zich op drie doelen; de realisatie van nieuwe projecten, verdere theoretische verdieping en de professionalisering van zijn studio. In het Art & Space Initiative wil Munnik samenwerking bevorderen tussen kunstenaars en wetenschappers die zich met de ruimte bezighouden. Hiervoor werkt hij samen met ESTEC in Noordwijk. Het project 3600 Orbits is een installatie van lasers in het landschap die in realtime de positie van enkelen van de vele satellieten in de ruimte aangeven. Zo verbindt de lasers de aarde met de satellieten. Daarnaast doet Munnik onderzoek naar het maken van plaatselijke en tijdelijke 'muren van licht' die met behulp van LED-lampen en waterdamp verschijnen. Verder wil Munnik zijn kennis over electronica, astronomie en vloeistof dynamica vergroten. Op theoretisch gebied gaat hij zijn kennis van cybernetics verdiepen.
Maurizio Montalti
Maurizio Montalti
Maurizio Montalti

Maurizio Montalti

Maurizio Montalti studeerde in 2010 af aan de Design Academy Eindhoven in de richting IM - Conceptual Design in Context. Het komend jaar wil Montalti het project The Growing Lab – Mycelia verder ontwikkelen. Het is een voortdurend onderzoek naar de mogelijkheden van micro-organismen zoals schimmels en de potentie van nieuwe materialen, productiemethodes en de toepassingen ervan op het gebied van vormgeving en architectuur. Hij wil een radicaal nieuwe methodologie voorstellen die hij 'growing design' noemt. Innovatieve materialen, productieprocessen en technieken zijn volgens hem van belang voor de verschuiving van de consumptiemaatschappij naar een zelfbewuste, duurzame maatschappij. Montalti werkt samen met experts op het gebied van design, wetenschap en agricultuur. Partners zijn onder meer de Universiteit Utrecht en CNC Exotic Mushroom BV. Met het onderzoek als uitgangspunt realiseert Montalti uiteindelijk een collectie producten die hij op verschillende tentoonstellingen en events presenteert.
Nicky Assmann
Nicky Assmann
Nicky Assmann

Nicky Assmann

Nicky Assmann studeerde in 2011 af aan de KABK & Koninklijk Conservatorium, Den Haag in de richting Art Science. Assmann experimenteert met eigenschappen, gedrag en esthetica van materialen als bijvoorbeeld zeepvloeistof, vloeibare kristallen en metalen. Daarnaast blijkt uit het werk een interesse in hoe de menselijke zintuigen deze materialen en natuurlijke verschijnselen waarnemen. Deze 'fenomenologische' benadering uit zich in verscheidene media, zoals wearable technology, audiovisuele performances en kinetische lichtinstallaties. In deze installaties staat de sensorische ervaring centraal. Inspiratiebronnen hierbij zijn fenomenen als reflectie, lichtbreking, kristallisatie, oxidatie, turbulentie en irisatie. Nicky wil in het komende jaar haar kennis over materialiteit verdiepen door literatuuronderzoek te doen, symposia en lezingen te bezoeken en masterclasses te doen. Daarnaast wil ze op haar eigen onderzoek reflecteren door te schrijven en feedback te verkrijgen van collega kunstenaars, makers en mentoren. Ook nodigt ze een schrijver/theoreticus uit om over haar werk te schrijven. Naast dit theoretische deel gaat Nicky haar praktische kennis ontwikkelen door onder andere een conferentie in Londen te bezoeken. Voor haar artistieke ontwikkeling richt Nicky zich op het project Solstice waarin onderzocht wordt hoe de bovengenoemde fenomenen zich manifesteren bij grote bevroren zeepvliezen. Hiervoor gaat Assmann naar Finland, waar de koude temperaturen voor het bevriezingsproces geregeld voorkomen. Tot slot doet Nicky nog een vervolgonderzoek naar oxidatieprocessen en naar moiré patronen.
Ricky Rijkenberg
Ricky Rijkenberg

Ricky Rijkenberg

Ricky Rijkenberg studeerde in 2011 af aan de Amsterdam in de richting Architectuur. Rijkenberg begeeft zich met haar werk op het grensvlak van fotografie en architectuur. Ze is onder meer geïnteresseerd in de beleving en herinneringen die zich manifesteren in ruimtes en plekken. Zo ging ze op zoek naar de verscholen werkplaats P402 in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het komend jaar wil ze voor haar experimenteel ontwerpend onderzoek Vergessene Räume – Schuldige Orte de relatie tussen ruimte en beeld verder analyseren. Ze wil ruimtes met onzichtbare sporen opnieuw documenteren en verbeelden, onder meer in de vorm van een zogenaamd draaiboek van archetypes, fotowerken en maquettes. Haar onderzoeksgebied is het gebied tussen West- en Oost Europa. Rijkenberg zet een klankbordgroep op bestaande uit een architect, fotograaf, redacteur en filosoof. Tevens zal ze werkstages doen en gaat ze samenwerkingsverbanden aan met papierontwerpers, kostuummakers en een modefotograaf.
Ricky van Broekhoven
Ricky van Broekhoven
Ricky van Broekhoven
Ricky van Broekhoven

Ricky van Broekhoven

Ricky van Broekhoven studeerde in 2012 af aan het Sandberg Instituut te Amsterdam met een mastergraad in Interior Architecture. Van Broekhoven ziet zichzelf als een ontwerper, onderzoeker en muzikant. Met zijn ruimtelijke ingrepen tracht de ontwerper geluid zichtbaar te maken. Het werk bevindt zich daardoor op het snijvlak van geluidontwerp en ruimtelijk ontwerp. Ricky heeft drie projecten omschreven die moeten bijdragen aan zijn artistieke en inhoudelijke ontwikkeling als professioneel ontwerper. SoundShapes is een onderzoek naar Chladni resonantiepatronen. Door de patronen te vertalen naar een ruimtelijke vorm en deze geluid te laten produceren ontstaat een speciaal soort speaker. Van Broekhoven wil het ontwerp doorontwikkelen en zo meer leren over de technische kant van speakerbouw en samenwerken met producenten. Het tweede project, Hands Off, is een samenwerking met ontwerper Niek Pulles om een installatie voor het Museum for Arts and Crafts in San Fransisco te maken. Deze installatie verzamelt hartslaggevens van bezoekers en zal hierop reageren. Het derde traject in het ontwikkelplan betreft aandacht voor het vastleggen en delen van onderzoek. Daarnaast besteedt de ontwerper aandacht aan de professionalisering van zijn praktijk door kennis te ontwikkelen op het gebied van boekhouding, marketing & pr en software.
Rogier Arents
Rogier Arents
Rogier Arents
Rogier Arents

Rogier Arents

Rogier Arents studeerde in 2012 af aan de Design Academy Eindhoven in de richting Man and Well Being. Arents is ontwerper en gefascineerd door wetenschap, kennisoverdracht en de betekenis van beeld binnen wetenschappelijke disciplines. Zo realiseerde hij verschillende projecten waarin wetenschappelijke kennis wordt vertaald naar een toegankelijke visuele taal. Arents wil zich ontwikkelen als visueel communicator van wetenschap. Het komend jaar richt hij zich onder meer op het ontwikkelen van innovatieve visualisatiemethoden. Hiervoor doet hij een grafisch onderzoek en een interactief onderzoek gericht op nieuwe digitale technieken. Daarnaast onderzoekt hij de mogelijke rol van de ontwerper in de wetenschap. Hij zal onder meer internationale symposia bezoeken zoals Pariscience en Data is BTIFL en de Push conferentie. Tevens ontwikkelt hij het platform The Pictorial Lab en organiseert hij een serie tafelgesprekken 'Dialogues'. Zijn onderzoek wil hij onder meer delen via een publicatie en een tentoonstelling.
Sander Wassink
Sander Wassink

Sander Wassink

Sander Wassink studeerde in 2012 af aan de Design Academy Eindhoven in de richting Man & Living. Wassink is ondermeer geïnteresseerd in hedendaagse esthetiek, copyright en de betekenis van beeld versus object, productiemethoden, distributie en verkoopstrategieën. Met zijn werk onderzoekt hij mogelijkheden en kwaliteiten van hedendaagse, alternatieve systemen. Zo creëerde hij vorig jaar tijdens de Beijing Design Week een fictieve schoenenwinkel. Samen met lokale schoenmakers maakte hij op basis van imitatie-merkschoenen nieuwe modellen. Het komend jaar wil hij zijn projecten Stacked Series en Geographic Production verder ontwikkelen. Tevens reist hij terug naar China om nieuwe projecten te realiseren waaronder het project 'Outsources Lifestyle'. Uitgangspunt is het Chinees-Westerse productiesysteem en de absurditeit van de zogenaamde 'Outsources Lifestyle'.
Sjoerd ter Borg
Sjoerd ter Borg

Sjoerd ter Borg

Sjoerd ter Borg studeerde in 2013 af aan het Sandberg Instituut bij de studio Vacant NL. Ter Borg ontwerpt naar eigen zeggen 'creatieve interventies voor de publieke zaak'. Hij studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en Interieurarchitectuur aan het Sandberg Instituut. Binnen zijn werk tracht hij de twee werelden, van ontwerp en van de publieke sector, met elkaar te verbinden. Voor het project Uitgeverij van Leegstand onderzocht hij wet- en regelgeving op landelijk niveau en beheerde zelf ook leegstaande ruimtes. Hij nodigde schrijvers uit om in de verlaten panden te verblijven en verhalen te schrijven. Kenmerkend voor Ter Borg is zijn samenwerkingen met andere ontwerpers en experts. Het komend jaar wil hij ontwerpend onderzoek een evidentere rol laten spelen binnen de overheid. Hij richt zich op twee projecten: een onderzoek rondom het Marineterrein in Amsterdam waarvoor hij ontwerpinterventies ontwikkelt die inspelen op de transformatieopgave van dit gebied, en een project dat gericht is op het Ministerie van OCW. Ter Borg wil een ontwerpend onderzoek verrichten naar het beleidsthema studiesucces. Hij wil hiervoor relevante data visualiseren en toekomstscenario's ontwikkelen.
Thomas Vailly
Thomas Vailly

Thomas Vailly

Thomas Vailly studeerde in 2011 af aan de Design Academy in Eindhoven, in de richting contextual design. In zijn werk haalt Vailly productieprocessen uit hun natuurlijke context en past deze toe in andere omgevingen of op andere materialen. Zo gebruikte hij het menselijk lichaam als 'productiefabriek'. Recentelijk gebruikte hij in samenwerking met Laura Lynn Jansen algen en andere organismen uit een rivier om producten van een coating te voorzien. Hierbij staat het materiaalonderzoek centraal. In zijn ontwikkelplan schrijft Vailly dat hij zijn huidige praktijk wil verdiepen en uitbreiden, zowel inhoudelijk als bedrijfsmatig. Hij gaat zich richten op nieuwe cross-sectorale samenwerkingen met ontwerpers, maar wil zich daarnaast ook persoonlijk verder ontwikkelen als een alchemistische ontwerper. Daarnaast gaat Vailly in verschillende projecten materiaalonderzoek doen naar nieuwe, duurzame, vormen van plastic en zoekt bij deze nieuwe materialen ontwerptoepassingen. Ook gaat hij op zoek naar een alternatief voor fossiele brandstoffen. Vailly zal de resultaten van zijn verschillende onderzoeken presenteren tijdens de Dutch Design Week en de Salone del Mobile in Milaan.
Tuomas Markunpoika
Tuomas Markunpoika

Tuomas Markunpoika

Tuomas Markunpoika studeerde in 2012 af aan de Design Academy Eindhoven, in de richting Contextual Design. Het werk van Markunpoika vertaalt de vergankelijkheid van het leven naar objecten. Markunpoika biedt hiermee een alternatief voor objecten die gemaakt zijn om voor de eeuwigheid bewaard te kunnen blijven. Zijn afstudeerproject 'Engineering Temporality' bestaat uit objecten die grotendeels worden verbrand na vervaardiging. Het restant, een geraamte, blijft over als object. In zijn ontwikkelplan schrijft Markunpoika dat hij de filosofische laag in zijn werk verder wil uitdiepen door een bezoek te brengen aan Japan, waar het denken over 'Wabi-Sabi', de schoonheid van imperfectie, vandaan komt. Als resultaat van zijn onderzoek wil hij een collectie ontwikkelen waarin vergankelijkheid centraal staat. Daarnaast wil hij het productieproces vastleggen om meer inzicht te bieden in zijn werkwijze.
Viktor Hachmang
Viktor Hachmang
Viktor Hachmang

Viktor Hachmang

Viktor Hachmang studeerde in 2011 af aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag in de richting Grafisch Ontwerpen. Hachmang is opgeleid als grafisch vormgever, maar heeft een sterke interesse in illustratief ontwerp, handschrift en de geschiedenis van het beeld in het algemeen. Naar eigen zeggen is hij sterk beïnvloed door de 'new wave' vormgeving, het elektrische kleurgebruik uit de jaren '60 en het vakmanschap van de Europese striptraditie Klare Lijn. Naast zijn eigen autonome grafische werk, werkt Hachmang voor opdrachtgevers, variërend van de nieuwsmedia (The New York Times, Bloomberg) tot luxe merken als Kenzo Paris, Diesel en Lacoste. Hachmang tracht de grens tussen tussen autonome kunst en strip te vervagen en zo de strip als serieuze uitdrukkingsvorm neer te zetten. Het komende jaar gaat de illustrator op zoek naar autonomie en streeft hij een eigen narratief na door middel van beeldend werk in serie en publicaties. Hachmang wil gaan werken aan een graphic novel van het verhaal 'Blokken' van Ferdinand Bordewijk. Daarnaast experimenteert hij met productontwerp om de grenzen van het vakgebied te verkennen en te overschrijden. Viktor richt zich hierbij op het ontwikkelen van kennis over het werken in 3d en voorziet toepassingen in architectonische elementen.
Yuri Veerman
Yuri Veerman
Yuri Veerman
Yuri Veerman

Yuri Veerman

Yuri Veerman studeerde in 2012 af aan het Sandberg Instituut, Amsterdam in de richting Design. Veerman is grafisch ontwerper en onderzoekt de representatie van grootse fenomenen als een land of bevolkingsgroep. Hij richt zich daarbij onder meer op de betekenis en werking van symbolen zoals een vlag of een munt en de relatie met het fenomeen waartoe deze symbolen zich verhouden. Het komend jaar wil hij zich richten op het project Staattaal, een taalinventarisatie van woorden en begrippen die door Nederlandse politici zijn geïntroduceerd tijdens debatten en beschouwingen. Naast het lanceren van het online lexicon publiceert Veerman ontwerpen, elk gebaseerd op één woord uit de lijst. Het onderzoek presenteert Veerman in de vorm van een tentoonstelling in Den Haag. Behalve het bovengenoemde project wil Veerman zich richten op zijn ontwikkeling als spreker en performer.
Adriaan Aarnoudse
Adriaan Aarnoudse
Adriaan Aarnoudse
Adriaan Aarnoudse
Adriaan Aarnoudse
Adriaan Aarnoudse
Adriaan Aarnoudse
Adriaan Aarnoudse

Adriaan Aarnoudse

In zijn afstudeerproject voor de landtong van Rozenburg, zet Adriaan Aarnoudse cement-gestabiliseerd afval in als bouwmateriaal voor zeven interventies in het landschap. Onder deze interventies zien we bijvoorbeeld een picknick-plek, uitkijktoren en café. Door deze kleine ingrepen wordt het gebied inzichtelijk, bruikbaar en toegankelijk.

Bij elk ontwerp is Adriaan geïnteresseerd in het materiaal-aspect van architectuur: wat is er allemaal mogelijk met een bepaald materiaal? Door de potentie van specifieke plekken en materialen te laten zien wil Adriaan een bijdrage leveren aan het publieke domein.
Daarnaast is de relatie tussen bebouwde omgeving en het landschap belangrijk. Zoals hij zelf aangeeft: 'Twee uitersten fascineren mij, de dichtbevolkte stad en het grote lege landschap. Ik droom van natuur in de stad en leven in de wildernis.'

Komend jaar wil Adriaan een viertal concepten doorontwikkelen, waaronder zijn afstudeerproject voor de landtong in Rozenburg. Andere projecten bestaan uit het bouwen van een prototype woonhuis met strobalen, het realiseren van een groen en publiek toegankelijk daklandschap en een poëtisch werk waarbij een wolk van glas de bezoeker het gevoel geeft dat zij boven de wolken zweven.
Adriaan studeerde aan de Academie van de Bouwkunst in Amsterdam
Aliki van der Kruijs
Aliki van der Kruijs
Aliki van der Kruijs
Aliki van der Kruijs
Aliki van der Kruijs
Aliki van der Kruijs
Aliki van der Kruijs
Aliki van der Kruijs

Aliki van der Kruijs

Het werk van Aliki is een combinatie van fotografie en textielbedrukking. Door een sensitieve inktlaag digitaal op een stof aan te brengen, maakt zij textiel gevoelig voor licht en water. Deze techniek ontwikkelde ze zelf en ze noemt het hydrografie: fotografie met water in plaats van licht. Locatie, tijd, weersomstandigheden bepalen de afdruk op de stof en maken elk exemplaar uniek.

Aliki studeerde Grafische Vormgeving en Mode aan de ArtEZ in Arnhem en de Master Applied Art aan het Sandberg Instituut. Tijdens het ontwikkeltraject vanuit de deelregeling Talentontwikkeling wil Aliki lopende projecten verdiepen en nieuwe printtechnieken ontwikkelen. Onder de lopende projecten is bijvoorbeeld haar samenwerking met mode ontwerpster Elsien Gringhuis. Natuur is een belangrijke factor in het werk van beide ontwerpsters. De regenprints en de mode ontwerpen kunnen elkaar zodoende versterken. Daarnaast gaat Aliki een onderzoekstraject aan met de Wageningen Universitiet (WUR) naar de ontwikkeling van sensitieve stoffen op basis van natuurlijke chemie.

Image above: Location rain exposure first series Made by Rain:
52°21'11.13''N / 4°54'11.21''E
The textiles form a collection of weather data: visual recordings of a drizzle day or even monsoon, imprinted in textile. Each unique cloth is accompanied with its actual precipitation data of location, time and weather conditions.
Arna Mačkić
Arna Mačkić

Arna Mačkić

Arna Mačkić werkt vanuit haar persoonlijke achtergrond. Oorspronkelijk uit voormalig Joegoslavië, is ze regelmatig geconfronteerd met verwoeste steden en gebouwen als gevolg van de burgeroorlog (1992-1995). Mede hieruit is haar interesse voor de verwoesting in de stad ontstaan en de manier waarop steden functioneren en veranderen in de tijd.

Het voorstel van Arna richt zich op de turbulente geschiedenis van de Balkan en op het culturele erfgoed dat ernaar verwijst maar nu grotendeels wordt verwaarloosd. Meer in het bijzonder richt zij zich op de monumenten die de strijd tegen het fascisme uit de tijd van Tito te herdenken – in het Servo-Kroatisch Spomenik genoemd. Wat voor ontwerpinterventies zijn er mogelijk om deze monumenten nieuwe betekenis te geven? In het onderzoeksproject van Arna gaan onderzoek en ontwerp samen om het beladen erfgoed opnieuw een plek te geven in de collectieve geschiedenis van de Balkan. Gedurende het hele project zal zij maquettes, objecten en beelden maken.
Arna studeerde in 2010 af aan de afdeling Architectonisch Ontwerp aan de Gerrit Rietveld Academie.
Beer van Geer
Beer van Geer
Beer van Geer

Beer van Geer

Beer van Geer is vooral geïnteresseerd in het menselijk lichaam en het visualiseren van fysiologische processen. Hij gebruikt verschillende elementen als technologie, visueel ontwerp en narrativiteit. Het resultaat zijn projecten als AutoTelic, een visuele en auditieve virtuele spelomgeving. De speler bestuurt de game via zijn of haar hartslag. Het lijkt op een reis door een tunnel in de ruimte waar gebruikers uitgedaagd worden hun hartslag in overeenstemming te brengen met de virtuele spelwereld. Het spel maakt gebruik van biofeedback, een methode waarbij fysiologische gegevens zoals de hartslag via sensoren worden gemeten en op een computer in beeld gebracht. De virtuele wereld verandert van kleur, klank en ritme afhankelijk van de harmonie en regulariteit van de hartslag. Hoe rustiger de hartslag, hoe harmonischer de reis door AutoTelic. Andersom, is de visualisatie chaotischer als de hartslag fluctueert. In dit project worden kunst, wetenschap, zorg en productontwikkeling samengebracht.

Komend jaar werkt Beer verder aan AutoTelic. Daarnaast richt hij zich op het project Hyphae, een platform dat inzicht geeft op het gebied van elektronische webmuziek en interactieve visualisatiekunst. Om zijn kennis over visuele omgevingen en biofeedback te verdiepen volgt hij cursussen en ontwikkelt hij prototypes.
Beer studeerde Kunst, Media en Technologie, Digital Media Design aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht.
Boris de Beijer
Boris de Beijer
Boris de Beijer
Boris de Beijer
Boris de Beijer
Boris de Beijer

Boris de Beijer

Boris speelt in zijn sieradenontwerpen met vervreemding en het creëren van waarde. Door aanpassingen te verrichten op herkenbare hedendaagse vormen ontstaan er nieuwe objecten, artefacten en sieraden die je niet met zekerheid kunt categoriseren, waarvan de functie onbekend is. Hierdoor verandert de waarde die aan het object wordt toegekend. Tijdens zijn eindexamenjaar aan de Gerrit Rietveld Academie in 2011 heeft hij een nieuw soort materiaal ontwikkeld dat bestaat uit verschillende soorten kunststof en gevonden objecten. Dit materiaal op basis van relatief goedkope, synthetische grondstoffen roept associaties op met kostbare, natuurlijke materialen zoals kristallen en mineralen. Gedurende het maakproces heeft de ontwerper nooit de complete controle over het eindresultaat, waardoor elk stuk uniek is.

Boris werkt op het snijvlak van toegepaste en autonome kunst. Deze werkwijze wil hij voortzetten door interdisciplinaire samenwerkingen aan te gaan met kunstenaars uit binnen en buitenland. Ook wil de ontwerper middels een kunstenaarsresidentie een werkperiode doorbrengen in het buitenland.
Danny Cremers
Danny Cremers
Danny Cremers
Danny Cremers
Danny Cremers
Danny Cremers
Danny Cremers
Danny Cremers

Danny Cremers

De werkwijze van Danny richt zich op wat hij deprofessionalisering noemt. Om alternatieven te vinden voor een modewereld waar uniformiteit, conventies en vakmanschap centraal staan, pleit deze ontwerper voor imperfectie, toeval en een DIY esthetiek. In zijn ontwerpen richt Danny zich op het recyclen en heruitvinden van bestaande ontwerpen. Een voorbeeld is de collectie voor de Herfst/Winter 2013, die alleen virtueel bestaat, waardoor het tastbare product onbelangrijk wordt. Voor deze collectie zijn de stoffen en prints afgeleid van recente collecties van grote modehuizen. Met deze eenzijdige 'samenwerking' agendeert Danny de controversiële kopieën van fast-fashion ondernemingen.

Het komende jaar wil Danny een webwinkel opzetten en in Londen verblijven om verschillende samenwerkingen aan te gaan met jonge ontwerpers en tweedehands winkels.
Daarnaast volgt Danny cursussen op het gebied van programmeren en computer animaties. Zoals architecten hun visie vaak computer-gesimuleerd presenteren, wil hij technologie toepassen op mode.
Danny studeerde aan de ArtEZ, Arnhem en het St. Martins College of Design, Londen.
Deniz Terli
Deniz Terli
Deniz Terli
Deniz Terli
Deniz Terli
Deniz Terli
Deniz Terli
Deniz Terli

Deniz Terli

Verleiding en vrouwelijkheid zijn belangrijke elementen in het werk van Deniz Terli. Deniz is geïnteresseerd in de theorievorming rondom genderrollen en de manier waarop deze cultureel zijn bepaald in plaats van een natuurlijk gegeven zijn. Op haar eigen manier wil zij kritiek bieden aan de traditionele vrouwenrol. Ze combineert in haar schoenenontwerpen de sexappeal uit de jaren '80, glamour, kitsch en de rauwe no-nonsense attitude van het moderne stadsleven. Opvallend is het gebruik van bijzonder hoge hakken, die Deniz beschouwt als symbool van vrouwelijkheid.

Het komende jaar wil de ontwerpster een eigen label opzetten en een collectie ontwikkelen. Daarnaast doet Deniz onderzoek op het gebied van materiaalinnovatie en -ontwikkeling bij het Textiel Museum, Fablabs, beurzen en ambachtslieden.
Deniz specialiseerde in schoenenontwerp tijdens de Master Fashion Design aan de ArtEZ, Arnhem.

Beeld boven: Warrior 1- 2012, fotografie: Pim Top & Mathijs Labadie.
Elisabeth Klement
Elisabeth Klement
Elisabeth Klement
Elisabeth Klement
Elisabeth Klement
Elisabeth Klement
Elisabeth Klement
Elisabeth Klement

Elisabeth Klement

Elisabeth Klement onderzoekt de rol van grafisch ontwerp als autonome praktijk. Daarnaast is zij sterk geïnteresseerd in educatie, het verspreiden van ideeën en methodes. Vanuit deze interesses ontstaat de reader met teksten over publiceren die Elisabeth maakte voor de Tijuana Print Art Fair en haar afstudeerproject VIKERKAAR, in samenwerking met Margo Niit. VIKERKAAR bestaat uit een selectie teksten over onderwerpen als publiceren en grafische vormgeving die in de loop van 35 jaar zijn verschenen in het Estlands tijdschrift Vikerkaar.

Deze thema's komen ook in terug in de lezingen, presentaties en event die ze voor San Seriffe en Asterisk organiseert. Beide zijn kunstboekwinkels en platforms waarvan zij de (mede)initiatiefnemer is. Asterisk en San Seriffe bieden jonge vormgevers en illustratoren de mogelijkheid werk te publiceren en te verkopen. Voor Asterisk organiseert Elisabeth de Asterisk Summer School. Daarnaast is ze verbonden aan de design afdeling van de Gerrit Rietveld Academie.

Het komende jaar wil zij zich verder ontwikkelen als zelfstandig grafisch vormgever en haar kennis van het veld verdiepen. Hiertoe gaat ze naar New York en Berlijn en bezoekt ze de New York Art Book Fair. Daarnaast richt Elisabeth zich op het uitbreiden van het publiek programma bij San Seriffe.

Elisabeth studeerde grafische vormgeving aan de Estonian Academy of Arts, Tallinn, Estonia en aan de Gerrit Rietveld academie in Amsterdam.

Beeld boven: San Serriffe Art Book Shop in Amsterdam, Sint Annenstraat 30, www.san-serriffe.com
Foteini Setaki
Foteini Setaki
Foteini Setaki
Foteini Setaki
Foteini Setaki

Foteini Setaki

Foteini Setaki is geïnteresseerd in de wisselwerking tussen architectuur en technologische ontwikkelingen. In haar eigen ontwerppraktijk speelt geometrie bovendien een belangrijke rol. In het project Absorbing Echoes ontwikkelt Foteini een model voor een akoestisch element dat zijn prestatie dankt aan bepaalde geometrische eigenschappen. Voor dit project combineert zij 3D printen, akoestiek, digitaal en parametrisch ontwerpen. Parametrisch ontwerpen is een methode bij het digitaal ontwerpen waarbij complexe geometrische ontwerpen kunnen worden gemaakt door bij de berekeningen een aantal 'regels' of onderlinge relaties vast te stellen in algoritmes. Vervolgens kunnen de mogelijkheden van het algoritme worden onderzocht door de variabelen te veranderen.

Met deze methode onderzoekt Foteini hoe principes uit de akoestiek tot nieuwe methoden en technieken in de architectuur kunnen leiden. Is het mogelijk om tot een nieuwe vormentaal te komen die akoestiek en esthetiek zodanig integreert dat het zowel het geluid als de ruimte ten goede komt? Het prototype van Absorbing Echoes is een test voor een nieuwe ontwerpmethode, daarnaast zal het als basis functioneren voor een publieke geluidsinstallatie.
Foteini studeerde architectuur, stedenbouw en bouwtechnologie aan de TU Delft. Het voorstel voor Absorbing Echoes komt voort uit haar afstudeerproject uit 2011-2012. Foteini studeerde cum laude af en werd genomineerd voor Archiprix 2013.
Irma Földényi
Irma Földényi
Irma Földényi
Irma Földényi
Irma Földényi
Irma Földényi
Irma Földényi
Irma Földényi

Irma Földényi

Irma is geïnteresseerd in communicatievormen en culturele codes. Haar onderzoekende ontwerppraktijk richt zich op onverwachtse manieren van communiceren. En hoe kan ze dat stimuleren?
In haar project Digitalogues onderzoekt Irma de relatie tussen de 'analoge' en 'digitale' communicatieculturen. Zij combineert de twee werelden tot een nieuwe hybride taal. In de presentatie van Digitalogues toont telkens twee beelden waarbij de een verwijst naar analoge en de andere naar digitale communicatiemiddelen. Het naast elkaar zetten van de beelden maakt dat er onverwachte analogieën getrokken kunnen worden.

In het komende jaar wil Irma het project Digitalogues verder ontwikkelen. Door verschillende manieren van persoonlijke expressie te observeren verzamelt Irma een verscheidenheid aan communicatiewijzen die als basis dienen. Daarnaast gaat Irma samenwerkingen aan en wil ze haar beeldende kwaliteiten versterken.
Irma studeerde in 2012 af aan de Design Academy Eindhoven, richting social design.
Jinhyun Jeon
Jinhyun Jeon
Jinhyun Jeon
Jinhyun Jeon
Jinhyun Jeon
Jinhyun Jeon
Jinhyun Jeon
Jinhyun Jeon

Jinhyun Jeon

Jinhyun Jeon onderzoekt de menselijke perceptie. Hoe nemen we dingen zintuigelijk waar en hoe kan de ontwerppraktijk hierop inspelen? Jinhyun richt zich vooral op voedsel, waarbij het proeven meer dan vijf zintuigen omvat: temperatuur, kleur, textuur, volume, gewicht en vorm zijn alle van invloed op de gastronomische ervaring.

Voor haar afstudeerproject 'Synesthetic Sensorial Stimuli' experimenteert Jinhyun met verschillende soorten tafelgerei. Deze experimenten, soms in samenwerking met Michelin sterren restaurants, sturen haar ontwerppraktijk. Telkens zoekt Jinhyun naar vormen die onze manier van denken over voedsel en smaak bevragen. Tafelgerei zou niet slechts een instrument moeten zijn om voedsel naar onze mond te brengen, maar een extensie van het lichaam die onze zintuigen prikkelt.

Het komende jaar gaat Jinhyun verder met haar onderzoek naar zintuigelijke ervaring en smaakbeleving. Onderdeel hiervan is het deelnemen aan tentoonstellingen en evenementen en het volgen van een experimentele kookcursus om beter te kunnen samenwerken met vooraanstaande chef koks. Daarnaast wil de ontwerper samenwerken met producenten om de consumentenmarkt betreden, met de (massa)productie van een aantal lepels.
Jinhyun behaalde een master in Social Design aan de Design Academie Eindhoven.
Jólan van der Wiel
Jólan van der Wiel
Jólan van der Wiel
Jólan van der Wiel
Jólan van der Wiel
Jólan van der Wiel
Jólan van der Wiel
Jólan van der Wiel

Jólan van der Wiel

Jólan laat zich inspireren door natuurverschijnselen tot nieuwe productietechnieken te komen. Zo werkt de zogeheten Gravity Tool met behulp van magnetische kracht. Met deze productiemachine kunnen krukjes (Gravity Stool) gemaakt worden die hun bijzondere vorm danken aan de magnetische velden die inwerken op het kunststof. Doordat een natuurlijke kracht hierbij het vormende werk doet, stelt deze productiemethode de ontwerper in staat vorm te geven zonder erover totale zeggenschap te hebben. Elk product is hierdoor uniek.
Deze techniek wordt ook toegepast op andere objecten tijdens samenwerkingsprojecten. Een voorbeeld is de jurk die is ontworpen met modeontwerpster Iris van Herpen. Deze jurk 'groeit' onder invloed van magnetische velden.

Omdat het proces een belangrijk rol speelt in de ontwerppraktijk van Jólan, werkt hij het komende jaar aan een film die zijn onderzoek naar de werking van natuurlijke krachten documenteert.
Jólan studeerde in 2011 af aan de Gerrit Rietveld Academie.
Jorge Bakker
Jorge Bakker
Jorge Bakker
Jorge Bakker
Jorge Bakker
Jorge Bakker
Jorge Bakker
Jorge Bakker

Jorge Bakker

Jorge onderzoekt de mens en zijn habitat. Dit doet hij door middel van zowel architectuur als autonome kunst, waarbij de grens tussen beiden vervaagt. Hieruit ontstaan poëtische werken zoals In Search of Habitus a. Zoals de titel suggereert is het een zoektocht naar nieuwe leefomgevingen. De voorstellen hiervoor worden uitgewerkt in de vorm van maquettes en autonome beelden. Dobberend Bos is een van de prototypes binnen In Search of Habitus a. Het bestaat uit bomen die worden geplant in boeien op het water en is ontworpen voor de Rijnhaven in Rotterdam in het kader van een onderzoek naar de mogelijkheden van drijvend bouwen.

Tijdens het traject binnen de regeling talentontwikkeling wil Jorge deze projecten verder uitwerken. Daarnaast wil hij zich richten op het maken van 3D modellen en 3D printen om het eigen werk sterker te profileren en te presenteren.
Jorge studeerde architectonisch ontwerp aan de Rietveld Academie en de Master Applied Arts aan het Sandberg Instituut.
Linda Valkeman
Linda Valkeman
Linda Valkeman
Linda Valkeman
Linda Valkeman
Linda Valkeman
Linda Valkeman
Linda Valkeman

Linda Valkeman

Linda Valkeman is een textielontwerper die zich in haar werk op het grensvlak van kunst, mode en textielontwerp begeeft. Haar werk is veelal gebaseerd op een herinterpretatie van tradities en gebruiken uit andere culturen. Voor het project Blueprint onderzoekt de ontwerper de wisselwerking tussen origineel en namaak. Aanleiding is de fascinatie van Valkeman voor de cyclus van maak en namaak die zich sinds de 17de eeuw voordoet in de Chinese en Nederlandse porseleinindustrie. Hierbij werd eerst in Nederland Chinees porselein nagemaakt, later werd Nederlands porselein in China geproduceerd en weer later werd de productie wederom in Nederland gedaan. De ontwerper wil deze wisselwerking vertalen naar een aantal textielontwerpen, waarbij traditionele porseleinafbeeldingen inspiratie zijn voor de patronen op tafeltextiel. Hiervoor gaat ze een sociaal experiment aan tijdens de Dutch Days in Chongqing. Tijdens dit evenement geeft een breed publiek met verschillende culturele achtergronden input door zitting te nemen aan een tafel waar men eten, verhalen en creativiteit kan delen. Bezoekers tekenen hun verhalen, symbolen of boodschap op wit tafellinnen en keramiek. Valkeman vertaalt deze beelden naar dynamische patronen die de dialoog tussen de verschillende culturen weergeven. Voor haar artistieke ontwikkeling bezoekt zij twee keramiekcentra in China en volgt ze een residentieprogramma bij het Sanbao Keramisch Instituut. Valkeman presenteert de resultaten bij de Saatchi Gallery in Chonqing en de San Bao Gallery in Jingdezhen.
Maaike Fransen
Maaike Fransen
Maaike Fransen

Maaike Fransen

Maaike Fransen's werk is een speelse combinatie van functie en fantasie, verhaal en poëzie, hergebruik, humor en vindingrijkheid. Haar afstudeerproject Peripatetic Paraphernalia is een modecollectie voor zeven imaginaire figuren. Het balanceert tussen realisme en absurdisme. Door objecten te recycleren ontstaat een nieuwe functie en betekenis. Zo worden twee spoelbakstoppen omgevormd tot een bril en wordt van een wasmand een kledingstuk gemaakt. Daarnaast maakte Fransen een autobiografische stopmotionfilm waarin jeugdfoto's en herinneringen worden vertaald naar een 3D setting en opnieuw geënsceneerd.

Binnen de deelregeling Talentontwikkeling bouwt Maaike voort op deze twee projecten: zij wil het toegepaste karakter van mode combineren met de verhalende mogelijkheden van film. Een collectie kledingstukken, kostuums, accessoires en attributen wordt gepresenteerd en tot leven gebracht in een film. De resultaten presenteert ze tijdens mode evenementen zoals de Amsterdam Fashion Week, Fashionclash Maastricht en de Dutch Design Week.
Maaike studeerde in 2010 af binnen de afdeling Man & Identity aan de Design Academy Eindhoven.

Beeld boven: I Used to Feed the Ducks. Afstudeerproject, 2010.
Pauline van Dongen
Pauline van Dongen
Pauline van Dongen
Pauline van Dongen
Pauline van Dongen
Pauline van Dongen

Pauline van Dongen

'Wearable technology', oftewel het integreren van mode en technologie staat centraal in de ontwerppraktijk van Pauline. Vanuit dit perspectief werkt de ontwerpster bijvoorbeeld aan een project waarbij een kledingstuk van stretchsensoren is voorzien om bewegingen te monitoren tijdens revalidatie. Of ze doet onderzoek naar de verwerking van flexibele zonnecellen in kleding. Een ander project is Morphogenesis. Hier wordt de ruimte tussen lichaam en kledingstuk onderzocht en benadrukt. Door middel van verschillende materialen worden 'capsules' gecreëerd rond het lichaam.

De missie van Pauline is 'naturalizing technology', waarmee ze wil uitdragen dat
technologie een nieuwe natuur is geworden. Ons eco-systeem is een techno-systeem, een
technologisch geordend eco-systeem.

Het komende jaar zal Pauline haar ideeën en onderzoek verder ontwikkelen. Dit doet ze door nieuwe samenwerkingen aan te gaan en deel te nemen aan workshops, expertmeetings en conferenties.
Pieter Stoutjesdijk
Pieter Stoutjesdijk
Pieter Stoutjesdijk

Pieter Stoutjesdijk

Pieter Stoutjesdijk is geïnteresseerd in opensource ontwerpprocessen en digitale fabricatie, wat hij de Nieuwe Industriële Revolutie noemt. Hierbij is het maken en verspreiden van producten gedemocratiseerd.
In zijn afstudeerproject heeft Peter onderzoek gedaan naar de gevolgen van deze revolutie
voor consumenten, producenten en (architectuur) ontwerpers. Hij ontwerpt bijvoorbeeld een 'slimme hut' als case study voor Haïti. Deze hut kan met een computergestuurde freesmachine (CNC) in slechts vijf uur worden geproduceerd. Door de nauwkeurigheid van CNC frezen, zijn lijm en schroeven niet noodzakelijk en kan de hut als een plat bouwpakket worden vervoerd.
Pieter wil zich het komende jaar verder verdiepen op het gebied van digitale productieprocessen en CNC frezen. Daarnaast wil hij een begeleidingstraject volgen om zich te ontwikkelen als creatief ondernemer.
Pieter is in 2013 afgestudeerd aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.

>> Lees meer over de 'slimme hut' in DesignBoom

Image above: Timeline showing consequences of the New Industrial Revolution for architecture
Pinar Demirdag
Pinar Demirdag
Pinar Demirdag
Pinar Demirdag

Pinar Demirdag

De Turks – Canadese Pinar Demirdag werkt sinds vier jaar met Viola Renate onder de naam Pinar&Viola. Samen onderzoeken en reageren ze op de hedendaagse visuele cultuur door middel van ontwerpen voor wallpapers, catwalks, illustraties voor tijdschriften, websites en interactieve games. Het afstudeerproject van Pinar&Viola bestaat uit prints van oversized credit cards. Deze serie is onderdeel van The Surface Collection. Onder deze naam lanceren zij ieder jaar een nieuwe serie autonome beelden. The Credit Card Collection presenteert de credit card als een metafoor voor de gebroken dromen van onze tijd en voor de veranderende noties van waarde en krediet. De beeldende oppervlaktes zijn hyper gedetailleerd met beelden uit de populaire cultuur en veel neon kleuren. Ze zouden omschreven kunnen worden als extatisch en decadent. De beelden van Pinar&Viola geven uitdrukking aan het narcisme, opportunisme, maar ook angst en paranoia die onze tijd karakteriseren. Zij richten zich op de verleiding van de hedendaagse visuele cultuur en op de kracht van iconen en symbolen.

Het komende jaar willen Pinar&Viola hun praktijk verdiepen en een sterker theoretisch kader geven. Hiervoor gaan ze naar Parijs, het hart van de haute couture.
Pinar studeerde af aan de afdeling vormgeving bij het Sandberg Instituut.

Beeld boven: Pinar&Viola
Fotografie door Isabella Rozendaal
Digital paint door Pinar&Viola, oktober 2013
Rick van der Linden
Rick van der Linden
Rick van der Linden
Rick van der Linden

Rick van der Linden

Zijn personen uit te drukken in de architectuur die zij bewonen? Rick doet onderzoek naar de narratieve kracht en zintuiglijke ervaring van binnenruimtes. Het Dementerende Huis was zijn afstudeerproject aan de Master Interior Architecture aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Maastricht in 2012. Dit theoretisch en ontwerpend onderzoek zoomt in op de relatie tussen gebouwen en herinneringen. Elk gebouw is een verzameling herinneringen: samen geven zij inhoud, context en perspectief. Maar omdat het vaak gaat om abstracte en gefragmenteerde overblijfselen, dringt zich de vraag op naar hoe herinneringen een materiele uitdrukking vinden? En wat gebeurt er als herinneringen vervormen of zelfs verdwijnen?

Rick wil zich in het komende jaar verder verdiepen in de verbeelding van de binnenruimte en welke vorm en techniek bijdraagt aan de gelaagdheid en complexiteit van gebouwen. Men kan hierbij denken aan taal, maquettes, ruimtelijke installaties, tekeningen, foto's en video's.

Beeld boven: Suitcase 1:20, 2013
Rogier Delfos
Rogier Delfos
Rogier Delfos
Rogier Delfos
Rogier Delfos
Rogier Delfos
Rogier Delfos
Rogier Delfos

Rogier Delfos

Rogier Delfos is grafisch vormgever. In zijn praktijk richt hij zich op de politieke waarde van design. Grafische vormgeving is een middel om ideeën snel te reproduceren en te verspreiden. Daarmee is gedrag te beïnvloeden. De rol van de grafisch vormgever omvat volgens Rogier ook het ontwikkelen en stimuleren van collectieve methodes voor zelf publiceren van alternatieve ideeën. Dit kan minderheden meer zichtbaarheid geven in de maatschappij. In zijn eigen praktijk streeft Rogier ernaar vormgeving bewuster in te zetten als een politiek en sociaal middel. Zo ontwikkelt hij Werker Magazine, dat gaat over onderwerpen als (thuis)werk en de informele economie.

Het komende jaar wil Rogier zijn ideeën over het gebruik van vormgeving verder ontwikkelen door middel van Werker Magazine. Hiervoor maakt hij studiereizen naar Londen en Madrid en neemt hij deel aan de summerschool van Werkplaats Typografie. Daarnaast richt hij zich op het perfectioneren van zijn eigen lettertype, dat ook in Werker Magazine wordt toegepast. Het komende jaar geeft Rogier een presentatie bij Offprint, in Parijs, workshops Bildkritik in verschillende Europese steden en ontwikkelt hij een project voor The Showroom in Parijs.
Rogier studeerde af aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam.


Beeld boven: "The new identity for CIMAM shows a contemporary approach to modern design. To give the institution a coherent appearance, I've created an adjustment to Bau (modernist font) and a set of rules to apply typography. The dot on the capital i refers to CIMAM's international character but also makes a strong link to the days of manual typesetting. Both the printed matter and this website offer transparency in structure, give clarity and overview to content, and most of all, sport an all-fresh face of CIMAM. CIMAM (Identity & website) Commission: CIMAM Includes: Website, graphic identity, stationary, business cards, publications & programmes. My share: Concept, design, typography, webdesign Collaboration: Xavier van Pinxteren (technical engineer website)"
Viola Renate de Koeijer
Viola Renate de Koeijer
Viola Renate de Koeijer

Viola Renate de Koeijer

Viola Renate de Koeijer werkt sinds vier jaar met Pinar Demirdag onder de naam Pinar&Viola. Samen onderzoeken en reageren ze op de hedendaagse visuele cultuur door middel van ontwerpen voor wallpapers, catwalks, illustraties voor tijdschriften, websites en interactieve games. Het afstudeerproject van Pinar&Viola bestaat uit prints van oversized credit cards. Deze serie is onderdeel van The Surface Collection. Onder deze naam lanceren zij ieder jaar een nieuwe serie autonome beelden. The Credit Card Collection presenteert de credit card als een metafoor voor de gebroken dromen van onze tijd en voor de veranderende noties van waarde en krediet. De beeldende oppervlaktes zijn hyper gedetailleerd met beelden uit de populaire cultuur en veel neon kleuren. Ze zouden omschreven kunnen worden als extatisch en decadent. De beelden van Pinar&Viola geven uitdrukking aan het narcisme, opportunisme, maar ook angst en paranoia die onze tijd karakteriseren. Zij richten zich op de verleiding van de hedendaagse visuele cultuur en op de kracht van iconen en symbolen.

Het komende jaar willen Pinar&Viola hun praktijk verdiepen en een sterker theoretisch kader geven. Hiervoor gaan ze naar Parijs, het hart van de haute couture.
Viola Renate studeerde in 2010 af aan afdeling vormgeving bij het Sandberg Instituut.