Dancing with trouble
DE LICHTING 2022 IS TIJDENS DUTCH DESIGN WEEK GEPRESENTEERD VIA HET PROGRAMMA DANCING WITH TROUBLE, EEN THEMA DAT OP HET LIJF IS GESCHREVEN VAN DEZE GROEP OPKOMENDE ONTWERPERS EN MAKERS.
In haar boek Staying with the Trouble: Making Kin in the Chthulucene (2016) stelt filosofe en theoreticus Donna Haraway dat de mensheid bij het bouwen aan de toekomst niet verstrikt moet raken in het repareren van systemen waarvan bekend is dat ze zijn verouderd. In plaats daarvan stelt zij voor de verbeelding onbeperkt de ruimte te geven, voorbij het bekende, door aanwezig te zijn en de verbinding met anderen aan te gaan, in onvoorspelbare of verrassende combinaties en samenwerkingen. Bij de problemen blijven betekent voor haar dat we als mensen niet alleen oplossingen nodig hebben, maar vooral elkaar.
Wat in de groep opkomende ontwerpers en makers van dit jaar voelbaar is, is de zoektocht naar het collectief en de behoefte om over de grenzen van ontwerpdisciplines heen te gaan. Maar ook de wanorde die staat voor problemen en de vrijheid die het geeft om te experimenteren. Ze kijken naar de wereld zonder te denken in oplossingen. Voorbij toekomstscenario’s, omarmen ze moedig de mogelijkheid om geen eindpunt, geen oplossing of helemaal geen toekomst te hebben. Toch leidt dit niet tot verlamming of verslagenheid. De talenten durven te dansen met het leven en met problemen. Stevig gegrond in het hier en nu, ervaren ze, experimenteren ze, stellen ze vragen en navigeren ze door het onbekende. De benaderingen verschillen, maar zijn verbonden door beweging. De beweging vooruit, naar binnen of achterwaarts, voortdurend nieuwe verbindingen makend, veranderend van hoek, perspectief en positie, zonder vooraf bepaalde uitkomst. De groep onderscheidt zich door deze beweging die kan worden geïnterpreteerd als een continue dans met de fundamentele problemen waar we vandaag de dag voor staan – beweeglijk, zacht, vloeiend en gedurfd.
De opkomende talenten delen een holistisch perspectief en ontwerpen liever een verbeelding of een deel van het proces dan een object omwille van het object. We zien ontwerpers zich wenden tot oude of voorouderlijke kennis, om zich voor te stellen hoe het opnieuw verbinden met land, bodem en natuur alternatieve manieren van bestaan en erbij horen kan bieden. Sommige makers zoeken naar verbindingen met een meer gevarieerde groep wezens, waaronder niet-menselijke en digitale entiteiten, om de wereld en de positie van de mens daarin te begrijpen. Verschillende onderzoeken de menselijke vaardigheden, en hoe gevoelens in tegenstelling tot gedachten een waardevolle en geldige bron van kennis kunnen zijn bij het navigeren naar de toekomst. Anderen stellen zich voor hoe onze toekomstige omgeving – fysiek, digitaal en hybride – eruit zou kunnen zien, en welk gedrag we misschien moeten beheersen om in deze ruimten te kunnen bestaan.
Hoewel ze allemaal op hun eigen ritme dansen, zijn de talenten verbonden door het idee dat we niet alleen staan in het omgaan met de uitdagingen van onze tijd. Integendeel: ze tonen een diepgewortelde overtuiging dat alles met elkaar verbonden is en dat we hoopvol mogen zijn, zolang we elkaar hebben. Maar bovenal inspireren ze ons om de zilveren omlijsting te zien. In plaats van een leven te leiden vol zorgen over het verleden of de toekomst, kunnen we ervoor kiezen hier en nu te zijn. Problemen zijn een gegeven, maar het leven is een dansvloer.
INTERVIEW DANCING WITH TROUBLE
DANCING WITH TROUBLE IS SAMENGESTELD DOOR AGOOG EN PROGRAMMAMAKER STEDELIJKE OMGEVING EVA VAN BREUGEL, PROGRAMMAMAKER EN STRATEGISCHE CONSULTANT OP HET SNIJVLAK VAN MODE, DESIGN, KUNST EN MAATSCHAPPIJ ESTHER MUÑOZ GROOTVELD EN CURATOR, SCHRIJVER EN ONDERZOEKER OP HET VLAK VAN HEDENDAAGSE (MEDIA)KUNST, VISUELE EN DIGITALE CULTUUR MANIQUE HENDRICKS. MARIEKE LADRU EN SHARVIN RAMJAN, BEIDEN VERBONDEN AAN DE REGELING TALENTONTWIKKELING VAN HET STIMULERINGSFONDS, SPRAKEN MET DE DRIE PROGRAMMAMAKERS.
WAT IS VOLGENS JULLIE HET BELANG VAN TALENTONTWIKKELING?
EB ‘Talentontwikkeling is wat mij betreft essentieel. We staan voor grote transitieopgaven op het gebied van wonen, energie, water, vergroening en verduurzaming of kort samengevat: voor een veranderende samenleving en cultuur. Om daar een goed antwoord op te geven, is een nieuwe garde nodig. Die zorgt voor een frisse blik en andere benaderingen.’
MH ‘Het zijn opgaven die vakmatig interessant zijn, maar ook problematieken om je als mens toe te verhouden. Dat vergt wat, ook van deze jonge makers. En de eerste jaren na afstuderen zijn sowieso best ingewikkeld. Ook daarom is het bestaan van de talentontwikkelingsbeurs van belang. Het biedt naast geld en tijd, ruimte voor focus, mogelijkheden om je zichtbaar te maken en kansen om samenwerkingen en connecties aan te gaan.’
EMG ‘Een van de belangrijke waarden van de beurs is dat talent elkaar ontmoet. Zo kunnen ze samen vooruit bewegen; dat geeft vertrouwen. Talent is vaak de voorhoede omdat ze nog een bepaalde onbevangenheid hebben. Ze kijken met hoop naar de toekomst en treden deze met lef en vrijheid tegemoet. Ik vind dat heel mooi om te zien.’
WAT KENMERKT DEZE MAKERS?
MH ‘Die hoop die Esther benoemt, is zeker opvallend. Deze makers schetsen geen dystopische toekomst. Ze beseffen dat ze leven en werken in een ingewikkelde tijd, maar willen niet stilstaan en bewegen juist mee op de golven. Het collectief is daarbij belangrijk. Daarom heeft het inhoudelijk programma ook de titel Dancing with Trouble gekregen. Ieder kiest zijn eigen ritme, maar het gebeurt wel samen.’
EB ‘Veel makers zijn bezig met persoonlijke thema’s als identiteit, queer community en diaspora, maar ook met de huidige crises in de wereld en de effecten daarvan op klimaat, veranderend landschap, beschikbare landbouwgronden en migratie. Wie heeft het recht bepaalde ruimte te claimen? Dat is een reële vraag in fysieke maar ook in filosofische en culturele zin. Ontwerp en onderzoek bevragen deze status quo door op nieuwe manieren te kijken naar het bestaande.’
MH ‘De geleefde ervaring staat vaak centraal. Hoe kun je die doorgeven? Dat gebeurt bijvoorbeeld door de inzet van technologie, zodat de gebruiker – het publiek – zich kan inleven in de ander, ervaringen kunnen worden gedeeld en gemeenschappen kunnen worden gebouwd. Het creëren en waarderen van andere vormen van kennisoverdracht heeft daarin de aandacht.’
EMG ‘Kenmerkend aan deze groep opkomende makers is wat mij betreft ook de holistische benadering en de verbinding die zij zoeken met de omgeving en de toekomst. Je ziet dat de ontwerpers werken aan het vormgeven van relaties en verbanden. Het fysieke object lijkt vaak een bijzaak; het gaat vooral om het in gang zetten van dialoog of verandering.’
EB ‘De nadruk ligt vaak op het proces en het experiment, er is minder focus op een einddoel of -product. Daarbij valt op dat deze talenten allemaal zeer adaptief bewegen in de huidige tijden van transitie.’
BRENGT DAT OOK UITDAGINGEN MET ZICH MEE?
EMG ‘Het ontbreken van een tastbaar eindresultaat kan het lastiger maken om een verhaal over te brengen. Een beeld spreekt natuurlijk duizend woorden. Projecten rond complexe vraagstukken zijn vaak nog moeilijk in taal te vatten, voor sommige onderwerpen bestaat simpelweg nog geen vocabulaire.’
EB ‘Misschien is het ook makkelijker om aan een idee te werken en is het in deze fase van je praktijk nog moeilijk om stelling te nemen en dat te concretiseren in een product dan wel een eindpunt. Anderzijds is dit wellicht ook een kwaliteit van de nieuwe garde!’
DENKEN JULLIE DAT DIE OPKOMST VAN HYBRIDE PRAKTIJKEN GEVOLGEN HEEFT VOOR DE TOEKOMST VAN HET ONTWERPVELD TEN OPZICHTE VAN BEELDENDE KUNST?
EMG ‘De link met beeldende kunst is eigen aan de Nederlandse ontwerpsector. Ontwerpers worden vaak nog opgeleid aan kunstvakopleidingen waar artistieke expressie centraal staat. Het is dan ook niet gek dat de grens tussen ontwerp en beeldende kunst soms dun is. Wat ik een spannendere ontwikkeling vind, is dat steeds meer makers zich in heel andere vakgebieden verdiepen, zoals biologie of geologie. Dit leidt tot samenwerkingsprojecten waarin de ontwerper vaak de spil is.’
EB ‘Ontwerpers en kunstenaars werken veel meer interdisciplinair en vakoverstijgend, ze ontwikkelen zich sneller dan de ondersteunende systemen. Dat is ingewikkeld in het werkveld. Fondsen bijvoorbeeld hebben vaak toch de behoefte makers op disciplines in te delen. Maar ook als je in opdracht werkt, kan het lastig zijn als je een complexer profiel hebt.’
EMG ‘Inderdaad, een hybride praktijk is moeilijker in een hokje te plaatsen. Zeker binnen de geïnstitutionaliseerde wereld is het soms nog moeilijk voor deze praktijken om een plek te vinden. De makers staan voor vragen als: Hoe claim ik mijn positie in het veld? Hoe toon ik de relevantie van mijn werk? En hoe krijg ik mijn werk gefinancierd? Voor ontwerpend onderzoek, iets wat geen voorbedacht eindresultaat kent, is dat vaak best lastig. Welke opdrachtgevers durven ruimte te geven aan experiment? De makers moeten goed nadenken wie ze uit de industrie en uit andere disciplines bij hun werk betrekken.’
HET PROGRAMMA DANCING WITH TROUBLE HEEFT VIJF THEMA’S. KUNNEN JULLIE DIE TOELICHTEN?
EMG ‘Wij zagen vijf verbindende thema’s die leidend zijn voor de verschillende presentaties, performances en talks gedurende de Dutch Design Week 2022. Het thema Sensing Forward heeft betrekking op de toenemende erkenning voor gevoelens en ervaringen als een waardevolle en geldige bron van kennis. Een mooi voorbeeld is het werk van productontwerper Boey Wang die zich afvraagt hoe je kunt ontwerpen vanuit tast en voelen. Beyond Bodies gaat over het niet langer centraal stellen van de mens en het leren luisteren naar de natuur en andere entiteiten. Zo laat Dasha Tsapenko een glimp van het geklede lichaam in de toekomst zien, door te onderzoeken hoe we ons kleden als onze kledingstukken levende wezens zijn. Relating to Land(scapes) stelt ons toekomstige landschap centraal, en de nieuwe vaardigheden en het gedrag dat we moeten ontwikkelen om te leven en navigeren met elkaar. Lieke Jildou de Jong keek bijvoorbeeld naar het beste dieet voor onze bodem. Longing to Belong agendeert het gevoel van onthechting waarmee veel mensen in deze hyperindividualistische tijd kampen. Wat is de betekenis van ‘je thuis voelen’ en hoe kunnen ontwerpers bijdragen aan een gevoel van saamhorigheid?’ In Power to the Personal tot slot, staan de praktijken centraal waarin persoonlijke verhalen een belangrijke rol spelen.
MH ‘De vijf thema’s zijn een weergave van het gevoel en de beweging die deze groep ontwerpers en makers laat zien. Het is bijzonder om zoveel nieuwe ideeën bij elkaar te zien en stemt optimistisch dat de groep ook uit veel makers bestaat die eerder niet werden vertegenwoordigd in de sector.’
Longread Talent #1
Ik en mijn praktijk
Hoe ontwerptalenten zichzelf opnieuw (moeten) uitvinden
De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie, die is gevormd door de grote uitdagingen van onze tijd. Daarbij wordt onderzocht hoe ze omgaan met thema’s als technologie, klimaat, privacy, inclusiviteit en gezondheid. In deze eerste longread: de diepgaande reflectie op het vakgebied en plek van de eigen praktijk daarin. ‘De vastgeroeste uitgangspunten van mode, design en architectuur worden bevraagd en verrijkt met nieuwe instrumenten, technieken, materialen en podia.’
HetDirty Design Manifest van Marjanne van Helvert is een vlammend betoog tegen de vervuilende productie van veel designobjecten. En passant
wordt afgerekend met het aanwakkeren van de consumptie door verleidelijke designproducten zonder eigenheid of intrinsieke waarde. Het manifest richt de pijlen niet
alleen op fabrikanten en consumenten, maar ook op ontwerpers die te weinig aandacht hebben voor duurzaamheid, ongelijkheid of andere prangende maatschappelijke
kwesties. Het is kortom een j’accuse tegen de schaduwkanten van design.
Marjanne van Helvert, The Responsible Object: A History of Design Ideology for the Future
Van Helvert is naast criticus ook textielontwerper en ontwikkelde Dirty Clothes, een unisekscollectie van gebruikte kleding. Om haar kritische visie verder
te ontwikkelen, ontving ze in 2016 een talentontwikkelingsbeurs van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Deze subsidie van vijfentwintigduizend euro wordt
door het Stimuleringsfonds jaarlijks aan zo’n dertig jonge ontwerpers toegekend. Van Helvert gebruikte de ondersteuning voor het schrijven van The Responsible Object: A History of Design Ideology for the Future.
In deze bundel houdt zij diverse designfilosofieën grondig tegen het licht en test deze op houdbaarheid en toepasbaarheid, nu en in de nabije toekomst. Het
zal niet verbazen dat het boek alleen al qua ontwerp overtuigend was, uitgevoerd in een strak grid en een krachtig zwart-wit-oranje kleurpalet. Met de inhoud profileert
Van Helvert zich bovendien als een scherpzinnig denker en gewetensvol onderzoeker.
Sabine Marcelis, materialenbibliotheek
OORLOGSWONDEN HELEN
De wijze waarop Van Helvert zich tot haar werk verhoudt, is kenmerkend voor een generatie ontwerpers die hun kritische blik niet langer alleen op de eigen beroepspraktijk
richten, maar op het hele vakgebied. Deze trend komt duidelijk naar voren als we de verschillende lichtingen bekijken die door jaren heen een beurs ontvingen via
de Regeling Talentontwikkeling. Met elkaar geven deze ontwerplichtingen daardoor een actueel beeld van de creatieve industrie.
Sinds de lancering van de Regeling Talentontwikkeling in 2014 hebben zo’n 250 jonge ontwerpers gebruikgemaakt van deze mogelijkheid om zich te professionaliseren.
De eerste jaren richtten de deelnemers zich vooral op een diepgaande reflectie op de eigen praktijk. Met veel succes overigens. Productontwerper Sabine Marcelis (lichting 2016) bijvoorbeeld gebruikte het jaar om nieuwe samenwerkingen met manufacturing professionals op te bouwen. Wat resulteerde in een bibliotheek
met nieuwe, pure materialen inzetbaar voor diverse projecten. Het zou haar wereldfaam brengen. Modeontwerper Barbara Langedijk en sieradenontwerper
Noon Passama (lichting 2015) experimenteerden in het gezamenlijk project Silver Fur met een hightechtextiel met eigenschappen van bont.
Het resulteerde in een innovatieve collectie waarin kleding en sieraden op een organische manier versmelten. Of architect Arna Mačkić (lichting
2014) die zich boog over de rol die architectuur kan spelen in het helen van oorlogswonden in haar geboorteland Bosnië. Mačkić was in 2019 de winnaar van de
Jonge Maaskantprijs, de belangrijkste onderscheiding voor jonge architecten. Al deze talenten verbreedden hun persoonlijke fascinaties en versterkten hun ontwerpkwaliteiten
om zo een uniek profiel te ontwikkelen. Dit is – de naam zegt het al – nog steeds de basis van de Regeling Talentonwikkeling.
Maar gaandeweg werden door de geselecteerde talenten niet alleen persoonlijke grenzen verlegd, meer en meer werden ook vanzelfsprekende grenzen van het vakgebied
onderzocht. De jongste lichtingen laten ook zien dat onderzoek niet langer een manier is om tot een ontwerp te komen. Onderzoek ís het ontwerp geworden.
Niet alleen in mode maar ook in productdesign, grafisch ontwerp, architectuur en gaming, interactive en ander digital design. Waarom zou een architect altijd een
gebouw moeten ontwerpen? Of een stadswijk of landschap? Dat is het uitgangspunt van de utopische landschappen van Carlijn Kingma (lichting
2018). Haar architectuur bestaat alleen op papier en is gemaakt van niets anders dan gitzwarte inkt. De zeer gedetailleerde pentekeningen zijn vaak meer dan een
meter hoog en breed en bestaan uit gebouwen die deels fantasie en deels historisch zijn. Met deze kaarten verbeeldt zij abstracte en complexe maatschappelijke begrippen
waarmee de architectuur al eeuwenlang stoeit – de utopie, het kapitalisme of zelfs angst en hoop. Kingma voedt haar vakgebied met filosofische bespiegelingen
en historisch besef. Door zich niet architect maar ‘cartograaf van denkwerelden’ te noemen, plaatst zij zichzelf buiten de architectuur. Ze is tegelijkertijd
deelnemer én beschouwer van haar vak. Net als Marjanne van Helvert.
Carlijn Kingma, A Histoty of the Utopian Tradition
TECH-FOOD ALS CONVERSATION PIECE
De textielontwerper die een boek maakt en de architect die niet wil bouwen – het is exemplarisch voor een generatie die het eigen vakgebied onderzoekt en
opnieuw definieert. Wat zijn de opties voor een modeontwerper die zich wil onttrekken aan de dominante industrie? Wat betekent het om een productontwerper te zijn
in een wereld die ten onder gaat aan overconsumptie? Hoe ga je om met kwesties als privacy of verslavende clickbait bij het ontwerpen van een app, website
of game? Dit fundamentele zelfonderzoek is weliswaar gebaseerd op persoonlijke dilemma’s, soms zelfs frustraties, maar voedt de hele beroepsgroep.
Dat onderzoek kan hyperrealistisch én hypothetisch zijn. Als food designer creëert Chloé Rutzerveld (lichting 2016) projecten
over het voedsel van de toekomst waarbij ze design, wetenschap, technologie, gastronomie en cultuur verbindt. Edible Growth is een ontwerp voor kant-en-klare
gerechtjes uit de 3D-printer. Deze zijn opgebouwd uit lagen met zaden, sporen en een eetbare voedingsbodem. Eenmaal geprint ontwikkelen ze zich door natuurlijke
gist- en rijpprocessen in enkele dagen tot een volledig eetbaar minituintje. Het is geen nadrukkelijk concreet product dat Rutzerveld ontwikkelde, maar een paper concept om maatschappelijke en technologische vraagstukken rond voedsel bespreekbaar te maken voor een breed publiek. Op basis van mediageniek beeld van nepgerechtjes en
een intrigerende projecttekst wordt Rutzerveld inmiddels internationaal uitgenodigd voor lezingen en tentoonstellingen. Haar prototype is het product geworden.
Deze onderzoekende houding is de verbindende factor geworden tussen de jonge ontwerpers die een talentontwikkelingsbeurs ontvingen. Het doel kan een concreet resultaat
zijn – bijvoorbeeld het aanleggen van een materialenbibliotheek of een modecollectie los van seizoenen en gender. Maar ook wordt het hele vakgebied onderzocht,
onder meer met een manifest over dirty design. Of door de rol van de ontwerper als producent te verkennen, zoals Jesse Howard (lichting
2015) doet met zijn alledaagse apparaten waarbij de gebruiker een actieve rol speelt in zowel het ontwerp- als maakproces. Howard buigt zich over innovatieve manieren
om digitale fabricagetools als 3D-printen en computergestuurde lasercutters of freesmachines in te zetten in een opensourcekennisplatform. Zo ontwerpt hij eenvoudige
huishoudelijke apparaten als een waterkoker en stofzuiger die de consument zelf kan maken van bouten, koperleidingen en andere standaardmaterialen uit de bouwmarkt.
Specifieke onderdelen als de beschermkap kunnen worden vervaardigd met een 3D-printer. De benodigde technieken worden gedeeld op het kennisplatform. Is het apparaat
defect, dan kan de producerende consument oftewel prosumer deze zelf repareren. Deze doe-het-zelfproducten worden vervaardigd van lokale materialen en
bieden een duurzaam en transparant alternatief voor massaproductie.
PERFORMER, DJ, CHOREOGRAAF – EN ONTWERPER
Tijdens de afgelopen zeven jaar Talentontwikkeling zijn de grenzen van de ontwerpdisciplines niet alleen afgetast maar vooral ook opgerekt met een nieuw idioom.
Er is social design, food design, conceptual design en speculative design. Architecten fungeren als kwartiermaker en cartograaf. Mode ontregelt met antropologische
installaties. Meer nog dan met een set vaardigheden onderscheidt ontwerptalent zich met een onderzoekende mentaliteit. Soms is de individuele beroepspraktijk zo
ingericht dat de disciplines grafisch ontwerp, architectuur of mode niet eens meer het vanzelfsprekende middelpunt zijn.
Juliette Lizotte (lichting 2020) wil met video’s en LARP (live action role-playing, een rollenspel waarbij spelers een fantasierol
aannemen) de discussie over klimaatverandering aanwakkeren. Onder de naam Jujulove is zij actief als dj, werkt ze samen met dansers en theatermakers en maakt ze
met een modeontwerper uit gerecycled plastic kostuums voor de dansers in haar video’s. In een zelfgekozen rol als heks draagt zij het ecofeminisme uit, waarin
de vrouw een scheppende en helende kracht op de natuur vertegenwoordigt. Via een multisensorische ervaring van beeld, geluid en performance mikt ze met haar werk
vooral op jongeren en andere doelgroepen buiten het culturele veld. Maar haar fantasiewereld staat feitelijk ook parallel aan de traditionele ontwerpwereld. Jujulove
is geen ontwerper maar creëert met uiteenlopende disciplines als film en storytelling een grensverleggend totaalontwerp.
Niet langer staat de ontwerper centraal in zijn eigen ontwerppraktijk. Er wordt nadrukkelijk gezocht naar interdisciplinaire samenwerking en interactie. De Frans-Caraïbische
programmeur/ontwerper Alvin Arthur (lichting 2020) is weliswaar getraind als ontwerper maar heeft zich ontplooid tot een veelzijdig performer,
onderwijzer, onderzoeker en verbinder. Zijn instrumentarium is het eigen lichaam, dat hij gebruikt om te verbeelden hoe het schrijven van computerprogramma’s
in zijn werk gaat. Body.coding noemt hij zijn mengvorm van choreografie, performance en design. Met een speciaal ontwikkeld lesprogramma vol groepsdans
en beweging leert hij basisschoolkinderen dat hun leefomgeving digitaal is geprogrammeerd; van het ontwerpen en produceren van hun smartphone tot schoolgebouw en
hun eigen woonplaats. Maar vooral ook dat programmeren en ontwerpen niet per se iets statisch is wat je doet achter een bureau. Ontwerpen is nadenken, bewegen,
combineren en samenwerken.
En dan vooral dat laatste, samenwerken. Soms wordt vanuit twee verschillende disciplines samengewerkt; sieradenontwerper Noon Passama en modeontwerper Baraba Langendijk
bijvoorbeeld. Maar steeds vaker ook bundelen ontwerpers hun kennis en vaardigheden in een hecht collectief. Knetterijs (lichting 2019) is een achttal
grafisch ontwerpers die zich als één studio manifesteren. Ieder heeft zijn eigen expertise en functie; van analoge druktechnieken, zoals risoprint
en zeefdrukken, tot digitale illustratietechnieken of de exploitatie van de Knetterijs-webshop. Het ontwikkelingsjaar werd benut met het gezamenlijk maken
van drie ‘magazines’ waarin nieuwe technieken als grafische audiotracks en een interactief e-zine werden verkend. Het individuele ego heeft plaatsgemaakt
voor een ‘we go’.
Saïd Kinos, HIDEOUT, Uruma hotel in Okinawa, Japan. Foto Masafumi Kashi
STORYTELLING EN STREET ART
Deze transformatie van de ontwerpdisciplines zit inmiddels in de haarvaten van de Regeling Talentontwikkeling. Sinds 2019 wordt met de scout nights creatief
talent dat niet is opgeleid aan de gangbare opleidingen – zoals de Design Academy Eindhoven of de TU Delft – een kans geboden om eigen werk te pitchen
voor een selectiecommissie. Het zijn professionals in artdirection, storytelling of stadmaken die hiermee de kans krijgen om hun praktijk te verdiepen. Streetartist
Saïd Kinos (lichting 2020) had al succes met zijn kleurrijke, grafische muurschilderingen waarin hij gebruikmaakt van ontwerptechnieken als
collage en typografie. Dankzij een talentontwikkelingsbeurs kan hij het hokje streetart nu overstijgen en zijn praktijk uitbouwen tot die van een autonoom kunstenaar
die niet meer alleen de stad als canvas heeft. Hij heeft zich bekwaamd in digitale technieken als augmented reality, animatie en projection mapping (de
projectie van bewegend beeld op gebouwen).
EEN PRAKTIJK VAN EVOLUTIE
Zo valt het stimuleren van de individuele of collectieve praktijk samen met de ontwikkeling van het gehele vakgebied. Vaste uitgangspunten van traditionele ontwerpdisciplines
als mode, design en architectuur worden verkend en verrijkt met nieuwe instrumenten, technieken, materialen en podia. Zodat inmiddels alles door elkaar loopt; straat,
museum en website, cartografie en spuitbus, hekserij en 3D-printers. Deze ontwerptalenten reageren niet alleen op maatschappelijke ontwikkelingen – zij drukken
er ook hun stempel op, en vormen daarmee de maatschappij van morgen. Wat meteen ook het ultieme bewijs is van de noodzaak van talentontwikkeling.
Tekst: Jeroen Junte
Longread Talent #2
Ik en de wereld
Post-crisis ontwerpgeneratie zoekt (en vindt) zijn plek in kwetsbare toekomst
De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie, die is gevormd door de grote uitdagingen van onze tijd. Daarbij wordt onderzocht hoe ze omgaan met thema's als technologie, klimaat, privacy, inclusiviteit en gezondheid. In deze tweede longread: ontwerptalent wordt gevoed door een gevoel van urgentie. ‘Als wij het tij niet keren, wie dan wel?’
15 september 2008. 12 december 2015. 17 maart 2018. Het lijken willekeurige data. Maar deze momenten hebben een stempel gedrukt op het ontwerpveld van nu. Op 15
september 2008 namelijk ging de New Yorkse zakenbank Lehman Brothers failliet; de daaropvolgende diepe financiële crisis legde de wanorde van het mondiale
economisch systeem haarscherp bloot. Op 12 december 2015 sloten 55 landen (inmiddels 197) een vergaand Klimaatakkoord, waarmee klimaatverandering als vaststaand
feit werd erkend. De industriële uitputting van bestaande grondstoffen en energievoorraden is ‘officieel’ onhoudbaar. En op 17 maart 2018 berichtte
The New York Times over een grootschalige politieke manipulatie door het databedrijf Cambridge Analytica. Het democratisch ideaal van de twintigste eeuw
spatte uiteen op fake news en privacyinbreuk.
Deze gebeurtenissen – en nog wel meer overigens – markeren een permanente staat van crisis in de wereld. De ruim 250 ontwerpers die sinds 2014 zijn ondersteund
via de Regeling Talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie zijn opgeleid tijdens en daarmee gevormd door deze crises. Zij behoren tot de laatste
ontwerpgeneratie die 11 september 2001 nog bewust heeft meegemaakt. Een generatie die wordt gemotiveerd door een gevoel van urgentie. Zij weten: als wij het tij
niet keren, wie dan wel? Tegelijkertijd zijn ze gespeend van arrogantie. Zij zijn zich terdege bewust van de beperkingen van zowel hun expertise als de discipline
waarin ze werken – of dat nou productdesign, mode, digitaal ontwerp of architectuur is. De illusie dat zij die ene alomvattende oplossing hebben, koesteren
ze niet.
Irene Stracuzzi, The legal status of ice
DE GELDSTROMEN IN KAART
Maar communicatie is ook een krachtig wapen, weet Femke Herregraven (lichting 2015). De grafisch ontwerper verdiepte zich in de financiële
constructies achter de neoliberale wereldeconomie en maakte deze zichtbaar. Herregraven richtte zich hierbij op de offshoreconstructies en het loskoppelen van kapitaal
en fysieke locaties. Met een serious game liet ze je spelenderwijs kennismaken met de internationale belastingconstructies in verre oorden. Dit Taxodus put
uit een grote database, waarin verschillende internationale belastingverdragen en gegevens van bedrijven en landen zijn verwerkt. Rijk worden was inderdaad nog
nooit zo leuk en makkelijk. Daarnaast onderzocht zij de koloniale geschiedenis van Mauritius en de nieuwe rol van dit eiland in de Indische Oceaan als belastingparadijs.
Met minutieus speurwerk en verrassende ontwerpen toonde Herregraven verborgen waardesystemen en maakte de materiële en geografische gevolgen ervan inzichtelijk.
Om het ongebreidelde kapitalisme te kunnen hervormen, moet je toch eerst de valkuilen ervan kennen.
Kennis is ook macht. Daarmee zoeken deze ontwerpers hun plek in een wereld die steeds kwetsbaarder is. Heel letterlijk kwetsbaar ook, want klimaatverandering wordt
als grootste bedreiging ervaren. Ook hier bepalen geopolitieke krachten het speelveld, toonde grafisch ontwerper Irene Stracuzzi (lichting 2019).
Met haar installatie The legal status of ice verbeeldt zij de claim die de vijf Arctische landen – Rusland, Canada, Denemarken, Noorwegen en de VS
– leggen op de Noordpool. Onder het smeltende zee-ijs kunnen zich tenslotte immense olie- en gasvelden bevinden. Maar zou niet juist dat ijs zelf, dat sinds
het einde van de jaren zeventig met de helft is geslonken, aan de orde moeten zijn? Dit contemporaine imperialisme is door Stracuzzi letterlijk in kaart gebracht
met een reusachtig 3D-model van de Noordpool waarop de overlappende claims en andere data worden geprojecteerd. The legal status of ice gaat over de Noordpool,
maar ook over de uraniummijnen in Angola, of de nieuwe ruimtewedloop op zoek naar delfstoffen op de maan. Het gaat over een systeem van uitbuiting en kolonialisme.
Stracuzzi’s werk werd door de invloedrijke curator Paola Antonelli geselecteerd voor de manifestatie Broken Nature in de Triennale di Milano in 2019. Niemand kan nu nog beweren dat wij het niet wisten.
LEVENDE LAMPEN
Het besef dat de complexiteit van de klimaatcrisis te groot is om het alleen het hoofd te bieden, zit diep. Gretig werken ontwerpers samen met andere disciplines.
Zo doet Marco Federico Cagnoni (lichting 2020) met de Universiteit Utrecht onderzoek naar latexproducerende eetbare planten. Onder meer maïs
en aardappelen worden nu nog verbouwd als grondstof voor bioplastic, waarbij in dat productieproces de voedingsstoffen verloren gaan. Cagnoni concentreert zich
op voedselgewassen waarvan het restmateriaal ook wordt verwerkt tot volwaardige bioplastics.
Vanuit een besef dat de aarde niet langer straffeloos kan worden uitgebuit, zoeken ontwerpers naar een symbiose met de natuur. De routekaart is divers: de natuur
wordt beschermd, nagebootst, gerepareerd of verbeterd. We zijn tenslotte in het Antropoceen, het tijdperk waarin menselijk handelen al het leven op aarde beïnvloedt.
Maar als de natuur door de mens kan worden vernietigd, dan kan deze ook worden herschapen. Biodesigner Teresa van Dongen (lichting 2016) werkte
voor de ontwikkeling van de lamp Ambio op basis van lichtgevende bacteriën samen met microbiologen van de TU Delft en Universiteit Gent.
De lamp is feitelijk een lange buis met een vloeistof waarin zeebacteriën leven; als de buis schommelt worden de bacteriën geactiveerd om licht af te
geven. Hoe beter er voor de bacteriën wordt gezorgd, hoe meer en langer ze licht geven. Naast een duurzaam alternatief fungeert haar biolamp ook als krachtig
communicatiemiddel. Het kan dus wel, samenwerken met de natuur. Wij zijn het alleen verleerd.
Daarom zoeken ontwerpers ook naar manieren om ons contact met de natuur te herstellen. Architect Anna Fink (lichting 2020) suggereerde een plattelandshuis
dat bestaat uit kamers die verspreid liggen in bossen, weilanden en een dorp. Bewoners moeten hun Landscape as House zelf onderhouden door te kappen, planten,
maaien, bouwen en repareren. De essentie van dit gefragmenteerde ‘huis’ is een dagelijks ritme van beweging van kamer tot kamer en een bewustwording
van omgeving, tijd en ruimte. Routines en rituelen zijn geworteld in de verandering van het weer. Seizoenen worden een huiselijke ervaring. Fink putte hiervoor
uit de eeuwenoude, halfnomadische levensstijl van haar voorouders in de vallei van het Bregenzerwald in de noordelijke Alpen. Hyperlokaliteit als oplossing voor
mondiale vraagstukken.
Sissel Marie Tonn i.s.m. Jonathan Reus, Sensory Cartographies
RUWE SATELLIETDATA
Al zijn er ook ontwerpers die juist vertrouwen op technologie om de natuur te ervaren. Want waarom terugverlangen naar iets wat niet meer bestaat? Het Antropoceen
is immers al begonnen. Sissel Marie Tonn (lichting 2020) gebruikt wetenschappelijke data als seismografische metingen. Deze complexe en abstracte
data combineert ze met empathische gesprekken met Groningers over hun ervaringen met de aardbevingen. Deze gelaagde informatie over zowel de menselijke als de geografische
aspecten van aardbevingen werden in samenwerking met twee modeontwerpers – letterlijk – verweven in een draagbaar vest. Daarnaast realiseerde ze met
sound artist Jonathan Reus (lichting 2018) een interactieve compositie van sonische vibraties, om de ingrijpende ervaring van een aardbeving voor
een breed publiek invoelbaar te maken. Door natuurlijke processen met technologie te verbinden in ruimtelijke installaties, maakt Tonn de impact van de mens op
de aarde zichtbaar en tastbaar. De aardbevingen in Groningen zijn immers door de mens in gang gezet.
De opvatting over wat natuur is, verschuift door nieuwe technologieën als life science en biohacking. Het zal geen toeval zijn dat deze ontwerpers
ongeveer net zo oud zijn als Dolly, het eerste gekloonde schaap ter wereld (1996). De Taiwanees-Nederlandse ontwerper Kuang-Yi Ku (lichting 2020)
trok deze genetische replicatie met zijn Tiger Penis Project door naar de gezondheidszorg. De tijgerpenis wordt in veel traditionele Aziatische geneeskunde
gezien als medicijn met heilzame krachten voor de mannelijke potentie. De toch al met uitsterven bedreigde tijger staat hierdoor nog verder onder druk. Daarom stelde
Ku – hij studeerde eerder ook al tandheelkunde – voor om een tijgerpenis op basis van stamcellen in het laboratorium te kweken. Wat meteen ook weer
allerlei nieuwe dilemma’s opriep: is de tijgerpenis die niet afkomstig is van een wilde tijger maar uit een kweekbakje komt nog wel geschikt als traditioneel
Chinees geneesmiddel? Oftewel wat zijn eigenlijk de grenzen van nature by design?
Deze versmelting van biologie en technologie zal uiteindelijk leiden tot een nieuw soort wezen: de posthuman. Sieradenontwerper Frank Verkade (lichting
2017) ontwikkelde met zijn project Paradise een scenario voor dat maakbare lichaam. Maar in plaats van technologie geeft Verkade juist een grote rol voor
plant en dier om het menselijk lichaam aan te passen aan de moderne tijd. De oorsprong van sieraden ligt namelijk bij prehistorische natuurvolkeren die dierlijke
vormen en natuurlijke materialen gebruikten om de mythische natuurkrachten over te nemen. Verkade verbindt de moderne mens met zijn omgeving door terug te grijpen
op de oertijd.
Kuang-Yi Ku, Tiger Penis Project
TECHNOLOGIE HACKEN
Maar als technologie zo bepalend wordt voor de toekomst van de mens, dan mogen wij de toekomst van onze technologie toch niet overlaten aan een kleine groep welvarende
witte mannen van middelbare leeftijd uit Silicon Valley of het Europees Parlement? Aldus speculatief ontwerper Frank Kolkman (lichting 2018). De
discussie over de rol van technologie in ons dagelijks leven moet daarom onderdeel uitmaken van dat dagelijks leven. OpenSurgery is een onderzoek naar
een doe-het-zelfoperatierobot. Deze worden nu al met behulp van 3D-printers en lasercutters gebouwd voor en door mensen in de VS die geen arts meer kunnen betalen.
De zelfbenoemde design hacker houdt ons hiermee een spiegel voor waarin de sociale, ethische en politieke implicaties van technologie zichtbaar worden.
Wat vinden we hiervan? Willen wij dit? Terugdraaien van technologie is tenslotte bijna onmogelijk.
Deze ambivalente houding ten opzichte van technologie is een rode draad in de nieuwe ontwerpmentaliteit. Met de tablet op schoot en laptop op school, is deze ontwerpgeneratie
opgegroeid als digital natives. Technologie speelt een vanzelfsprekende rol in hun leven. Maar ze zien ook de risico’s ervan. Robotisering, big data en kunstmatige intelligentie roepen nieuwe ethische dilemma’s op over privacy en werkgelegenheid. I agree with the terms of Click here to continue –
vaak meerdere keren per dag drukken wij deze waarschuwingen, want dat zijn het volgens dataontwerper Julia Janssen (lichting 2018), achteloos weg.
Maar waar geven wij nou eigenlijk toestemming voor? Welke gegevens worden er verzameld en door wie? Maar vooral: waarom? En wat is de waarde van informatiestromen?
Met haar project 0.0146 seconds (de tijd die het kost om op de ‘accept all’-button te klikken) maakt Janssen ons bewust van de onzichtbare
economie achter internet. Daarvoor zette ze alle 835 privacyregels van de website van de Britse tabloid Daily Mail in een vuistdik boek. Op evenementen
als de Dutch Design Week wordt dit boekwerk als een openbare aanklacht voorgelezen door het publiek.
Frank Kolkman, Opensurgery
AANKLAGER EN VERDEDIGING
De nieuwe digitale realiteit waarin niets is wat het lijkt en nepnieuws overal op de loer ligt, duwt ontwerpers in de rol van waarheidsvinders. Om te voorkomen
dat complexe mondiale vraagstukken als globalisering of klimaatverandering in een abstracte discussie verzanden, maakte het ontwerpduo Cream on Chrome (Martina Huynh en Jonas Althaus, lichting 2020) zonder een spoor van ironie gebruik van een fictieve rechtszaak waarin dagelijkse voorwerpen worden aangeklaagd.
Een sneaker wordt gearresteerd en vervolgd voor klimaatverandering en een mondkapje staat terecht voor het niet op tijd aanwezig zijn om besmetting te voorkomen.
Met dit debat tussen aanklager en verdediging plaatst Cream on Chrome vraagtekens bij de onderlinge verwijten en het zoeken naar een zondebok. Want zijn wij het
feitelijk niet zelf die in het beklaagdenbankje staan?
Cream on Chrome, Proxies on Trial
ONTWERPEN VANUIT URGENTIE
Ontwerpers nemen zo de rol aan van de kanarie in de koolmijn. Zij zijn het die ons waarschuwen voor de gevolgen van 15 september 2008, 12 december 2015 en 17 maart
2018. De Regeling Talentontwikkeling stelt ze in staat om dit te doen zonder belemmeringen door gebrek aan tijd of geld. En misschien nog wel belangrijker: zonder
de druk van meetbaar rendement. Alleen bij vrij experiment is er ruimte voor onverwachte inzichten. Wie had kunnen bedenken dat het Tiger Penis Project van Kuang-Yi Ku maar dan met vleermuizen en schubdieren een wereldwijde pandemie had kunnen voorkomen? Of dat de Daily Mail inmiddels niet langer door
Wikipedia wordt erkend als een betrouwbare nieuwsbron, iets waarop Julia Jansen al zinspeelde?
Ontwerpers wordt de mogelijkheid geboden om de wereld te transformeren in plaats van zich te conformeren aan the powers that be; in plaats van dreigende
onomkeerbaarheid wordt potentiële verbetering gekoesterd. Met speculatieve of juist praktische, maar altijd inventieve ontwerpen wordt de wereld verklaard,
en verbeterd. Waarmee Talentontwikkeling niet alleen een waardevol instrument is voor de individuele ontwerpers, maar voor de hele samenleving.
Tekst: Jeroen Junte
Longread Talent #3
Ik en de ander
Empathisch ontwerptalent focust op mensen, niet op zichzelf (of dingen)
De afgelopen zeven jaar heeft het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie ruim 250 jonge ontwerpers ondersteund met de Regeling Talentontwikkeling. In drie longreads wordt gezocht naar de gedeelde mentaliteit van deze ontwerpgeneratie, die is gevormd door de grote uitdagingen van onze tijd. Daarbij wordt onderzocht hoe ze omgaan met thema's als technologie, klimaat, privacy, inclusiviteit en gezondheid. In deze derde en laatste longread: niet langer ligt de focus op persoonlijk succes en individuele expressie maar op ‘de ander’.
Het jaar 2015 stond in het teken van een vluchtelingencrisis. Hoewel er al jarenlang mensen uit Afrika en Centraal-Aziatische landen op drift zijn geraakt door oorlog,
armoede en onderdrukking, verdronken er die zomer honderden vluchtelingen in wrakke bootjes op de Middellandse Zee. De onmacht, woede, frustratie, wanhoop en verdriet
werden treffend verbeeld met de foto van het aan de Turkse kust aangespoelde lichaam van de verdronken driejarige Syrische peuter Alan Kurdi. Waar de financiële
crisis van 2008 bijna onzichtbaar was – zelfs de bankiers wisten zich tenslotte geen raad – was wegkijken nu niet langer mogelijk. Niet alleen in de
media, maar ook in het straatbeeld. De ellende van de ander is indringend en alomtegenwoordig geworden.
Ook de Nederlandse opvangcentra puilden uit. Ontwerper Manon van Hoeckel (lichting 2018) zag de vluchtelingen in haar buurt tijdens haar studie
aan de Design Academy Eindhoven. Tegelijkertijd besefte ze nog nooit met een asielzoeker te hebben gesproken. Dus bezocht ze een gekraakt pand waar uitgeprocedeerde
asielzoekers woonden. En zag: dit zijn geen profiteurs of zielenpoten maar krachtige personen die willen meedraaien in en bijdragen aan de samenleving. En juist
dat werd deze groep verboden. Uit betrokkenheid en daadkracht bedacht Van Hoeckel een reizende ambassade voor statusloze asielzoekers en ongedocumenteerden die
zich ‘in limbo’ bevinden; ongewenst in Nederland én in het land van herkomst. De vluchtelingen oftewel ‘ambassadeurs’ konden hier
buurtbewoners, passanten en ambtenaren uitnodigen voor een gesprek. Met deze In Limbo Embassy faciliteerde ze ontmoetingen tussen buurtbewoners en een
kwetsbare groep nieuwkomers.
EMPATHISCHE BEVLOGENHEID
Deze houding van Van Hoeckel is in veel opzichten tekenend voor de mentaliteit van een generatie die de afgelopen zeven jaar deelnam aan de Regeling Talentontwikkeling
van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Ontwerp gaat al lang niet meer over spullen maar over mensen. Die empathisch bevlogenheid loopt inmiddels door alle
ontwerpdisciplines. Niet langer staan daarbij persoonlijk succes en individuele expressie centraal. De blik van de ontwerper, onderzoeker en maker is nadrukkelijk
gericht op de ander. De vluchtelingencrisis van 2015 heeft daarbij gewerkt als zowel een deeltjesversneller als een vakinhoudelijke verdieping. Deze humane crisis
vraagt tenslotte om onorthodoxe en radicale voorstellen en ideeën.
Stedenbouwkundige Lena Knappers (lichting 2019) onderzocht de ruimtelijke leefomstandigheden van asielzoekers, arbeidsmigranten en internationale
studenten. Met haar onderzoek Rethinking the Absorption Capacity of Urban Space aan de TU Delft ontwikkelde zij strategieën om migranten op duurzame
wijze in de ontvangende maatschappij op te nemen. Te vaak is de huisvesting tijdelijk en informeel; denk aan ad hoc containerhuisvesting buiten het stadscentrum
of in vacante legerkazernes. Knappers onderzocht alternatieve, inclusievere vormen van opvang, gericht op de invulling van de publieke ruimte. Met uiteindelijk
een nog veel groter doel: een inclusieve stad waarin alle vormen van ongelijkheid in de publieke ruimte worden onderzocht en verholpen.
Hoezeer immigratie inmiddels deel uitmaakt van de alledaagse realiteit van de creatieve disciplines blijkt uit de praktijk van Andrius Arutiunian (lichting 2021). Na zijn master Compositie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag legde hij zich toe op de spanning tussen migratie en nieuwe technologieën.
In zijn ontwikkeljaar deed hij onderzoek naar wat de impact van ontheemding en afwijkende meningen is op de samenleving en hoe deze impact zich kan manifesteren
in soundscapes. Oftewel: hoe klinkt de integratie van nieuwkomers in Nederland? De verbindende factor is daarbij het begrip gharib, dat in het Arabisch,
Perzisch en Armeens ‘vreemd’ of ‘geheimzinnig’ betekent. Arutiunian wil geen concrete ontmoetingen tussen mensen creëren; hij streeft
ook geen nieuwe woonvormen na. Slechts de eigen beroepspraktijk wordt verrijkt met de culturele invloed van migratie.
ALLEENSTAANDE VADERS
Inclusiviteit en culturele diversiteit zijn nu dominante thema’s op de maatschappelijke agenda. Zo wordt – gevoed door de Black Lives Matter-beweging
in de Verenigde Staten – een vurig debat gevoerd over institutioneel racisme. De ander blijkt niet langer een vreemdeling aan onze grenzen te zijn, maar is
ook onze buurman of collega. De samenleving dreigt te polariseren en daarbij kunnen bevolkingsgroepen worden gemarginaliseerd. Ontwerpers mengen zich actief in
deze discussie en zetten design in als een emanciperende kracht voor een samenleving die all inclusive is; open en toegankelijk voor iedereen, ongeacht
de achtergrond.
Giorgio Toppin, KABRA (XHOSA), Foto: Onitcha Toppin
De emancipatie van achtergestelde groepen begint met het verkennen en verdiepen van een gedeelde identiteit. Alleen met begrip van de eigen afkomst, cultuur en tradities
kan uiteindelijk grip worden gekregen op een volwaardige plek in de samenleving. Giorgio Toppin (lichting 2020) is een trotse Bijlmer-Amsterdammer
en een zwarte man met een Surinaamse achtergrond. Deze twee werelden mixte hij met zijn modelabel Xhosa tot nieuwe verhalen, vertaald in mannenkleding die binnen
de hedendaagse westerse context past. Voor de verhalen van Surinaamse diaspora waarop zijn collecties zijn gebaseerd, reisde hij naar zijn geboorteland om daar
lokaal vakmanschap en traditionele maaktechnieken te onderzoeken en vast te leggen. Vervolgens vervaardigde hij truien met inheemse knooptechnieken; een winterjas
kreeg een met de hand geborduurde traditionele print uit het district Saramacca. Omgekeerd voorzag hij de Creoolse ‘kotomisi’, die lastig is te dragen,
van een comfortabele en eigentijdse snit. Met zijn biculturele mode versterkte Toppin de culture identiteit van Surinamers en vergrootte daarmee het begrip en de
waardering voor zijn afkomst bij andere bevolkingsgroepen. Zijn kleding moet tenslotte in de eerste plaats ‘cool zijn om te dragen’, aldus Toppin zelf.
Natuurlijk waren creatieve disciplines altijd al goed in staat om een identiteit te versterken. Mode, gebruiksvoorwerpen, een interieur en fotobeelden zijn nu eenmaal
een uitstekend instrument om te laten zien wie je bent en vooral ook wie je wilt zijn. Maar de afgelopen jaren staat identiteit niet meer voor een vrijblijvende
lifestyle maar kan het ook een stigma zijn dat bepalend is voor je maatschappelijke positie. Lang niet altijd is identiteit een keuze, terwijl het van grote invloed
is op het dagelijks leven – iets waarover Surinaamse, Turkse, Marokkaanse of Antilliaanse Nederlanders kunnen meepraten, tot de vierde generatie aan toe.
Wie zich als ontwerper buigt over deze vastgelegde identiteit moet zich terdege bewust zijn van culturele en emotionele gevoeligheden. De ontwerper die wel even
zal uitleggen wat verantwoord is en wat slecht, loopt achter de inclusieve feiten aan.
Marwan Magroun, The Life of Fathers, Adison & Ayani
Daarom werken ontwerpers steeds meer vanuit een persoonlijke betrokkenheid of agency (eigenaarschap). Fotograaf en storyteller Marwan Magroun (lichting 2020) legde met zijn documentaireproject The Life Of Fathers de wereld van alleenstaande vaders met een migratieachtergrond vast. Magroun, die
zelf het grootste gedeelte van zijn jeugd opgroeide zonder een vaderfiguur, zocht naar antwoorden en verhalen van een veelal onopgemerkt maar diepgevoeld vaderschap. Zo
wilde hij afrekenen met het vooroordeel dat vaders met een migratieachtergrond afwezig zijn in de opvoeding. Met zijn fotoreportage en begeleidende film (inmiddels
uitgezonden op NPO3) heeft hij een groep toegewijde maar onderschatte vaders een stem en een gezicht gegeven.
QUEERS EN ‘EXTENDED FAMILIES’
Diversiteit wordt maatschappijbreed omarmd en uitgedragen. Bestaande opvattingen over gender, seksualiteit en etniciteit verschuiven. Dat betekent ook dat er volop
wordt gespeeld en geëxperimenteerd met identiteit en de manieren waarop deze kan worden vormgegeven. Ontwerpers zijn daardoor niet langer een doorgeefluik
voor industrie of overheid, maar nemen een activistische houding aan. Leidraad daarbij is niet langer het eigen ego maar juist de sociale cohesie. Renee Mes (lichting 2021) wilde de stereotypering van de LGBTQ+-gemeenschap doorbreken en daarmee acceptatie vergroten. Ze richtte zich hierbij heel specifiek op hoe binnen
de diverse queergroepen de extended families worden vormgegeven. Dit zelfverkozen gezin wordt vaak samengesteld als alternatief voor afwijzing of schaamte
binnen de families waarin queers zijn opgegroeid. Maar deze nieuwe leefvorm kampt met juridische, medische, educatieve en andere institutionele achterstelling.
Gezien worden als eerste stap naar erkenning, dat was de aanpak van Mes.
Voor haar research en ook het realiseren van filmportretten werkte de witte cisgender Mes samen met de organisatie Queer Trans People of Colour. Samenwerking kan
ook agency geven. Daarbij, over wiens identiteit gaat het hier nou eigenlijk? Of in de terminologie van Black Lives Matter: ‘nothing about us without us’.
Dat inclusief design wordt gerealiseerd volgens deze politiek correcte spelregels van agency en representation is logisch. En misschien zelfs
noodzakelijk. De talloze culturele gevoeligheden vragen tenslotte om grote zorgvuldigheid.
SELECTIE EN SCOUTING
Als het gaat over gelijkheid in kansen, dan kan de creatieve industrie zelf niet buiten schot blijven. De ontwerpdisciplines zijn namelijk niet vrij van stereotypen.
Met het onderzoeksproject Mediated Bodies heeft Gabriel A. Maher (lichting 2016) de genderverhouding in het internationale designmagazine
Frame minutieus vastgelegd. Niet alleen was tachtig procent van de mensen in het tijdschrift mannelijk – van geïnterviewde ontwerpers tot de
modellen in de advertenties. Bovendien werden vrouwen hoofdzakelijk afgebeeld in rolbevestigende en soms zelfs onderdanige houdingen als voorovergebogen of gehurkt.
Met hun (als non-binair persoon gebruikt Maher de voornaamwoorden zij/hen/hun) feministische praktijk streefde Maher naar ‘deconstructie’ van de ontwerpdiscipline
om de bestaande machtsstructuur en vooroordelen vast te leggen. Alleen na een actief proces van zelfreflectie en kritiek kan ontwerp zijn potentieel volledig vervullen
als een discipline die bijdraagt aan maatschappelijke verbetering.
Maar aandacht voor meerstemmigheid alleen is niet genoeg. Het gaat om evenredige vertegenwoordiging, juist ook in de creatieve disciplines. De Regeling Talentontwikkeling
wil daar een actieve bijdrage aan leveren met nieuwe vormen van selectie. Voor ontwerpers, onderzoekers en makers die zich zonder een relevante ontwerpopleiding
maar in de praktijk professioneel hebben ontwikkeld, zijn er de scout nights. Talenten die buiten de gebaande creatieve paden werken, kunnen tijdens deze
avonden hun werk aan een jury pitchen. Veel ontwerpers die van deze scout nights gebruikmaken behoren tot minderheidsgroepen, waarin een keuze voor een
kunstacademie of technische universiteit nu eenmaal minder voor de hand liggend is.
De Rotterdamse fotograaf Khalid Amakran (lichting 2021) heeft zich als autodidact ontwikkeld van hobbyist tot professioneel portretfotograaf. Via
selectie tijdens de scout nights kon hij zich vervolgens een jaar lang storten op een project over de identiteitsvorming van Marokkaans-Nederlandse jongeren
van de tweede en derde generatie. Onder de noemer 3ish legde hij in een korte documentaire en een boek vast hoe deze groep worstelt met loyaliteitskwesties,
code-switching, institutioneel racisme, jihadisme en politisering van vooral mannelijke Marokkaanse-Nederlanders. Deze representatie van talenten met een
biculturele of non-binaire achtergrond in de creatieve industrie is essentieel. Want alleen met zichtbare voorbeelden en herkenbare rolmodellen ontstaat een gevoel
van erkenning en waardering, en wordt de noodzakelijke diversiteit in de creatieve industrie gewaarborgd.
ARABISCHE KALIGRAFIE
Inmiddels zijn er negen talenten via de scout nights geselecteerd in de lichting 2020 en 2021. Een aantal dat de komende jaren zeker zal stijgen. Want
een bijkomende meerwaarde is dat deze ontwerpers ook de inhoudelijke diversiteit van hun vakgebied vergroten met hun eigenzinnige beroepspraktijk. Eveneens autodidact
is ILLM, de naam waaronder illustrator Qasim Arif (lichting 2021) werkt. Hij vermengt het eeuwenoude ambacht van kalligrafie met eigentijdse elementen
van hiphop en straatcultuur. De klassieke Arabische kalligrafie is per definitie tweedimensionaal; het beeldhouwen van levende wezens is volgens islamitische voorschriften
namelijk voorbehouden aan Allah. ILLM wil deze beeldtaal omzetten in ruimtelijke sculpturen. Daarbij put hij ook inspiratie uit zijn eigen leven. Hij groeide als
derde generatie Marokkaanse-Nederlander op in een metropool. Kalligrafie vermengt hij daarom met de popculturele iconen als de Nike Air Max 1, een herkenbaar statussymbool
dat de dromen, wensen en herinneringen van heel veel kinderen met een migratieachtergrond verbeeldt. Straatcultuur en eeuwenoud grafisch vakmanschap vloeien bij
ILLM samen in een volstrekt nieuw idioom.
AANJAGERS VAN INCLUSIE
In de Regeling Talentontwikkeling valt zo een noodzakelijke maatschappelijke emancipatie op een vanzelfsprekende manier samen met een activistische mentaliteit.
Ontwerpers, onderzoekers en makers worden geleid door een oprechte en een diepgevoelde betrokkenheid bij identiteit en inclusiviteit. Met empathie en inlevingsvermogen
– intrinsiek of door samenwerking met de doelgroep – kunnen zij fungeren als aanjager voor transformatieve initiatieven en verbindend debat. Zo wordt
een krachtig potentieel van de creatieve disciplines ontsloten: het verwezenlijken van een diverse samenleving waarin alle bevolkingsgroepen gelijkwaardig zijn.
De blik op de ander is tenslotte ook een blik op ons allemaal.
Tekst: Jeroen Junte
Groeibriljanten en Nieuwe Olie
door Rosa te Velde
Rond 1960 komt de eerste talentenjacht op de Nederlandse televisie, overgewaaid uit Amerika. ‘Nieuwe Oogst’ wordt in eerste instantie gemaakt in de zomermaanden,
met weinig budget. Een talentenjacht blijkt een goedkope manier om vermakelijke televisie te maken: de deelnemers grijpen hun kans om beroemd te worden met hun kunstjes,
grappen, vermaak en spektakel – in ruil voor koffie en reiskosten.1
Talentenshows, talentenjachten bestaan sinds mensenheugenis. Maar het idee van talentontwikkeling – het belang van het financieel ondersteunen van en investeren
in talent – bestaat nog niet zo heel lang. Vanaf de jaren zeventig, met de opkomst van de informatiemaatschappij en de kenniseconomie wordt het belang van ‘een leven lang te leren’
steeds belangrijker. Kennis wordt een asset. Bijscholing, het ontwikkelen van je skills en flexibiliteit worden vereisten en passie wordt noodzaak.
Jij bent verantwoordelijk voor eigen geluk en succes. Je moet ‘eigenaar’ worden van je persoonlijke groeiproces. In 1998 publiceert McKinsey & Company ‘The War for Talent’.
In deze studie wordt onderzocht wat het belang van ‘high performers’ is voor bedrijven, hoe talenten te werven, ontwikkelen, motiveren en hen vast te houden als werknemers.
In de afgelopen decennia is talentenmanagement (TM) een belangrijk onderdeel geworden van bedrijven om concurrentievermogen te optimaliseren, nieuw leiderschap te kweken of persoonlijke
groei te bewerkstelligen. Talentmanagement richt zich soms op het hele bedrijf maar vaker exclusief op jonge ‘high potentials’, die ofwel reeds een goede performance hebben geleverd,
ofwel veelbelovend zijn en potentie hebben.2
Het is sociaal geograaf Richard Florida die talent in verband brengt met creativiteit in zijn boek The Rise of the Creative Class (2002).
In dit boek maakt hij de – onomkeerbare – koppeling tussen economische groei, stedelijke ontwikkeling en creativiteit.
Een vleugje excentriciteit, een bohemienne levensstijl en coolheid worden de bepalende factoren die onder de noemer ‘creativiteit’ de speelruimte vormen waar
waardecreatie plaatsvindt. Zijn theorie resulteert in een stortvloed aan innovatieplatforms, zinderende creatieve kennisregio’s en levendige broedplaatsen.
Het talentdiscours raakt onlosmakelijk verbonden met de creatieve industrie. Zo is de door Florida opgerichte Global Creativity Index –
Nederland staat in 2015 op nummer 10 – gebaseerd op de drie T’s van technology, talent en tolerance. Het fenomeen ‘talent’ neemt een vlucht binnen de wereld van de tech
startups en in Silicon Valey vechten de innovatiemanagers om de beste talenten. ‘Talent is the new oil’.
Het idee dat talent zich kan ontplooien en ontwikkelen onder de juiste condities staat haaks op het oudere, romantische concept van het door god gegeven,
mysterieuze ‘genie’. Talent in de moderne opvatting is niet (geheel) aangeboren, en juist daarom heeft het zin om er geld en ruimte voor te geven.
Zoals een groeibriljant, die ‘stapsgewijs waardevoller’ kan worden.
Wat is de geschiedenis van cultuurbeleid en talentontwikkeling in Nederland? Waar de overheid tot de Tweede Wereldoorlog cultuur overlaat aan particulieren,
wordt na de oorlog een actief, “stimulerend, voorwaardenscheppend beleid” gevoerd.3 De overheid houdt vast aan het Thorbecke-principe en is geen ‘oordelaar’
van kunst. Maar volgens literatuurhistoricus Bram Ieven vindt vanaf de jaren zeventig een kanteling plaats. Kunst moet democratischer worden en om dat te bereiken
moet er meer aansluiting op de markt komen: “[…] van een maatschappelijke invulling van het sociale van de kunst (kunst als participatie) naar een marktgerichte invulling
van de sociale taak van de kunst (kunst als creatief ondernemerschap).”4 Met de BKR en later de WWIK worden kunstenaars en vormgevers langdurig financieel ondersteund als
ze over onvoldoende middelen beschikken op voorwaarde van een diploma aan een erkende academie of als bewezen was dat men een beroepspraktijk had.5
Pas in de cultuurnota ‘Kunst van Leven’ (2006) van Ronald Plasterk wordt het belang van investeren in talent veelvuldig genoemd, want veel talent blijft ‘onbenut’.6
Plasterk roept met name op om ‘excellent toptalent’ meer ruimte te geven, vooral om internationaal mee te kunnen blijven doen. Sindsdien staat ‘talentontwikkeling’
als begrip in steen gebeiteld in cultuurbeleid. In ‘Meer dan kwaliteit’ (2012) onderschrijft ook Halbe Zijlstra het belang van talent, maar hij geeft een andere uitleg:
“Net als in de wetenschap is het in de cultuur belangrijk ruimte te geven aan vernieuwing en innovatie die niet door de markt tot stand komt, omdat de ondernomen activiteiten
nog niet direct winstgevend zijn.”7 Het ondersteunen van talent kan hiermee zelfs na de economische crisis gemakkelijk gelegitimeerd worden binnen Zijlstra’s beruchte nuttigheid-
en rendementsdenken. Ook Jet Bussemaker handhaaft de nadruk op talentontwikkeling en voor de komende jaren blijft talent op de agenda staan.8
Door het Stimuleringsfonds wordt in 2013 voor het eerst een groep van talenten gesubsidieerd. Net als bij het talentontwikkelingsprogramma van het Mondriaanfonds
wordt in het beleidsplan van 2013-2016 gekozen voor één gezamenlijke selectieronde per jaar. Hoewel de nadruk ligt op individuele trajecten, wordt genoemd dat een
gezamenlijke beoordeling objectiever en deskundiger is en publicitaire ondersteuning daarmee ook gemakkelijker.9
Wie wordt als creatief talent in beschouwing genomen? Om in aanmerking te komen voor de beurs moet je aan een aantal specifieke eisen voldoen: je moet ingeschreven staan
bij de Kamer van Koophandel, niet langer dan vier jaar geleden een ontwerpopleiding hebben afgerond en een goede aanvraag kunnen schrijven waarmee de negen
commissieleden uit het veld kunnen worden overtuigd van jouw talent. Zij bepalen op basis van een aanvraag de potentie, ofwel de belofte van je ontwikkeling,
waarbij de timing van deze subsidie goed moet passen. Hoe genuanceerd de aanvraagprocedure ook verloopt, deze factoren zorgen voor een afgebakend begrip van ‘talent’.
Als je door de strenge selectie heen komt – gemiddeld wordt tien tot vijftien procent van de aanvragen gehonoreerd – is het een enorme luxe om een jaarlang
zelf je agenda te mogen bepalen: te kunnen acteren in plaats van te reageren. Een vrijhaven, een korte pauze van bestaansonzekerheid. Of is het juist een
bekrachtiging van het systeem; het moment waarop de kansen gepakt moeten worden? Als gevolg waarvan zelfexploitatie, stress en verlamming toeslaan?
Het creatieve proces is in werkelijkheid erg grillig. Zullen de talenten hun belofte kunnen inwisselen?
De een heeft een reis naar China gemaakt, een ander heeft een residentie in Oostenrijk kunnen doen, weer iemand anders zei z’n bijbaantje op.
Velen doen onderzoek op allerlei niveaus; van veldonderzoek, materiaalexperimenten tot het schrijven van essays. Sommigen bouwen prototypes of
kunnen eindelijk Ernst Haeckel’s Kunstformen der Natur kopen. Anderen organiseren bijeenkomsten, fabrieksbezoeken, ontmoetingen, interviews, een ball.
Is er een gemeenschappelijke deler te onderscheiden binnen deze selectie van talenten? De groep is ook dit keer juist geselecteerd op balans en verscheidenheid;
van geluidskunstenaar, filmmaker, designthinker, onderzoeker, cartograaf, verhalenverteller, voormalig architect tot genderactivist-cum-modeontwerper –
en dus kan gezamenlijkheid in presentatie geforceerd aanvoelen. Maar door samen naar buiten te treden wordt zichtbaarheid van de talenten gecreëerd.
Belangrijk, want hoe anders kan deze investering worden gelegitimeerd?
Dit zijn de vragen die al sinds de eerste lichting spelen bij het Stimuleringsfonds; hoe treden we naar buiten met deze groep, zonder een plat,
ongenuanceerd spektakel of romantisch idee van talent neer te zetten? Maar hoe maken we tegelijkertijd wel aan de buitenwereld zichtbaar wat er met publiek geld gebeurt?
En wat is goed voor de talenten zelf? In de afgelopen jaren zijn er verschillende vormen uitgetest om te reflecteren op het jaartraject. Van verschillende gecureerde
exposities met publicaties vergezeld door presentaties, podcasts, teksten, websites, workshops en debatten.
Het Stimuleringsfonds werkt als buffer tussen het neoliberale beleid en de creatieve werkelijkheid. Het fonds schept luwte voor het maken en biedt ruimte aan
het nog-niet-weten, het onderzoek, het experiment en het falen, zonder daar al te veel eisen aan te stellen. Een evenwichtsoefening: Hoe demp je de harde beleidstaal,
houd je de rendementsdenkers op afstand, terwijl de (absolute) noodzaak voor deze financiering gemeten, gezien en daarmee gewaarborgd blijft?
Dit jaar is op inspraak van de talenten zelf gekozen voor een andere aanpak: geen expositie. De Dutch Design Week lijkt voor de meesten niet de juiste plek te zijn;
slechts een enkeling wil überhaupt een ‘afgerond’ ontwerp of project presenteren en niet noodzakelijk tijdens DDW. Bovendien: veel van de talenten hebben de subsidie
ingezet om onderzoek te doen en mogelijkheden te scheppen. In plaats van een gezamenlijke expositie is daarom gekozen voor een bijeenkomst en profielteksten en videoportretten
die gepubliceerd worden op ‘Platform Talent’, een online database. Hiermee komt de nadruk minder op het afgelopen jaar te liggen en meer op de zichtbaarheid van de maker
en zijn/haar proces; een verschuiving van minder concrete of toegepaste resultaten naar meer aandacht voor persoonlijke werkwijzen. Voldoet deze publiekmaking aan de
honger en nieuwsgierigheid van het brede publiek en de resultaatgerichtheid van de politiek? Is het misschien belangrijker geworden om aan te kondigen dat er talent
is en niet wat het talent is? Of is dit een manier om meetbaarheid te omzeilen en de druk van de ketel af te halen?
Wat de talenten misschien nog het meest verbindt is het feit dat ze, hoewel ze erkend worden als ‘high performers’, allen op zoek zijn naar duurzame vormen van
creatief werk binnen een precair en competitief ecosysteem van kansen pakken, optimisme en continu beschikbaar zijn. Falen of kwetsbaarheid, of het bespreken van de
grilligheid van creativiteit heeft daar tot op heden nog weinig plek. De zoektocht naar talent blijft een show, een jacht, competitie of oorlog.
1 https://anderetijden.nl/aflevering/171/Talentenjacht
2 Elizabeth G. Chambers et al. ‘The War for Talent’ in: The McKinsey Quarterly 3, 1998 pp. 44–57. In 2001 verscheen dit onderzoek in boekvorm.
3 Roel Pots, ‘De tijdloze Thorbecke: over niet-oordelen en voorwaarden scheppen in het Nederlandse cutluurbeleid’ in: Boekmancahier 13:50, 2001, pp.462-473, p. 466.
4 Bram Ieven, ‘Opbouw als afbraak: over democratisering als vanishing mediator in het huidige kunstenbeleid’ in: Kunstlicht, 2016 37:1, p. 12.
5 De Beeldende Kunst Regeling gold van 1956-1986 en de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars van 2005-2012.
6 Ronald Plasterk, Hoofdlijnen Cultuurbeleid Kunst van Leven, 2006 p. 5. Plasterk was minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2007 tot 2010.
7 Halbe Zijlstra, ‘Meer dan Kwaliteit: Een Nieuwe visie op cultuurbeleid’, 2012, p. 9. Zijlstra was staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2010 tot 2012 en verantwoordelijk voor de bezuinigingen op subsidies in de cultuursector.
8 Jet Bussemaker was minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2012 tot 2017.
9 Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie, beleidsplan 2013/2016.
Tekst: Rosa te Velde